Vraag screenend laboratorium hemostase onderzoek. 2. pas maar op dat die bloedneus niet gaat groeien. 3. Griekenland, 32 C en een Hermes schotel

Vergelijkbare documenten
Casuïstiek stiek en externe kwaliteitscontrole. SKS symposium 30 oktober 2008 Ad Castel Ton van den Besselaar

Bespreking van de ingezonden resultaten

Informatiebrochure voor laboratoriumpersoneel

Van bloedplaatjes tot fibrine:

Casus Siemens Gebruikersdag Antwerpen, 22 september 2016

De Thrombine Generatie Test: Theorie en Praktijk

beleid bij pre-operatieve stollingsstoornissen

stolling en trombose Dr Marieke J.H.A. Kruip internist-hematoloog 15 maart 2019

Hemostase & diagnostiek Deel 1: bloeden

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 17 maart 2016

Bloeding bij een normale APTT Analyse naar trombopathie

INTERPRETATIE EN BECOMMENTARIERING STOLLINGSUITSLAGEN. NCV Péquériaux Arts klinische chemie LKCH 19 september 2013

van Lab West B.V. Klinisch Chemisch, Hematologisch Laboratorium en Trombosedienst

Mini symposium. VHL 18 juni 2013 An Stroobants

hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Workshop 27 april ROTEM voor perioperative monitoring van de stolling

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; wat te doen?

Cases Stolling. BVMLT 17 november 2015

Themadag NVTH, Werkgroep Hemostase Diagnostiek, 23 maart 2017

Stolling en antistolling. Prof.dr. Karina Meijer Afdeling Hematologie UMCG Transmuraal Trombose Expertisecentrum Groningen

Toepassing van plasmafactoren voor de hemostase - Huidige inzichten in de hemostatische balans

Von-willebrandfactor en de ziekte van von Willebrand

University of Groningen. Hemostasis and anticoagulant therapy in liver diseases Potze, Wilma

Indicatie antistolling. NOAC/DOAC Is de praktijk net zo verwarrend als de naam.? Indicaties VKA in NL Wat gebruikten we. Het stollingsmechanisme

Bloedingen op de spoedeisende hulp. Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog Afdeling Hematologie ZNA Stuivenberg 22 november 2016

AANDOENINGEN van het BLOED. H.H. TAN, arts 2015

V&VN Oncologiedagen Bloeding en Stolling in de oncologie. dr. Marten R. Nijziel internist-hematoloog Maxima Medisch Centrum Eindhoven/Veldhoven

ONBEHEERDE AFDRUK. Kwaliteitshandboek CKHL Bijlage 4-4: Referentiewaarden en Meetonzekerheid. Pagina 1 van 10. Alleen geldig op: vrijdag 17 april 2015

chapter 10 Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Inleiding op de fysiologie en pathologie van de bloedstolling

Aanpak van patiënten met bloedingsneiging ASO

Plaats van de collageen binding analyse in de VWD diagnostiek?


Verworven stollingsinhibitoren. Marc Jacquemin

Zeldzame bloedingsziekten

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Hoe coupeer je anticoagulantia?

Bloedingscores en het voorspellen van bloedingen

Voorkom bloedingen. de achtergrond van antistollingsmiddelen, interacties en risicofactoren. Eindhoven, 19 juni 2014

Trombocytenaggregatie onderzoek

Stollingsproblemen : interactie kliniek en labo. Kathelijne Peerlinck Bloedings- en Vaatziekten

Nederlandse samenvatting

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Eén van de meest gevreesde complicaties van een neuraxiaal block is een de ontwikkeling van een spinaal (epiduraal of subarachnoïdaal) hematoom en

Trombocytentransfusies bij kinderen. 11 de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze

Trombofilieonderzoek in 15 dia s Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen

Hemlibra (emicizumab) Subcutane injectie Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring.

Heparine geinduceerde trombocytopenie Leendert Porcelijn Sanquin Diagnostiek Amsterdam

Locaties waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd

Laboratoriummonitoring van directe orale anti-coagulantia. Dr Jan Emmerechts 11/03/17

Hypercoagulopathie. Peter Verhamme Vasculaire Geneeskunde & Hemostase UZ Leuven

casuistiek: bloedingscomplicaties bij het gebruik van de nieuwe generaties antistollingsmiddelen

Verworven stollingsinhibitoren. Marc Jacquemin

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Interpretatie labo-resultaten

Massaal Bloedverlies en Acute Traumatische Coagulopathie. Rob Zwinkels AIOS Anesthesiologie

Monitoren van coagulopathie: met trombo-elastografie..rol voor plasma.

Storende factoren in Hemostase diagnostiek. NVKC/NVH/WHD Stolling 6 oktober 2011 Zwolle

Locaties waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd. Flexibele scope 1

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Ziekte van Von Willebrand. laboratoriumdiagnostiek

Haemostase. Samenvatting

Trombocytose. Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog ZNA Stuivenberg ZNA Medisch Centrum Regatta 3 juni 2014

MDO-praatje (Catastrofaal) antifosfolipen syndroom. Charlotte Schaap AIOS interne geneeskunde

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID

In deze nieuwsbrief kan u de wijzigingen in onze labogids van de vorige maand vinden.

Richtlijn LTA-VHL t.b.v. analyse bloedingsneiging (versie )

Themadag NVTH Werkgroep Hemostase Diagnostiek 15 maart 2012

Stollingsonderzoek: PT en APTT

Bloedstolling. Disclaimer. Laboparameters Geneesmiddelen. Ziekenhuisapotheker, geen klinisch bioloog. Hemostase = complex; focus op stolling

SAMENVATTING RICHTLIJN NEURAXISBLOKKADE EN ANTISTOLLING

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: dalteparine t/m 2800

Hematologie. Hemofilie B Leyden

Workshop Bloedstollings apparaat

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: enoxaparine t/m 2811

Bedside teaching Catharina

Hemlibra (emicizumab) Subcutane injectie Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Informatiebrochure voor de patiënt/verzorger

Stolling en antistolling. Esther Kragten, arts trombose en trombofilie

Patiënteninformatie. Trombose en antistollingsmedicijnen. Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium. Trombosedienst Slingeland Ziekenhuis

Werkinstructie: Bereiken van hemostase perioperatief bij hemostasestoornissen.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Harmonisatie van Licht Trombocyten Aggregatie (LTA) in NL

AKL mededelingen

Sectie Stolling SKML. Jaaroverzicht 2014

Informatie over een bloedtransfusie

Reflecterend testen in de huisartsenpraktijk. Rein Hoedemakers / Peter van t Sant Klinisch chemici

hematoloog dr. Uw specialist is op werkdagen tussen uur bereikbaar via de polikliniek Interne geneeskunde, tel. (078)

Trombose en atherosclerose

Rationeel gebruik van rode bloedcel concentraat tijdens en na operatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

REFERENTIEWAARDEN BLOED AFDELING HEMATOLOGIE. Geslacht (M/V)

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

Thrombo-embolie. Wouter Jacobs, longarts. John van Putten, longarts

INTERPRETATIE VAN LABUITSLAGEN

REFERENTIEWAARDEN BLOED AFDELING HEMATOLOGIE. Geslacht (M/V)

Sectie Stolling SKML. Jaaroverzicht 2015

Locaties waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd. Flexibele scope 1

REFERENTIEWAARDEN BLOED AFDELING HEMATOLOGIE. Geslacht (M/V)

Practicum Laboratoriumgeneeskunde. Dr. Pieter Vermeersch Prof. Norbert Blanckaert

Inhoudsopgave. Inleiding. Deel I. 1. Bloedstolling. 2. Behandelcentrum. 3. Bloedingen. 4. Preventie. 5. Erfelijkheid

Transcriptie:

Vraag 1 Een corpulente minister van financiën stapt met een koffertje op het vliegtuig naar Griekenland en is geheel toevallig bij terugkomst enige kilo s bagage kwijt. Tevens heeft hij bij terugkomst last van stress geïnduceerde neusbloedingen. U denkt aan: 1. screenend laboratorium hemostase onderzoek 19 % 2. pas maar op dat die bloedneus niet gaat groeien 8 % 3. Griekenland, 32 C en een Hermes schotel 22 % 4. anders, nl. 51 %

Vraag 2 U bent werkzaam als: 1. (bio)medisch analist 2. klinisch chemicus/ laboratoriumarts 37,9 % 40,3 % 3. clinicus 1,6 % 4. anders.. 20,2 %

Vraag 3 U bent werkzaam in een: 1. academisch medisch centrum 27,6 % 2. algemeen ziekenhuis 65,4 % 3. huisartsenlaboratorium/trombosedienst 0,8 % 4. anders 6,3 %

Vraag 4 U bent: 1. man 28 % 2. vrouw 64 % 3. weet niet 8 %

Vraag 5 Welke van de volgende stellingen is waar? 1. Het antifosfolipidensyndroom is een erfelijke aandoening 2,3 % 2. Het antifosfolipidensyndroom is uitsluitend een klinische diagnose (een diagnose waarvoor geen aanvullende diagnostiek hoeft te worden verricht) 2,3 % 3. Laboratiumdiagnostiek bij antifosfolipidensyndroom dient, indien afwijkend, na minimaal 3 maanden te worden herhaald ter bevestiging van de diagnose 94,7 % 4. De criteria waarmee antifosfolipidensyndroom wordt vastgesteld zijn uitstluitend bedoeld voor onderzoeksdoeleinden en niet geschikt voor de dagelijkse praktijk 0,8 %

Vraag 6 Wat is niet waar over heparine? 1. Heparine mag tijdens de zwangerschap niet worden toegediend omdat het de placenta passeert 57 % 2. Heparine versterkt de werking van antitrombine en daardoor is het geschikt om trombose bij antifosfolipidensyndroom te behandelen 10,3 % 3. Heparine heeft naast een anti stollend effect ook een anti inflammatoir effect 7,5 % 4. Gecombineerde therapie van heparine en aspirine leidt tot een succesvolle zwangerschapsuitkomst in ongeveer 70% 80% van de vrouwen met obstetrisch antifosfolipidensyndroom 25,2 %

Vraag 7 Een HIT test 1. welke postief is, is bewijzend voor de aanwezigheid van heparinegeinduceerde trombopenie en trombose 6,4 % 2. kan de klinische diagnose HIT ondersteunen 85,6 % 3. moet 24 uur per dag beschikbaar zijn 1,6 % 4. moet met de serotonine release methode gedaan worden om de diagnose HIT te bevestigen 6,4 %

Vraag 8 De grootste klinische waarde heeft een HIT test 1. wanneer een immunologische HIT test wordt gebruikt 0,8 % 2. wanneer een combinatie van een immunologische en een functionele HIT test en de 4T regel wordt gebruikt 93,2 % 3. wanneer een functionele HIT test wordt gebruikt 1,5 % 4. wanneer een combinatie van een immunologische en een functionele HIT test wordt gebruikt 4,5 %

Vraag 9 Het effect van direkte trombine remmers kun je meten met: 1. ECT en verdunde TT 83,3 % 2. INR en aptt 2,3 % 3. INR en ECT 3 % 4. verdunde TT en INR 11,4 %

Vraag 10 De anti Xa bepaling kun je NIET gebruiken voor het monitoren van een: 1. heparinoide 5 % 2. pentasaccharide 5,8 % 3. directe trombine remmer 84,2 % 4. directe Xa remmer 5 %

Vraag 11 Wat is de meeste gebruikte assay voor het vast stellen van de FVIII concentratie bij hemofilie A patiënten? 1. two stage clotting assay 18,2 % 2. chromogeen substraat assay 19,7 % 3. one stage clotting assay 60,6 % 4. gel elektroforese 1,5 %

Vraag 12 Wat is het testprincipe van deze FVIII assay? 1. protrombinetijd gebaseerde test 7 % 2. geactiveerd partieel tromboplastinetijd gebaseerde test 86,7 % 3. trombinetijd gebaseerde test 3,1 % 4. chromogeen substraat gebaseerde test 3,1 %

Welk van onderstaande technieken is de zgn gouden standaard techniek voor het aantonen van bloedplaatjes functie afwijkingen: 1. Platelet Function Analyser (PFA) 13,8 % Vraag 13 2. Licht Transmissie Aggregometrie 70 % 3. Flow cytometrie 5,4 % 4. Bloedingstijd 10,8 %

Vraag 14 De Platelet Function Analyser (PFA) is een goede screeningstest voor het opsporen van: 1. ernstige bloedplaatjes functie afwijkingen 56 % 2. milde bloedplaatjes functie afwijkingen 3,7 % 3. zowel milde als ook ernstige bloedplaatjes functie afwijkingen 37,6 % 4. geen bloedplaatjes functie afwijkingen 2,8 %

Vraag 15 Welk percentage van de fouten op een laboratorium vindt plaats in de pre analytische fase? 1. 5% 2. 10% 10,5 % 9,8 % 3. 30% 37,6 % 4. 50% 42,1 %

Vraag 16 Welke stollingsfactor wordt beïnvloed door het hard nadenken over moeilijke rekensommen? 1. Factor VII 5,7 % 2. Tissue factor 23,6 % 3. TFPI 16,3 % 4. Von Willebrand Factor 54,5 %

Vraag 17 De oorzaak van een verlengde APTT kan zijn: 1. hemofilie A 2,2 % 2. heparine 5,2 % 3. een verworven remmer tegen factor IX 0,7 % 4. 1, 2 en 3 91,9 %

Vraag 18 Een 4 jarige heeft puntbloedingen over het hele lichaam. De voorgeschiedenis is blanco. De kinderarts vraagt een compleet hemostase pakket met bloedplaatjesfunctie onderzoek aan en vraagt welk bloed af te nemen. Wat zou u als eerste aanbevelen? 1. Bloedbeeld (trombocyten, Hb, leucocyten, dif) 2. Bloedbeeld, bloedingstijd, PFA, trombocyten aggregatie testen 31,7 % 3. Bloedingstijd 2,4 % 4. PFA 4,9 % 61 %

Vraag 19 Resultaten voor volbloed bloedplaatjes functietesten zoals PFA en Impedantieaggregatie (Multiplate) zijn onbetrouwbaar bij: 1. een verlengde APTT 2,9 % 2. tekort aan VWF 5,1 % 3. trombopenie (< 80) 27 % 4. trombopenie (< 80) en verlaagd hematocriet (<0,35) 65 %

Vraag 20 Laboratoriumonderzoek op het gebied van bloedstolling is een must indien: 1. er een grote operatieve ingreep uitgevoerd moet worden 14,2 % 2. de patiënte een familielid heeft met de ziekte van Von Willebrand 52,2 % 3. de patiënt parodontitis heeft en voortdurend bloedend tandvlees bij het poetsen 2,7 % 4. 1, 2 en 3 zijn juist 31 %

Vraag 21 Indien een patiënt een duidelijke positieve anamnese heeft voor bloedingsneiging kunnen we met behulp van de huidige laboratoriumbepalingen op het gebied van hemostase in. procent van de gevallen een diagnose stellen: 1. > 90 % 9,4 % 2. 60 90 % 27,6 % 3. 40 60 % 44,9 % 4. < 40 % 18,1 %

Vraag 22 Hyperfibrinolyse bij massaal bloedverlies kan worden behandeld met: 1. Haemocomplettan 22,4 % 2. FFP 13,4 % 3. Tranexaminezuur 56,7 % 4. ADP 7,5 %

Welke test behoort bij groot bloedverlies uitgevoerd te worden door OK medewerkers naast de patiënt en niet op het laboratorium? 1. TEG/ROTEM Vraag 23 2. MEA 3. Zowel TEG/ROTEM als MEA horen thuis op de OK en niet op het lab 4. Zowel TEG/ROTEM als MEA horen thuis op het lab en niet op de OK