Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt

Vergelijkbare documenten
ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt

Statistisch Bulletin. Jaargang

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Persconferentie: De Nederlandse conjunctuur in 2008, d.d. 13 februari 2009.

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda 2009

Monitor Economie 2018

Ontwikkelingen arbeidsmarkt: Uitzendbureau? Kans op werk!

Macro-economische Ontwikkelingen

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Zeeland, mei 2017

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011

Macro-economische Ontwikkelingen

Thermometer economische crisis

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen september 2017

Crisismonitor Drechtsteden

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Amersfoort

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2018

Macro-economische Ontwikkelingen

Kortetermijnontwikkeling

Crisismonitor. SSC / Onderzoek en Informatie. uitgave juni Wat is in Breda veranderd ten opzichte van crisismonitor van april?

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2014 I

1 Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Intelligence Group, 7 november 2018 Auteur: Arjan Ruis

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid stijgt opnieuw sterk

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Macro-economische Ontwikkelingen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Crisismonitor Drechtsteden

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Utrecht, april 2017

Thermometer economische crisis

Verder in deze editie:

Barometer Arbeidsmarkt Gelderland 2e kwartaal 2013

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Gorinchem

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen maart 2017

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2012 / 1

Crisismonitor Drechtsteden augustus 2010 (cijfers tot en met juni 2010)

HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS januari 2010

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 2017

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen februari 2018

Crisismonitor Drechtsteden

Economischonzekeretijden

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Food Valley

Statistisch Bulletin. Jaargang

Crisismonitor Drechtsteden

Persbericht. Werkloosheid daalt

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Zeeland

Statistisch Bulletin. Jaargang

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Statistisch Bulletin. Jaargang

Thermometer economische. crisis

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Daling werkloosheid houdt aan. Sinds het derde kwartaal 60 duizend werklozen minder

Dienstensector houdt vertrouwen

UIT groei en conjunctuur

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Monitor Kredietcrisis Zoetermeer

Macro-economische Ontwikkelingen

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda Inleiding. 2 Globaal beeld arbeidsmarkt 2006

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Midden-Gelderland

Factsheet stedelijke economie. 1 e kwartaal 2015

Het waren weekjes weer wel: 38 en 39

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Zuid-Kennemerland en IJmond

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

Aantal werklozen in december toegenomen

Nieuwsbrief Drenthe, oktober 2012

Statistisch Bulletin. Jaargang

Macro-economische Ontwikkelingen

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Gooi en Vechtstreek

Zakelijke dienstverlening

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Achterhoek

Conjunctuurnotitie -1% -2%

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Nederland totaal

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2011 / 1

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal

Werkloosheid daalt verder in september

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Transcriptie:

Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt actuele ontwikkelingen en prognoses Odile Sondermeijer senior adviseur arbeidsmarktonderzoek januari 2013 1

Inhoudsopgave Inleiding 3 Samenvatting 4 pag. 1 Conjunctuurklok 6 1.1 De Conjunctuurklok van december 2012 6 2 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 7 2.1 Daling aantal banen 7 2.2 Aantal openstaande vacatures stabiel 8 2.3 Stijging werkloosheid zet door 9 2.4 Ruim 730 duizend uitzendkrachten in 2011 10 3 Prognoses 13 3.1 Derde bijstelling raming DNB 13 3.2 Arbeidsmarktbarometer Manpower voorziet verslechtering in 2013 13 3.3 CPB: Tweede recessie in drie jaar 13 3.4 Groei verwacht voor zorg en welzijn 15 4 Ontwikkelingen in het middensegment van de arbeidsmarkt 16 4.1 Verschil werkloosheid onder gemiddeld en hoog opgeleiden niet groot 16 4.2 Daling werkgelegenheid van gemiddeld betaalde banen 17 4.3 Aandeel gemiddeld opgeleiden in beroepsbevolking stabiel 18 4.4 Gevolgen vooral voor het middensegment 19 Bijlage: Geraadpleegde bronnen 2

Inleiding Evenals in de afgelopen jaren brengt ECABO aan het begin en halverwege dit jaar een trendwatch uit. De ECABO Trendwatch is een uitgave die niet zozeer de ontwikkelingen binnen het ECABO-domein beschrijft, zoals de ECABO Monitor arbeidsmarkt en beroepsonderwijs, maar inzicht geeft in de algemene economische ontwikkelingen die van invloed zijn op dit domein. In het eerste hoofdstuk wordt de laatste stand, december 2012, van de CBS Conjunctuurklok beschreven. Deze klok is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van de landelijke conjunctuur. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de actuele situatie van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De ontwikkeling van het aantal banen, het aantal vacatures en de werkloze beroepsbevolking komen aan bod. Met behulp van prognoses van onder andere De Nederlandse Bank, het Centraal Planbureau en ING Economisch Bureau worden in hoofdstuk 3 de meest recente verwachtingen gepresenteerd. Ook wordt stilgestaan bij de verwachtingen voor de economische groei van bedrijfssectoren en in de arbeidsmarktregio s. Het onderwerp in het vierde hoofdstuk is de wijze waarop veranderingen op de arbeidsmarkt van invloed zijn op de arbeidsmarktperspectieven voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden. 3

Samenvatting Actueel beeld van de conjunctuur Het conjunctuurbeeld is eind december een fractie slechter dan eind november. In de Conjunctuurklok van het CBS zijn meer verslechteringen dan verbeteringen. Het zwaartepunt van de indicatoren ligt diep in de fase van laagconjunctuur. Alle indicatoren in de Conjunctuurklok presteren onder hun langjarig gemiddelde. Arbeidsmarktontwikkelingen De Nederlandse economie is in het derde kwartaal met 1,1 procent gekrompen ten opzichte van het tweede kwartaal van 2012. De belangrijkste ontwikkelingen zijn de volgende: In het derde kwartaal waren er 17 duizend banen minder dan het tweede kwartaal. In de meeste sectoren is het aantal banen gedaald ten opzichte van het derde kwartaal in 2011. In de sectoren handel, vervoer en horeca, informatie en communicatie en zorg en welzijn is het aantal banen licht gegroeid. Eind september waren er 108 duizend openstaande vacatures. Het aantal is vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van een kwartaal eerder. De meeste openstaande vacatures zijn er in de sectoren zakelijke dienstverlening, handel en reparatie en zorg en welzijn. Vanaf het tweede kwartaal in 2011 stijgt het aantal werklozen. Eind september 2012 waren er 508.000 werklozen. In 2011 waren er ruim 730.000 uitzendkrachten. Dit aantal is gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. De sectoren industrie, handel, vervoer en horeca en de zakelijke dienstverlening zijn de bedrijfssectoren met de meeste uitzendkrachten. Flexwerkers zijn oververtegenwoordigd in de sectoren industrie, bouw en zorg en welzijn. Prognoses Zowel het Centraal Planbureau (CPB) als De Nederlandse Bank (DNB) hebben in de laatste maand van 2012 hun prognoses voor 2013 naar beneden bijgesteld. Het CPB gaat uit van een bescheiden krimp van de economie in het eurogebied van 0,5 procent in 2012 en 0,25 procent voor 2013. Het planbureau verwacht dat de Nederlandse economie met 1,0 procent zal krimpen. Pas in de tweede helft van 2013 treedt enig herstel op, wat resulteert in een krimp van 0,5 procent voor heel 2013. De arbeidsmarktbarometer van ManpowerGroup vraagt werkgevers naar hun verwachtingen op korte termijn ten aanzien van het aantrekken van nieuw personeel. De barometer voorziet voor het eerste kwartaal in 2013 voor vrijwel het gehele land een verslechtering van de werkgelegenheid. Vooral de regio West Nederland, de bouwsector, de productiebedrijven en de financiële dienstverlening lijden onder de economische situatie. In 2013 zal naar verwachting de sector zorg en welzijn het sterkst groeien. Ook de groothandel, landbouw, industrie, transport en zakelijke dienstverlening zullen een bescheiden groei laten zien. De krimp in de bouw zal voortzetten in 2013, maar zal minder sterk zijn dan in 2012. Problemen arbeidsmarkt vooral in het middensegment De vraag op de arbeidsmarkt naar hoger, middelbaar en lager opgeleiden is veranderd in de afgelopen jaren. Dit publiceerde het CPB recent in een Policy Brief. - In de afgelopen jaren is het werkloosheidspercentage onder gemiddeld opgeleiden sneller gestegen dan onder hoog opgeleiden. Onder laag opgeleiden is het werkloosheidspercentage gedaald vanaf 2009. - In de periode van 1998 tot en met 2010 is het aantal laag en hoog betaalde banen gestegen en het aantal gemiddeld betaalde banen gedaald. Deze ontwikkeling doet zich voor in een 4

groot aantal Europese landen. De daling van het aantal gemiddeld betaalde banen in Nederland is relatief kleiner dan in de andere landen. - Vanaf 1997 is het aandeel van lager en gemiddeld opgeleiden in de totale beroepsbevolking stabiel. Die van hoger opgeleiden groeit. CPB concludeert dat deze ontwikkelingen van invloed zijn op de arbeidsmarkt voor het middensegment. Vooral onder deze groep zal de werkloosheid verder toenemen. Hierbij spelen drie factoren een belangrijke rol: de automatisering van werk, de opkomst van taken op het gebied van communicatie en interactie, die complementair zijn aan het gebruik van computers, en het steeds vaker uitbesteden van werk, waarvoor fysieke aanwezigheid geen vereiste meer is. 5

1 Conjunctuurklok De Conjunctuurklok van het CBS is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van de Nederlandse conjunctuur. Zoals een klok de actuele tijd laat zien, zo toont de Conjunctuurklok de stand van zaken van de conjunctuur. Een belangrijk kenmerk van de conjunctuur is namelijk dat deze cyclisch verloopt. Perioden van hoge groei wisselen af met perioden van nauwelijks groei, of zelfs van krimp. De conjunctuur wordt bepaald aan de hand van een aantal conjunctuurrelevante indicatoren. In de Conjunctuurklok is daarom een selectie van belangrijke indicatoren opgenomen. Door de vijftien geselecteerde indicatoren gezamenlijk af te beelden, ontstaat een samenhangend beeld van de stand van de conjunctuur. De Conjunctuurklok geeft het conjunctuurbeeld op een bepaald moment (in de regel ultimo van de maand). 1.1 De Conjunctuurklok van december 2012 Op de verticale as van de Conjunctuurklok is voor iedere indicator de afwijking tot de lange termijn trend uitgezet. Op de horizontale as van de klok is de ontwikkeling ten opzichte van een maand eerder geplaatst. Er zijn vier fasen te onderscheiden: Boven trend en afgenomen (het kwadrant links boven, kleur oranje) Onder trend en afgenomen (het kwadrant links onder, kleur rood) Onder trend en toegenomen (het kwadrant rechts onder, kleur geel) Boven trend en toegenomen (het kwadrant rechts boven, kleur groen). Figuur 1.1 Conjunctuurklok, stand december 2012 Bron: CBS, 2012 Het conjunctuurbeeld is eind december een fractie slechter dan eind november. In de Conjunctuurklok zijn meer verslechteringen dan verbeteringen. Het zwaartepunt van de indicatoren ligt diep in de fase van laagconjunctuur, het rode kwadrant. Alle indicatoren in de Conjunctuurklok presteren onder hun langjarig gemiddelde. Van de vijftien indicatoren staan er dertien in het rode en twee in het gele kwadrant. De productie keert terug van het gele kwadrant naar het rode. Deze indicator valt van een opgaande fase terug in een neergaande fase. Het producentenvertrouwen verbetert en schuift door van het rode naar het gele kwadrant. Deze indicator ging van een neergaande over in een opgaande fase. 6

2006 I 2006 II 2006 III 2006 IV 2007 I 2007 II 2007 III 2007 IV 2008 I 2008 II 2008 III 2008 IV 2009 I 2009 II 2009 III 2009 IV 2010 I 2010 II 2010 III 2010 IV 2011 I 2011 II 2011 III 2011 IV 2012 I 2012 II 2012 III x 1.000 2 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beschreven. De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2012 met 1,1 procent gekrompen ten opzichte van het tweede kwartaal. In het tweede kwartaal van dit jaar was er nog sprake van een lichte groei van 0,2 procent ten opzichte van het eerste kwartaal. 2.1 Daling aantal banen In het derde kwartaal van 2012 waren er bijna 7,9 miljoen banen van werknemers. In vergelijking met het derde kwartaal van 2011 waren er 75 duizend banen minder. Dat is een daling van 0,9 procent. Ook ten opzichte van het vorige kwartaal is het aantal banen, zowel het oorspronkelijke aantal als dat na seizoenscorrectie, gedaald. Het oorspronkelijke aantal daalde met 17.000 banen, van 7.888.000 banen aan het einde van het tweede kwartaal naar 7.871.000 aan het einde van het derde kwartaal. Figuur 2.1 Ontwikkeling aantal banen van werknemers 1, vanaf 2006 (x 1.000) 8.200 8.000 7.800 oorspronkelijk 7.600 seizoensgecorri geerd 7.400 Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 De volgende figuur toont de verdeling van de werkgelegenheid naar bedrijfssector. Figuur 2.2 Verdeling banen van werknemers naar sector, derde kwartaal 2012 (x 1.000) landbouw en visserij industrie en nutsbedrijven bouw handel, vervoer en horeca informatie en communicatie financiële diensten zakelijke dienstverlening overheid onderwijs zorg en welzijn cultuur en overige diensten Bron: CBS, 2012 De bedrijfssector met het grootste aantal banen is de handel, vervoer en horeca. Daarna volgen de sectoren zorg en welzijn en de zakelijke dienstverlening. 1 Exclusief het aantal banen van zelfstandigen. 7

2006 I 2006 II 2006 III 2006 IV 2007 I 2007 II 2007 III 2007 IV 2008 I 2008 III 2008 III 2008 IV 2009 I 2009 II 2009 III 2009 IV 2010 I 2010 II 2010 III 2010 IV 2011 I 2011II 2011 III 2011 IV 2012 I 2012 II 2012 III x 1.000 Onderstaande figuur toont de ontwikkeling van het aantal banen in het derde kwartaal van de afgelopen drie jaren. Per sector is deze uitgedrukt in procenten ten opzichte van het vorige kwartaal. Figuur 2.3 Ontwikkeling aantal banen van werknemers naar sector, 2010-2012, derde kwartaal 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% -2,0% -4,0% -6,0% landbouw industrie bouw handel, vervoer en horeca inform en comm financ diensten zakelijke dienstverlening overheid onderwijs zorg en welzijn cultuur e.o. 2010 III -1,6% -2,0% -3,1% 0,2% -3,3% -2,9% -2,3% 2,7% -0,6% 5,3% 1,1% 2011 III 0,0% -0,6% -1,8% 1,7% 1,7% -1,9% 0,6% -2,8% -0,8% 2,3% -1,5% 2012 III -2,5% -1,4% -4,6% 0,1% 0,4% -3,0% -1,3% -2,5% -1,4% 0,3% -2,2% Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 Ten opzichte van het derde kwartaal in 2011 is het aantal banen in de bouw (4,6 procent) en financiële diensten (3 procent) het sterkst gedaald. Sectoren met een groei in werkgelegenheid ten opzichte van vorig jaar zijn handel, vervoer en horeca (0,1 procent), informatie en communicatie (0,4 procent) en zorg en welzijn (0,3 procent). Ook in 2011 vertoonden deze sectoren een groei van het aantal banen ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2012 is de groei in procentpunten afgenomen. Ook het aantal sectoren met groei is afgenomen. In 2011 waren er 5 groeisectoren, in 2012 behoren de zakelijke dienstverlening en de landbouw niet meer tot de groeisectoren. 2.2 Aantal openstaande vacatures stabiel Twee factoren bepalen het aantal openstaande vacatures, namelijk hoeveel vacatures er zijn ontstaan en hoeveel vacatures er zijn vervuld. Figuur 2.4 Ontwikkeling openstaande vacatures, seizoensgecorrigeerd, vanaf 2006 (x 1.000) 300 250 200 150 100 50 0 Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 Na een forse krimp van het aantal openstaande vacatures in 2009 ten opzichte van 2008, nam het aantal vacatures sinds 2010 weer enigszins toe. Deze toename van het aantal vacatures hield aan tot en met het derde kwartaal van 2011. Sindsdien daalde het aantal van 135 duizend in juni 2011 tot 108 duizend in september 2012. Aan het einde van het derde kwartaal van 2012 waren er 108 duizend openstaande vacatures, duizend minder dan aan het einde van het tweede kwartaal. Hiermee is het aantal vrijwel stabiel gebleven. In de voorgaande drie kwartalen daalde het aantal vacatures harder. 8

Door een daling van het aantal vacatures en een oplopende werkloosheid is de arbeidsmarkt sinds de financiële crisis in 2008 nog niet zo ruim geweest. In oktober 2012 stonden tegenover elke vacature bijna vijf werklozen. Hoe de verdeling is van het aantal openstaande vacatures over de bedrijfssectoren laat de volgende figuur zien. Figuur 2.5 Aantal openstaande vacatures, seizoensgecorrigeerd, derde kwartaal, vanaf 2010 landbouw en visserij industrie en nutsbedrijven bouw handel en reparatie horeca vervoer en communicatie financiële diensten zakelijke dienstverlening overheid onderwijs zorg en welzijn cultuur en overige diensten 0 10 20 30 x 1.000 2010 III 2011 III 2012 III Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 Opvallend bij een vergelijking tussen het aantal openstaande vacatures aan het einde van het derde kwartaal van 2012 ten opzichte van dezelfde periode in 2011 en 2010 is het volgende: Bij alle sectoren is er in 2012 een daling van het aantal openstaande vacatures ten opzichte van 2011. In 2011 was er sprake van een toename van het aantal openstaande vacatures in twee derde van het aantal sectoren. In 2011 is het aantal openstaande vacatures bij de sectoren financiële diensten (35 procent) en industrie en nutsbedrijven (16 procent) sterk toegenomen. In absolute aantallen is de daling van het aantal vacatures in 2012 het grootst in de sector handel en reparatie (6.900) en industrie en nutsbedrijven (4.200 vacatures). 2.3 Stijging werkloosheid zet door De voor seizoensinvloeden gecorrigeerde werkloosheid is in het derde kwartaal van 2012 toegenomen met 4,8 procent. Aan het einde van het derde kwartaal zijn er in totaal 508 duizend personen werkloos. Dit komt overeen met 6,6 procent van de beroepsbevolking. 9

2006 I 2006 II 2006 III 2006 IV 2007 I 2007 II 2007 III 2007 IV 2008 I 2008 II 2008 III 2008 IV 2009 I 2009 II 2009 III 2009 IV 2010 I 2010 II 2010 III 2010 IV 2011 I 2011 II 2011 III 2011 IV 2012 I 2012 II 2012 III x 1.000 Figuur 2.6 Ontwikkeling werkloze beroepsbevolking, vanaf 2006 550 500 450 400 350 300 250 werkloze beroepsbevolking seizoensgecorrigeerd Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 In februari 2010 piekte het aantal werklozen. Daarna is de werkloosheid afgenomen tot juli 2011. Dit geldt zowel voor als na correctie voor seizoensinvloeden. Vanaf het tweede kwartaal van 2011 is het aantal werklozen toegenomen tot 508.000 in het derde kwartaal van 2012. Uit cijfers van UWV blijkt dat het aantal ww-uitkeringen in oktober uitkwam op 310 duizend, 6 duizend meer dan in september. In de afgelopen drie maanden is het aantal werklozen met gemiddeld 9 duizend per maand gestegen. Ruim de helft hiervan betrof 45- tot 65-jarigen. 2.4 Ruim 730 duizend uitzendkrachten in 2011 Het aantal mensen dat via uitzendwerk aan de slag gaat, is in 2011 gegroeid tot 734 duizend. Hiermee vervulden de uitzendbureaus 1,4 miljoen vacatures. Uitzendkrachten worden vaak ingezet tijdens piekdrukte of voor het vervangen van een zieke medewerker. Maar die rol is aan het veranderen. In vrijwel alle sectoren zal naar verwachting de behoefte aan flexibilisering de komende jaren flink toenemen. Het gaat dan niet alleen meer om piek en ziek, maar ook om de meest efficiënte en flexibele inzet van personeel. Figuur 2.7 Verdeling uitzendkrachten naar leeftijd en opleidingsniveau Verdeling naar leeftijd, 2011 Verdeling naar opleidingsniveau, 2011 24 jaar of jonger 25 tot en met 34 jaar 35 tot en met 44 jaar 45 jaar of ouder laag middelbaar hoger Bron: ITS, 2012 De meeste uitzendkrachten zijn jonger dan 25 jaar. Dit zijn ongeveer 260 duizend personen. Het aantal 25- tot 35-jarigen is met een aandeel van 29 procent enigszins kleiner. De groepen 35- tot 45- jarigen en 45-jarigen of ouder zijn ongeveer even groot. Zij zijn elk goed voor een vijfde deel van het totale aantal uitzendkrachten. Bijna de helft (46 procent) van alle uitzendkrachten heeft een middelbaar opleidingsniveau (vanaf mbo niveau 2). Het aandeel lager opgeleiden (niet in het bezit van een startkwalificatie) is ruim een derde (35 procent). 10

Voor een groot deel van de werkzoekenden is een uitzendbaan de opstap naar werk. Ruim een derde van de baanvinders met een ww-uitkering vindt werk met hulp van een uitzendbureau. Dit geldt ook voor bijna vier op de tien baanvinders met een bijstandsuitkering. De belangrijkste redenen om aan de slag te gaan via een uitzendbureau is het zoeken van vast werk (28 procent) en het opdoen van werkervaring (18 procent). Daarna volgen het vinden van vakantiewerk, tijdelijk werk en een bijbaan naast de studie. De volgende figuur laat de verdeling van het aantal banen van uitzendkrachten (links) en de totale werkgelegenheid (rechts) naar bedrijfssector zien. De rechter cirkel is gelijk aan die van paragraaf 2.1. Figuur 2.8 Verdeling banen van flexwerkers naar sector Verdeling banen van werknemers naar sector landbouw en visserij bouw informatie en communicatie zakelijke dienstverlening onderwijs cultuur en overige diensten industrie en nutsbedrijven handel, vervoer en horeca financiële diensten overheid zorg en welzijn Bron: CBS, ITS, bewerking ECABO, 2012 De industrie, handel, vervoer en horeca en de zakelijke dienstverlening zijn de sectoren waarin relatief gezien de meeste uitzendkrachten werkzaam zijn. Vergelijken we de verdeling van banen van flexwerkers en werknemers naar bedrijfssectoren, dan blijkt dat flexwerkers zijn oververtegenwoordigd in de sectoren industrie, bouw en in zorg en welzijn. De Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) publiceert op haar website kerngegevens over de uitzendbranche. In de zomer van 2011 vertoonde de omzetontwikkeling een piek in groei ten opzichte van dezelfde periode in het jaar ervoor. Na de zomer zette een daling van groei in, die rond de jaarwisseling omsloeg in een lichte krimp. In de feiten en cijfers voor de uitzendbranche houdt de ABU een indeling in vier sectoren aan: de administratieve, medische, technische en industriële sector. De volgende figuur toont de ontwikkeling van het aantal uitzenduren ten opzichte van dezelfde maand in het jaar ervoor voor de sector administratief en de totale uitzendbranche. 11

% Figuur 2.9 Ontwikkeling aantal uitzenduren administratief en totaal, vanaf dec 2011 0,0-1,0-2,0-3,0-4,0-5,0-6,0 dec-11 jan-12 feb-12 mrt-12 apr-12 mei-12 jun-12 jul-12 aug-12 sep-12 okt-12 nov-12 adm -3-2,5-1,9-0,8-0,8-0,9-1,9-1,3-1,1-1,2-1,2-0,1 totaal -5,2-4,4-4,2-4,3-4,6-3,7-0,9-1,8-3,9-5,1-2,8-0,9 Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012 Het aantal uitzenduren is in alle maanden van 2012 lager dan die in 2011. De gemiddelde afname in 2011 van het totaal aantal uitzenduren bedraagt zo n 3,5 procent per maand. De daling in de administratieve sector is kleiner (gemiddeld 1,4 procent per maand) dan voor alle uitzenduren. De daling is het sterkst in de sector medisch; gemiddeld 16,7 procent per maand. 12

3 Prognoses In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van enkele, in december uitgebrachte prognoses. Begin december publiceerde De Nederlandse Bank over de economische ontwikkelingen in 2012 en de vooruitzichten voor 2013. Ook Manpower deed uitspraken over de stemming onder werkgevers en de gevolgen die dit heeft voor de te verwachten ontwikkelingen van de werkgelegenheid. Tenslotte wordt stil gestaan bij de decemberraming van het Centraal Planbureau en de sectorprognoses van ING Economisch Bureau. 3.1 Derde bijstelling groeiraming DNB Voor de derde keer in anderhalf jaar tijd heeft De Nederlandsche Bank (DNB) zijn groeiraming voor 2013 naar beneden bijgesteld. In de recente verwachting, van december 2012, gaat DNB uit van een krimp van 0,6 procent, terwijl de bank in de lente van 2012 nog 0,6 procent groei voorzag. Voor deze ramingen doen economen aannames over onder andere de ontwikkeling van bedrijfsinvesteringen, export en consumentenuitgaven. Politiek beleid is moeilijk te voorzien. De laatste twee jaar waren er twee kabinetten, met steeds nieuwe bezuinigings- en hervormingsplannen. Btw-verhoging, beperking van de hypotheekrenteaftrek, duurdere kinderopvang: al die maatregelen beïnvloeden de groei. Als na een half jaar blijkt dat de werkelijke economische ontwikkelingen afwijken, passen de economen het scenario aan en dat levert uiteraard andere uitkomsten op. DNB verklaarde de ommezwaai van een groei- naar een krimpverwachting onder meer uit de tegenvallende economische groei in de eurozone. Onder meer in Duitsland, Nederlands belangrijkste handelspartner, gaat het bij nader inzien slechter dan verwacht. Een andere negatieve factor is de besteding van de Nederlandse consument, die nog zuiniger is dan DNB in de lente verwachtte. Hoe minder Nederlanders uitgeven aan kleding, uitgaan, huizen en auto's, hoe lager de economische groei. 3.2 Arbeidsmarktbarometer Manpower voorziet verslechtering in 2013 De Arbeidsmarktbarometer (MEOS) van Manpower Group berekent nettowerkgelegenheidscijfers, die een voorspellende waarde hebben voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De cijfers worden berekend door te vragen naar de verwachting van werkgevers over de personele bezetting in het komende kwartaal. Als het aantal werkgevers met een positieve kijk op de toekomstige ontwikkelingen van hun personele bezetting groter is dan het aantal werkgevers dat verwacht dat hun personeelsbestand zal krimpen, is het nettowerkgelegenheidscijfer positief. De cijfers in de Manpower barometer laten in vrijwel geheel Nederland een verslechtering zien. West- Nederland is flink gedaald vergeleken met het vorige kwartaal (8 procentpunt) en hetzelfde kwartaal een jaar geleden (9 procentpunt). Mogelijk dat hier het toegenomen pessimisme in de zakelijke dienstverlening een rol speelt. Zuid-Nederland laat een daling zien van 12 procentpunt vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar geleden. Dit heeft vooral te maken met de terugval in productie de laatste tijd en de bescheiden verwachtingen ten aanzien van de orderportefeuilles in de industrie. Veel maakindustrie is in het zuiden geconcentreerd. In Noord Nederland was de daling al ingezet in 2012 en is er een kleine stijging. Ook de verschillende sectoren laten dalingen zien. De bouwsector blijft zakken met 4 procentpunt vergeleken met het vorige kwartaal en met 12 procentpunt vergeleken met dezelfde periode vorig jaar. De productiebedrijven dalen 9 procentpunt vergeleken met het vorige kwartaal en 11 procentpunt ten opzichte van vorig jaar. Alleen de sector nutsbedrijven laat een positieve prognose zien met 4 procentpunt vergeleken met het vorige kwartaal en 9 procentpunt vergeleken met vorig jaar. 3.3 CPB: Tweede recessie in drie jaar Het Centraal Planbureau (CPB) voorziet in de decemberraming 2012 dat de Nederlandse economie in 2012 met 1,0 procent zal krimpen. Dit is een half procent meer dan in de eerdere raming van september. Pas in de tweede helft van 2013 treedt enig herstel op, wat resulteert in een krimp van 0,5 13

procent voor heel 2013. De bijstelling is voor beide jaren het gevolg van een slecht derde kwartaal en het verslechterde buitenlandbeeld. Het eurogebied bevindt zich voor de tweede maal in drie jaar tijd in een recessie. Ondanks het feit dat de Eurocrisis en de financiële markten in rustiger vaarwater zijn gekomen, krimpt de economie van het eurogebied in 2012 met 0,5 procent en in 2013 met 0,25 procent. Voorzien worden een zwakke productieontwikkeling en daling van verkoop in de detailhandel door het lage niveau van het consumentenvertrouwen. De Europese uitvoer heeft te kampen met de zwakke wereldconjunctuur. Door deze omstandigheden is het werkloosheidspercentage in het eurogebied in oktober opgelopen tot 11,3 procent, een toename van 1,2 procentpunt sinds juli 2011. De krimp zit in 2012 en 2013 op bijna alle fronten. De consumptie van huishoudens staat onder druk vanwege lage lonen en dalende werkgelegenheid, lagere huizenprijzen en de slechte situatie van pensioenfondsen. De overheidsuitgaven krimpen: de stijgende zorguitgaven wegen niet op tegen de aangekondigde forse bezuinigingen op het ambtenarenapparaat. De grootste klap valt bij de investeringen in woningen. De enige groei zit nog bij de uitvoer, maar ook die vertraagt vanwege de matig groeiende wereldhandel. Ook de export is niet immuun voor de crisis. Er is nog geen zicht op herstel van de huizenprijzen, waardoor de neerwaartse druk op de consumptie nog wel enige tijd zal aanhouden. De pensioenfondsen drukken op twee manieren op het besteedbaar inkomen: de premies zijn hoger en de pensioenuitkeringen dalen. Tabel 3.1 Kerngegevens arbeidsmarkt, mutaties per jaar in %, 2010-2013 2010 2011 2012 2013 Beroepsbevolking -0,3 0,0 1,25 0,75 Werkzame beroepsbevolking -1,0 0,0 0,75 0,0 Werkloze beroepsbevolking (aantal x 1.000) 391 387 470 520 Werkgelegenheid in arbeidsjaren -1,8 0,4-0,5-1,5 Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) Bron: CPB, bewerking ECABO, 2012 4,5 4,4 5,25 6,0 In 2012 loopt de werkloosheid op tot 5,25 procent van de beroepsbevolking. Dit komt zowel door de dalende vraag naar arbeid als de groei van de beroepsbevolking. Naar verwachting zal het werkloosheidspercentage in 2013 oplopen tot 6 procent, vooral door een daling van werkgelegenheid. Door de krimpende productie neemt de werkloosheid toe in 2013 tot 6 procent. De terugvallende groei in 2012 werkt met vertraging door op de arbeidsmarkt, De vooruitzichten voor de tweede helft van 2012 en 2013 zijn minder goed, de arbeidsvraag daalt door de tegenvallende productie. Zowel in de marktsector als bij de overheid krimpt de werkgelegenheid. De toename van de werkloosheid wordt beperkt doordat de groei van het arbeidsaanbod afneemt. De perspectieven op een baan verslechteren, het zogenoemde dicouraged-worker -effect treedt dan op. 3.4 Groei verwacht voor zorg en welzijn Eind 2012 voorziet ING Economisch Bureau voor 2013 een bescheiden groei voor 5 van de 11 bedrijfssectoren. De sector zorg en welzijn zal naar verwachting sterker groeien. Deze sector profiteert vooral van de toenemende vraag naar medische hulp en langdurige ouderenzorg. De volumegroei van 3,5 procent in 2012 zet door in 2013 met 3,0 procent. Deze verwachte afname in groei wordt veroorzaakt door een kleinere toename van het aantal medische verrichtingen door ziekenhuizen. Ook de sectoren groothandel, industrie en nutsbedrijven en transport en opslag zullen bescheiden groeien. Deze meer op het buitenland gerichte sectoren lijden minder onder de gevolgen van koopkrachtverlies. De detailhandel, horeca en de bouw, die afhankelijk zijn van de binnenlandse vraag, blijven dit en volgend jaar nog onder druk staan. 14

Tabel 3.2 Volumemutaties naar sector sector 2011 2012 2013 Landbouw en visserij -0,6% 1,1% 0,7% Industrie en nutsbedrijven 2,5% -1,3% 0,5% Bouw 3,9% -7,3% -1,0% Groothandel 2,6% 0,0% 1,0% Detailhandel -1,0% -2,4% -1,7% Horeca 1,4% -0,3% -1,0% Transport en opslag 2,0% -0,7% 0,6% Zakelijke dienstverlening -0,3% -0,7% 0,5% Overheid -3,4% 0,5% -0,4% Onderwijs 0,7% -0,4% -0,4% Zorg en welzijn 3,4% 3,5% 3,0% Bron: ING Economisch Bureau, november 2012 De afgelopen jaren ondervonden de detailhandel en horeca al de gevolgen van de afnemende koopkracht. In de detailhandel weten alleen de supermarkten nog omzetstijgingen te realiseren. Bij non-food winkels daalde het volume met bijna 5 procent in de eerste acht maanden van 2012 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Meubelzaken en dergelijke hebben het zwaar door de vastgelopen woningmarkt. Ook in de horeca krimpen de volumes. Nieuwe bezuinigingen en lastenverzwaringen zorgen er voor dat de consumentenbestedingen verder zullen dalen. ING verwacht in 2013 voor deze sectoren geen groei. Ook de zakelijke dienstverleners hebben last van krimp in 2012. In 2013 wordt een lichte groei verwacht, die vooral wordt gedragen door de IT-sector. Evenmin worden positieve cijfers verwacht voor de bouw. De bouwproductie krimpt in 2012 met meer dan 7 procent. De gematigde economische vooruitzichten zorgen ook in 2013 nog niet voor herstel. De bodem lijkt wel in zicht. Door het streven naar een kleinere, compactere overheid is het aantal ambtenaren gedaald en is in 2012 4 procent lager dan in 2010. Door demografische factoren krimpt het onderwijs voor het eerst sinds 1994. Leerlingenaantallen in het basis- en voortgezet onderwijs en het mbo-onderwijs nemen af. Vooralsnog groeit het aantal studenten in het hoger onderwijs. Sectoren die voor een groot deel afhankelijk zijn van de export, te weten de transportsector, industrie en groothandel, krimpen in 2012, maar kunnen in 2013 rekenen op beperkt groeiherstel. In de industrie daalt het aantal nieuwe orders al enige tijd en de voorraden lopen op. Het transport over de weg heeft last van de afnemende consumentenbestedingen en de malaise in de bouw. 15

4 Problemen op de arbeidsmarkt vooral in het middensegment De vraag op de arbeidsmarkt naar hoger, middelbaar en lager opgeleiden is veranderd in de afgelopen jaren. De vraag naar hoger opgeleiden neemt toe en die naar middelbaar opgeleiden neemt af. De problemen op de Nederlandse arbeidsmarkt zitten niet aan de onderkant, maar in het midden. Zo blijkt de CPB Policybrief 2012/06 2. In eerdere publicaties heeft het CPB geschreven over de toekomst van laagbetaalde arbeid 3. Er waren grofweg twee verschillende opvattingen. De eerste houdt in dat de vraag naar laaggeschoolde arbeid zal dalen door technologische ontwikkelingen en door concurrentie van lage lonen landen. Vooral voor mannen zou dit nadelig zijn, omdat de beroepen waarin zij traditioneel werken (landbouw en industrie) het sterkste geraakt zouden worden. De tweede opvatting was minder pessimistisch en houdt in dat de behoefte aan laaggeschoolde arbeid niet of slechts licht zou krimpen. Beroepen als verkoper, schoonmaker en vakkenvuller maken ook deel uit van dit segment en zijn niet gevoelig voor technologische ontwikkelingen of concurrentie van lagelonenlanden. In de Policybrief 2012/06 worden trends gepresenteerd en verklaringen gegeven voor de ontwikkelingen van vraag en aanbod voor hoger, gemiddeld en lager opgeleiden. Een aantal van deze trends wordt beschreven in dit hoofdstuk. 4.1 Verschil werkloosheid onder gemiddeld en hoger opgeleiden niet groot Sinds het begin van de kredietcrisis is de werkloosheid in veel landen gestegen. In Nederland van 3 procent in 2008, tot ruim 6 procent in 2012. Het gemiddelde werkloosheidspercentage in de Europese Unie is bijna twee keer zo hoog, met uitschieters naar boven in Spanje en naar beneden in Oostenrijk. Voor de hogere en laagste inkomens groeide de werkgelegenheid sinds 1998 met ruim 2 procent. Mensen die werkloos raken, moeten vaker genoegen nemen met een lager inkomen, ook als ze uiteindelijk weer een baan vinden. Voor jongeren geldt dat instromen op de arbeidsmarkt in tijden van recessie zowel op korte termijn als lange termijn negatieve gevolgen heeft voor hun baankansen en inkomen. De volgende figuur toont de ontwikkeling van de werkloosheid vanaf 1979 naar opleidingsniveau. Hoogopgeleide werknemers hebben minstens een hbo-diploma, laagopgeleide mensen hebben maximaal een vmbo-, mbo 1- of avo-onderbouwdiploma en gemiddeld opgeleiden zitten er tussenin: een afgeronde middelbare beroepsopleiding op niveau 2, 3 of 4. Figuur 4.1 Ontwikkeling werkloosheid in percentages van de beroepsbevolking, vanaf 1979 Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012 2 CPB Policy Brief 2012/06, Loonongelijkheid in Nederland stijgt, CPB december 2012 3 Minder werk voor laagopgeleiden?, CPB, 2010 16

De hoogste werkloosheid, zowel in tijden van krimp als groei, is onder laag opgeleiden en de laagste onder hoogopgeleiden. Behalve in de periode van 1991 tot en met 1993, toen was de werkloosheid onder gemiddeld opgeleiden lager. In het algemeen is het verschil tussen de werkloosheidspercentages onder hoog en gemiddeld opgeleiden niet groot. In de afgelopen jaren is de stijging onder gemiddeld opgeleiden het sterkst. In 2011 zijn 141.000 mensen (7,8 procent) met een lager opleidingsniveau werkloos. Het aantal gemiddeld opgeleide werklozen is 171.000 (5,2 procent) en onder hoogopgeleiden zitten 100.000 personen (3,8 procent) zonder baan. Tegelijk met de problemen in het midden van de arbeidsmarkt ziet het CPB de inkomenskloof tussen hoog opgeleiden en gemiddeld en laag opgeleiden steeds groter worden. Terwijl het inkomensverschil tussen gemiddeld en laagopgeleiden de laatste jaren stabiel blijft, neemt het verschil met hoogopgeleiden sterk toe. 4.2 Daling werkgelegenheid van gemiddeld betaalde banen De volgende figuur toont de ontwikkeling van het aantal hoog, gemiddeld en laag betaalde banen in de periode van 1998 tot en met 2010 in 13 Europese landen. Figuur 4.2 Verandering in werkgelegenheid van landen in de periode 1998-2010 van hoog, gemiddeld en laag betaalde banen. Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012 Uit bovenstaande figuur blijkt dat het aandeel van gemiddeld betaalde banen in de periode van 1998 tot en met 2010 in alle hier gepresenteerde landen is gedaald, terwijl het aantal banen aan de bovenen onderkant van de loonverdeling groeit. De daling in het middensegment is in Nederland het geringst. Hier is het aantal gemiddeld betaalde banen met minder dan 5 procent gedaald, in Roemenië en het Verenigd Koninkrijk met meer dan 10 procent. Ook onderzocht het CPB de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor laag, gemiddeld en hoog opgeleide werknemers. Het resultaat laat de volgende figuur zien. In deze figuur is het niveau van de werkgelegenheid in 1998 gesteld op 100. 17

Figuur 4.3 Ontwikkeling van het aantal banen voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden 4 Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012 Uit deze figuur blijkt dat de werkgelegenheid voor gemiddeld opgeleiden is gedaald. Die voor hoog opgeleiden is het sterkst gestegen. Opvallend is ook de stijging van 9 procent van de werkgelegenheid voor laag opgeleiden. Het CPB constateert een afname van de werkgelegenheid in beroepen die relatief eenvoudig kunnen worden uitbesteed en een toename van beroepen die fysieke aanwezigheid vereisen. 4.3 Aandeel gemiddeld opgeleiden in beroepsbevolking stabiel Ook het aanbod van werkenden verandert. De volgende figuur toont de verandering in samenstelling van de Nederlandse beroepsbevolking. Figuur 4.4 Ontwikkeling van de samenstelling van de beroepsbevolking Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012 In de periode na 1979 zijn de aandelen van de groep laag en gemiddeld opgeleiden vrij constant en licht dalend. De groei van het aandeel van de groep hoog opgeleiden in de jaren tot 1979 zet door tot 2011. Van de totale groei van de beroepsbevolking sinds 1996 met circa 1,1 miljoen mensen, hadden 1 miljoen een hogere opleiding. Er kwamen 300 duizend gemiddeld geschoolden bij en er waren 200 duizend laaggeschoolden minder. 4 De landen die in deze figuur zijn meegenomen zijn dezelfde als in figuur 4.2. 18

4.4 Gevolgen vooral voor het middensegment De volgende tabel toont de gevolgen voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden. Tabel 4.1 Ontwikkelingen voor laag, gemiddeld en hoger opgeleiden niveau ontwikkeling samenstelling beroepsbevolking 2009-2011 ontwikkeling verdeling werkgelegenheid 2009-2011 ontwikkeling werkloosheid stijgend laag opgeleiden dalend gemiddeld opgeleiden constant hoog opgeleiden Bron: CPB, bewerking ECABO, 2012 De gevolgen voor de groep gemiddeld opgeleiden zijn het grootst, aldus het CPB. Werkloosheid onder deze groep zal verder toenemen. Een deel van hen zal in staat zijn zich te scholen tot hoog opgeleiden, maar de concurrentie is groot door het gestegen aanbod van hoog opgeleiden. Laaggeschoold werk is een onaantrekkelijk perspectief en de afstand tussen enerzijds hoog en anderzijds gemiddeld en laag geschoolden zal groter worden. Vervolgens noemt het CPB drie oorzaken van de veranderingen in de vraagzijde van de arbeidsmarkt: De eerste is de automatisering van werk. Computers nemen routinematig werk over, dat is gebaseerd op regels en instructies. Dit werk kan veel efficiënter en foutloos door computers worden uitgevoerd. Voorbeelden zijn het sorteren, opslaan en opzoeken van informatie, het uitvoeren van berekeningen, het bewerken en analyseren van data en het controleren van bedrijfsprocessen. Een tweede aspect is de opkomst van communicatie en interactie, taken die complementair zijn aan het gebruik van computers. Het analyseren en oplossen van problemen behoort tot de zogenaamde niet-routinematige taken. De werkzaamheden vereisen dat werknemers fysiek aanwezig zijn om situaties of problemen te kunnen beoordelen. Een derde trend is het steeds vaker uitbesteden van werk. Door verbeterde communicatiemogelijkheden groeien de mogelijkheden om processen op afstand uit te voeren en te controleren. Dit geldt vooral voor activiteiten die geen directe aanwezigheid vereisen. Deze trend, offshoring, wordt meer en meer gezien als een factor van betekenis in de veranderende vraag naar arbeid en daardoor als een bedreiging voor het behoud van werkgelegenheid. 19

Bijlage Geraadpleegde bronnen Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en 2013, Panteia, 2012 CPB Policy Brief, 2012/07, Decemberraming 2012, Economische vooruitzichten 2013, CPB, 2012 CPB Policy Brief 2012/06 Loonongelijkheid Nederland stijgt, CPB, 2012 Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten, december 2012 nummer 4, DNB, 2012 Macro Economische Verkenning 2013, CPB, 2012 ManpowerGroup, Arbeidsmarktbarometer (MEOS), december 2012 OpleidingsMonitor Flexbranche 2012, STOOF, ITS, 2012 RWI, Arbeidsmarktscan 2012, 2012. Publicaties en cijfers op de websites van de ABU, CBS Statline, ING Economisch Bureau, de Rijksoverheid en de landelijke dagbladen. 20