Projectplan VNG-project: Naar een kwaliteitsstandaard voor schoolgebouwen Aanleiding De bestaande (grond)wettelijke formulering van de gemeentelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting vereist complexe regels op gemeentelijk niveau om rechtszekerheid en gelijkheid te garanderen. In de praktijk leidt dit wettelijk keurslijf tot rigiditeit bij de uitvoering: te weinig gemeenten durven het aan om de aanwezige ruimte voor lokaal maatwerk op te pakken. Dit uit zich onder andere in de manier waarop de financiële normbedragen worden toegepast: discussies gaan over cijfers achter de komma, en bij onvermijdelijke of zeer wenselijke extra kosten worden soms de normen omzeild. Gevolg daarvan is dat negatieve beeldvorming over gemeentelijke prestaties op het gebied van scholenbouw de successen van brede schoolvorming, onderwijsboulevards en andere succesvolle investeringen van gemeenten in onderwijshuisvesting overschaduwt. Schoolbesturen, de klant van dit gemeentelijke product, zijn niet tevreden en pleiten daarom voor (nog complexere) wetswijzigingen ter vergroting van de financiële autonomie. De VNG wil de discussie over investeringen in schoolgebouwen terugleiden naar de kernvraag: Wat zijn goede schoolgebouwen de gemeente waard? Om die vraag weer centraal te stellen denkt de VNG dat het mogelijk is de normbedragen te vervangen door een kwaliteitstandaard voor schoolgebouwen, die gemeenten in staat stelt om bewust te kiezen voor een (te differentiëren) kwaliteitsniveau voor de schoolgebouwen binnen haar gemeentegrenzen. Naast een standaard in de vorm van randvoorwaarden/eisen die aan het ontwerp gesteld worden voor de minimaal (=wettelijk) vereiste basiskwaliteit zal deze kwaliteitstandaard een aantal pluspakketten bevatten waarin op deelaspecten hogere ambitie- en/of kwaliteitsniveaus worden geformuleerd. Deze pluspakketten kunnen betrekking hebben op allerlei aspecten van kwaliteit, bijvoorbeeld: energiezuinigheid; duurzaamheid; architectonische kwaliteit; multifunctioneel/flexibel gebruik etc. Deze heroriëntatie van de methode van financieren van schoolgebouwen wordt tevens aangegrepen om te onderzoeken of een aantal inhoudelijke ontwikkelingen, zowel binnen de onderwijskolom als op aanpalende gemeentelijke beleidsterreinen, beter verankerd kunnen worden binnen de modelverordening. Tot deze ontwikkelingen behoren in ieder geval: -De wijze waarop bovenschools management en/of overige ondersteunende diensten is gehuisvest. -Alternatieve aanbestedingsvormen waaronder Publiek Private Samenwerking. -Multifunctionele accommodaties. -Huisvesting van Buitenschoolse Opvang en ander multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen. -Ruimten voor Tussenschoolse Opvang. Doelstelling project: probleemstelling Is het mogelijk om de financiële normbedragen in bijlage IV van de VNG modelverordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs te vervangen door een gedifferentieerde
kwaliteitsstandaard voor schoolgebouwen, die dient als financieel kader waarop gemeenten hun besluiten tot subsidieverlening kunnen baseren? Zo ja is er voldoende draagvlak om deze wijziging door te voeren? De wijziging richt zich op alle onderwijssoorten, dus zowel basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs. De probleemstelling valt uiteen in 2 deelvragen: 1 Is het mogelijk? Randvoorwaarden: -financiële beheersbaarheid (incl. planningsmogelijkheden t.b.v. meerjarenbegroting) -passend in (onderwijs)wetgeving (m.n. gelijkheidsbeginsel en WPO) Daarnaast aandacht voor bijdrage van deze wijziging aan de volgende thema s: -De wijze waarop bovenschools management en/of overige ondersteunende diensten is gehuisvest. -Alternatieve aanbestedingsvormen waaronder Publiek Private Samenwerking. -Multifunctionele accommodaties. -Huisvesting van Buitenschoolse Opvang en ander multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen. -Ruimten voor Tussenschoolse Opvang. 2 Is het wenselijk, is er voldoende draagvlak? Toetsingscriteria zijn: -de mening van de VNG achterban, ambtelijk en bestuurlijk. -draagvlak bij PO raad en VO raad. Zonder voldoende draagvlak bij deze actoren ligt het niet voor de hand om de wijziging door te voeren. Tevens worden diverse andere belangenorganisaties uit aanpalende sectoren betrokken en geraadpleegd ter toetsing van het nieuwe model. Beoogd resultaat project Bij positieve beantwoording van beide deelvragen is het resultaat dat in de modelverordening: 1. de genormeerde investeringsbedragen in bijlage IV vervallen. 2. in de verordening wordt opgenomen: a. de basiskwaliteit van een schoolgebouw volgens het Bouwbesluit (minimumniveau voor de bouw van een school), waarmede de gemeente voldoet aan de wettelijke zorgplicht b. de aanvullende eisen die leiden tot een hoger kwaliteitsniveau (o.a. duurzaam bouwen, energiezuinig bouwen, aanvullende richtlijnen van Arbo, GGD, onderwijskundige ontwikkelingen en stedenbouwkundige eisen). Op basis van het resultaat onder 2a en, afhankelijk van de lokale beleidsprioriteiten, de gekozen extra kwaliteitsimpulsen in 2b wordt op lokaal niveau het investeringsbedrag voor de basiskwaliteit vastgesteld. Onderzocht moet worden in hoeverre er een referentiebedrag in de verordening moet worden opgenomen. Globale planning en fasering project Het project bestaat uit twee fasen:
Fase 1 Fase één bestaat uit de uitwerking van de probleemstelling tot een globale schets van een mogelijk nieuw model voor bijlage IV. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de voor- en nadelen van een nieuw model waarbij sprake is van een kwaliteitsstandaard. O.b.v. deze globale schets wordt het draagvlak onder de leden van de VNG onderzocht. Tevens wordt het draagvlak bij schoolbesturen en diverse andere relevante veldpartijen onderzocht. Deze fase mondt begin 2011 uit in een besluit van het VNG bestuur om wel of niet bijlage IV van de modelverordening te wijzigen. Fase 2 Afhankelijk van dit besluit wordt in fase twee in de eerste helft van 2011 het model verder uitgewerkt tot een wijziging van de modelverordening voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. De wijzigingen worden vervolgens d.m.v. diverse regiobijeenkomsten voor de leden toegelicht. Werkwijze Fase 1 is verder uitgewerkt in een bijlage bij dit projectplan. Het gedetailleerd uitwerken van fase 2 geschiedt aan het eind van fase 1, omdat dit mede afhankelijk is van het verloop en resultaat van fase 1. In periodiek overleg tussen de subsidiegever en de VNG wordt over de voortgang van het project gerapporteerd. Naast het periodiek overleg met de subsidiegever wordt er een begeleidingscommissie gevormd, bestaande uit vertegenwoordigers van de PO-raad, de VOraad en het Servicecentrum Scholenbouw. Voor een longlist van te betrekken andere organisaties zie bijlage. Contactpersoon Projectleider tevens projectuitvoerder v.w.b. de VNG inbreng is Frans Rutjes, beleidsmedewerker Onderwijs en Jeugd. Bijlagen: 1 uitwerking projectfase 1 2 longlist van te betrekken partijen <<<>>> Bijlage 1 Detailuitwerking projectfase 1 tot januari 2011 en globale schets projectfase 2. Fase 1 Het resultaat van fase 1 zal bestaan uit: 1 een rapportage met daarin een globale schets van de kwaliteitstandaard en de resultaten van de draagvlakpeiling in de vorm van een inventarisatie van voor- en nadelen. 2 Een beargumenteerd advies aan het VNG bestuur gebaseerd op deze rapportage. 3 een nadere uitwerking van fase 2 van het projectplan. Daarvoor worden de volgende stappen uitgevoerd/uitgewerkt. -globaal uitwerken probleemanalyse en mogelijke oplossing in de vorm van grofmazig model voor een kwaliteitsstandaard in het basisonderwijs. In deze verkennende fase alleen
uitwerken voor het basisonderwijs, SO en VO worden pas in fase 2 erbij getrokken. Wel aandacht voor specifieke aandachtspunten in SO en VO. -Inventarisatie van mogelijke voor en nadelen van de wijziging. -Ex ante reeds globaal aandacht voor de vraag: hoe kunnen de voor en nadelen van beide alternatieven (normbedragen of kwaliteitstandaard) tegen elkaar worden gewogen? -globaal inventariseren van mogelijke aspecten die voor een gedifferentieerd kwaliteitsniveau in aanmerking komen. -Verkenning reeds bestaande literatuur / veldonderzoeken naar differentiatie (utrecht/veghel etc.) -Verkennen en verwerven van draagvlak voor nieuw model bij VNG achterban, PO raad en VO raad en diverse relevante veldpartijen. -Uitmondend in go/no go besluit door VNG bestuur, gepland in januari 2011. Globale schets Fase 2 januari 2011 tot uiterlijk juli 2011. -Uitwerken kwaliteitstandaard tot nieuwe bijlage IV van de VNG modelverordening voor basis, speciaal en voortgezet onderwijs. -Uitmondend in VNG ledenbrief wijziging van bijlage IV van de VNG model (juni 2011) -Gevolgd door regionale bijeenkomsten waarin het nieuwe model wordt toegelicht. <<<>>> Bijlage 2 longlist van bij draagvlakonderzoek te betrekken organisaties/personen. VNG achterban: G4 overleg onderwijshuisvesting (ambtelijk). VNG Klankbordgroep onderwijshuisvesting (ambtelijk). LVOO werkgroep FMH (ambtelijk). Advies aan VNG bestuur door VNG commissie Onderwijs Sport en Cultuur (bestuurlijk). Primaire stakeholders: begeleidingscommissie bestaande uit -PO raad -VO raad -Servicecentrum Scholenbouw -ministerie OCW. Overige organisaties: -Netwerkbureau kinderopvang -Steunpunt Brede School -netwerk Bouwstenen voor Sociaal -platform onderwijshuisvesting -rijksbouwmeester/onderzoekslab -SBR -kopgroep maatschappelijk vastgoed -Aedes -BNA onderzoek (onderwijs) -stimuleringsfonds voor architectuur -waarborgfonds kinderopvang -Linked in groep onderwijshuisvesting -Linked in groep bouwstenen voor sociaal VNG, december 2010