Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 29 augustus 2017 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/66747 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave 4.1 Wat zit er in zeezout en in schelpen? 4.2 Het oplossen van zouten, 4.3 Neerslagreactie 4.4 Toepassing Toepassingvraag 1. Toepassingsvraag 2. Over dit lesmateriaal Pagina 1
4.1 Wat zit er in zeezout en in schelpen? Vraag 1. Buig een paperclips half open, zodat je een handvat en een oogje krijgt. De paperclip houd je vast met een reageerbuisknijper en gloei het oogje in een gele/ blauw/ ruisende vlam (I) om verontreinigingen weg te gloeien. Je doopt het oogje van de paperclips in een onbekende oplossing. Beantwoord de onderstaande vragen: I je gloeit het oogje in een vlam. II Als de onbekende oplossing een natriumzout bevat, neem je een kleur waar. III Als de onbekende oplossing een zout bevat, neem je een zwak violette kleur waar. IV Als de onbekende oplossing een koperzout bevat, neem je een kleur waar. V II Als de onbekende oplossing een zout bevat, neem je een steenrode kleur waar. Vraag 2. Geef de juiste combinaties. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Cu(NO 3 ) 2 Cu(CH 3 COO) 2 CuSO 3 CuCO 3 Cu 3 (PO 4 ) 2 Cu(OH) 2 Cu(HCO 3 ) 2 CuSO 4 Cu(NO 2 ) 2 a. b. c. d. e. f. g. h. i. koper(ii)sulfiet koper(ii)hydroxide koper(ii)waterstofcarbonaat koper(ii)carbonaat koper(ii)nitraat koper(ii)sulfaat koper(ii)acetaat koper(ii)fosfaat koper(ii)nitriet Vraag 3. Geef de namen van de onderstaande verbindingen: Pagina 2
a. AlPO 4 b. Fe 2 (SO 4 ) 3 c. MgCO 3 d. Sn(NO 3 ) 4 Vraag 4. Geef de juiste formules van de onderstaande stoffen. a. zinkacetaat b. bariumsulfiet c. lood(ii)hydroxide d. zilvernitraat Pagina 3
4.2 Het oplossen van zouten, Vraag 5. Geef de vergelijking voor het oplossen van kaliumfosfaat in water. Vraag 6. Geef de vergelijking voor het indampen van een aluminiumnitraatoplossing. Pagina 4
4.3 Neerslagreactie Vraag 7. Ga na of er een neerslag ontstaat als de volgende ionen tegelijk in een oplossing aanwezig zijn: a. natriumionen en sulfaationen. b. bariumionen en fosfaationen c. zinkionen en hydroxide-ionen Als er een neerslag ontstaat, geef dan de reactievergelijking. Vraag 8. Ga na of een neerslag ontstaat als je een bariumbromide-oplossing en een zilvernitraatoplossing bij elkaar voegt. Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Vraag 9. Ga na of een neerslag ontstaat als je een ijzer(iii)sulfaatoplossing en natronloog bij elkaar voegt. Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Vraag 10. Ga na of een neerslag ontstaat als je barietwater en koper(ii)sulfaatoplossing bij elkaar voegt. Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Vraag 11. Een pot met kaliumchloride is misschien verontreinigd met kaliumsulfaat. Hoe zou je dit kunnen onderzoeken? Pagina 5
Vraag 12. Een pot met magnesiumsulfaat is mogelijk verontreinigd met kwik(ii)sulfaat. Hoe zou je dit kunnen onderzoeken. Pagina 6
4.4 Toepassing Toepassingvraag 1. Opgave T 1.1 Havo-examen 1978 1 e tijdvak Een leerling schenkt in een reageerbuis lood(ii)nitraatoplossing. Hij voegt vervolgens natriumsulfaatoplossing toe. Er ontstaat een neerslag. Neem aan dat deze neergeslagen stof volledig onoplosbaar is. Geef de vergelijking voor deze neerslagvorming. Opgave T 1.2 De leerling filtreert het neerslag af. Vervolgens onderzoekt hij het filtraat. Hiertoe verdeelt hij dit filtraat over twee reageerbuizen I en II. Aan de inhoud van reageerbuis I voegt hij bariumnitraatoplossing toe. Er ontstaat geen neerslag. Aan de inhoud van reageerbuis II voegt hij natriumcarbonaatoplossing toe. Er ontstaat nu een wit neerslag. Beredeneer welke ionen in het filtraat voorkwamen. Opgave T 1.3 Als de proef op deze wijze wordt uitgevoerd, kan het ook gebeuren dat bij onderzoek van het filtraat in geen van beide reageerbuizen een neerslag ontstaat. Leg uit in welk geval dit zicht voordoet. Opgave T 1.4 Had de leerling, om een neerslag te verkrijgen, bij het onderzoek van het filtraat in reageerbuis II ook natriumsulfaatoplossing kunnen gebruiken in plaats van natriumcarbonaatoplossing? Pagina 7
Licht je antwoord toe. Toepassingsvraag 2. Opgave T 2.1 Havo-examen 1978 1 e tijdvak Een leerling schenkt in een reageerbuis lood(ii)nitraatoplossing. Hij voegt vervolgens natriumsulfaatoplossing toe. Er ontstaat een neerslag. Neem aan dat deze neergeslagen stof volledig onoplosbaar is. Geef de vergelijking voor deze neerslagvorming. Opgave T 2.2 De leerling filtreert het neerslag af. Vervolgens onderzoekt hij het filtraat. Hiertoe verdeelt hij dit filtraat over twee reageerbuizen I en II. Aan de inhoud van reageerbuis I voegt hij bariumnitraatoplossing toe. Er ontstaat geen neerslag. Aan de inhoud van reageerbuis II voegt hij natriumcarbonaatoplossing toe. Er ontstaat nu een wit neerslag. Beredeneer welke ionen in het filtraat voorkwamen. Opgave T 2.3 Als de proef op deze wijze wordt uitgevoerd, kan het ook gebeuren dat bij onderzoek van het filtraat in geen van beide reageerbuizen een neerslag ontstaat. Leg uit in welk geval dit zicht voordoet. Pagina 8
Opgave T 2.4 Had de leerling, om een neerslag te verkrijgen, bij het onderzoek van het filtraat in reageerbuis II ook natriumsulfaatoplossing kunnen gebruiken in plaats van natriumcarbonaatoplossing? Licht je antwoord toe. Pagina 9
Antwoorden Vraag 1. Buig een paperclips half open, zodat je een handvat en een oogje krijgt. De paperclip houd je vast met een reageerbuisknijper en gloei het oogje in een gele/ blauw/ ruisende vlam (I) om verontreinigingen weg te gloeien. Je doopt het oogje van de paperclips in een onbekende oplossing. Beantwoord de onderstaande vragen: I je gloeit het oogje in een vlam. II Als de onbekende oplossing een natriumzout bevat, neem je een kleur waar. III Als de onbekende oplossing een zout bevat, neem je een zwak violette kleur waar. IV Als de onbekende oplossing een koperzout bevat, neem je een kleur waar. V II Als de onbekende oplossing een zout bevat, neem je een steenrode kleur waar. Juist antwoord: Buig een paperclips half open, zodat je een handvat en een oogje krijgt. De paperclip houd je vast met een reageerbuisknijper en gloei het oogje in een gele/ blauw/ ruisende vlam (I) om verontreinigingen weg te gloeien. Je doopt het oogje van de paperclips in een onbekende oplossing. Beantwoord de onderstaande vragen: I je gloeit het oogje in een ruisende vlam. II Als de onbekende oplossing een natriumzout bevat, neem je een gele (alternatieven: geel) kleur waar. III Als de onbekende oplossing een kalium zout bevat, neem je een zwak violette kleur waar. IV Als de onbekende oplossing een koperzout bevat, neem je een groene (alternatieven: groen) kleur waar. V II Als de onbekende oplossing een calcium zout bevat, neem je een steenrode kleur waar. Vraag 2. Geef de juiste combinaties. Pagina 10
1. e 2. g 3. a 4. d 5. h 6. b 7. c 8. f 9. i Vraag 3. Geef de namen van de onderstaande verbindingen: a. AlPO 4 b. Fe 2 (SO 4 ) 3 c. MgCO 3 d. Sn(NO 3 ) 4 Juist antwoord: Geef de namen van de onderstaande verbindingen: a. AlPO 4 aluminiumfosfaat b. Fe 2 (SO 4 ) 3 ijzer(iii)sulfaat c. MgCO 3 magnesiumcarbonaat d. Sn(NO 3 ) 4 tin(iv)nitraat Vraag 4. Geef de juiste formules van de onderstaande stoffen. a. zinkacetaat b. bariumsulfiet c. lood(ii)hydroxide d. zilvernitraat De juiste antwoorden zijn: a. Zn(CH 3 COO) 2 b. BaSO 3 c. Pb(OH) 2 d. AgNO 3 Vraag 5. Pagina 11
Geef de vergelijking voor het oplossen van kaliumfosfaat in water. K 3 PO 4 (s) 3 K + (aq) + PO 4 3- (aq) of K 3 PO 4 (s) + aq ---> 3 K + (aq) + PO 4 3- (aq) Vraag 6. Geef de vergelijking voor het indampen van een aluminiumnitraatoplossing. Al 3+ (aq) + 3 NO 3 - (aq) ---> Al(NO 3 ) 3 (s) Vraag 7. Ga na of er een neerslag ontstaat als de volgende ionen tegelijk in een oplossing aanwezig zijn: a. natriumionen en sulfaationen. b. bariumionen en fosfaationen c. zinkionen en hydroxide-ionen Als er een neerslag ontstaat, geef dan de reactievergelijking. a. er ontstaat geen neerslag, want natriunmsulfaat is goed oplosbaar in water. b. bariumfosfaat is slecht oplosbaar in water, dus er ontstaat een neerslag. 3 Ba 2+ (aq) + 2 PO 3-4 (aq) ---> Ba 3 (PO 4 ) 2 (s) c. zinkhydroxide is slecht oplosbaar in water, dus er ontstaat een neerslag. Zn 2+ (aq) + 2 OH - (aq) ---> Zn(OH) 2 (s) Vraag 8. Ga na of een neerslag ontstaat als je een bariumbromide-oplossing en een zilvernitraatoplossing bij elkaar voegt. Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Het juiste antwoord is: Er ontstaat een neerslag van zilverbromide. Ag + (aq) + Br - (aq) ---> AgBr (s) want: NO 3 - (aq) Br - (aq) Ba 2+ (aq) g g Ag + (aq) g s Vraag 9. Ga na of een neerslag ontstaat als je een ijzer(iii)sulfaatoplossing en natronloog bij elkaar voegt. Pagina 12
Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Het juiste antwoord is: Er ontstaat een neerslag van ijzer(iii)hydroxide. Natronloog is een oplossing van NaOH. Fe 3+ (aq) + 3 OH - (aq) ---> Fe(OH) 3 (s) want: SO 4 2- (aq) OH - (aq) Fe 3+ (aq) g s Na + (aq) g g Vraag 10. Ga na of een neerslag ontstaat als je barietwater en koper(ii)sulfaatoplossing bij elkaar voegt. Stel bij neerslagvorming de reactievergelijking op. Het juiste antwoord is: Er ontstaan twee neerslagen! Barietwater is een oplossing van bariumhydroxide in water. Een neerslag van koper(ii)hydroxide en een neerslag van bariumsulfaat. Ba 2+ (aq) + SO 2-4 (aq) ---> BaSO 4 (s) en Cu 2+ (aq) + 2 OH - (aq) ---> Cu(OH) 2 (s) want: SO 4 2- (aq) OH - (aq) Ba 2 +(aq) s g Cu 2+ (aq) g s Vraag 11. Een pot met kaliumchloride is misschien verontreinigd met kaliumsulfaat. Hoe zou je dit kunnen onderzoeken? Je moet een positief ion zoeken, dat niet neerslaat met Cl - (aq), maar wel met SO 2-4 (aq). Dat zijn bariumionen - Ba 2+ (aq) -. Het moet dus bariumzout zijn dat goed oplost in water. Mogelijkheden zijn. barietwater, bariumnitraat, bariumchloride, bariumbromide, bariumjodide of bariumactaat. Vraag 12. Een pot met magnesiumsulfaat is mogelijk verontreinigd met kwik(ii)sulfaat. Hoe zou je dit kunnen onderzoeken. Je moet een negatief ion zoeken, dat niet neerslaat met Mg 2+ (aq), maar wel met Hg 2+ (aq). Pagina 13
Dat zijn jodide-ionen - I - (aq) -. Het moet dus een jodide zijn, dat goed oplost in water. Mogelijkheden zijn. natriumjodide, kaliumjodide, ammoniumjodide, magnesiumjodide, aluminiumjodide, ijzer(ii)jodide, zinkjodide, calciumjodide en bariumjodide. Opgave T 1.1 Havo-examen 1978 1 e tijdvak Een leerling schenkt in een reageerbuis lood(ii)nitraatoplossing. Hij voegt vervolgens natriumsulfaatoplossing toe. Er ontstaat een neerslag. Neem aan dat deze neergeslagen stof volledig onoplosbaar is. Geef de vergelijking voor deze neerslagvorming. Het juiste antwoord is: Pb 2+ (aq) + SO 2-4 (aq) ---> PbSO 4 (s) SO 4 2- (aq) NO 3 - (aq) Pb 2+ (aq) s g Na + (aq) g g Opgave T 1.2 De leerling filtreert het neerslag af. Vervolgens onderzoekt hij het filtraat. Hiertoe verdeelt hij dit filtraat over twee reageerbuizen I en II. Aan de inhoud van reageerbuis I voegt hij bariumnitraatoplossing toe. Er ontstaat geen neerslag. Aan de inhoud van reageerbuis II voegt hij natriumcarbonaatoplossing toe. Er ontstaat nu een wit neerslag. Beredeneer welke ionen in het filtraat voorkwamen. Het juiste antwoord is: Pb 2+ (aq). {naast Na + (aq) en NO - 3 (aq)} Toevoegen van bariumionen - Ba 2+ (aq) - veroorzaakt geen neerslag van BaSO 4. In het filtraat zijn geen sulfaationen - SO 2-4 (aq) - meer aanwezig. Toevoegen van carbonaationen - CO 2-3 (aq) - veroorzaakt wel een neerslag. Er zijn dus lood(ii)-ionen - Pb 2+ (aq) - in het filtraat aanwezig. Pb 2+ (aq) + CO 2-3 (aq) ---> PbCO 3 (s) Opgave T 1.3 Pagina 14
Als de proef op deze wijze wordt uitgevoerd, kan het ook gebeuren dat bij onderzoek van het filtraat in geen van beide reageerbuizen een neerslag ontstaat. Leg uit in welk geval dit zicht voordoet. Het juiste antwoord is: Als bij de proef precies evenveel Pb 2+ (aq)-ionen als SO 2-4 -ionen waren toegevoegd. In dat geval is geen van beide ionen in overmaat aanwezig. Opgave T 1.4 Had de leerling, om een neerslag te verkrijgen, bij het onderzoek van het filtraat in reageerbuis II ook natriumsulfaatoplossing kunnen gebruiken in plaats van natriumcarbonaatoplossing? Licht je antwoord toe. Het juiste antwoord is: Ja, er waren nog Pb 2+ (aq)-ionen, die met SO 4 2- -ionen een neerslag kunnen geven. Opgave T 2.1 Havo-examen 1978 1 e tijdvak Een leerling schenkt in een reageerbuis lood(ii)nitraatoplossing. Hij voegt vervolgens natriumsulfaatoplossing toe. Er ontstaat een neerslag. Neem aan dat deze neergeslagen stof volledig onoplosbaar is. Geef de vergelijking voor deze neerslagvorming. Het juiste antwoord is: Pb 2+ (aq) + SO 2-4 (aq) ---> PbSO 4 (s) SO 4 2- (aq) NO 3 - (aq) Pb 2+ (aq) s g Na + (aq) g g Opgave T 2.2 De leerling filtreert het neerslag af. Vervolgens onderzoekt hij het filtraat. Hiertoe verdeelt hij dit filtraat over twee reageerbuizen I en II. Aan de inhoud van reageerbuis I voegt hij bariumnitraatoplossing toe. Er ontstaat geen neerslag. Aan de inhoud van reageerbuis II voegt hij natriumcarbonaatoplossing toe. Er ontstaat nu een wit neerslag. Beredeneer welke ionen in het filtraat voorkwamen. Het juiste antwoord is: Pb 2+ (aq). {naast Na + (aq) en NO - 3 (aq)} Pagina 15
Toevoegen van bariumionen - Ba 2+ (aq) - veroorzaakt geen neerslag van BaSO 4. In het filtraat zijn geen sulfaationen - SO 2-4 (aq) - meer aanwezig. Toevoegen van carbonaationen - CO 2-3 (aq) - veroorzaakt wel een neerslag. Er zijn dus lood(ii)-ionen - Pb 2+ (aq) - in het filtraat aanwezig. Pb 2+ (aq) + CO 2-3 (aq) ---> PbCO 3 (s) Opgave T 2.3 Als de proef op deze wijze wordt uitgevoerd, kan het ook gebeuren dat bij onderzoek van het filtraat in geen van beide reageerbuizen een neerslag ontstaat. Leg uit in welk geval dit zicht voordoet. Het juiste antwoord is: Als bij de proef precies evenveel Pb 2+ (aq)-ionen als SO 2-4 -ionen waren toegevoegd. In dat geval is geen van beide ionen in overmaat aanwezig. Opgave T 2.4 Had de leerling, om een neerslag te verkrijgen, bij het onderzoek van het filtraat in reageerbuis II ook natriumsulfaatoplossing kunnen gebruiken in plaats van natriumcarbonaatoplossing? Licht je antwoord toe. Het juiste antwoord is: Ja, er waren nog Pb 2+ (aq)-ionen, die met SO 4 2- -ionen een neerslag kunnen geven. Pagina 16
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur Willem de Zwijgerteam Laatst gewijzigd 29 augustus 2017 om 14:22 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau HAVO 4; Leerinhoud en Scheikunde; doelen Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Gebruikte Wikiwijs Arrangementen Willem de Zwijgerteam. (2015). V4SK-H5. https://maken.wikiwijs.nl/66815/v4sk_h5 Pagina 17