Extra opgaven hoofdstuk 21

Vergelijkbare documenten
qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuio pasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl zxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiop

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) vwo 4

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Extra opgaven hoofdstuk 12

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Extra opgaven hoofdstuk 19

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod

Extra opgaven hoofdstuk 13

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Extra opgaven hoofdstuk 15

Oefeningen vraag en aanbod

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Extra opgaven hoofdstuk 17

Evenwichtspri js MO WINST

Domein markt: volkomen concurrentie

Samenvatting Economie Vervoer

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Markt. Kenmerken van marktvormen:

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

gevraagde hoeveelheid ( mln kilo) P prijs in euro s per kilo varkensvlees aangeboden hoeveelheid ( mln kilo)

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Domein D markt. Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen. Frans Etman

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

Statische markttheorie. College 4, spm 1212

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

H3 Hoe werken markten

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

UIT accijns en btw

Extra opgaven hoofdstuk 3

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

Economie Module 3 H1 & H2

Samenvatting Economie Module 2

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 8

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

Samenvatting door een scholier 3455 woorden 13 februari keer beoordeeld. Onderdeel 2: Markten. Hoofdstuk 3: Hoe werken markten?

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS

auteursrechtelijk beschermd materiaal

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Economie Module 2 & Module 3 H1

B. 2 Volledige vrije mededinging

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Extra opgaven hoofdstuk 10

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Competitieve markten

Alternatief wendbaar de middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden gebruikt

Beste leerling, Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Extra opgaven hoofdstuk 11

Samenvatting Economie Module 1 + 2

Antwoordmodel module 8

Samenvatting Economie Consument en Producent

ANTWOORDEN. Tentamen. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf 19 januari Spm1212 Economie & Bedrijf. Woensdag 19 januari uur 17.

Extra opgaven hoofdstuk 1

Oefeningen op monopolie

PW EXTRA: Remediëringstaak

Hoofdstuk 5: De Consument

Tentamen. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf. Spm1212 Economie & Bedrijf. Naam:... Studentnummer: 1/14

College 3. Opgaven. Opgave 2

Oefeningen Producentengedrag

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

1 Markt en marktvormen

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Samenvatting economie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

H1 Schaarste en ruil. Schaarste. Ruil

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

ALGEMENE ECONOMIE /06

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN. In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie: Qa = 60P

Eindexamen vwo economie pilot 2013-I

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman


Hoofdstuk 8. De kosten van belastingen

Prijsvorming bij monopolie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Eindexamen economie pilot vwo II

Eindexamen havo economie II

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

Het begrip mededingingsbeperking zoals neergelegd in artikel 101(1) VWEU : een beslismodel Loozen, E.M.H.

Transcriptie:

Extra opgaven hoofdstuk 21 Opgave 1 Wat is het verschil tussen een optimaal beleid en een Pareto-efficiënt beleid? Opgave 2 In de bij deze opgave horende figuur is de vraagcurve van consument A voor recreatiegoed X uitgebeeld. De consument streeft naar nutsmaximalisatie en er heerst volkomen concurrentie op alle markten. a. Bepaal de willingness to pay van consument A als hij over 21 eenheden van recreatiegoed X wil beschikken. b. Bereken hoe groot het consumentensurplus van de consument is als de prijs 4, per eenheid bedraagt. c. Bereken hoe het consumentensurplus verandert als de prijs daalt tot 2, per eenheid. Opgave 3 In de bij deze opgave horende figuur is de aanbodcurve van producent B voor goed X uitgebeeld. Hij streeft naar winstmaximalisatie en opereert op markten met volledige mededinging. a. Met welke kostencurve valt de aanbodcurve gedeeltelijk samen? b. Geef met behulp van de in de figuur aangeduide oppervlakten aan hoe groot de totale variabele kosten zijn als er 10 eenheden worden geproduceerd. c. Hoeveel bedraagt de totale opbrengst als de prijs 6, per eenheid bedraagt? d. Hoe groot is het producentensurplus als de prijs 6, bedraagt? e. Bereken hoe het producentensurplus verandert als de prijs daalt tot 3, per eenheid. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 21 blz. 1/5

Opgave 4 Bereken het producentensurplus, het consumentensurplus en het economisch surplus indien de volgende vraag- en aanbodfuncties gegeven zijn: p = 20 0,5 q v p = q a + 2 Opgave 5 In welke mate faciliteert natuurcompensatie de oplossing van belangenconflicten over de aanleg van grote infrastructurele werken? Opgave 6 Waarom moet je voorzichtig zijn met het trekken van conclusies uit een kosten-batenanalyse? Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 21 blz. 2/5

Uitwerkingen Opgave 1 Het optimale beleid is het door de bewindsvoerders van de samenleving meest gewenste beleid. Het Pareto-efficiënte beleid is het beleid dat voldoet aan het Paretiaanse criterium. Volgens dit criterium is de welvaart maximaal indien geen van de leden van de samenleving er in welvaart op vooruit kan gaan zonder dat een ander lid er in welvaart op achteruit gaat. Volgens de neoparetiaanse variant is de achteruitgang in welvaart van een lid van de samenleving wel toegestaan indien de baten voor andere burgers voldoende zijn om deze achteruitgang te compenseren. Dit criterium houdt overigens niet in dat deze compensatie aan de benadeelden ook werkelijk moet worden uitbetaald, omdat die een oordeel over de inkomensverdeling zou inhouden, hetgeen in de Paretiaanse analyse vermeden wordt. Opgave 2 a. De betalingsbereidheid van deze consument is gelijk aan de oppervlakte van de vierhoek OABD. De betalingsbereidheid is dus: 21 4, + (21 3, ) 0,5 = 84, + 31,50 = 115,50 b. Het consumentensurplus is gelijk aan het verschil tussen de betalingsbereidheid en de aanschaffingskosten voor een aantal eenheden product. Bij een prijs van 4, per eenheid is het consumentensurplus gelijk aan: 115,50 84, = 31,50 c. Het consumentensurplus bij een prijs van 2, per eenheid is gelijk aan de oppervlakte van de driehoek EAC. Zij bedraagt: (35 5, ) 0,5 = 87,50 Opgave 3 a. De individuele aanbodcurve valt samen met het stijgende deel van de marginale kostencurve vanaf het shut-down point (zie ook hoofdstuk 12). b. De variabele kosten kunnen berekend worden met behulp van de marginale kostencurve, die aangeeft in welke mate de kosten veranderen bij een af- of toename van de productie. Bij een productie van 10 eenheden product zijn de variabele productiekosten gelijk aan de som van de oppervlakten B, D en E. c. De totale opbrengst van de productie bij een prijs van 6, per eenheid is gelijk aan de som van de oppervlakten A, B, C, D en E. d. Het producentensurplus is gelijk aan het verschil tussen de totale opbrengsten en de totale variabele kosten. In dit voorbeeld is deze gelijk aan de oppervlakten A + C. e. Het producentensurplus neemt af met de oppervlakte A bij een prijsdaling tot 3, per eenheid en is dan gelijk aan oppervlakte C. Opgave 4 Eerst lossen we het stelsel van vergelijkingen op, waarbij we veronderstellen dat de markt in evenwicht is. 20 0,5 q v = q a + 2 q v = q a = 12 Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 21 blz. 3/5

Substitutie van de waarde 12 voor de gevraagde of aangeboden hoeveelheid in de vraag- of aanbodvergelijking levert de evenwichtsprijs op: p = 14. Met behulp van dit gegeven en de vergelijkingen construeren we de vraag- en aanbodcurven van het betreffende goed. Het consumentensurplus kan met behulp van de figuur als volgt worden bepaald. De betalingsbereidheid van de consumenten voor 12 eenheden product: oppervlakte van vierhoek ODBE. De aanschafkosten van 12 eenheden product: de oppervlakte van vierhoek OCBE. Het consumentensurplus is gelijk aan de betalingsbereidheid ( willingness to pay ) minus de aanschafkosten. Uit de figuur blijkt dat het consumentensurplus gelijk is aan de oppervlakte van driehoek BCD. De oppervlakte van een driehoek is gelijk aan de basis maal de halve hoogte. Het consumentensurplus is derhalve gelijk aan: 12 0,5 (20 14) = 36 Het producentensurplus kan als volgt met behulp van de figuur worden bepaald. De totale opbrengsten bij de verkoop van 12 eenheden product: oppervlakte van vierhoek OCBE. De variabele productiekosten voor 12 eenheden product: de oppervlakte van vierhoek OABE. Het consumentensurplus is gelijk aan de totale opbrengsten minus de variabele productiekosten. Uit de figuur blijkt dat het producentensurplus gelijk is aan driehoek ABC. Het producentensurplus is derhalve gelijk aan: 12 0,5 (14 2) = 72 Het economisch surplus is gelijk aan de som van het consumentensurplus en het producentensurplus. Het economisch surplus is derhalve gelijk aan: 36 + 72 = 108 Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 21 blz. 4/5

Opgave 5 Natuurcompensatie kan iets toevoegen aan de oplossing van belangenconflicten over de aanleg van infrastructuur. Zeker is dat niet omdat de uitvoering niet probleemloos is. Problemen zijn bijvoorbeeld op welke manier de waarde moet worden bepaald van het gebied dat zal worden opgeofferd voor de infrastructurele werken, of hoe groot het vervangende natuurgebied moet zijn. Boeren voelen zich dubbel gepakt als ze (door onteigening) eerst land kwijtraken aan de aanleg van een spoorlijn en vervolgens ook nog land moeten afstaan voor natuurontwikkeling. Verder zijn natuurbeschermers bang voor de alibiwerking (te weinig erover nadenken of die spoorlijn echt wel nodig is) van de aanleg van dergelijke nieuwe natuurgebieden. Ten slotte is het in een dichtbevolkt land als Nederland moeilijk om geschikte locaties te vinden. Opgave 6 Je moet altijd voorzichtig zijn met trekken van conclusies uit kosten-batenanalyses, omdat: 1. het bestaan van imponderabilia het salderen van kosten en opbrengsten problematisch maakt; 2. de berekende externe effecten vaak gebaseerd zijn op soms wel erg sterke veronderstellingen. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 21 blz. 5/5