Onderzoeksopdracht transformatie WSW 1. Context De gemeenten Lopik, Vianen, Nieuwegein, IJsselstein, Stichtse Vecht en de Ronde Venen voeren op dit moment samen de Wet sociale werkvoorziening uit binnen de gemeenschappelijke regeling PAUW Bedrijven. Met ingang van 2015 is de instroom in de WSW gestopt en geldt een afbouwscenario voor de huidige taken. Er is nog geen zicht op de rol van PAUW voor mogelijke nieuwe taken. De huidige samenwerking tussen de 6 PAUW-gemeenten is historisch gegroeid. Deze samenwerking is niet congruent met andere samenwerkingsverbanden (waaronder de arbeidsmarktregio s) waarbinnen de 6 PAUW-gemeenten opereren in het sociaal domein. Voor de context is het van belang om te onderkennen dat de 6 PAUW-gemeenten in het sociaal domein samenwerken in drie verschillende regio s. Dat maakt het naar de toekomst toe complex: de regio Lekstroom kent ook een gemeente die niet participeert in PAUW, terwijl ontschotting één van de belangrijke uitgangspunten van de transities is. Dat betekent dat congruente samenwerking in een regio steeds meer van belang wordt. Beide ontwikkelingen vragen om herijking van beleid en uitvoering van de WSW, binnen het brede kader van de participatiewet. De 6 PAUW-gemeenten hebben hiertoe reeds de nodige stappen gezet: Verkenning Berenschot Begin 2014 hebben de colleges van de (PAUW)gemeenten besloten om opdracht te geven aan bureau Berenschot om een verkenning te laten uitvoeren naar alternatieve mogelijkheden voor de uitvoering van de WSW en een plan van aanpak op te stellen voor de vervolgstappen. In juli 2014 heeft Berenschot haar rapport opgeleverd onder de titel Toekomstscenario s uitvoering SW. Hierin worden drie mogelijke toekomstscenario s beschreven: 1. Krimpscenario PAUW 2. Maximaal benutten infrastructuur PAUW 3. Taken PAUW Bedrijven op termijn anders beleggen. Het advies van Berenschot is om te kiezen voor scenario 3. In dit scenario wordt de uitvoering van de WSW aangesloten op de brede ondersteuning van gemeenten in het sociaal domein. De gemeenten trekken de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de WSW naar zich toe en geven die vorm naar eigen inzicht en met zelfgekozen samenwerkingspartners. Schetsontwerpen per subregio In november 2014 constateren de colleges van de PAUW-gemeenten dat het advies van Berenschot onvoldoende basis biedt om definitieve besluiten te nemen. De colleges nemen kennis van het rapport van Berenschot en geven opdracht om per subregio (Lekstroom, Stichtse Vecht en De Ronde Venen) een schetsontwerp te ontwikkelen op de toekomstige ondersteuning bij arbeidsparticipatie, zodat beleid en uitvoering op de WSW binnen die kaders kan worden gepositioneerd en bijgestuurd. In alle regio s zijn de schetsontwerpen eind 2015 afgerond. 1
2. Hoe verder? De gemeenten zijn nog verdeeld over de te nemen vervolgstappen en het tempo waarin dit moet gebeuren. Dat werkt verlammend op het proces om verder te komen. Enerzijds bestaat de beleving dat de urgentie niet zo groot is, dat het rijk verzachtende maatregelen heeft getroffen en dat te snel wordt gekeken naar de organisatie terwijl er nog te weinig bekend is over het toekomstperspectief van bestaande cliënten in de WSW of de rol die PAUW kan hebben voor nieuwe doelgroepen in de toekomst. Anderzijds is bij diverse gemeenten de behoefte aan een toekomstperspectief voor bestaande WSWers groot en wordt urgentie gevoeld om daarbij stappen te zetten. Om tot een gezamenlijke gedragen aanpak te komen is het van belang dat alle partijen verdiept inzicht hebben of er sprake is van (financiële) urgentie, dit met elkaar delen en inzicht hebben wat dit betekent voor de doelgroep. Doordat beelden en inzichten nu gestoeld zijn op globale aannames, leidt dit niet tot een eenduidige visie voor het vervolgtraject. Vraag is of gemeenten elkaar vervolgens kunnen vinden in onderstaande voorstel om tot een gedragen koers te komen. Voorgesteld wordt om twee onderzoekstrajecten van elkaar te onderscheiden: Ontwikkeling van nieuw aanbod van werk / participatie Toekomstperspectief voor bestaande WSWers Schematisch ziet de samenhang tussen WSW en de ontwikkeling van nieuw aanbod er als volgt uit: Visie op werk/participatie: Ontwikkeling van nieuwe concepten WSW bestaand: maatwerk ontwikkeling lokaal aanbod nieuwe vormen van werk ontwikkeling regionaal aanbod nieuwe vormen van werk Analyse toekomstperpectief bestaand WSW Lokaal ontwikkelen Regionaal ontwikkelen Niet van toepassing voor Houten Regionaal delen onderscheid regio s: Lekstroom, Stichtse Vecht Ronde Venen 2
Het ontwikkelen van toekomstperspectief voor de bestaande WSWers kent een andere dynamiek dan het ontwikkelen van nieuw aanbod voor nieuwe instroom. De WSWers kenmerken zich immers doordat zij nu reeds een werkplek hebben met een bepaalde rechtszekerheid. Deze rechten moeten naar de toekomst toe geborgd worden. Voor nieuwe instroom geldt dat zij minder rechten kennen en dat met zo weinig mogelijk voorafgestelde condities gezocht moet worden naar een breed aanbod voor deze doelgroep, Daarom is het wenselijk om in de eerste vervolgstap onderscheid te maken tussen toekomstperspectief voor WSW bestaand en een vernieuwend aanbod voor de brede doelgroep. Mocht blijken dat bij het onderzoek naar toekomstperspectief voor WSW een nieuw aanbod ontstaat dat ook interessant is voor de brede doelgroep of vice versa, dan zal dit tijdens het onderzoek blijken en kan dit betrokken worden bij een vervolgstap. 3. De opdracht: Onderzoek mogelijke varianten mbt toekomstperspectief voor bestaande WSWers Voor de opdracht gelden de volgende uitgangspunten: 1. Elke gemeente onderschrijft dat de prioriteit ligt bij de cliënten, vervolgens de gemeente en tenslotte bij de organisatie en GR PAUW. 2. Elke gemeente wil een plan van aanpak voor de BREDE doelgroep, waaronder de WSW; maar maakt bij de verdere uitwerking onderscheid in brokken om sneller tot resultaat te komen. 3. Elke gemeente ziet de noodzaak zoveel mogelijk mensen naar werk te helpen (betaald of onbetaald) of anderszins te activeren ( meedoen in de maatschappij); 4. Elke gemeente ziet de noodzaak het lokale bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hierin een rol te geven; 5. Elke gemeente ziet dat het aantal WSW-ers afneemt doordat er geen aanwas is; 6. Elke gemeente onderschrijft dat de specifieke expertise van PAUW waardevol is en dat deze niet verloren mag gaan, maar ook in de toekomst blijvend moet worden benut. 7. Elke gemeente onderschrijft dat het bedrijf PAUW en de daarmee samenhangende GR PAUW niet structureel in de huidige vorm en omvang zullen kunnen blijven bestaan; 3
De opdracht bestaat de volgende onderdelen: 1. Inventariseer hoe per (samenwerking van) gemeente(n) de WSWers zijn samengesteld. Deze gegevens zijn bij de verschillende gemeenten bekend. De onderzoeker verzamelt deze gegevens in een goed vergelijkend format. Geef daarbij inzicht in: soort werk, opdrachtgever, het huidige salarisniveau, aanwezige loonwaarde, competenties, beperkingen, verwachte pensioendatum en andere kenmerken die relevant zijn. Maak hierbij gebruik van de kennis van PAUW. 2. Inventariseer per (samenwerking van) gemeente(n) de uitvoeringsvarianten voor uitvoering van de WSW, die de (samenwerking van) gemeente(n) onderzocht willen hebben en voor welk deel (omvang en samenstelling) van de WSW-oud (met behoud van oude rechten) dit interessant kan zijn. Geef daarbij aan: a. Wat dit betekent voor een eventuele resterende doelgroep WSW-oud en wat voor alternatieven (b.v. op basis van best practices elders in Nederland) hiervoor denkbaar zijn. b. Wat deze varianten betekenen voor de doelgroep en voor de werkgever. 3. Breng in beeld wat de incidentele en structurele kosten zijn van de verschillende varianten. Om zicht te hebben op de urgentie is het van belang om een vergelijking te maken tussen huidige kosten en kosten voor alternatieve varianten. Breng daarbij ook de transformatiekosten van iedere variant in beeld. Geef daarnaast aan of een variant ook interessant kan zijn voor de brede doelgroep en tegen welke kosten / voorwaarden. TUSSENEVALUATIE: Is sprake van urgentie? 4. Inventariseer wat PAUW kan betekenen in de bovengenoemde varianten (incidenteel en structureel): a. Welke expertise van PAUW is benodigd voor de beschreven varianten en in welke vorm. b. Welke faciliteiten van PAUW zijn benodigd voor de beschreven varianten en in welke vorm. 5. Verwerk het voorgaande in een rapportage, waarbij de nulsituatie en de uitvoeringsvarianten die zijn doorgerekend tegen elkaar zowel inhoudelijk als financieel kunnen worden afgewogen. a. Breng naast de financiële, ook de belangrijkste maatschappelijke, juridische en organisatorische consequenties voor de gemeenten in beeld, inclusief PAUW. b. Adviseer op grond hiervan op welke wijze de bestaande WSWers een passend toekomstperspectief kan worden geboden.. Dat kan dus ook een combinatie van diverse 4
uitvoeringsvarianten zijn, waarbij sprake is van een evenwichtige en evenredige verdeling van kosten voor alle gemeenten. c. Geef daarbij aan of /welke varianten interessant zijn voor de brede doelgroep. 6. Beschouw gedurende de periode van onderzoek of sprake is van kansen voor bestaande WSWers die ook toekomstperspectief kunnen bieden voor de brede doelgroep en vice versa. Parallel aan dit onderzoek zijn de zes gemeenten in de eigen regio bezig met het ontwikkelen van aanbod voor de brede doelgroep. Dit levert tijdens de onderzoeksperiode wellicht interessante inzichten op. Breng deze per (samenwerking van) gemeente(n) in beeld aan de hand van een aantal interviews per gemeente en toets: a. op basis van de visie (s), wat de gedeelde uitgangspunten betekenen voor de uitvoering van de participatiewet (beleid en uitvoering) voor de brede doelgroep. b. Wat de onderzoeksuitkomsten van de WSW groep kunnen betekenen voor de brede doelgroep en vice versa. c. zoom in op wat dit betekent voor cliënten die vroeger onder de WSW zouden vallen, indachtig het 1 e uitgangspunt onder 3. d. Welke expertise van PAUW benodigd is voor deze brede doelgroepbenadering en in welke vorm. e. Welke faciliteiten van PAUW voor deze brede doelgroep benodigd zijn en in welke vorm. f. Wat de toegevoegde waarde van de GR PAUW is voor de toekomst g. Wat betekent dit alles voor de toekomst van de GR PAUW; in welke mate is sprake van urgentie voor de doelgroep of financieel h. Wat zijn mogelijke vervolgstappen en tijdsplanning De uitkomst: De eindconclusie van het onderzoek moet inzicht geven: 1. In welke mate er sprake is van inhoudelijke of financiële urgentie 2. Of / welke uitvoeringsvarianten meer toekomstperspectief bieden voor de bestaande WSW doelgroep en wat hiervan de consequentie is. 3. Of deze varianten ook toekomstperspectief bieden voor de brede doelgroep 4. Of in de regio s een aanbod in ontwikkeling is voor de brede doelgroep dat ook interessant kan zijn voor bestaande WSWer 5
Beoogde planning onderzoek : Dec/ jan Jan/feb Feb/ maart 1. Inventarisatie opbouw doelgroep 2. Inventarisatie mogelijke uitvoeringsvarianten 3. Financiële analyse Tussenevaluatie 4. Duiding betekenis varianten voor doelgroep en PAUW 5. Rapportage WSW 6. Beschouwing kansen voor WSW versus kansen voor brede doelgroep Besluitvorming B&W: mei 2016, raad juni 2016. maart April/ mei Opdrachtgeverschap en begeleiding - De selectie van het onderzoeksbureau zal plaatsvinden door een commissie bestaande uit 2 bestuurders, 2 gemeentesecretarissen, 2 gemeentesecretarissen en 2 leden van de ambtelijke werkgroep. Bij de samenstelling van de selectiecommissie zal sprake zijn van een regionale evenwichtige verdeling. Een presentatie maakt onderdeel uit van de selectieprocedure. - De onderzoeker wordt aangestuurd door twee gedelegeerd opdrachtgevers, bestaande uit twee gemeentesecretarissen. Zij hebben periodiek overleg met de onderzoeker. - De onderzoeker werkt samen met, maakt gebruik van de kennis en kunde van, de ambtelijke werkgroep, de gemeentelijke sociale diensten en PAUW - Tussenresultaten of knelpunten worden besproken in de ambtelijke stuurgroep, bestaande uit alle gemeentesecretarissen - Eind januari, begin maart en eind april worden (tussen)resultaten inclusief mogelijke bestuurlijke dilemma s voorgelegd aan de bestuurlijke opdrachtgevers - De onderzoeker moet gebruik maken van de bij de gemeenten (of samenwerking van gemeenten) aanwezige expertise en voegt daar aantoonbare meerwaarde aan toe. - De onderzoeker dient te bewaken: - de objectiviteit - de kwaliteit - de doorlooptijd - afstemming gemeenten (of samenwerking van gemeenten) onderling - afstemming met directeur PAUW 6