Psychologie Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 1: Psychologie als socio-wetenschappenlijke studie



Vergelijkbare documenten
1: A beginning: 2: tell me what you see

Inhoud. Woord vooraf Inleiding Kennismaking met de psychologie Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51

HOOFDSTUK 6; CONDITIONERING EN LEREN.

Examen Inleiding en Criminologische Psychologie

Question 6 Multiple Choice

Perceptie. dinsdag 6 maart 2012

LA KOL Bijeenkomst 4

Bijlage 3. Symptomen van de eerste orde

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

* Kleuters uitdagen werkt!

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

A. A BEGINNING: EEN HOOFDSTUK OVER WAAR PSYCHOLOGIE OVER GAAT EN OVER HOE PSYCHOLOGEN ONDERZOEK VERRICHTEN

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Hoe beïnvloeden je verwachtingen je waarnemingen?

Samenvatting. Odinot_4.indd :19:06

Auteurs SlimStuderen is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!

Inhoud. 1 Oriëntatie op de psychologie 15

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen?

In zintuigcellen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen, zenuwcellen conductoren) geleiden en verwerken impulsen.

Psychologie bestudeert menselijk gedrag en probeert hiervoor een verklaring te vinden.

Geest, brein en cognitie

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

BIOKLOK DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE LES MODULE C. klok. www. bio. .nl

Nederlandse samenvatting

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart Inleiding 2. Theoretische achtergrond

de verzwakkingscorrectie uit te voeren op basis van de berekende verzwakkingscorrectie.

KANS OP SLAGEN. Definitie van probleemgedrag. Autisme en Probleemgedrag. Steven Degrieck. 14 juni Definitie van probleemgedrag

Voorwoord... iii Verantwoording... v

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Eindexamen Filosofie vwo I

A. De wetenschap van psychologie

A c. Dutch Summary 257

essay-artikel // jade teijgeman 2.0

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Eindexamen Filosofie havo I

Erfgoedonderwijs als cultuuronderwijs. Barend van Heusden Afdeling Kunsten, Cultuur en Media

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

De Taxonomie van Bloom Toelichting

A Rewarding View on the Mouse Visual Cortex. Effects of Associative Learning and Cortical State on Early Visual Processing in the Brain P.M.

filosofie vwo 2016-II

L e t s g e t P h y s i c a l

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

20/04/2013: Kwalitatief vs. Kwantitatief

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25

Informatie over de deelnemers

Getting in touch again, een verrijkte omgeving. Hanne Strauven, Judit Kelchtermans, Ellen Decroos, Greet Gelin

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met ASPECIFIEK LAGE RUGPIJN. September 2011, blok 6, Gerard Koel.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Visuele geletterdheid

Omgaan met faalangst en weerstanden! Trainer: Gijs Visser

ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Havo congres 5 februari 2015

nederlandse samenvatting Dutch summary

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

a p p e n d i x Nederlandstalige samenvatting

tudievragen voor het vak TCO-2B

Networks of Action Control S. Jahfari

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

Dwarse verbanden: natuur en techniek, wereldoriëntatie, cultuuronderwijs, enz

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Samenvatting (Summary in Dutch)

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Brein Centraal leren. geheugentraining - bewegingsstrategieën

Breincentraal leren: van hersenonderzoek naar klaslokaal. Lucia M. Talamini UvA

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram:

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Het lerend vermogen bij personen met dementie. Kathleen Vandenbroucke

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Het toepassen van theorieën: een stappenplan

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7)

Informatie verzamelen en verwerken deel 3: onderzoeksmethodologie

Soms ziet hij maar een deel van wat er te zien is; zo worden delen van het werkvlak of het werkblad niet gebruikt.

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

Opleiding Toegepaste Psychologie Opleiding Logopedie en Audiologie. MT1 MT2 MT3 Ba LOG Ba AUD. Duur van het examen: 1 uur Versie: 1

Cultuur in de Spiegel

16/06/2014 CRITERIUMGERICHT INTERVIEW HET GEBRUIK VAN CRITERIUMGERICHT INTERVIEW IN EEN EVC-PROCEDURE

MANTELZORG, GOED GEVOEL

NAAM: TUSSENTIJDSE TOETS SOCIALE PSYCHOLOGIE PM05 22 NOVEMBER 2004

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

De mindset van een verbinder Focus op balans, afstemming en integratie

GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag Analyse van operant geconditioneerd gedrag DSM-IV Evidence based behandelingen

Informatie over het werkgeheugen

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

De kracht van direct positief belonen

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Transcriptie:

Psychologie Hoofdstuk 1 Contactpersoon: gert.storms@ppw.kuleuven.be Hoofdstuk 1: Psychologie als socio-wetenschappenlijke studie Wat is psychologie? Vaak foute informatie uit media, literatuur rond psychologie = (meestal) geen wetenschappelijk verantwoorde kennis Psychologie ontstaan uit filosofie Psychologie volgens Proust: De zielkundige ontleding, of het vermogen daartoe, de kennis v/h binnenste v/d mens Psychologie der sekten: Het geheel der psychische verschijnselen in een categorie, groep of tussen groep, en de leer daarvan Psychologie (definitie): Wetenschappelijke/empirische studie van - gedrag - mentale processen Erg veel verschillende disciplines (vermoeilijkt de afbakening v/h domein) APA: American Psychological Associaton = Wereldwijde beroepsvereniging van psychologen Meerdere studies bestuderen, naast psychologie, het gedrag en de mentale processen (Voorbeelden: antropologie, sociologie, rechten, economie, criminologie,...) = studie vanuit ander gezichtspunt Verschil: onderwerp is hetzelfde, methoden anders Mensen hechten geloof aan pseudowetenschappen = poging om natuurlijke fenomenen te verklaren zonder empirische observatie of wetenschappelijk onderzoek aan de basis (Voorbeelden: telepathie, helderziendheid, extra sensory perception - toekomst voorspellen)! Freud en Jung hielden zich ook bezig met zulke soort psychologie = weinig tot geen empirische studie en wetenschappelijk bewijs Primary effect: eerste informatie weegt belangrijk door Recency effect: wanneer men primary effect kent, hecht men meer belang aan laatste informatie 1

Freud en psychologie: Freud was geneesheer = leidde wetmatigheden uit klinische gevalstudies af (psyc)hoanalyse) Veel tegenspraak anno 2012 Associatie psychoanalyse en psychologie is fout (Freudprobleem) Betrouwbare psychologen: - Skinner - Hubel & Wiesel (nobelprijs) - Simon (nobelprijs) - Sperry (nobelprijs) - Kahneman & Tversky (nobelprijs) Psychologen voornamelijk actief binnen: - arbeid en organisatiepsychologie - schoolpsychologie - klinische setting (therapie) - wetenschappelijk onderzoek Psychologie psychiatrie Psychiatrie: specialisatie in geneeskunde = onderzoek naar psychisch disfunctioneren vanuit somatisch gezichtspunt --> niet opgeleid voor psychotherapie Historie van de psychologie: 1878: eerste laboratorium voor experimentele psychologie = Universiteit van Leipzig, onder leiding van Wilhelm Wundt Vaak bezwaar vanuit religieus standpunt = tot een eeuw geleden geen laboratorium aan Universiteit van Cambridge "Op schaal uitdrukken van menselijke ziel" kon niet Psychologie ontstaan uit: Geesteswetenschappen - filosofie Positieve wetenschappen - fysiologie: associatie met psychologe in studie geest/psyche - neurologie Psychologische kennis op basis van: - geesteswetenschappelijke methoden (verklaring centraal) - positief-wetenschappelijk onderzoek (predictie centraal) 2

Twee historische strekkingen Descartiaanse strekking: geest niet objectief waarneembaar - rationalisme: ratio als enig criterium voor geldige kennis met dualisme: lichaam en geest gescheiden Angelsaksische strekking: kennis enkel verkrijgbaar door onbevooroordeelde zintuigelijke kennis - empirisme met associationisme! Voornamelijk Angelsaksische strekking heeft geleid tot wetenschappelijke psychologie = gebaseerd op empirisch onderzoek! Positieve wetenschappen toonde aan dat Descartiaanse bewustzijn niet klopte Onderwerpen van psychologie Voor 1900 - bewustzijn centraal (via introspectie: zelfreflectie) Rond 1900 - meer interesse in onbewuste Vanaf 1920 - behaviorisme (uit Amerika): verband zoeken tussen stimulus en reactie = studie van mentale processen werd onwetenschappenlijk beschouwd! voornamelijk studie op dieren (dierpsychologie) - overte gedrag: gedrag dat men rechtstreeks kan observeren - blackbox: men kan enkel "raden" naar de inhoud ervan, wat er gebeurd Dierenpsychologie: dierengedrag bestuderen en er vanuit gaan dat menselijk gedrag hetzelfde is maar dan complexer (maar volgens zelfde principes) Vanaf WOII - psychologie werd gedragswetenschap die enkel objectief waarneembaar gedrag mocht bestuderen = omvat studiemethoden van 1920 Vanaf 1960 - informatieverwerkingsmogelijkheden mogelijk door technologische ontwikkeling - cognitieve psychologie: studie van de manier waarop we informatie verwerken Recent - biomedische wetenschappen geven nieuwe tendens - nauwer verband tussen psychologie en neurowetenschappen 3

Verwerven van nieuwe kennis Kwalitatieve Methoden constructie sociale realiteit, culturele betekenis focus op interactieve processen, gebeurtenissen authenticiteit waardengebonden theorie & gegevens vervlochten essentieel situationeel vaak beperkt aantal gevallen thematische analyse onderzoeker is betrokken Kwantitatieve Methoden meten van objectieve feiten focus op variabelen betrouwbaarheid waardenvrij theorie & gegevens gescheiden onafhankelijk van de context veel gevallen/proefpersonen statistische analyse onderzoeker is onafhankelijk Methodologische eisen voor wetenschappenlijk onderzoek Drie kenmerken van de psychologische wetenschappen Kennis verzamelen via systematisch empirisme = Wetenschappelijke kennis laat zich voornamelijk leiden door systematisch waarnemen werkelijkheid = sensorische ervaring = observatie als onderzoeksgegeven van de psychologie = hier zijn gezagsargumenten! Systematisch empirisme noodzakelijk Voorbeelden van fouten: -indelen sterrenstelsel in zeven delen (7 dagen, 7 gaten in gezicht) - aderlatingen tegen koorts - psycho-analyse (volgens Freud) Kennis moet publiek verifieerbaar zijn = kennis moet repliceerbaar zijn, iedereen moet bij dezelfde studie, dezelfde resultaten bekomen Systeem vaan peer review verplicht overdragen van wetenschappelijke kennis aan andere onderzoeker, voor de publicatie van een bepaalde ondervinding controle rond: - zinvolheid v/d vraagstelling - aangewende procedures - verwerking v/d gegevens - grondigheid v/d conclusies - ethisch karakter v/h onderzoek 4

Kennis moet toetsbaar zijn = problemen moeten oplosbaar zijn, wetenschappelijke theorieën moeten toetsbare theorieën zijn ze moeten eveneens falsifieerbaar zijn (het moet principieel mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak fout is) Voorbeeld NIET falsifieerbare vraag: - Is de mens goed of slecht? Voorbeeld niet-toetsbare theorieën: - Psycho-analyse volgens Freud - Nixon zijn drang naar falen - Veel valse verklaringen voor Gilles De La Tourette Poc Hoc verklaringen: verklaringen bedacht na het bekijken van onderzoeksresultaten (schril contrast met predictie)! Veel dingen bleken te kloppen tot er nieuwe technieken kwamen die het omgekeerde aanwezen Theorie: relatie tussen set concepten die gebruikt worden om data/gegevens te verklaren en predicties te maken over resultaten van een empirische studie Vijf stappen proces voor wetenschappelijke methoden Ontwikkelen v/e hypothese: - Hypothese: uitspraak die resultaat van wetenschappelijk onderzoek voorspelt! wanneer data en hypothese elkaar tegenspreken -> nieuwe theorie vinden Aanpassen theorie brengt ons dichter bij werkelijkheid! Wetenschappelijke wet: relatie tussen variabelen is frequent confirmeerbaar - Operationele definitie: begrippen betekenis geven door verwijzing naar observeerbare gegevens (dankzij operationalisering) Intelligentie: datgene wat gemeten wordt met een bepaalde intelligentietest! Er is een verschil tussen een operationele definitie en essentialistische definitie Operationele definitie: verklaren hoe men een begrip kan meten (zie voorbeeld) Essentialistische definitie: effectief zeggen wat een bepaald begrip is Gecontroleerde test: - Onafhankelijke variabele: variabele die door onderzoeker wordt gemanipuleerd - Randomisatie: aanbiedingsvolgorde van stimulus moet toevallig zijn Objectieve data verzamelen: - Gegevens (data): informatie verzameld voor het testen van de hypothese - Afhankelijke variabele: gemeten resultaat v/h onderzoek, responsen Analyseren v/d resultaten: = aanhouden of verwerpen v/d hypothese Publiceren, bekritiseren en repliceren v/d resultaten 5

Onderzoeksmethoden: Mogelijke indeling volgens: - positief wetenschappelijke onderzoeksmethoden = onderzoek door het meten van variabelen - geesteswetenschappelijke onderzoeksmethoden = onderzoek door interpretatie Voornamelijke indeling volgens: - descriptieve methoden - experimentele methoden Naturalistische observatie = observatiestudie buiten laboratorium (natuurlijke habitat) 18.000 moorden op TV gezien voor volwassen worden Nadeel naturalistische observatie: gedrag kan aangepast worden nadat de geobserveerde weet dat hij effectief geobserveerd word! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Gevalstudie =1 persoon of 1 voorbeeld van een fenomeen wordt zeer gedetailleerd onderzocht Psycho-analyse van Freud Staaf door hoofd bij werkman Nadeel gevalstudie: Alternatieve verklaringen niet altijd uitsluitbaar door beperking van ethiek! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Interview = directe bevraging van respondenten Agressie op TV zal leiden tot meer agressie in realiteit bij kijker? Nadeel interview: Interviewer moet zo neutraal mogelijk zijn, niet zo simpel! niet sterk genoeg voor causale verbanden aan te tonen Survey = verzamelen v/e steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen (waaruit men conclusie trekt voor gehele populatie) Stemgedrag kiezers (ref. telefoon) Bestuderen van kijkcijfers Nadeel survey: Onderzoek naar delicate dingen zal vaak leiden tot valse antwoorden Respondenten moeten representatief zijn voor de populatie 6

Psychologische tests = wetenschappelijk verantwoorde test die variabelen meet Enkele vereisten: - standaardisatie: test afnemen op zelfde manier (externe factoren, instructies,...) - betrouwbaarheid: nauwkeurige test waarbij meetresultaat doorheen tijd niet varieert (correlatie met zichzelf) - validiteit: de test moet effectief meten wat men wil weten (correlatie met criterium) Voorbeelden: Cognitieve tests: schoolvorderingen, intelligentietests Persoonlijkheids- en attitudetests: vragenlijken, projectieve technieken Correlationeel onderzoek = bestuderen van steekproef, karakteristieken van elk bestudeerd object noteren en verband nagaan Vaak gebruik maken van correlatiecoëfficiënt = geeft rechtlijnig verband tussen twee variabelen Altijd waarde tussen -1 en 1 Waarde = 1: perfect lineair verband, perfecte voorspelling mogelijk graden Celsius uitdrukken in Fahrenheit Waarde = -1: perfect omgekeerd verband, perfecte voorspelling mogelijk MAAR: als ene stijgt, daalt andere Waarde = 0 geen rechtlijnig verband, geen voorspelling mogelijk! Correlationeel verband duidt NOOIT meteen ook op een causaal verband Het kan ook zijn dat twee variabelen correleren, maar dat er geen enkel verband is, omdat er een derde variabele in het spel is Meer tienerzwangerschappen bij mensen zonder broodrooster = broodrooster beschermd tegen zwangerschappen is fout, meer geld (derde variabele) wil wel hogere sociale klasse zeggen en minder kans tot Soms ook aselecte steekproef: Genezingskansen voor mensen met verslaving correleren negatief met therapie = komt omdat mensen die in therapie gaan heel erg verslaafd zijn 7

Correlationeel onderzoek: relaties observeren tussen variabelen zoals ze op een natuurlijke manier voorkomen Experimentele studie: onderzoek creëert situatie en voert gecontroleerde observatie uit Werking experimentele studie: - representatieve steekproef op toevallig manier uitvoeren en steekproef populatie in meerdere groepen verdelen - elke groep een verschillende behandeling geven = verschillende op vlak van systematische manipulatie (van één of meerdere variabelen)! Alle andere aspecten moeten identiek blijven voor beide groepen - wanneer resultaten verschillen, kan men deze toeschrijven aan de gemanipuleerde variabele Onafhankelijke variabele: gemanipuleerde variabele Afhankelijke variabele: variabele waar de gemanipuleerde variabele effect op heeft! Metingen zijn echter nooit perfect betrouwbaar (probabilistische aard van psychologisch ond.) = gebruik maken van gemiddelde waarden Snelheidsmeter X meet beter dan snelheidsmeter Y, maar daardoor is snelheidsmeter X nog niet in ALLE gevallen beter dan snelheidsmeter Y. We moeten steeds nagaan of gevonden verschillen statistisch significant/betekenisvol zijn Goed experiment heeft hoge interne en externe validiteit Interne validiteit: experiment is foutloos opgezet en uitgevoerd - goede operationalisering door onderzoeker - steekproefgroep is nauwkeurig gerandomiseerd! De proefpersonen kennen best het doel v/h onderzoek niet Externe/ecologische validiteit: veralgemening tot buiten laboratorium (dagelijks leven) moet mogelijk zijn Stel door onderzoek voelen leerlingen zich extra geëvalueerd en gaan ze beter proberen te scoren dan in het echte leven Veel kritiek op experimentele studies Manipulatie tussen proefpersonen: proefpersonen van verschillende aarde Manipulatie binnen proefpersonen: proefpersonen passen zichzelf aan = voorbeeld: handtest, randomisatie kiest wel hand van de proefpersoon 8

Ethische kwesties in onderzoek met mensen en dieren Steeds voorleggen proef aan ethische commissies, alvorens uitvoering Informed consent: proefpersonen moeten vrijwillig meedoen Nochtans is het vooraf meedelen v/d proef vaak niet mogelijk Proefdieren kunnen geen toestemming verlenen, waarom dan zij gebruiken - studie van erfelijke factoren versus omgevingsfactoren - studie van ontwikkelingsprocessen (sneller opgroeiende dieren) - de gelijkaardigheid van processen (perceptie, leren, geheugen,...) vergelijken met mensen - zuiver wetenschappelijk onderzoek met geen ander doel dan het weten op zich Comfortmoet gegarandeerd worden en tevens pijn zo laag mogelijk gehouden worden 9

Hoofdstuk 2: Sensatie en perceptie Sensatie = gewaarwording Vroeg stadium van perceptie waarin neuronen (de hersenen) in een receptor (ontvanger) een intern patroon van zenuwimplusen creëren dat de omstandigheden representeert die de stimulatie veroorzaakt (binnen of buiten lichaam) (opnemen) Perceptie = waarneming = actief proces (het gegeven dat je ziet) Proces waarbij sensorische patronen betekenisvol en ingevuld worden (verwerking) Schematisch: IMPULS -> VERWERKING in NEURONEN door ontvangst in RECEPTOR -> INTERN PATROON door ZENUWIMPULSEN -> REACTIE (omstandigheden: intern of extern) Er is een geluid Gewaarwording: geluid opnemen, opmerken Perceptie: geluid interpreteren (oorsprong zoeken, aangenaam/onaangenaam,...) Neurale impulsen = hersenen ervaren wereld onrechtstreeks REDEN: zintuigen zetten stimulatie om in "taal enuwstelsel" Transductie = transformatie v/d ene energievorm in een andere -> stimulusinformatie in zenuwimpulsen Receptoren = gespecialiseerde neuronen die geactiveerd worden bij stimulatie -> leiden tot zenuwimpuls Sensorische banen = bundels van neuronen die informatie doorgeven v/d zintuigen aan hersenen 10

Zintuigen en hun systeem OGEN (kijken) OREN (horen) NEUS (ruiken) TONG (smaken) HUID/BINNENOOR (voelen) Visueel systeem Auditief systeem Olfactief systeem Gustatief systeem Tactiel systeem Tactiel systeem neemt volgende zaken waar - temperatuur - druk - pijn - lichaamsoriëntatie (binnenoor) - lichaamspositie (binnenoor) Sensorische adaptie = verlies van responsiviteit in receptorcellen na langdurige stimulatie (gewoonwording) Alcohol in mijn geval Geluid van frigo op kot (na verloop van tijd niet meer storend) Psychofysica = Psychologische tak die verband bestudeert tussen - fysische variabelen van stimuli - corresponderende psychologische variabelen (stimuli) = oudste tak binnen experimentele psychologie Centrale vraag: - Hoe vertaal je fysische naar psychologische normen? = continue manipulatie van fysische impuls en zien wat het doet met continue psychologische output! Dualisme volgens Descartes = ziel gescheiden van lichaam Absolute drempelwaarde = noodzakelijke hoeveelheid stimulatie voor detectie Differentiële drempel = kleinste hoeveelheid wijziging van stimulus waardoor verschil ervaren wordt (juist merkbaar verschil of JND just noticeable difference) Bij continue stimulusaanbieding zijn drempelwaarden afhankelijk van - interindividuele verschillen (verschilt van persoon tot persoon) - zintuig modaliteit (manier waarop zintuigen individueel werken) Signaal detectie theorie Stimulus -> neurale activiteit -> vergelijking van persoonlijke aard -> respons (of gebrek aan respons) 11

Perceptueel oordeel = resultaat v/d combinatie van sensatie en respons (beslissing) De signaal detectie theorie laat ons toe volgende zaken te scheiden - drempelwaarde - antwoordtendensen (manier/noodzaak tot reactie) Absolute drempelwaarden = drempelwaarden die voor "iedereen" van toepassing zijn Wet van Weber = JMV (juist merkbaar verschil) is fractie van standaardstimulus JMV = (S' - S)/S = /S = factie is afhankelijk van zintuigmodaliteit Geluid van "100" naar "99" = (100-99)/99 = 1/99 = 0,003 = geluidsfrequentie Subliminale beïnvloeding = verboden boodschap dat doorgegeven wordt zonder dat waarnemer zich ervan bewust is dat hij/zij wordt bloodgesteld aan de impuls, zouden verwerkt worden door onderbewustzijn 1957: James Vicary - drink more coke - eat popcorn Verklaarde dat door zijn reclame de omzet tijdens de pauze enorm was (reclame duurde 0,03 second en werd constant herhaalt) = verkopen zouden stijgen omdat filmkijkers "onbewust" werden beïnvloed = verzonnen => promotie van eigen reclamebureau (nooit bewijzen gevonden dat het werkte) Subliminale self-help tapes = audioteksten opzetten tijdens slaap zouden effect hebben Test: Tonen van kinderfoto's (zeer snel) = verschillende beoordeling van aangenaamheid Contra-balancering Sommige hadden voor het zien van de foto aangename impuls Sommige hadden voor het zien van de foto onaangename impuls = beoordeling van dezelfde foto's kan men daardoor vergelijken 12

Test: Woorden laten lezen in volgende volgorde - verpleegster => boter - brood => boter = boter zal sneller herkent worden als we eerst brood lazen Priming = woord sneller herkennen als het wordt voorafgegaan door gerelateerde prime (minder snel bij voorafgaan van niet-gerelateerde prime) Onbewuste verwerking van kleine hoeveelheden informatie (woorden, eenvoudige afbeeldingen, foto's van objecten,...) Ook van toepassing op "drink more coke" en "eat more popcorn"? Self-help tapes = worden beluistert tijdens slaap = placebo-effect Test: Zelfde tape, helft dacht dat ze er gelukkiger van gingen worden, andere dat ze beter gingen kunnen denken = geen effect, maar wel effect omdat ze het doel van de tape kenden en erin geloofden Werking zintuigen Zintuigen werken allemaal zelfde = detecteren soort van informatie (afhankelijk per zintuig) en zenden door naar gespecialiseerde hersendelen (afhankelijk per zintuig) Nabeelden = sensaties die blijven na verdwijnen v/d stimulus Test: Focus op één bepaald punt in geheel, vervolgens mogelijkheid om beeld te reconstrueren Perceptie = brengt betekenis in sensatie -> resulteert in interpretatie van externe wereld! Niet in perfecte representatie Soort van illusie = je ziet iets anders dan werkelijk weergegeven wordt Percept = betekenisvol product van perceptieproces Feature detectoren = cellen in cortex die gespecialiseerd zijn in extractie van bepaalde features v/e stimulus 13

Bindingsprobleem = belangrijk onopgelost mysterie in cognitieve psychologie = fysieke processen v/d hersenen voor combinatie van verschillende aspecten van sensatie tot een enkelvoudig percept Het bindingprobleem is de vraag hoe in onze hersenen allerlei afzonderlijke détails van objecten die wij waarnemen, worden gebundeld tot een geheel - dank u Wikipedia Bottom-up verwerking = data driven = analyse die eigenschappen v/d stimulus beklemtoont (eerder dan interne concepten) Top-down verwerking = conceptually driven = beklemtoning van verwachtingen, herinneringen en cognitieve factoren Geheugen -> Zintuigen Zintuigen -> Geheugen (wederkerige werking) Illusies = aantoonbaar foutieve ervaringen v/d stimulus patroon door iedereen gedeeld in dezelfde perceptuele omgeving Anders waarnemen dan werkelijkheid! Illusies tonen verschil tussen sensatie en perceptie Voorbeelden: - doortrekken van een lijn - door omgeving twee verschillende voorwerpen andere grootte geven, ondanks dat ze identiek zijn - zaken als "scheef" beschouwen, ondanks hun recht verloop EXAMENVRAAG: voorbeeld van horizontaal-verticaal illusie Twee lijnen, loodrecht op elkaar en even lang = verticale lijn lijkt langer dan horizontale lijn = Wundt-Fick illusie Laag voorwerp -> lijkt groot Hoog voorwerp-> lijkt klein 14

Andere illusies in realiteit - Twee treinen naast elkaar, één beweegt, welke rijdt nu eigenlijk - Lichte kleuren lijken ruimer - Lichte kleuren en horizontale strepen maken dik - Hoogte wordt overschat bij horizontaal-vertikaal illusie Ambiguë figuren = beelden waarvan interpretatie verschillend kan zijn foto van berg waar je ook stippel-hond kan zien Perceptuele constantie = vaardigheid om hetzelfde object te herkennen in verschillende omstandigheden (zoals veranderingen van belichting, afstand en locatie) Auto verandert niet van kleur als die in zon/schaduw staat Grootte-constantie meisje in neergaand huis, even groot meisje, maar lijkt vele groter Oriëntatie-constantie Voorbeeld; omgedraaide kaart maakt het alsnog mogelijk die te herkennen! Bijna nooit stabiele perceptuele informatie (voorbeeld door bewegingsperceptie)! Complexe informatie wordt geconstrueerd in tijd (paradox = onmogelijk figuur van Escher, trappen) mensen aan binnenkant lopen naar beneden, buitenkant omhoog 15

Probleem met dieptezicht = onleesbaar, iets met project op Retina Welke informatie gebruiken we voor dieptezicht Binoculair zicht - binoculaire dispariteit - binoculaire convergentie = we krijgen twee keer informatie, maar kan verschillend zijn Beweginsinformatie = relatieve bewegingsparallax = Parallax is het verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van een ander voorwerp en/of de achtergrond varieert als het vanuit verschillende posities bekeken wordt ver zicht uit wagen lijkt mee te bewegen wanneer je uit raam auto kijkt Pictorial cues - interpositie of occlusie - relatieve grootte (voorbeeld grootte van man) - lineair perspectief (voorbeeld cilinders) - textuurgradiënt (voorbeeld graan -> textuur neemt af) Leer-gebaseerde inferentie = visie die perceptie voornamelijk gevormd wordt door leerproces (niet volledig aangeboren) Perceptuele set = bereidheid om bepaalde stimulus te detecteren in bepaalde omgeving Gestalte psychologie = visie dat groot deel van perceptie bepaald wordt door aangeboden factoren Figuurperceptie = deel van patroon dat aandacht opeist Achtergrond = deel van patroon dat geen aandacht op eist Subjectieve contouren = afgrenzingen die gepercipieerd worden (maar niet fysisch gegeven) geslotenheid = tendens om leemtes in te vullen om onvolledige figuren compleet te maken Gestaltwetten van perceptuele groepering = reactie op het structuralisme omdat daar aangenomen wordt dat perceptie bestaat uit een reeks afzonderlijke sensaties - Similariteit - Proximiteit (nabijheid) - Continuïteit - Common Fate - Prägnanz 16

wet van gelijkenis: dingen die op elkaar lijken tot een geheel zien wet van dichtheid: elementen die dicht bij elkaar liggen, worden als eenheid beschouwd wet van continuering: onafgebroken en netjes afgewerkte figuren verkiezen boven onsamenhangende figuren wet van gemeenschappelijke bestemming: gelijkvormige objecten samenvoegen als ze een gelijke beweging of bestemming hebben wet van Prägnanz: minste cognitieve inspanning gaat voor Prägnanz-wet = figuren elkaar laten snijden en enkel buitenste lijnen gebruiken voor vorming nieuw figuur Sensorieel geheugen = onthoudt voor korte tijd, werkt niet beter naargelang men langer waarneemt Zie powerpoint 17

Hoofdstuk 3: Teach Your Children Bijgeloof, gokverslavingen en ratten kunnen leren om te ruiken = allen hebben een "leertraject" ondergaan Soort van conditioneringsprocessen = klassieke en instrumentele conditionering Twee vormen van leren Hond van Pavlov = reeds speekselafscheiding (zin) bij het zien van voeding = psychische reflex Hij bestudeerde fysiologische reflex (voorbeeld: afscheiden van speeksel) bij het voorafgaan van een bepaalde andere prikkel (bel, geluid, licht,...) Resultaat klassieke of Pavloviaanse conditionering Puzzle box: kooit met klapdeur die kan geopend worden door hefboom in de kooi Test: Hongerige kat in kooi zetten en melkkommetje buiten bereik van opgesloten kat = dier ging panikeren en drukte perongeluk op hefboompje Thorndike vond wet van het effect = de dieren gingen steeds sneller het gewenst/bedoeld gedrag uitvoeren = basis van operante of instrumentele conditionering Het gedrag dat resulteert in positieve gevolgen wordt versterkt Het gedrag dat resulteert in negatieve gevolgen wordt verzwakt! Belangrijk binnen het leerproces: beloning moet METEEN volgen op het gedrag = wanneer kooi vijf seconden later zou openen, zal het leerproces vele langer duren Temporele contiguïteit = snelle opeenvolging in de tijd tussen gedrag en beloning Klassieke conditionering Methode van Pavlov = passief proces = honden moeten geen handeling doen in hun leerproces Neutrale prikkel (rinkelen bel) wordt opgevolgd door prikken (toedienen voedsel) die reflexmatige reactie (speekselafscheiding) uitlokt Desondanks lokt de neutrale prikkel niets anders uit dan gebruikelijke oriënteringsreactie v/d hond (het spitsen van de oren, alertheid) 18

Na herhaaldelijke koppeling van neutrale prikkel aan reflexuitlokkende prikkel zal de neutrale prikkel een reactie uitlokken = onvoorwaardelijke stimulus Voedsel: onvoorwaardelijke stimulus (prikkel) Speekselproductie: onvoorwaardelijke reactie Neutrale prikkel (bel): voorwaardelijke stimulus (prikkel) Reactie (leerproces): voorwaardelijke reactie Aversieve conditionering = onvoorwaardelijke reactie op schok verschilt van voorwaardelijke reactie ZIE SCHEMA PAGINA 42 BOEK Leerproces kan men snel afbouwen door -> voorwaardelijke stimulus geven, maar geen onvoorwaardelijke prikkel (bel luiden zonder voedsel geven) Uitdoving = proces v/h verdwijnen v/d voorwaardelijke reactie! Uitdoven is niet vergeten = men kan veel sneller terug gedrag aanleren door voorwaardelijke prikkel te voorzien = spontaan herstel (komt ook soms onverwacht voor) Wanneer men hond eten geeft na horen van bepaald geluid en men past geluid lichtelijk aan, zal de hond nog steeds reageren = verschil tussen voorwaardelijke prikkel uit leerproces en testprikkel = prikkelgeneralisatie/prikkelveralgemening! Maar ook vaststelling rond prikkeldiscriminatie = twee geluiden, gelijken op elkaar, beide lokken prikkel uit, slechts één belonen, hierdoor zal andere prikkel na verloop van tijd geen reactie meer uitlokken Hogere-orde conditionering lichtflits en daarna elektrische schok, hierdoor zal bij een lichtflits (niet gevolgd door schok) eveneens een angstreactie te voorschijn komen = nieuwe neutrale prikkels werden geconditioneerd Temporele contiguïteit bleek uiteindelijk niet zo noodzakelijk te zijn voor conditionering (eens het proces reeds is aangeleerd) Klassieke conditionering aversie opbouwen na slechts één negatieve impuls iets slecht eten, kan zorgen voor "degoutatie" t.o.v. bepaalde voeding Voedselaversie is ook erg robuust tegen uitdoving = gaat niet snel weg Kankerpatiënten vaak afkeer tegen "gewoon" voedsel doordat ze zich slechts voelen van 19

chemotherapie = daarom vaak opteren voor "ongewoon" voedsel voor behandeling Geconditioneerde voedselaversie kan ook problemen oplossen lamsvlees vergiftigen waardoor dieren niet meer gaan jagen op lammeren Conditionering kan geen verband brengen tussen arbitrair gekozen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke prikkels Test: Uitgedroogde ratten drinken aanbieden wanneer er lichtflits was en geluidsignaal Vervolgens kregen ze of X-bestraling of schok (onvoorwaardelijke prikkel) Resultaat: Ratten met X-bestraling: associëren smaak met misselijkheid, niet met flits of geluid Ratten met schok: associëren smaak niet met de pijn, wel de flits of geluid Tandarts pijnvolle ervaring => dooft niet snel uit (geur van praktijk zorgt nog steeds voor angst) Reclame met mooie vrouwen zorgt dat via conditionering dat men deze likt naar arbitraire producten Seksuele foto's tonen daarna foto's van doorsnee producten Enkele weken erna enkel doorsnee producten tonen = nog steeds link met vrouwen Operante conditionering Testen van Skinner: Rat in doolhof zetten op einde van doolhof voedsel Wet van effect vond plaats: rat kon na verloop van tijd het doolhof vele sneller doorlopen Skinnerbox: hefboompje in doos, bij indrukken komt er voedsel vrij = dieren hadden dit na verloop van tijd door Positieve bekrachtiging: gedrag dat systematisch gevolgd wordt door toedienen van bepaalde prikkel in frequentie toeneemt, zorgt de prikkel voor positieve bekrachtiging (beloning) Negatieve bekrachtiging = niet omgekeerde van positieve! Ook beloning, maar beloning bestaat er nu uit iets negatief weg te nemen of aversieve prikkel verwijden. paraplu meenemen als het regent om natte kleren te vermijden Uitdoving of extinctie = wegnemen van bekrachtiging Hoe moet je iemand het best opvoeden? Skinner maakt onderscheidt tussen continue en intermittente bekrachtiging Continue bekrachtiging: steeds belonen wanneer iemand iets goed doet Nadeel: snelle uitdoving, vergeten van bekrachtiging kan leiden tot uitdoving 20

Nadeel: bekrachtiging kan zijn "effect" verliezen (voorbeeld altijd eten geven, op duur zal er geen honger meer zijn en is het eten dus ook niets positiefs meer)! Optimale beloningsstrategie wijzigt zodra bepaald gedrag is aangeleerd = vanaf dan kan je gedrag beter in stand houden met Partiële of intermittente bekrachtiging = minder frequent belonen van gedrag Partieel bekrachtigen kan op twee verschillende manieren - Vast ratioschema: beloning nadat gedrag zich X-keer heeft voorgedaan rat krijgt om drie keer drukken koekje = ratioschema-3 - Variabel ratioschema: beloning niet na vast aantal keer, wel gemiddeld na bepaald aantal keer iemand die huizen verkoopt en daar elke 10% in slaagt, wordt met dat percentage beloond Beloning is bijgevolg op basis van intervalschema's - Vast intervalschema: tijdsinterval is steeds identiek - Variabel intervalschema: tijdsinterval verandert van keer op keer Hond elke dag voor uitvoeren van truckje belonen (vast intervalschema) Visser die eens vis vangt (variabel intervalschema)! Variabele schema's zorgen ervoor dat gedrag vaker voorkomt dan bij vaste schema's Bij vaste schema komt het gedrag minder tot uiting en stijgt de frequentie naargelang de beloning dichterbij komt Bij een variabel schema wordt het gedrag met constante frequentie gesteld Probleem bij gokverslaafden: variabel schema = variabel schema verhoogt weerstand tegen uitdoving Primaire bekrachtiger: prikkel die elementaire bekrachtiging bevredigt drank voor dorstig dier, seks voor "geile" duif Secundaire/geconditioneerde bekrachtigers = krijgen bekrachtigende waarde omdat ze, door klassieke conditionering, gelinkt worden aan primaire bekrachtiger geld, glimlach, studieresultaten, etc. Hoe leer je iemand een bepaald gedrag? hoe leer je een hond om op een knop te drukken? Response shaping = criterium voor bekrachtiging stapsgewijs verschuiven in richting van uiteindelijk gewenst gedrag Belonen wanneer hond in richting knop kijkt Belonen wanneer hond in richting knop wandelt (enkel dan nog belonen) 21

Bij het aanleren van reeks handelingen, leert men van achter naar voor Eerst leren om krant bij baasje te leggen, dan om binnen te wandelen met krant, dan om krant te nemen,... = toevoegen van voorafgaand gedrag aan de hele scène = volgend gedrag is bekrachtiger van vorige gedrag = pas op einde (primaire) bekrachtiging (al dan niet continue toegediend) Test: Skinnerbox -> duif moet op knopje drukken bij lichtflits (krijgt dan voedsel) = discriminatieve controle v/d lamp lamp = discriminatieve prikkel Voorbeeld in leven: Hond doet truckje en krijgt beloning van "mij", maar niet van mijn "partner" = hond zal truckje niet meer doen bij partner = discriminatieve prikkel Training van APOPO-ratten Ratten kunnen explosieven opzoeken - Eerst laten wennen aan klik geluid via Pavloviaanse conditionering (via geconditioneerde bekrachtiger) - Trainen op detecteren van explosieven - Trainen op discriminatie: enkel belonen wanneer kop in gat gaat met effectief enkel TNT -... Straf Positieve straf: het toedienen van iets onaangenaams Negatieve straf: het afnemen van iets aangenaams Straf is riskante manier om gedrag te veranderen = onmiddellijke gedragsverandering, maar geen duurzaam effect Gedrag kan men minder snel aanleren via straffen - Ongewenst onderdrukken is moeilijker wanneer dreiging van straf weg is (degene die straf toekent moet steeds in buurt zijn) = discriminatieve stimulus: gedrag enkel niet stellen bij bepaalde personen Het is beter gedrag te bekrachtigen dan te straffen Bijgeloof experiment Wanneer men verschillende katten in kooi zetten en op staafje laten drukken voor deur te openen merken we dat: 22

Elke kat zal op een bepaalde manier, toevallig, merken dat het deurtje opengaat door het staafje en zal op deze (eigen) manier blijven op het staafje drukken Elk dier krijgt bijgevolg een "eigen strategie" = ander geloof opgebouwd rond gedrag om het deurtje te openen Supersition in the pigeon = verschillende duiven in verschillende skinnerboxen, om de 15 sec komt er korrel --> blijven wachten is beste optie, maar wat doen de duiven tijdens die 15 sec? Elke duif ander gedrag = soort van bijgeloof Gedrag toont aan dat dieren causale relatie zelf bedenken tussen gedrag en verkrijgen van voedsel Distinctief bijgelovig gedrag ook door mensen kleuters tijdens wachten (lees 57) Toevalligheden die hebben geleid tot een succes willen we herhalen = zeker wanneer het weinig inspanningen kost Vaak niets te maken met verband tussen geluksbrenger en resultaat = wel met vermijden van risico Te verklaren door algemeen geldend principe van conditionering Operante conditionering en behavioristische visie op gedrag Gedrag tussen soortgenoten neemt af wanneer men chimpansee voor spiegel zetten Gedrag zoals het wegplukken van voedsel tussen tanden of onzichtbare plekken (die nu zichtbaar waren) schoonmaken nam toe = evedentie voor zelfherkenning in een spiegel Men vond dat zelfherkenning een primitieve vorm van zelfbewustzijn enkel voorkwam bij mensen en hogere apensoorten (andere apen begonnen zich niet te kuisen) MAAR: lag de reden bij zelfherkenning? Zelfde proef, maar met duiven, die beloond werden bij afkuisen Duiven slaagden erin zich af te kuisen = zelfherkenning moet niet toegeschreven worden aan zelfbewustzijn of zelf-concept Er is een niet-mentalistische verklaring in termen van gedragscontrole op basis van discriminatieve prikkels en bekrachtiging Beperkingen bij conditionering Biologische beperkingen bij conditionering = kunnen we effectief alle fysiek uitvoerbare zaken aanleren Vertrouwheid met soort-specifieke instincten zijn noodzakelijk voor het volledig begrijpen van gedrag 23

Varkens moeten geld in spaarpot steken, maar instinctief gedrag zorgde dat ze het gingen begraven (zoals ze doen met eten) = beperking op aanleren van gedrag door instinctive drift (vermenging van aangeleerd gedrag en instictief gedrag) Andere soorten van leergedrag Leerstrategieën niet beperkt tot - Pavloviaans gedrag - Skinneriaans leren Cognitief leren = zaken aanleren zonder dat we het te leren gedrag zelf uitvoeren (zonder bekrachtiging en straf) - Observationeel leren: iets aanleren louter door observatie (of door verwerven van inzicht) Behaviorisme in de jaren 2000 = eerste labo voor experimentele psychologie --> veel zaken afgeleid uit "introspectieve waarneming" (innerlijk zelfonderzoek) = manier werd uiteindelijk "afgeschaft" Overschakelen naar studie van objectief waarneembaar gedrag Skinner stelde voorspelling en controle van extern observeerbaar gedrag op als doelstelling van wetenschappelijke psychologie (behaviorisme) Studie van cognitie werd terug opgevat = veel minder studie rond conditionering Behaviorisme is wel meer dan voetnoot in geschiedenis of verlossing van introspectie Hedendaags gebruik van conditionering - afleren van fobieën (via uitdovingsprincipe) - autistische kinderen helpen via bekrachtiging - behandeling van stotteren - behandeling van afasie - trainen van dieren Neurobiologie gebaseerd op klassieke conditionering Klinische psychologie mag enkel toegepast worden door "evidence-based" therapie = moet dus wetenschappelijk bewezen zijn dat manier effectief is = technieken vooral uit leerpsychologie Wel twijfels rond het feit in welke mate de menselijke gedachten (die ratten/duiven niet hebben) geen invloed hebben op de correctheid van de technieken - Ze vragen zich het doel van het onderzoek af 24

- Ze vragen zich af hoe ze geacht worden te reageren -... Kunnen de resultaten dus veralgemeend worden naar veel rijkere situatie in het dagelijks leven? Token economy-systeem: gedrag aanleren via geconditioneerde bekrachtigers in vorm van speelgoed geld = vaak gebruikt in psychiatrische klinieken = tokens kan men inruilen voor beloningen/privileges 25

Hoofdstuk 4: Hoofdstuk over geheugen Polygrafietest = leugentest Alle informatie doorloopt drie stadia voor permanente opname Zintuigelijk geheugen: beelden, geluiden, geuren of sensorische indrukken worden verwerkt door zintuigen --> bewaard in sensorisch geheugen = elk zintuig heeft afzonderlijk sensorisch geheugen Werkgeheugen: filteren van belangrijke informatie uit sensorisch geheugen en verbinden met reeds opgeslagen kennis en verbinding met informatie uit langeduurgeheugen = beperkte capaciteit, iets langer als sensorisch geheugen Langeduurgeheugen: gegevens uit werkgeheugen verdwijnen (vergeten) of worden opgeslagen in langeduurgeheugen = term die we in dagelijks leven omschrijven als "geheugen" = veel langere temporele capaciteit = onbeperkte capaciteit Langeduurgeheugen Bestaat ui twee takken Impliciet of procedureel geheugen = bevat informatie over HOE we iets moeten doen Voorbeelden: hoe fietsen, welke pedaal indrukken als hond straat oversteekt,... Expliciet of declaratief geheugen = bevat informatie dat "intentioneel" kan opgeroepen worden - SEMANTISCH GEHEUGEN: opslag van geaccumuleerde kennis v/d wereld rekenregels, alfabet,... - EPISODISCH GEHEUGEN: herinneringen van specifieke, autobiografische gebeurtenissen Episodisch geheugen Doorloopt alsook drie stadia - inprenten van informatie bij waarneming - bewaren van informatie (meestal lange tijd) - (her)oproepen van de informatie = bij een fout in het proces kan de informatie vertekend zijn = falend geheugen Kwaliteit ooggetuigenverklaring is vaak niet zo goed, onbetrouwbaar --> vaak foute verklaringen, ondanks erg grote zekerheid, dit door foutief opslaan Besluit: indificatie door lineup of fotocollage niet waterdicht = DNA-tests helpen voor bepalen onschuld Ooggetuigen worden nochtans vaak erg serieus genomen = mensen overschatten kwaliteit v/h geheugen --> zaken werden niet gefilmd opgeslagen en zijn niet altijd volledig juist herafspeelbaar 26

Laboexperimenten via manipulatie kunnen dit aantonen MAAR: vaak moeilijker in natuurlijke omstandigheden Ecologische validiteit van studies in realiteit is groter dan die van laboratoriumexperimenten = resultaten wel vertekend door storende variabelen (hebben we niet onder controle) in winkel iets kopen, paar minuten later foto's voorleggen, vragen wie klant was = kan verstoort worden door aandachtsniveau van de winkelier op moment van verkoop Vertekening van suboptimale waarnemingen - eigenschap v/d geobserveerde gebeurtenis gevolgen voor de kwaliteit v/d herinnering - karakteristieken v/d observerende persoon ook invloed! Vooral zijn "verwachtingen" hebben invloed op de herinnering Test: Ondervraging laten zien, gevolgd door gemeenschappelijke scène Ene groep ziet gewelddadige ondervraging, andere normale ondervraging = herinneringen over laatste scène zijn beperkter bij zij die gewelddadige ondervraging zagen Geweldconditie heeft invloed op herinnering = waarschijnlijk door stresverhoging Conclusie: ooggetuigverklaringen over gewelddadige zaken zijn minder betrouwbaar Objectiviteit ook heel belangrijk = vooroordelen en verwachtingen mogen geen invloed hebben beoordeling van voetbalwedstrijd 12 azen tonen, maar in verschillende kleuren (voorbeeld schoppen in het rood) = ze verwachten schoppen aas in het zwart te zien, daarom lagere herinnering en minder schoppen gezien Beïnvloeding van bewaring Tijd zorgt ervoor dat we bepaalde zaken vergeten ontbijt van vorige week Komt door wat gebeurt tijdens het tijdsverloop - we krijgen nieuwe informatie over bepaalde gebeurtenis na overval krantartikel lezen, kan eigen herinnering van overval veranderen Bij het vermelden van iets in de vraagstelling, onthouden we langer Zie voorbeeld pagina 82 Fragment met 12 demonstranten, twee vragen: - Was de leider van de vier demonstranten een man? - Was de leider van de twaalf demonstranten een man? 27

Week later zal personen met tweede vraag beter kunnen antwoorden op de vraag - Hoeveel demonstranten waren er? Bij proeven moet de cruciale vraag goed verborgen = bootst reële leven zo goed als mogelijk na (aandacht mag niet op de manipulatie vallen) Ook geen verwijzingen naar informatie verkregen tussen observatie en bevraging Proefpersonen maken compromis tussen werkelijk geobserveerde informatie en wat ze nadien waarnemen Misleidende informatie kan geheugen aanpassen! Zelf creatie van onbestaande voorwerpen is mogelijk Wanneer mensen, ter goeder trouw, ervan overtuigd zijn dat ze iets "hadden kunnen zien", gaan ze zich een herinnering vormen die niets met de realiteit te maken heeft Geheugen is niet zo passief als camera die beelden vast legt Herinnering bijgevolg beïnvloedbaar door: - tijd tussen gebeuren en bevraging - informatie tussen gebeuren en bevraging Conclusie: ondervragingen beter zo snel mogelijk na voorval Oproepen van herinneringen Omstandigheden van het oproepen zijn belangrijk Als je op strand iets hoort, kan je meer heroproepen op strand dan in water = beter ophalen van informatie in zelfde omstandigheden dan opslaan Vraagstelling is van belang - Heeft u VAAK hoofdpijn op schaal 1/10 zal beantwoord worden met +- 2.2 - Heeft u SOMS hoofdpijn op schaal 1/10 zal beantwoord worden met +- 1 Probleem: welk woord lokt het meest accurate antwoord uit? = suggestieve vragen zijn bijgevolg niet toegelaten in rechtbanken (moeilijk te controleren, onderscheiden van andere vragen) 28

Weten we wat we weten Menselijk geheugen verschilt van andere geheugens (bibliotheek, computer) door metakennis metakennis: we hebben een tamelijk goed idee van wat we weten en niet weten LEES PAGINA 88 ONDER en 89 BOVEN Inplanten van herinneringen (INCEPTION) Wanneer je iets hoort over je eigen leven, maak je er soms een visuele herinnering van Bij kinderen is inplanten mogelijk, maar ook bij volwassenen? = ja Mensen die zich levendige voorstelling maken v/e mogelijke gebeurtenis nadien de dat deze gebeurtenis zich echter zal voordien hoger inschatten dan anderen! Ook mogelijk voor emotioneel sterke situaties om die in te planten Iemand die beter mentale beelden kan voorstellen, is meer gevoelig voor inplanting Iemand met dissociatieve tendens ook (stoornissen in normale integratie van bewustzijn, denken, geheugen en persoonlijkheid) Verdrongen herinneringen Verdrongen herinneringen = herinneringen die we lang niet voor de geest kunnen halen, maar ineens wel terug Na 20 jaar een bepaalde situatie kunnen inbeelden als "verklaring" voor iets = zijn deze herinneringen wel correct? Therapeuten hebben als argument verdringing = men wil zich het niet herinneren tot bepaald moment Retractors: verdrongen herinneringen bovenhalen maar later ontkennen = zijn verdrongen herinneringen allemaal inplanten? PAGINA 95-96 29

Hoofdstuk 5: Hoofdstuk over externe invloed op ons Eten minder alleen dan met anderen Sociale belemmering Passieve, toekijkende persoon belemmert het uitproberen van bepaalde gedragingen in een probleemsituatie Within-subjects design Sommige woordenlijsten in alleen situatie, andere in situatie met "toekijkend oog"! Woorden waren gecontrabalanceerd over leersituaties = eenzelfde woordenlijst werd gebruikt voor helft proefpersonen in alleen-situatie en helft in situatie met passief publiek Toch niet altijd belemmering van aanwezigheid soortgenooot tijdritten steeds trager dan ploegritten betere podiumprestaties met een publiek Negatief versnelde leercurven = veel verbetering in het begin, maar na verloop van tijd neemt grootte van verbeteringseffect af Sociaalfacilitatie-effect <-> belemmeringseffect Socialfacilitatie-effect: beter presteren met passief publiek Bellmeringseffect: slechter presteren met passief publiek Treden beide op bij zowel proefpersonen als dieren = zowel in passieve als co-actieve aanwezigheid Zajonc' integratiehypothese = sociale facilitaie en belemmering komt niet door wat men moet doen, maar wel door hoe moeilijk/gemakkelijk de uit te voeren taak is Bij makkelijke taken: facilitatie Bij moeilijke taken: belemmering Facilitatie en belemmering kan men terugbrengen tot één psychologisch proces Sociale aanwezigheid -> verhoogde activering/opwinding -> dominante respons = wekken responscompetitie op (wat gaan we doen?) als iemand ons beledigd kunnen we verbaal of fysiek reageren! MAAR: sommige reacties onverenigbaar = we kunnen niet negeren en agressief worden op hetzelfde moment! Dominante respons is de reactie die met grootste waarschijnlijkheid zal worden vastgesteld = dominante respons is respons die, in een gegeven situatie, de grootste kans heeft om het in de responscompetitie te winnen 30

Zajonc's sociale activeringshypothese Bij gemakkelijke taken is de dominante respons de gewenste respons Bij moeilijke taken is de dominante respons niet de juiste of de ongewenste respons (anders zou de taak niet moeilijk zijn) Test: Geheel zinloze woorden aanbieden aan gecontrabalanceerde frequentie = door manipulatie frequentie krijg je verschillende relatieve dominante responsen Men registreerde de woorden aan hoge frequentie (dominante woorden) (frequentie 8-16) en de woorden met lage frequentie (ondergeschikte woorden) (frequentie 1-2-4) = dominante woorden werden meer vermeld in publiek-conditie = ondergeschikte woorden werden meer vermeld in alleen-conditie Pseudoproefpersonen = medewerkers v/d proefleider Is er verschil tussen "toekijkend" en "niet-toekijkend" publiek? JA: niet-toekijkend publiek is hetzelfde als een alleen-conditie! Sociale activering enkel bij toekijkend publiek? = nodig voor opwekken evaluatievrees of faalangst (waardoor sociale activering of belemmering ontstaat) Echter ook tegenbewijs van Zajonc (juist) = louter sociale aanwezigheid is voldoende voorwaarde! Faalangst of evaluatievree is geen noodzakelijke voorwaarde voor het optreden van sociale activering Eten doen we elke dag = niet moeilijk = sociale facilitatie (diëten dus beter niet in gezelschap) 31

Hoofdstuk 6: Hoofdstuk over gedrag afstemmen, gehoorzaamheid en hulp Sociale psychologie = studie v/d sociale beïnvloeding op het gedrag Sociale beïnvloeding: verandering in oordelen, opinies of attitudes als gevolg v/e confrontatie met oordelen, opinies of attitude van anderen (die al dan niet beargumenteerd worden Vaak is het gedrag van anderen een bron van informatie - eerste les in universiteit - eten op restaurant in vreemd land -... Informationele sociale invloed = afstellen van eigen gedrag aan dat van anderen in niet vertrouwde situaties Door te conformeren vertrouwen we erop dat gedrag van anderen nuttig/gepast is Gebruik autokinetisch effect voor vaststellen van wederzijdse afhankelijkheid in oordeelvorming = perceptuele illusie, die optreedt wanneer een klein stabiel lichtpunt te zien is in een volledig verduisterde ruimte, en waarin er bijgevolg geen ruimtelijk referentiekader aanwezig is (het lijkt alsof het lichtpunt beweegt) Men wou proefpersonen in situatie brengen waar correct gedrag ongekend is Bij proefpersonen in groep werd er een groepsnorm gevormd -> later ook als persoonlijke norm in alleen-conditie Bij proefpersonen in alleen-conditie werd er persoonlijke norm gevormd Innerlijke acceptatie = mekaars schattingen gebruiken als informatiebron = mensen gaan er vanuit dat het oordeel (gedrag) v/d groep als geheel het "juiste" oordeel is Openlijke volgzaamheid (public compliance) Het kan ook zijn dat mensen blijven bij hun persoonlijke norm, maar toch luidop de groepsnorm aanvaarden = maar was niet in dit experiment: groepsnorm werd uiteindelijk persoonlijke norm Informationeel conformisme kan leiden tot innerlijke acceptatie Test: Stad indelen in vier groepen -> drie v/d vier groepen mailen over belang van energiebesparing -> één groep mailen dat buren aan energiebesparing doen Resultaat: groep die te horen krijgt van buren, gaat effectief aan energiebesparing doen, rest niet! Informationele sociale invloed kan ook tot ongewenste interpretaties leiden Enkele mensen voelen zich ziek na het drinken van Coca-Cola, zien verband = andere mensen worden ook "zogezegd ziek" van die Coca-Cola of gaan ook dit verband - onnodig 32

maken --> voornamelijk bij minder standvastige mensen Massale ziektemeldingen = vaak fysieke symptomen door stresssituatie --> wordt verband gelegd met foute oorzaak die ook anderen kon beïnvloeden --> wanneer nieuwe mensen zich ziek gaan voelen, verspreidt de besmetting --> verband wordt geloofwaardiger Een relatief ongestructureerd situatie, een persoonlijk kader wordt gevormd, er komt door invloed van anderen al snel een gemeenschappelijk referentiekader tot stand Conformisme-experimenten = individu moet makkelijke taak uitvoeren, maar wordt geconfronteerd door unanieme meerderheid, die een andere mening heeft dan het individu zelf Volgen we nu nog? We volgen vaak voor acceptatie of het beschermen van zichzelf (zich niet belachelijk maken) Test: Lijnstukken vergelijken --> Alleen-conditie: 35 proefpersonen v/d proefpersonen alles juist --> conditie waarbij proefpersoon als 6de mening geeft: veel meer fouten Groep had sterke normatieve druk op proefpersoon, ondanks dat de andere "pseudoproefpersonen" voor de eigenlijke proefpersoon onbekend was en er ook geen straf hing aan zijn antwoord Mensen willen niet opvallen in negatieve zin --> bij groep horen Vaak geven we zelfs antwoord dat "fout" is, zelfs wanneer we dit weten, gewoon om niet op te vallen! Normatieve druk is anders dan informatieve sociale beïnvloeding Normatieve druk leidt tot openlijke volgzaamheid MAAR: niet tot innerlijke acceptatie Druk wordt kleiner wanneer er geen rechtstreekse confrontatie is met andere die mening uiten = minder geconformeerde situatie! Conformisme sterk bepaald door normatieve beïnvloeding Normatieve beïnvloeding kan men opkrikken geldbeloning uit reiken aan groep wanneer ze weinig fouten hebben = leidt tot bijna verdubbeling van conformistische antwoorden Ook status van belang: - Iemand met hoge status kan zich veroorloven af te wijken - Iemand met lage status heeft niets te verliezen, kan ook afwijken - Iemand met middelmatige status gaat het sterkste conformeren 33