Implementatie van valpreventie bij niet-dementerende ouderen in een woon en zorgcentrum.



Vergelijkbare documenten
De multifactoriële aanpak van valproblematiek bij hoogrisicopersonen verloopt in drie fasen: A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële

Ketenzorg Arnhem. Vallen bij ouderen

VALPREVENTIE MB Brochure: Vallen l Ziekenhuis Oost-Limburg

Valpreventie az groeninge. Nathalie De Donder Jessica Gionchetta 2/10/2014

Inleiding. A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële. Transfer van informatie bij ontslag

Valproblematiek in de eerste en tweede lijn. Dr Marielle Emmelot-Vonk Klinisch geriater Geriatrie UMC Utrecht

Valpreventieparcours

Multifactoriële C Multifactoriële evaluatie

Epidemiologische data en oorzaken van recidiverend vallen DR. W. JANSSENS DIENST GERIATRIE UZ GENT 18 NOVEMBER 2015

VALPREVENTIE WAT KUNT U ER ZELF AAN DOEN? Sjaak Coenen

Algemeen Vallen bij ouderen

valpreventie voor psychogeriatrische cliënten

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Vallen of fixeren? Een keuze voor bewegingsvrijheid. Niet kunnen kiezen is verliezen, Keuzevrijheid in het wzc 18/02/2016

De rol van de huisarts in valpreventie

Osteoporose: de feiten

Informatiebrochure Geriatrisch dagziekenhuis De valkliniek

Valpreventie. T +32(0) F +32(0) Campus Sint-Jan Schiepse bos 6. B 3600 Genk

VALLEN (BIJ DEMENTIE)

Delirium Clinical Assessment Protocol (CAP) = 0

patiëntenwijzer Hoe voorkomen dat u valt?

H Plotselinge Bloeddrukdaling (Orthostatische hypotensie)

Orthostatische hypotensie

Orthostatische hypotensie en Postprandiale hypotensie bij ouderen

Veilig bewegen in en om het huis. 16 maart 2017

Academia Press Vallen werd lange tijd beschouwd als een onvoorspelbaar incident dat niet kon. 1 Inleiding

blijf staan valpreventie in verzorgingshuizen

Geestelijke gezondheid

Vallen bij ouderen. Vragen Vallen over bij valproblematiek. Laat ze niet vallen! Dode a.g.v val

Appendix. Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary)

Valincidenten bij ouderen: Valt het mee?

Dienst geriatrie Valpreventie in het ziekenhuis. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

Duizeligheid door bloeddrukdaling Orthostatische hypotensie en postprandiale hypotensie bij ouderen

Valpreventie Valpreventie

Het belang van valpreventie Praktijkrichtlijn voor Vlaanderen Vallen

DUIZELIGHEID Keel-, Neus- en Oorheelkunde FRANCISCUS VLIETLAND

STAPPENPLAN PREVENTIE VAN VALLEN IN DE EERSTE LIJN

MET VALLEN EN OPSTAAN

II EVALUATIEPROTOCOL VALLEN

Multifactoriële evaluatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Valpartijen vermijden. Verantwoord medicatiegebruik bij senioren

Valpreventie voor gehospitaliseerde patiënten. Informatiebrochure

Adviezen om vallen te voorkomen voor verzorgingshuisclienten

Inleiding. Wat is afasie?

Bloeddrukregeling: hoger? lager?

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Duizeligheid

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Orthostatische hypotensie

Thuiszorg en valpreventie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

Veilig thuis: Concrete tips om vallen te voorkomen

Vallen voorkomen... ook op materniteit

Gang- en valkliniek geriatrie Valpreventie

Samenvatting voor niet-ingewijden

Kinesitherapie bij personen met de ziekte van Parkinson. Katrijn D Hondt

Valpreventie bij ouderen met cognitieve problemen

ENERGIEK. Bewegingsprogramma bij chronische neurologische aandoeningen

De ouderdom komt met gebreken. over medische aspecten van het ouder worden

Kent u de cijfers van uw hart?

Wat is diabetes? Type 2 diabetes : gevolgen

valpreventie Sophia E. de Rooij internist-geriater 03 april 2008

Verschil tussen Alzheimer en dementie

> Veilig op stap: valpreventie bij ouderen.

Valpreventie in VPH Update richtlijn valpreventie

ZORGPROGRAMMA VALPREVENTIE. Versie augustus 2013

Eenzaamheid bij ouderen Brede conferentie Transformatie 6 maart Rianne van der Meer, klinisch geriater Groene Hart Ziekenhuis

Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren

Informatiebrochure voor patiënten/verzorgers

Een beroerte, wat nu?

Vroegsignalering bij dementie

Botbreuken en osteoporose. Nucleaire geneeskunde

INSTELLEN VAN EEN BEHANDELING MET BETABLOKKERS 5

Kinesitherapie bij personen met de ziekte van Parkinson. Katrijn D Hondt

Valpreventie voor Patiënten in het ziekenhuis en thuis Ziekenhuis Maas en Kempen

Doel Preventie van duizeligheid en complicaties bij zelfstandig wonende ouderen.

lage bloeddruk bij staan

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Duizeligheid

CVRM kwetsbare ouderen. Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io

VELE HANDEN. In kader van CVA. Chinette Verhagen, Physician Assistant neurologie

Beroertezorg. Neurologie

H Zorg voor kwetsbare ouderen

Valpreventie. Noodzaak. Doel. Factoren die het vallen beïnvloeden: Meest voorkomende kwetsuren:

Laten we ouderen vallen?

Valpreventie voor Patiënten in het ziekenhuis Ziekenhuis Maas en Kempen

Bijlage 2: Informatiebrochure valpreventie voor patiënten

Valpolikliniek na een botbreuk

MASTERPROEF. Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie

Tussen vallen en opstaan

Duizeligheid. Havenziekenhuis

Scholingsbijeenkomst. Samen sterk in de zorg na een beroerte

Osteoporose Botontkalking Hou je je broze botten heel? Vakgroep Reumatologie P. van Oijen, reumatoloog J. van der Donk, osteoporoseverpleegkundige

Van slaappillen kan je vallen

Valpreventie voor ouderen

Is gangrevalidatie, stappen in de gang? Studiedag Kronkels: Geronto Ortho 19/11/2015

Parkinson anno april 2015

Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts.

Er zijn verschillend oorzaken bij hersenletsel. Deze oorzaken worden verdeeld in 3 groepen.

Transcriptie:

0 HOWEST departement Hiepso Implementatie van valpreventie bij niet-dementerende ouderen in een woon en zorgcentrum. Eindwerk aangeboden tot het behalen van de titel van Bachelor in de ergotherapie. Onder begeleiding van: Veronique Bostyn Nele Depuydt MARIELA VERBEKE Mei 2008 Hogeschool West-Vlaanderen departement Hiepso R. de Rudderlaan 6 8500 Kortrijk T 056 23 98 60 F 056 23 98 80 hiepso@howest.be

HOWEST departement Hiepso Implementatie van valpreventie bij niet dementerende ouderen in een woon en zorgcentrum. Eindwerk aangeboden tot het behalen van de titel van Bachelor in de ergotherapie. Onder begeleiding van: Veronique Bostyn Nele Depuydt MARIELA VERBEKE Mei 2008 Hogeschool West-Vlaanderen departement Hiepso R. de Rudderlaan 6 8500 Kortrijk T 056 23 98 60 F 056 23 98 80 hiepso@howest.be

Inhoudsopgave Voorwoord... 5 Samenvatting... 6 Verklarende woordenlijst... 7 THEORIE Algemene inleiding... 14 1 Kernbegrippen... 15 1.1 Vallen in cijfers... 15 1.2 Definities... 15 1.2.1 Val... 15 1.2.2 Bijna val... 15 1.2.3 Valpreventie... 16 1.2.4 Risicopersoon... 16 1.3 Ouderdomsverschijnselen... 17 1.3.1 Osteoporose... 17 1.3.2 Parkinson... 17 1.3.3 Diabetes Mellitus... 17 1.3.4 Artrose... 18 1.3.5 Cerebrovasculair Accident... 18 1.4 Epidemiologie... 19 1.5 Mortaliteit... 19 1.6 Impact... 20 2 Oorzaken... 21 2.1 Inleiding... 21 2.2 Risicofactoren en valomstandigheden... 22 2.3 Intrinsieke factoren... 23 2.3.1 Cognitie en depressie... 23 2.3.2 Orthostatische hypotensie... 24 2.3.3 Evenwicht - en mobiliteit... 25 2.3.4 Gedrag... 26 2.3.5 Valangst... 26 2.3.6 Post-Fallsyndroom... 27 2.3.7 Fixatie... 28

2.3.8 Medicatie en alcohol... 28 2.3.9 Incontinentie... 30 2.3.10 Voeten en schoeisel... 30 2.3.11 Verminderd zicht en gehoor... 31 2.4 Extrinsieke risicofactoren... 32 2.4.1 Omgevingsfactoren... 33 2.4.2 Sociaal-economische factoren... 33 3 Gevolgen... 35 3.1 Fysiek letsel... 35 3.2 Psychosociaal letsel... 35 3.3 Economisch letsel... 36 3.4 Sociaal letsel... 36 3.5 Financiële gevolgen... 36 3.6 Sterfte... 37 4 De specifieke rol van de ergotherapeut bij valpreventie... 38 5 De multidisciplinaire benadering bij valpreventie... 42 6 Familie... 46 6.1 Samenwerking met het personeel... 46 6.2 Individuele inbreng... 46 7 Aanpak van valpreventie: Detectie, preventie en curatie... 47 7.1 Primaire preventie... 48 7.2 Secundaire preventie... 48 7.3 Tertiaire preventie... 49 7.4 Aanpak risicofactoren... 49 8 Effectieve preventiestrategieën voor valpreventie... 50 8.1 Multifactoriële interventies... 50 8.2 Gemeenschapsgerichte interventies... 50 8.3 Combinatie van primaire en secundaire valpreventiestrategieën... 51 8.4 Het belang van bewegingsoefeningen voor ouderen... 51 8.5 Het belang van educatie... 52 8.6 Omgevingsinterventies... 52 8.7 Heupprotectoren als preventie voor heupfracturen... 53 9 Wat is er belangrijk te verrichten na een val?... 55 9.1 Cliënten... 55 9.2 Personeel... 58 10 Assessment i.v.m. valpreventie... 59 Algemeen besluit... 59

PRAKTIJK Algemene inleiding... 61 11 Case-study... 64 12 Multifactoriële interventies... 66 12.1 Artikel... 66 12.2 Nieuw valregistratieformulier... 66 12.3 Sensibilisatiefolder... 67 12.4 Mind Manager... 67 12.5 Affichecampagne... 67 12.6 Opleidingssessie... 68 12.7 Gezelschapsspel Huisje Weltevree... 68 12.7.1 Korte voorstelling van het gezelschapsspel... 68 12.7.2 Uitwerking activiteit... 69 12.8 Koffienamiddag met diavoorstelling... 73 12.9 Oefenprogramma in multidisciplinaire samenwerking... 74 12.10 Algemene lichaamsbeweging: evenwichtstraining en educatie... 74 12.10.1 Preventieve oefeningen... 74 12.10.2 Omgaan met probleemsituaties... 83 12.11 Gang(re)educatie... 86 12.12 Aanpak risicofactoren... 86 12.12.1 Medicatie... 86 12.12.2 Orthostatische hypotensie... 87 12.12.3 Zicht... 87 12.12.4 Voeten en schoeisel... 87 12.12.5 Omgeving en gedrag... 88 12.13 Nodige aanpassingen in het woon en zorgcentrum... 100 Algemeen besluit... 98

Lijst van bijlagen Bijlage I: Het kaderen van valpreventie binnen de ICF-model... 100 Bijlage II: Case study bij volgcliënt M.V.... 104 Bijlage III: Testen uitgevoerd bij volgcliënt M.V.... 111 Bijlage IV: Case study bij volgcliënt L.V.... 115 Bijlage V: Testen uitgevoerd bij volgcliënt L.V.... 122 Bijlage VI: Case study bij volgcliënt A.V.... 126 Bijlage VII: Testen uitgevoerd bij volgcliënt A.V.... 133 Bijlage VIII: Artikel... 137 Bijlage IX: Nieuw valregistratieformulier... 139 Bijlage X: Sensibilisatiefolder... 141 Bijlage XI: Mind Manager... 143 Bijlage XII: Affichecampagne... 145 Bijlage XIII: Aanwezigheidsattest info-avond... 150 Bijlage XIV: Koffienamiddag met diavoorstelling... 152 Bijlage XV: Fixatieformulier... 164 Literatuurlijst... 166 Bronnen... 167

Woord vooraf Via deze weg wil ik graag iedereen bedanken die een steentje heeft bijgedragen tot het voltooien van dit eindwerk. Hierbij wil ik met plezier alle docenten van afstudeerrichting Ergotherapie bedanken, vooral mevrouw Linda Nuyttens die voor de goede begeleiding zorgde gedurende het eindwerkproces. In het bijzonder wil ik beide promotors van het woon en zorgcentrum Sint Henricus, namelijk mevrouw Veronique Bostyn en mevrouw Nele Depuydt bedanken, die mij de kans en mogelijkheid hebben gegeven om mijn eindwerkstage bij hen te beëindigen en tot een goed einde te brengen. Verder wil ik alle personeelsleden, en vooral kinesitherapeut Wim Denolf bedanken voor de fijne samenwerking en de steun gedurende mijn stageperiode. Ook alle bewoners die hebben deelgenomen aan mijn project, mogen in mijn lijstje zeker niet ontbreken. Zonder hen was het niet gelukt! Ik wil graag een speciaal woordje van dank geven aan mijn ouders en mijn vriend Vincent Maertens, die alles nauwlettend op de voet gevolgd hebben en steeds geïnteresseerd luisterden naar wat ik te vertellen had de voorbije drie jaar. Ik wil jullie graag danken omdat jullie er steeds voor mij zijn en omdat ik altijd op jullie kan rekenen. Mariela Verbeke, 16 mei 2008

Samenvatting Reeds tijdens de lessen geriatrie in het tweede jaar van de opleiding ergotherapie vond ik valpreventie een interessant onderwerp. Maar hiervan hadden we weinig informatie ontvangen. Mijn sterke interesse hiervoor gaf doorbraak om hierover een eindwerk te maken. Vallen is een ernstig probleem die de laatste tijd steeds meer en meer aan het licht komt. Vooral oudere mensen hebben te kampen met deze problematiek. Want hoe ouder men wordt, hoe meer degeneratieve fysiologische verschijnselen er optreden en hoe groter de kans op vallen wordt. Mensen met een bepaalde ziekte of een lichamelijke beperking behoren tot de grote risicogroep. Denk maar eens aan cliënten met Osteoporose, CVA, de ziekte van Parkinson, enz. Heden wordt er enorm veel aandacht besteed aan valpreventie in de thuissituatie, terwijl er eigenlijk ook aandacht zou moeten besteed worden aan de populatie binnen een woon en zorgcentrum. De doelgroep binnen een zorgcentrum, zijn ouderen die al enige problemen ondervinden in het dagelijks leven. Deze personen zijn zorgbehoevend. Daarom komen ze ook terecht in een rust en verzorgingstehuis, omdat ze nood hebben aan een adequate verzorging. We hebben hier dus te maken met een minder mobiele groep ouderen. Door hierover gedachten uit te wisselen en wat literatuur door te nemen, ben ik op het idee gekomen om mijn eindwerk rond valpreventie in een woon- en zorgcentrum uit te voeren. Meer specifiek, bij ouderen met een fysieke problematiek. Enerzijds had ik ook met dementerende ouderen kunnen werken, maar dit aspect van valpreventie werk ik bewust niet uit. Een medestudente, Debby Loyson, zal zich bij deze doelgroep verder verdiepen. Zij voert haar eindwerk uit in De Meers te Waregem en zij gaat zich dus richten op valpreventie bij dementerende ouderen. Anderzijds werk ik met deze medestudente samen, terwijl ik de fysieke doelgroep binnen een woon en zorgcentrum onder de loep neem. Vanuit WZC Sint-Henricus te Rumbeke, kwam de vraag om ergotherapeutische interventies uit te werken en daarmee het valrisico drastisch te reduceren, mede omdat ze te kampen hadden met een groot aantal valaccidenten. Mijn interesse was meteen gewekt en het leek me een uitdaging en een hele opdracht als studente ergotherapie om hierop in te gaan. Ik stelde mezelf verder de vraag, wat de meerwaarde van een ergotherapeut hierin kon zijn en hoe ik efficiënt aan valpreventie kon werken om mijn eindwerk tot een goed einde te brengen. De eerste stap was meer informatie verzamelen rond dit onderwerp en vervolgens de theorie te toetsen aan de praktijk, en dit via een originele en uitzonderlijke persoonlijke inbreng. Hieruit haalde ik dus mijn motivatie om mijn eindwerk rond valpreventie te verrichten, dit bij ouderen met een fysieke problematiek in een woon en zorgcentrum.

Verklarende woordenlijst A Absentie ADL Arteriële hypertensie Assessment Axiaal skelet Afwezigheid. Activiteiten van het Dagelijks Leven. Hoge bloeddruk. Een instrument dat wordt ingezet voor toetsing en beoordeling. Skelet van hoofd en romp. B BPPV / BPPD Benigne Paroxysmal Positional Vertigo (BPPV) of Benigne Paroxismale Positieafhankelijke Duizeligheid (BPPD); een in aanvallen optredende, positieafhankelijke, ongevaarlijke duizeligheid. C Cataract Cautious gait Curatie CVA Grijze staar; ooglensvertroebeling, veroorzaakt vermindering van het gezichtsvermogen. Voorzichtig gangpatroon. Genezing. Cerebro Vasculair Accident. Herseninfarct (bloedvat raakt verstopt door klonter) en hersenbloeding (barsten van een bloedvat en bloed komt in of rond de hersenen). D Decubitus Degeneratie Doorliggen of doorzitten; weefselversterf als gevolg. Achteruitgang.

Detectie Determinanten Dynamisch Opsporing. Factoren die een ontwikkeling of een toestand (mede) bepalen. Actief, beweeglijk, krachtig, veranderlijk. E Efficiëntie Epidemiologie (Lineaire) E-test Etiologische diagnose Extrinsieke Doelmatigheid. De wetenschappelijke studie van het vóórkomen en de verspreiding van ziekten onder de bevolking. Oogtest om gezichtsscherpte te meten. Vaststelling van de ziekteoorzaak; een diagnose waarbij in de naamgeving van een ziekte of aandoening de oorzaak is opgenomen. Omgevingsgebonden. F FES-I Falls Efficacy Scale International. Instrument die gebieden waar valangst een probleem vormt of moeilijkheden kan teweegbrengen, onderzoekt en in kaart brengt. G Glaucoom Groene staar; groep oogaandoeningen veroorzaakt door verhoogde druk in de oogbol waardoor delen van het netvlies afsterven en het gezichtsveld gedeeltelijk uitvalt. H Hypoglycemie Hypotensie Tekort aan suiker in het bloed. (lage suikerspiegel) Lage bloeddruk.

I ICF Implementatie Incidentie Intrinsieke International Classification of Functioning, disability and health; een classificatie om het functioneren van de mens te kunnen beschrijven. Een verandering werkend krijgen. Niet enkel een plan maken, maar ook uitvoeren en realiseren. Voorkomen per jaar. Persoonsgebonden. L Lie time Long lie Wanneer cliënten na een val niet meer op eigen krachten kunnen rechtkomen en hierdoor langere tijd (long lie) op de grond liggen. Langdurig blijven liggen. M Macro-niveau Meso-niveau Micro-niveau Morbiditeit Mortaliteit Multidisciplinair Multifactorieel Mythos Op grote schaal. Op midden schaal. Op kleine schaal. Ziektecijfer. Sterftecijfer. Mensen met verschillende opleidingen werken samen. Door meerdere factoren bepaald. Elektronisch verpleegdossier binnen het woon en zorgcentrum Sint-Henricus te Rumbeke.

O Oftalmoloog Orthostatische hypotensie Otolieten Oogheelkundige. Bloeddrukdaling door bijvoorbeeld snel opstaan uit een zittende of liggende houding soms gepaard gaande met duizeligheid. Oorkristallen. P Parallelle stand Parameter Peer education Podoloog Polyfarmacie Poreus Postoel Posturale controle Presentie Preventie Progressief Promising strategies Proprioceptie Proven strategies Eerste positie bij de Four Test Balance Scale ; evenwijdige stand van de voeten terwijl de cliënt rechtstaat. Kenmerk; variabele waaraan, voor een bepaald doel of een bepaalde bewerking, een constante waarde wordt toegekend. Leeftijdsgenotenonderwijs; ouderen leren van ouderen en jongeren leren van jongeren. Voetspecialist. Het gebruik van vier of meerdere verschillende geneesmiddelen per dag. Sponsachtig; voorzien van openingen. Toiletstoel. Houdingscontrole. Aanwezigheid. Voorkoming. Voortschrijdend. Beloftevolle strategieën. Zelfwaarneming; neurologische term voor het vermogen van een organisme om de positie van het eigen lichaam en lichaamsdelen waar te nemen. Bewezen effectiviteit van strategieën.

Psychotrope medicaties R Retropulsie Rotatie Op de psyche (= geest) aangrijpend; medicatie met invloed op de geest. Neiging hebben achterover te vallen bij het rechtstaan vanuit zithouding. Wenteling; draaiing van een hemellichaam om z n as. S Screening Semi tandem stand Sensibilisatie Sensomotorisch Sensorisch Stabiliseren Stemmingsstoornissen Bevolkingsonderzoek; is het onderzoeken van een in principe gezonde populatie om asymptomatische gevallen van een ziekte of aandoening op het spoor te komen, in de veronderstelling dat deze aandoening in een vroeg stadium misschien beter te behandelen is. Tweede positie bij de Four Test Balance Scale ; rechtstaan terwijl de hiel van de ene voet naast de dikke teen van de andere voet wordt geplaatst. Gevoelig maken. Zowel motorisch als sensorisch. Met betrekking tot het gewaarworden (van prikkels); zintuiglijk. Onveranderd houden; onveranderlijk maken. Affectieve stoornissen; stoornissen waarbij de stemming pathologisch (ziekelijk) verhoogd of gedrukt is. T TIA Tandem stand Transient Ischaemic Attack (voorbijgaande ischemische aanval); stoornis in de bloedvoorziening van de hersenen die weinig of geen restverschijnselen nalaat en binnen 24 uur geheel verdwenen is. Derde positie bij de Four Test Balance Scale ; voeten op een rechte lijn plaatsen: hiel van ene voet tegen teen van andere voet. Cliënt staat recht.

U Unipodale stand Vierde positie bij de Four Test Balance Scale ; rechtstaan op één been (om het even welke). V Vasodilatatie Vertigo Vestibulair systeem Verwijding van de bloedvaten. Duizeligheid. Evenwichtsorgaan.

THEORIE

Algemene inleiding Vallen is een heel simpel begrip, de oorzaak lijkt op het eerste zicht daarom juist ook heel voor de hand liggend. Maar naarmate ik me meer en meer ging verdiepen in deze problematiek, bleek vallen echter een heel complex en zeer individueel verschillend probleem te zijn. Een valaccident zonder letsel wordt meestal verzwegen. Voor ouderen betekent vallen immers vaak een confrontatie met hun eigen toegenomen fragiliteit. Zelden wordt de oudere met verhoogd risico tijdig opgespoord. Daarenboven kunnen valaccidenten gepaard gaan met ernstige gevolgen op fysiek, psychologisch en sociaal vlak. Na een valaccident kunnen ouderen nog meer hulpbehoevend worden dan voordien. Preventiestrategieën zijn er net op gericht om senioren een zo lang mogelijk zelfstandig leventje te bieden. Ergotherapie speelt een belangrijke rol in de case finding om zoveel mogelijk ouderen te bereiken. Uiteraard spelen ook andere disciplines een belangrijke rol in de case finding en het verstrekken van hulpverlenend advies. Daarom is multidisciplinaire samenwerking heel belangrijk binnen valpreventie. Om aan valpreventie te doen, is het dus essentieel om al de risicofactoren en mogelijke oorzaken te kennen en te herkennen bij cliënten. De valproblematiek wordt immers vaak veroorzaakt door een samenspel van verschillende factoren. Uiteraard zijn er veel meer risicofactoren aanwezig. Specifieke aandoeningen zoals Parkinson kennen een inherent valrisico. Ook cardiale, neurologische en orthopedische problemen kunnen aan de oorzaak liggen van een valincident. Ouderdomsverschijnselen vormen de grootste aanleiding tot het ontstaan van valincidenten. De belangrijkste reden van opname in een woon - en zorgcentrum is het vallen. Aangezien ouderen in een verzorgings - en verpleeghuis ook vaak meer ernstiger gevolgen ondervinden van een val, is valpreventie bij deze groep van groot belang. Het doel van mijn eindwerk was om valpreventie te implementeren in een woon en zorgcentrum, aangezien er tot op heden hierover zo weinig informatie beschikbaar is.

Inleiding 15 Valpreventie kan een bijna-val en/of een val voorkomen, alsook de ernstige gevolgen hierdoor veroorzaakt tegenhouden. De incidentie en het risico om te vallen nemen toe met ouder worden. De meest voorkomende ouderdomsverschijnselen bij valaccidenten zijn Osteoporose, Parkinson, Diabetes Mellitus, Cerebrovasculair accident en Artrose. Oudere personen zijn dus de belangrijkste risicocategorie voor valpartijen. Een hoge epidemiologie van de valincidenten bij ouderen, maakt de gevolgen ervan even erger. Ernstige valpartijen ontstaan dus meestal op oudere leeftijd en hebben geen positieve invloed op de mortaliteit, morbiditeit en kwaliteit van leven voor de oudere mens. Vallen bij bejaarden is één van de belangrijkste oorzaken van overlijden. Een goede preventie zou dus veel mortaliteit en morbiditeit kunnen voorkomen. 1 Kernbegrippen 1 1.1 Vallen in cijfers 2,3,4,5,6,7 Een derde tot de helft valt 2 keer of meer per jaar; Bij 65-plussers wordt de valincidentie geschat op 33%; Bij de 80-plussers zou zelfs jaarlijks 50% vallen; Bij 90-plussers is 90% van de ongevallen een val; Vrouwen vallen aanzienlijk meer dan mannen; Valpartijen betekenen een verhoogd risico op sterfte bij senioren. Het is de 6de doodsoorzaak door verwondingen bij 65-plussers; Bij de 75-plussers is vallen met letsels reeds opgelopen tot de belangrijkste doodsoorzaak; De belangrijkste doodsoorzaak als gevolg van vallen is de heupfractuur. 1.2 Definities 8 1.2.1 Val 9 Een val is een voorval die opeens plaatsvindt, waarbij de oudere persoon op de grond, vloer of een lager niveau komt te liggen. Val : Plotse onverwachte verandering in positie waarbij een persoon op en lager niveau terecht komt, op een object of op de groen met uitsluitsel van een plotse verlamming, epilepsie of een overweldigende externe kracht. (Tinetti et al., 1988) 1.2.2 Bijna val 10 Bijna val : Gebeurtenis waarbij de oudere bijna valt, maar nog in staat is zichzelf vast te grijpen of zich recht te houden, of waarbij een derde de oudere kan vastgrijpen of rechthouden. (Buchner et al., 1993) Valpreventie Mei 2008 Mariela Verbeke

16 1.2.3 Valpreventie 11,12 Valpreventie is voorkomen van valaccidenten en het tegenhouden van de ernstige consequenties hierdoor veroorzaakt, bij de seniorenpopulatie die het grootste risico vormt tot vallen. Het verhinderen van nieuwe valpartijen bij ouderen die al één of meer valaccidenten hebben ervaren en dus een verhoogd valrisico hebben op een volgende val, wordt secundaire valpreventie genoemd. Tertiaire valpreventie wordt beschreven als het verhinderen van de gevolgen van een val bij senioren waarbij een valaccident niet kan voorkomen worden. Bij valpreventie is de detectie van risicovolle personen en de oorzaak van valpartijen belangrijk om voorzorgsmaatregelen te kunnen opstellen om een (volgende) val te voorkomen. 1.2.4 Risicopersoon Definitie 13 Risicopersoon voor vallen: (AGS, 2001) twee of meer valpartijen in het voorbije jaar, slechts één valpartij en een slechte mobiliteit (11 seconden of meer nodig om 5 m te wandelen of een onevenwichtig / ongelijkmatig gangpatroon), Het resultaat van de Timed Get Up and Go test > 14 seconden bedraagt en een ongelijkmatig/onevenwichtig gangpatroon vertoont, één of meerdere keren per week een bijna-val én een slechte mobiliteit. Steekproef 14 Wie? De risicopersonen zijn vooral de oudere populatie. Waarom? De valaccidenten bij senioren worden veroorzaakt door allerlei risicofactoren en door diverse ouderdomsverschijnselen. Veel ouderen zijn vaak afhankelijk van polyfarmacie, ze hebben meestal allerlei operaties achter de rug en hebben allerlei loopmoeilijkheden. Dit speelt een belangrijke rol bij valincidenten. Bij senioren die een val hebben meegemaakt, ontstaat er angst om opnieuw te vallen. Voor hen is het niet gemakkelijk om opnieuw normaal te functioneren in de maatschappij. Ze komen vaak terecht in een vicieuze cirkel. Dit is een serieuze zaak, aangezien de meeste ouderen kwetsbaarder worden.

17 1.3 Ouderdomsverschijnselen Met de toenemende leeftijd, neemt de incidentie en het valrisico toe. Het risico van vallen wordt sterker naarmate de leeftijdsgrens hoger ligt. De voornaamste ouderdomsverschijnselen zijn Osteoporose, Parkinson, Artrose, Diabetes Mellitus en Cerebrovasculair Accident. Deze worden hieronder verder besproken. 1.3.1 Osteoporose 15,16,17,18,19 Osteoporose is een aandoening waarbij de botten zodanig zwak zijn, dat je heel eenvoudig iets kan breken. Een klein, onbenullig ongelukje kan voor osteoporosecliënten al een botbreuk betekenen. Een cliënt met een ernstige vorm van osteoporose kan zelfs zijn heup breken tijdens het lopen. Deze cliënten hebben osteoporotische botten, het calcium wordt niet meer zo snel opgenomen in het bot als het wordt verwijderd. Hierdoor wordt het bot broos en kwetsbaar. Bovendien is er een lage inname van calcium bij de oudere populatie, wat eveneens Osteoporose veroorzaakt. Het is dus van belang om vroegtijdig maatregelen te treffen. Valpreventie is heel belangrijk bij deze doelgroep. Het voorkomen van valaccidenten is essentieel bij osteoporose, zoniet kan er een vicieuze cirkel ontstaan voor deze cliënten: Door een botbreuk wordt hun bewegingsvrijheid beperkt, waardoor het risico op verdere botontkalking verhoogd wordt, opeenvolgend stijgt het risico op meerdere botbreuken. Bij verpleeg en verzorgingshuisbewoners komt osteoporose en zijwaarts vallen veel voor. Het is dan belangrijk om tijdens de interventiemaatregelen extra aandacht te schenken aan het feit dat osteoporosecliënten onafhankelijke risicofactoren hebben voor een heupfractuur. 1.3.2 Parkinson 20 Vier op de honderd personen tussen de 85 en 95 jaar lijden aan de ziekte van Parkinson. Bij ouderen is de ziekte van Parkinson de tweede meest voorkomende aandoening. Met de vergrijzing van de bevolking zullen er steeds meer mensen getroffen worden door dergelijke neurologische aandoeningen, waarbij sprake is van een versnelde veroudering van het zenuwstelsel. Deze cliënten hebben in het beginstadium enkel geringe klachten, zoals het beven van de handen in rust of traagheid bij het bewegen. Meestal worden deze klachten toegeschreven aan de ouderdom en wordt er geen belang aan gehecht. Het is van belang om tijdig de symptomen op te merken en de diagnose van Parkinson te stellen. Parkinsoncliënten hebben oa. moeilijkheden met het zicht, looppatroon, en nog andere risicofactoren verbonden aan het vallen. Het is van uiterst belang om valpreventie toe te passen bij deze risicogroep. 1.3.3 Diabetes Mellitus 21,22,23 Diabetes is een aandoening waarbij het glucose- of suikergehalte in het bloed chronisch verhoogd is. Daarom spreekt men ook wel van suikerziekte. Glucose is de voornaamste energiebron van de cellen. Om deze op te kunnen

nemen, hebben de cellen insuline nodig. Wanneer er geen of onvoldoende insuline wordt geproduceerd of wanneer de insuline om één of andere reden minder werkzaam is, raakt de glucose niet in de cel en stijgt het suikergehalte in het bloed. Dan is het belangrijk dat de cliënt tijdig de nodige medicatie inneemt bij een hypoglycemie. Cliënten met Diabetes Mellitus hebben oa. voet en zichtproblemen. Zoals, het vermoeden van aantasting van diepe gevoeligheid in de voeten. Het is belangrijk dat deze doelgroep een jaarlijkse controle ondergaat. Deze problemen zijn bekende risicofactoren met betrekking tot vallen. Deze risicogroep heeft extra aandacht nodig en valpreventie is hier dan ook noodzakelijk. 1.3.4 Artrose 24 Arthrosis Deformans is een degeneratieve aandoening van de gewrichten, waarbij er onmiddellijk ontaarding zichtbaar is in het gewrichtskraakbeen. Bij ongeveer 50% van de bevolking wordt er artrose aangetroffen in ten minste één gewricht. De incidentie stijgt met de leeftijd, van ongeveer 10 procent in de leeftijdsklasse van 15 tot 24 jaar tot ongeveer 95 procent in de leeftijdsklasse boven de 75 jaar en dit zowel bij vrouwen als mannen. Op hoge leeftijd zijn meestal de knieën aangetast. Door het broos en stijf worden van de gewrichten kunnen cliënten met artrose gangmoeilijkheden vertonen. Dit is een van de risicofactoren die vallen kan veroorzaken. Het is belangrijk om deze groep cliënten te motiveren om meer aan beweging te doen en de nodige maatregelen te nemen om een valaccident te voorkomen. 1.3.5 Cerebrovasculair Accident 25,26 De afkorting CVA, is de medische benaming voor een beroerte. De letterlijke betekenis is ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Bij een Cerebrovasculair Accident is het hersenweefsel beschadigd. Er bestaan twee soorten CVA s: het herseninfarct en de hersenbloeding. Enerzijds bij het eerste geval, geraakt een bloedvat in de hersenen verstopt door een klonter. Anderzijds barst of scheurt een bloedvat waardoor er bloed vrij komt, in of rond de hersenen. Zowel in het eerste als het tweede geval, worden de hersenen beschadigd. Dit leidt tot een al dan niet definitief functieverlies van de hersenen. Er zijn mensen die geen of nauwelijks gevolgen ondervinden door de aandoening, maar er is ook een grote groep die met de gevolgen van CVA verder moet leven. Zoals visuele problemen, gedeeltelijke of gehele verlamming, enz. Voornamelijk vertonen CVA-cliënten evenwichts en gangstoornissen ten gevolge van de aandoening. Ze hebben moeilijkheden om hun lichaam in de ruimte te controleren en dus in balans te houden, meestal door de halfzijdige verlamming als gevolg van de beroerte. Bij cliënten met een CVA-aandoening treden de volgende kenmerken op: verlammingsverschijnselen aan been of arm, verwardheid, slecht zien of blindheid aan één oog en hevige duizeligheid zijn de meest voorkomende. Deze signalen zijn belangrijke risicofactoren voor een valaccident. Valpreventieve maatregelen zijn hier cruciaal om een val te voorkomen. 18

19 1.4 Epidemiologie 27,28 Bij bewoners in rusthuizen, RVT s en woon- en zorgcentra: Hoe ouder, hoe hoger de valkans; 30% tot 70% valt ten minste eenmaal per jaar; 15% tot 40% valt tweemaal of vaker; Bejaarden die eerder gevallen, zijn hebben een valkans die 2-3 maal hoger ligt binnen het eerste jaar; Vaak weten senioren niet meer hoe en waarom ze gevallen zijn. Velen herinneren zich een val niet die 3-12 maanden eerder plaatsvond; 95% van de breuken van de heup worden veroorzaakt door een val; het risico neemt toe bij bewoners met psychogeriatrisch profiel: - het aantal valincidenten per bed in de somatische verpleeghuizen bedraagt gemiddeld 1,4; - het aantal valincidenten per bed in de psychogeriatrische verpleeghuizen bedraagt gemiddeld 2,2. 1.5 Mortaliteit 29,30,31,32 Valpartijen bij ouderen is een probleem dat ernstig onderschat wordt, meer dan de helft van de senioren boven de 80 jaar, maakt één keer per jaar een val mee. Dit cijfer ligt heel wat hoger in een woon en zorgcentrum. Oudere personen zijn de belangrijkste risicocategorie voor valaccidenten. Een veel voorkomend probleem bij 65-plussers is vallen: 30 tot 50% van de senioren valt jaarlijks één of meerdere keren. Het risico tot vallen stijgt naargelang de oudere fragiel wordt. Binnen een instelling is dat driemaal hoger. Vrouwen maken dubbel zoveel valpartijen mee dan mannen in diezelfde leeftijdscategorie. Ernstige verwondingen als gevolg van vallen komen voor bij 20% van de valincidenten bij ouderen. In één jaar tijd komen 33% van de stergevallen bij ouderen voor, door een heupfractuur. Ernstige valpartijen ontstaan meestal op oudere leeftijd en hebben geen positieve invloed op de mortaliteit, morbiditeit en kwaliteit van leven voor de oudere mens. In de leeftijdsgroep van de 65-plussers, is vallen de zesde doodsoorzaak en de voornaamste hoofdzaak waarom ouderen met poreuze beenderen hun heup breken. Bij 5% van de gevallen breekt de oudere zijn heup, dit lijdt tot een mortaliteit van 20 30% of bij een gelijkaardig percentage ontstaat invaliditeit van de oudere als belangrijk gevolg van de val. Vallen is één van de belangrijke oorzaken van overlijden. Het risico op heupfracturen is aanzienlijk hoog: 90% van alle heupfracturen wordt veroorzaakt door een valincident. De helft van de 75-plussers die ten gevolge van een valpartij een heupfractuur oplopen, sterven binnen het jaar volgend op het valaccident. Bij bejaarden is vallen de belangrijkste doodsoorzaak door verwonding. Een goede preventie zou dus veel mortaliteit en morbiditeit kunnen voorkomen.

20 1.6 Impact 33,34,35,36 De belangrijke impact van valaccidenten: Micro-niveau Lichamelijke gevolgen - ernstige letsels; - toename van de sterfgevallen door valpartijen; - afname van de functies. Psychische gevolgen - na-val syndroom: angst om te vallen, schrik voor afhankelijkheid, schade aan zelfvertrouwen, sociale afzondering, depressie. Sociale gevolgen - Sociaal isolement. Meso-niveau Het is niet alleen de oudere op zich die lijdt onder het valaccident, de valpartij heeft echter ernstige gevolgen voor de omgeving: zowel het personeel van het woon - en zorgcentrum als de familie van de cliënt worden extra belast door zowel de verhoogde hulpafhankelijkheid van de oudere, als door de schrik dat de oudere opnieuw een val zou meemaken. Macro-niveau Wanneer we beleidsmatig gaan kijken is er de grote economische impact, er is een stijgende invloed op de middelenbesteding. Vallen leidt tot een grote kost voor de gezondheids- en welzijnszorg. Besluit Zoals al gezegd, wordt het risico op vallen sterker naarmate de leeftijdsgrens hoger ligt. Het is dus van belang om valpreventie te introduceren in een woon en zorgcentrum, doordat juist bij deze populatie de nood hoog ligt. Een goede preventie zou aldus veel mortaliteit en morbiditeit kunnen voorkomen.

21 Inleiding Een valaccident is te wijten aan talrijke oorzaken. Deze mogelijke oorzaken kunnen zijn: biologische factoren, gedrags en omgevingsfactoren en sociaal-economische factoren. Naast deze belangrijke factoren, zijn er elementen die onmiskenbaar aanwezig zijn en een duidelijke invloed hebben op het vallen. Zoals evenwicht, spiersterkte, polyfarmacie, beperkte botmassa, onvoldoende beweging, valgeschiedenis, valangst, sociaal isolement, enz. Er zijn dus veel risicofactoren verbonden aan het vallen, wat het niet gemakkelijk maakt om de uiteindelijke reden van de valongevallen bij senioren te bepalen. De belangrijkste elementen die het risico tot vallen verhogen, worden in twee specifieke categorieën onderverdeeld: de intrinsieke - en extrinsieke factoren. Ik heb ook de ICF gebruikt binnen valpreventie, aangezien de ICF het functioneren van de mens beschrijft. Als een oudere valt, brengt dat allerlei problemen met zich mee. En die problemen situeren zich in de verschillende onderdelen van het ICF. Op deze manier kunnen we het functioneren van de cliënt voor en na de val beschrijven. (zie bijlage I) 2 Oorzaken 37,38,39,40,41,42 Elk jaar worden er 120.000 senioren opgenomen in het ziekenhuis als gevolg van een ongeluk. 80 % van deze ongevallen zijn de oorzaak van een valpartij. Een ongeluk op oudere leeftijd kan ernstige gevolgen hebben. Ouderen hebben gemakkelijker een heup of polsfractuur. Nog een belangrijk probleem is dat senioren trager genezen en vaak blijvende ongemakken ondervinden. Na het meemaken van een val, zijn deze risicopersonen bang om opnieuw te vallen en zijn ze dus heel onzeker in hun activiteiten van het dagelijks leven. 2.1 Inleiding Wat zijn de oorzaken van vallen? Tijdens een valpartij spelen allerlei elementen tegelijk een belangrijke functie. Door de toename van risicovolle elementen wordt het risico tot vallen verhoogd. Deze factoren die een val kunnen veroorzaken worden in bepaalde categorieën onderverdeeld: biologische elementen, gedrags en milieufactoren en sociaaleconomische elementen. De hierboven vermelde risicofactoren zijn niet allemaal even sterk aanwezig tijdens het ontstaan van een val en de bijhorende letsels verbonden aan het vallen. Elementen die manifest aanwezig zijn en een duidelijke invloed hebben op vallen zijn evenwicht, beperkte botmassa, spiersterkte, geschiedenis van valaccidenten, cognitieve capaciteit, polyfarmacie, onvoldoende lichaamsbeweging, schrik om te vallen, omgevingselementen in zijn persoonlijke omtrek, na een val langdurig op de grond blijven liggen en sociaal isolement. Vele ouderen maken maandelijks of jaarlijks meerdere keren een val mee, dit wijst op een structurele oorzaak van de valincidenten. Er zijn veel risicofactoren verbonden aan het vallen. Deze risicovolle elementen worden in twee groepen opgesplitst.

22 We krijgen dus twee belangrijke oorzaken die een valpartij tot stand brengen; Enerzijds heb je de persoongebonden risico-elementen (intrinsieke factoren) en anderzijds de omgevingsfactoren (extrinsieke factoren). In de meeste gevallen wordt een valpartij veroorzaakt door een samenspel van beide factoren. De persoonsgebonden factoren zijn met voorsprong de voornaamste risicoelementen voor het ontstaan van valpartijen. Omgevingselementen zouden afhankelijk zijn van een persoongebonden probleem bij een valpartij, bijvoorbeeld slecht zien of duizeligheid. De omgevingsfactoren vormen de reden van het vallen, maar eigenlijk is de oorzaak van de valpartij een persoonsgebonden risico. Bijvoorbeeld: Een oudere heeft mobiliteitsproblemen, waardoor hij zijn voeten niet goed kan opheffen. Hij valt over een hindernis. De aanleiding tot vallen is de drempel, maar de eigenlijke oorzaak van de val is zijn mobiliteitsprobleem. Om valincidenten te voorkomen is het van belang om het persoongebonden probleem te verlagen. Om een risicoloze omgeving te creëren is het van belang om het effect van persoonsgebonden factoren zoveel mogelijk te verlagen. 2.2 Risicofactoren en valomstandigheden 43,44 De gemiddelde leeftijd van de cliënten binnen een woon - en zorgcentrum is ruim 80 jaar oud. De meeste bewoners (70%) binnen een verzorgingshuis hebben hulp nodig bij de activiteiten van het dagelijks leven. De overige 30% is volledig zorgbehoevend. De aantal beperkingen in deze leeftijdscategorie zijn dus het hoogst. Valpartijen bij senioren worden veroorzaakt door verscheidene risicofactoren, wat het vaak niet gemakkelijk maakt om de eigenlijke reden/aanleiding van de valongevallen bij de oudere te bepalen. De elementen die het valrisico verhogen, worden onderverdeeld in intrinsieke (persoonsgebonden) en extrinsieke (milieugerelateerde) factoren. De belangrijkste risico-elementen voor valincidenten worden in onderstaande opsomming besproken: Mobiliteitsstoornissen; Cognitieve stoornissen; Psychofarmaca; Duizeligheid; Verminderd gezichtsvermogen; Urine-incontinentie; Depressie; Voetproblemen; Alcoholgebruik; Slecht gehoor; Bloeddrukdaling. De meest voorkomende en dus belangrijkste risico s binnen het woon en zorgcentrum zijn mobiliteitsproblemen, cognitieve stoornissen en gebruik van polyfarmacie. Deze factoren vormen een groot gevaar voor het ontstaan van valongevallen.

23 Compensatiemechanismen kunnen het vallen van een oudere persoon voorkomen. De bedoeling is om vroegtijdig het handelen van de oudere te corrigeren. Het ontbreken van het ene compensatiemechanisme (zoals het tekortschieten van evenwicht bij de oudere) wordt vereffend door een ander mechanisme (bijvoorbeeld door visuele feedback aan te bieden: u bent niet in evenwicht, u ziet dat toch ook ). Als de oudere last heeft van verschillende aandoeningen, zal deze vorm van compensatie een valpartij niet voorkomen. In figuur 1 staat de voorspellende waarde van een aantal risicofactoren bij een onderzoek in het woon en zorgcentrum. Het betreft hier de kans op herhaaldelijk vallen binnen een half jaar bij ouderen boven de 70 jaar. De kans op herhaaldelijk vallen was 3% voor een bewoner zonder risicofactoren, terwijl bewoners met vijf risicofactoren een valkans van 83% hadden. Hoe meer risicofactoren, hoe groter het risico. 2.3 Intrinsieke factoren 45,46,47,48,49 Biologische Gedragsmatige De intrinsieke factoren hebben directe betrekking tot het lichaam, de normale verouderingsprocedure en eventuele aandoeningen of andere gezondheidsvoorwaarden/omstandigheden. De voornaamste biologische elementen zijn: leeftijd, zwakke spierfunctie, geschiedenis van valongevallen, balansstoornissen, beperkte botmassa, loopproblemen, chronische aandoeningen, een verminderd visus en gehoor. 2.3.1 Cognitie en depressie 50 Cognitie Cognitieve problemen merken wij vaak bij oudere mensen, vooral senioren afkomstig van een laag sociaal-economische stand of personen die moeite hebben bij het uitvoeren van ADL-activiteiten. Dementie is de meest voorkomende, bekende en progressieve cognitieve beperking bij senioren. Het merendeel van de personen boven de 55 jaar, die lijden aan een cognitieve aandoening zijn 75-plussers.

Dementie kan onderverdeeld worden in twee subtypes: de eerste vorm is de ziekte van Alzheimer. Meestal komt dementie voor als aanleiding door deze ziekte. De oorzaak van de aanwezigheid van dementie bij de meeste senioren is de ziekte van Alzheimer. Dit bij 7 van de 10 senioren. De tweede vorm is vasculaire dementie. Hier ontstaat een dementieel beeld als resultaat van een stoornis van de vaten in de hersenen. Er ontstaan vele kleine infarcten in de hersenen bij deze vorm van dementie. Vasculaire dementie komt voor bij 15% van de ouderen met dementie. Bij de overige 15% van de personen met dementie, ligt de oorzaak bij andere stoornissen. Zoals de ziekte van Parkinson, alcoholmisbruik, enz. Depressie Circa 15% van de senioren boven de 55 jaar, lijdt aan een depressiestoornis. Deze aandoening valt onder de stemmingsstoornissen. Oudere personen met een ernstige depressie, hebben dikwijls een lange negatieve historiek achter de rug. Vrouwen (18%) lijden vaker aan een depressieve stoornis dan mannen (11%). Maar het kan ook evengoed optreden bij mannen die een verliessituatie meemaken. Vaak het verlies van de partner. Een lichtere vorm van depressie komt meestal voor als consequentie bij het ontstaan van schade aan de gezondheid, vooral geassocieerd met het voortvloeien van fysieke stoornissen. Senioren die hulpafhankelijk zijn, fysieke beperkingen ondervinden, beschikken over een tekort aan sociaal contact, zich onveilig voelen en het gevoel hebben de controle over eigen leven kwijt te geraken; hebben een verhoogde kans op een lichte depressie. Dergelijke stoornissen nemen toe met de leeftijd. 2.3.2 Orthostatische hypotensie Het optreden van draaierigheid, duizeligheid of het ontstaan van een te vaak dalende bloeddruk bij het rechtop staan, wijst op een verhoogd valrisico bij oudere personen. Orthostatische hypotensie is aanwezig als: De bloeddruk van liggende naar staande houding daalt van: Systolisch 20 mmhg Diastolisch 10 mmhg En als de systolische bloeddruk daalt tot 90 mmhg. Als er klinische orthostatische hypotensie bij een oudere persoon werd geconstateerd, maakt de huisarts een etiologische diagnose van zijn aandoening. De ergotherapeut verstrekt enige tips en adviezen omtrent deze risicofactor. Deze tips zijn niet enkel praktisch voor ouderen waar er klinische orthostatische hypotensie werd vastgesteld, maar ook voor senioren, bij wie er slechts duizeligheid ontstaat bij het rechtstaan. Tips: De oudere aanspreken om voldoende lichaamsbeweging te hebben en de volgende oefeningen uit te voeren vooraleer hij recht staat: bv. met de enkels en polsen draaien, de handen dichtknijpen, enz.; Het is van belang de oudere persoon te adviseren om eventjes op de rand van zijn bed te zitten (en te zwengelen met de benen) tot hij zijn hoofd niet meer voelt draaien. De oudere kan eventueel een aantal keren goed in en uitademen en daarna voorzichtig met beide voeten op de grond geleidelijk rechtstaan; De cliënt attent maken op het langzaam rechtkomen uit een zetel of stoel; De oudere persoon adviseren om voorzichtig om te gaan met medicatie; 24

Voorzien van zitruimte in de wandelgangen, zo kan de cliënt zitten indien hij zich draaierig voelt op weg naar zijn kamer. 2.3.3 Evenwicht - en mobiliteit Wandelsnelheid; Dubbeltaken; Evenwicht; Spierkracht. Evenwichtsstoornissen, vermindering in het gangpatroon en beperkte spierkracht zijn de meest voorkomende risicofactoren verbonden aan het vallen. Deze afwijkingen in de mobiliteit van de oudere persoon zijn ahv training positief te beïnvloeden. Het is zinvol dat de ergotherapeut optreedt bij mobiliteitsstoornissen, verstoord evenwicht en/of een verminderde spierkracht, om zo de nodige hulpmiddelen aan de cliënt aan te reiken en de oudere persoon te motiveren tot meer algemene lichaamsactiviteit. Als de oudere nood heeft aan een hulpmiddel, kan de ergotherapeut onderzoeken welk hulpmiddel het meest bestemd is voor de cliënt en zo de oudere aanleren om dit op een goede wijze te gebruiken. Het is ook van belang om de oudere persoon bij te staan bij het gebruik van het hulpmiddel en hem zonodig aan te moedigen en te motiveren. Het is belangrijk voor de ergotherapeut om een inventaris op te maken met betrekking tot de persoonlijke interpretaties, belemmeringen en barrières van de oudere persoon. Eveneens moeten de persoonlijke bevindingen van de cliënt bij het gebruik van het hulpmiddel besproken worden. De taak van de ergotherapeut is hier ook om praktische informatie te verschaffen omtrent winkels of organisaties waar de cliënt (meestal zijn familie) het hulpmiddel kan aankopen of huren, maar ook om de positieve invloed van het hulpmiddel op het zelfstandig functioneren en de eigen veiligheid te accentueren en vooral duidelijk te maken. Houdingsinstabiliteit Als we de vergelijking maken van het kleine oppervlak waar de mens alle dagen op steunt met de reële lichaamshoogte, is het menselijk lichaam mechanisch gezien onstandvastig. Er waken voortdurend mechanismen voor het behoud van het evenwicht en het voorkomen van valpartijen. Bij de gewone, normale veroudering van de mens ontstaat er een verstoring van deze mechanismen. De oudere mens heeft in tegenstelling met de jongere generatie, weinig stabiliteit en een slecht looppatroon. Cognitieve stoornissen bij ouderen brengen beperkingen in het looppatroon teweeg maar ook een vermindering van de stabiliteit, wat eigenlijk te verwachten is op oudere leeftijd. De reden hiervoor zouden beperkingen zijn van de centrale verwerking. Tips: Stimuleer en train de mobiliteit van de cliënt door regelmatig het lopen en de transfers te oefenen; Adviseer de cliënt waarom het gebruik van een hulpmiddel belangrijk is om vallen te verminderen; De cliënt ondersteuning aanbieden bij het mobiliseren en ADL. 25

26 2.3.4 Gedrag Senioren hebben te weinig informatie omtrent de oorzaken en gevolgen van valpartijen. Ze zijn onvoldoende ingelicht over de preventieve maatregelen aanwezig om vallen te voorkomen. De meeste senioren onderschatten hun eigen valrisico. De ouderen hebben meestal een negatieve houding tov preventiemaatregelen, doordat die het eigen gedrag meestal veranderen. Oudere personen ervaren meestal vernedering/schande bij het installeren van handgrepen of andere hulpmiddeltjes. De meeste senioren verzetten zich ook tegen allerlei woonaanpassingen of gewoonteveranderingen die de oudere in de loop van zijn leven als normaal ervaarde en volledig gewend was. Bijvoorbeeld de oudere aanzetten om meer aan algemene lichaamsbeweging te doen of zijn persoonlijke omgeving aan te passen. De belangrijkste risicovolle elementen omtrent gedrag die een valincident kunnen veroorzaken zijn onvoldoende lichaamsbeweging, onveilig woongedrag, te kort aan hulpmiddelen of het niet gebruiken ervan, klauteren en haast hebben, gevaarlijke/ slechte schoenen. Valangst (2.3.5.) behoort eigenlijk thuis bij de risicovolle gedragsfactoren. De ergotherapeut die gevaarlijk/onverantwoord gedrag bij de oudere opmerkt, kan hem hiervan alert maken voor de gevolgen en het grote risico voor vallen. 2.3.5 Valangst 51 Senioren die eerder niet vielen, hebben angst om een valpartij mee te maken. Bij diegene die al eerder gevallen zijn, is de schrik om opnieuw te vallen veel groter. Na een val zijn er niet alleen lichamelijke gevolgen, maar er ontstaan ook ernstige consequenties op psychosociaal vlak. De meeste senioren zijn bang om opnieuw een valincident te beleven, vele ouderen zijn erg onzeker na een val. De angst die de ouderen ervaren kan vermindering in de mobiliteit en in de alledaagse activiteit te weeg brengen en als gevolg toename van de afhankelijkheid. De dagelijkse handelingen worden vermeden uit schrik om opnieuw te vallen. Valangst gaat gepaard met een verslechterende gezondheidssituatie, functionele achteruitgang en mobiliteitsbeperkingen. Dit al veroorzaakt op lange termijn een totaal verval in de kwaliteit van leven. Algemene emoties van paniek of een situatie van depressie, kunnen ook door valangst geuit worden. De ouderen voelen zich erg onzeker/onveilig bij het verrichten van handelingen tijdens een periode van vermoeidheid en valangst. De waarde van valangst kan verschillen naargelang de situatie: Een gezonde bekommernis: een normale last die de persoon ondervindt in het dagelijks leven. Allerlei risico-elementen in de omgeving zoals een glad, bevroren ondergrond; Een bedreigende bekommernis waarbij de oudere de meeste activiteiten vermijdt uit te voeren, die hij eigenlijk nog kan verrichten. Senioren kunnen zo bang worden om een valpartij mee te maken, dat ze onvoldoende gaan bewegen waardoor ze het risico tot vallen en de hierbij horende letsels vergroten. Dit komt vooral voor bij een verlammende bekommernis.

27 Valangst heeft ernstige gevolgen: Valrisico neemt toe; Sociale communicatie neemt af tot sociaal isolement; Risico voor afzondering en depressie stijgt; De kwaliteit van leven neemt sterk af. Fig. 2 Valangst heeft ook een positieve invloed op het gedrag van oudere personen, dit wanneer ouderen op een voorzichtige manier omgaan met risicovolle omstandigheden in hun persoonlijke omgeving. Het negatieve effect van dit fenomeen is dat ouderen sommige activiteiten gaan vermijden uit schrik om te vallen, waardoor ze afgezonderd gaan leven. Ouderen hebben in het algemeen last van valangst (ook wanneer ze nog nooit een val hebben meegemaakt), dit is heel belangrijk om te weten aangezien het een hinderpaal kan vormen bij de participatie in het therapieprogramma. Gebieden waar valangst een probleem vormt en moeilijkheden kan teweeg brengen, kunnen aan de hand van de Falls Efficacy Scale International Assessment onderzocht worden en in kaart worden gebracht. Tenslotte is de taak van de ergotherapeut om de cliënt te informeren over alle risicovolle elementen die een valpartij kunnen veroorzaken in zijn omgeving. Ook moet de ergotherapeut de oudere bewust maken van het feit dat dit niet het gevolg is van het normale verouderingsproces, iets waar men niet zou kunnen aan verhelpen. 2.3.6 Post-Fallsyndroom 52 Een Post-Fallsyndroom ontstaat wanneer een persoon die een valpartij heeft meegemaakt, zijn normale alledaagse handelingen niet meer uitvoert; ongeacht het feit dat er geen orthopedische of neurologische afwijkingen aanwezig zijn. Doordat de oudere bang is om opnieuw te vallen, gaat de persoon zich afzonderen waardoor zijn loopvermogen en stabiliteit sterk verminderen.

28 2.3.7 Fixatie 53,54,55 Fixatie wordt beschreven als een maatregel die de persoonlijke vrijheid van de cliënt negatief beïnvloedt door de beperkingen die de persoon ervaart. Fixeren is het met of zonder toestemming beperken van een patiënt in zijn bewegingsmogelijkheden en gedrag. Fixeren kan op twee methodes verricht worden. Op de mechanische wijze gaat men bijvoorbeeld door het plaatsen van een bedhekken, een tafelblad of bij het gebruik van een verpleegdeken, de oudere van zijn vrijheid in bewegingen en gedrag beperken. Het begrenzen van de oudere zijn vrijheid kan ook door middel van medicatie. Meestal wordt er rustgevende medicatie gebruikt. Al deze middelen worden onder fixatie geclassificeerd. De meest gebruikte manieren zijn vooral bedsponden om het vallen van de oudere uit bed te voorkomen. Vaak wordt er ook een rolstoeltafel, fixatieriem gebruikt om valaccidenten te voorkomen tijdens het rechtstaan of rondlopen van de cliënt. De meest toegepaste verantwoording voor fixeren is het verhinderen van een valpartij bij de cliënt. De familie van de bewoner en de hulpverstrekkers vrezen voor een valincident en de ernstige gevolgen ervan. Meestal is er de schrik voor een heupfractuur, waardoor men de cliënt ahv fixatie zal beschermen en een val (met de nodige gevolgen ervan) voorkomen. Door de toename van opwinding/onrust s avonds en het minder aanwezige personeel, zal men vooral fixatie toepassen tijdens de nacht. Fixatie geniet de voorkeur niet van het personeel om valpartijen te verhinderen. Het is een middel dat men niet als eerste alternatief zal hanteren. Men zal zoeken naar andere maatregelen vooraleer men zal overgaan naar fixatie van de bewoner. Fixeren van een cliënt is ook niet van zelfsprekend. De familie staat er negatief over omdat de cliënt er zich niet bij goed voelt en heel wat vrijheid verliest. Dit is op emotioneel vlak heel zwaar voor de familie van bewoner. Fixatie wordt bezien als allerlaatste redmiddel. 2.3.8 Medicatie en alcohol 56,57,58,59,60,61 Risicomedicatie; Polyfarmacie. Medicatie Wederkerige invloed van allerhande medicaties, dus polyfarmacie heeft een belangrijk effect op het ontstaan van valpartijen bij senioren. Naast polyfarmacie ontstaan er ook gevaarlijke soorten geneesmiddelen die het risico op vallen sterk verhogen. Men kan concluderen dat er sprake is van polyfarmacie, wanneer de oudere 4 of meerdere verschillende geneesmiddelen per dag nuttigt, zowel voorgeschreven als niet-voorgeschreven geneesmiddelen.

29 Het is echter van belang na te gaan of de oudere persoon één of meer van de volgende gevaarlijke geneesmiddelen inneemt: sedativa, vnl. benzodiazepines (kalmerende middelen); diuretica (vochtafdrijvende middelen); antidepressiva (middelen tegen neerslachtigheid/depressies); type IA antiaritmica (middelen tegen hartritmestoornissen); neuroleptica (middelen tegen psychose (ernstige geestesziekte)); digoxine (geneesmiddel bij hartfalen). In functie van het valrisico is het van belang om de medicamenteuze behandeling eventueel aan te passen. Vooral slaapmiddelen, antidepressiva en geneesmiddelen tegen een hoge bloeddruk kunnen de kans op een val verhogen. Ze kunnen mogelijks voor sufheid (vertraagde reactie), evenwichtsproblemen of duizeligheid (door bv. een te lage bloeddruk) zorgen. Het risico op een valincident bij ouderen wordt verdubbeld als de cliënt psychotrope medicatie inneemt, zoals benzodiazepines en antipsychotica. Deze geneesmiddelen zouden aansprakelijk zijn voor 1/3 van de risico s op een ongeval. Ze hebben een effect op de stabiliteit, de reflexen en verscheidene sensomotorische mechanismen. Psychotrope medicaties hebben als belangrijke bijwerking het optreden van orthostatische hypotensie. Dit is een aanmerkelijke risicofactor voor vallen. De taak van de ergotherapeut houdt in om de oudere in te lichten over het gevaar van een verhoogd valrisico bij medicatiegebruik: Het risico op een valincident verhoogt naarmate de hoeveelheid geneesmiddelen die de oudere inneemt. Sommige medicijnen kunnen het gevaar op een val met zich inhouden, zoals slaapgeneesmiddelen. De reden hiervoor zijn de nevenwerkingen verbonden aan deze medicijnen. Bijvoorbeeld, orthostatische hypotensie, stabiliteitsstoornissen of duizeligheid. Het is van belang om de dosishoeveelheid te verminderen en de medicatietoediening moet ernstig herzien en geëvalueerd worden. Alcohol Alcohol komt in het bloed via de slokdarm, de maag en de dunne darm, daarna verspreidt het zich door je lichaam. Na een tiental minuten komt het in je hersenen en andere organen terecht. Duizeligheid ontstaat bij stoornissen van de regelcentra in de hersenstam en de kleine hersenen door vergiftigingen, vooral door alcohol. Hierdoor krijgen deze cliënten evenwichtsverlies en weinig controle over hun lichaam in de ruimte. Bovenop is hun loop en gangpatroon verstoord, en er ontstaat een vermindering van hun reactievermogen. Dit zijn belangrijke risicofactoren voor vallen. Alcohol dehydrateert ook. Alcohol stimuleert om het lichaam vocht af te scheiden, wat kan leiden tot orthostatische hypotensie. De eerste lichamelijke klachten zijn vermoeidheid, slecht slapen en maagpijn. Het slecht slapen leidt onvermijdelijk terug tot vermoeidheid, wat het risico op vallen sterk verhoogt. Alcohol wordt vaak niet met mate gebruikt waardoor er reële gevaren ontstaan voor de gezondheid. Het duurt ongeveer zes uur vooraleer alcohol afgebroken is in het