I Inhoudstafel Voorwoord.............................................. VII Hoofdstuk I. Autonome gemeentebedrijven en administratief goederenrecht............................ 1 Inleiding.................................................... 1 1. Belang van de materie.................................... 1 2. Overzicht.............................................. 2 Afdeling 1. Algemene regelen van administratief goederenrecht..... 3 1. Domeinrecht........................................... 3 I. Basisprincipes........................................... 3 II. Recente regelgevende relativeringen van het domeinrecht........ 9 2. Onteigeningen.......................................... 12 Afdeling 2. Het regime van het patrimoniumbeheer bij autonome gemeentebedrijven................................ 13 1. De vrijheid van het autonoom gemeentebedrijf inzake patrimoniumbeheer...................................... 13 I. Regime van de Nieuwe Gemeentewet........................ 13 II. Regime van het Gemeentedecreet........................... 17 III. Besluiten............................................... 20 2. De vestiging van zakelijke rechten op grond van het PPS-Decreet.. 20 3. De vestiging van zakelijke rechten op grond van het Gemeentedecreet........................................ 22 4. Bijzonder regime van het Havendecreet...................... 23 5. Beslagbaarheid.......................................... 26 6. Onteigeningen.......................................... 27 Besluiten................................................... 30 Hoofdstuk II. Autonome gemeentebedrijven, overheidsopdrachten en het gelijkheidsbeginsel......... 31 Inleiding.................................................... 31 Afdeling 1. De relatie tussen het autonoom gemeentebedrijf en de gemeente........................................ 33 1. Is de oprichting van een AGB door de gemeente onderworpen aan enige verplichting tot inmededingingstelling?................. 33
II AUTONOME GEMEENTEBEDRIJVEN EN VASTGOEDPOLITIEK 2. Moet de gemeente de oprichting van een AGB afwegen tegen een uitbesteding op de markt?................................. 35 3. Zijn de transacties tussen de gemeente en haar AGB onderworpen aan enige verplichting tot inmededingingstelling?.............. 37 I. Het controlecriterium..................................... 38 II. Het criterium dat het merendeel van de activiteiten voor het opdrachtverlenend territoriaal lichaam wordt verricht........... 41 Afdeling 2. De contracten van autonome gemeentebedrijven met derden.......................................... 42 1. Autonome gemeentebedrijven en de wetgeving overheidsopdrachten..................................... 42 I. Zijn de autonome gemeentebedrijven aanbestedende diensten in de zin van de wetgeving overheidsopdrachten?................... 42 II. Welke contracten van de autonome gemeentebedrijven met derden zijn onderworpen aan de wetgeving overheidsopdrachten?....... 47 2. AGB s en het gelijkheidsbeginsel............................ 48 I. Zijn de AGB s publiekrechtelijke rechtspersonen die onderworpen zijn aan het grondwettelijke en Europeesrechtelijke gelijkheidsbeginsel?....................................... 48 II. Welke zijn de verplichtingen tot inmededingingstelling die voor de AGB s uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeien?................. 50 Afdeling 3. De participaties van AGB s......................... 52 1. Algemeen: de participaties van AGB s........................ 52 2. Is het nemen van een participatie door een AGB onderworpen aan enige verplichting tot inmededingingstelling?................. 53 3. Zijn de transacties tussen een AGB en de personen waarin het participeert onderworpen aan enige verplichting tot inmededingingstelling?................................... 55 4. Zijn de filialen van een AGB onderworpen aan de wetgeving overheidsopdrachten of het gelijkheidsbeginsel................ 56 I. De overheidsopdrachtenwetgeving........................... 56 II. Het gelijkheidsbeginsel.................................... 57 Hoofdstuk III. De financiering en subsidiëring van autonome gemeentebedrijven........................ 59 Inleiding.................................................... 59 Afdeling 1. Toepasselijke wetgeving............................ 62
INHOUDSTAFEL III 1. Het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit................. 62 2. Het ministerieel besluit van 30 oktober 1990 tot uitvoering van de artikelen 19 en 21 van het koninklijk besluit van 2 augustus houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit........................................... 63 3. Het ministerieel besluit van 30 oktober 1990 tot uitvoering van artikel 44 van het koninklijk besluit van 2 augustus houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke activiteit............. 65 4. De wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen...................... 65 5. Toekomstige wijzigingen aan de regels voor het voeren van de boekhouding en het opstellen van de jaarrekeningen van de autonome gemeentebedrijven.............................. 65 6. De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (gedeeltelijk)........................................... 66 Afdeling 2. De financiering en subsidiëring van een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting.................... 70 1. Inbreng van onroerende goederen en roerende goederen van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting.... 70 2. Inbreng van onroerende goederen en roerende goederen van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting mits betaling van een prijs..................................... 72 3. Inbreng van onroerende goederen en roerende goederen van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting met overdracht van schulden.................................. 73 4. Inbreng van financiële middelen (geld) van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting.................. 73 5. Inbreng van vorderingen, schulden en financiële rekeningen van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf bij de oprichting.... 74 6. Opname op de balans van de gemeente van de inbreng in een autonoom gemeentebedrijf................................ 75 Afdeling 3. De financiering en subsidiëring van een autonoom gemeentebedrijf na de oprichting.................... 76 1. Overdracht van onroerende goederen en roerende goederen van de gemeente in een autonoom gemeentebedrijf na de oprichting. 76
IV AUTONOME GEMEENTEBEDRIJVEN EN VASTGOEDPOLITIEK 2. Bijdragen in kapitaal aan andere overheidsinstellingen voor gebouwen (economische code 633-51)...................... 76 3. Bijdragen in kapitaal aan andere overheidsinstellingen voor specifieke doeleinden (economische code 635-51)............. 77 4. Bijdrage in het exploitatieverlies van de gemeentebedrijven (economische code 221-01)............................... 78 5. Deelhebbing in de exploitatiewinst van gemeentebedrijven (economische code 271-01)............................... 78 6. Bijdrage in de financiële kosten van andere overheidsinstellingen (economische code 434-01)............................... 79 7. Bijdrage in de werkingskosten gedragen door andere overheidsinstellingen (economische code 435-01).............. 80 8. Leningen aan andere overheidsinstellingen (economische code 843-53)................................................ 81 Afdeling 4. Subsidiëringsmogelijkheden voor het autonoom gemeentebedrijf.................................. 81 1. Activiteiten van industriële of commerciële aard............... 81 2. Activiteiten van industriële of commerciële aard: subsidieerbaar... 84 I. Trekkingsrechten......................................... 85 II. Monumenten en Landschappen............................. 87 III. Riolering............................................... 88 IV. Onderwijs en infrastructuur................................ 89 V. Personeel............................................... 92 VI. Voorkoming en beheer van afvalstoffen....................... 94 VII. Sportinfrastructuur in het kader van een gesubsidieerde sportpromotie........................................... 95 Hoofdstuk IV. Fiscale regime van het vastgoedbeheer van het AGB..................................... 99 Inleiding.................................................... 99 Afdeling 1. Inkomstenbelastingen............................. 100 1. Inleiding............................................... 100 2. Verschil in belastbare grondslag............................ 100 3. Fiscale behandeling van inbreng............................ 102 4. Marktconformiteit van transacties tussen gemeente en AGB...... 103 I. Abnormale en goedgunstige voordelen....................... 103
INHOUDSTAFEL V Afdeling 2. Onroerende voorheffing............................ 105 1. Inleiding............................................... 105 2. Schuldenaar van de belasting.............................. 106 3. Vrijstelling van onroerende voorheffing...................... 106 I. De onroerende goederen moeten de aard van nationale domeingoederen hebben.................................. 106 II. De onroerende goederen mogen op zichzelf niets opbrengen..... 107 III. De onroerende goederen moeten gebruikt worden voor de openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut.................... 108 Afdeling 3. Overige lokale en regionale belastingen............... 108 1. Inleiding............................................... 108 I. Eigenlijke gewestelijke belastingen........................... 108 II. Oneigenlijke gewestelijke belastingen........................ 108 III. Gemeentelijke en provinciale belastingen..................... 109 2. Toepasbaarheid op autonome gemeentebedrijven.............. 109 Afdeling 4. Registratierechten................................. 110 1. Overdracht in der minne van onroerende goederen............ 110 2. Overdracht ten algemenen nutte............................ 111 I. Het begrip algemeen nut................................. 111 II. Evolutie van de invulling van het begrip algemeen nut......... 112 3. Overdracht aan de Staat, provinciën, gemeenten, openbare instellingen en alle andere tot onteigening gerechtigde organismen of personen............................................ 112 4. Schrapping Waals registratierecht voor terrein verkocht onder de BTW.................................................. 113 Afdeling 5. De Belasting over de toegevoegde waarde............. 114 1. BTW plicht van de gemeente als zodanig..................... 114 2. BTW-plicht Autonome Gemeentebedrijven.................... 116 3. Optimalisatie via onroerende lease onderworpen aan de BTW.... 117 I. Inleiding............................................... 117 II. Tijdsvoordeel............................................ 118 III. Notie nieuw gebouw voor BTW-doeleinden.................. 120 IV. Schematische voorstelling.................................. 121 4. Optimalisatie middels een exploitatie door het AGB............ 122 I. Inleiding............................................... 122 II. Analyse................................................. 122 III. Schematische voorstelling.................................. 124
VI AUTONOME GEMEENTEBEDRIJVEN EN VASTGOEDPOLITIEK 5. Bijzondere aandachtspunten inzake BTW bij vastgoedtransacties met AGB s.............................................. 124 I. Concessies en onroerende verhuur.......................... 124 II. Subisidies en BTW........................................ 126 III. Antimisbruikbepalingen................................... 127 Hoofdstuk V. Interne en externe verzelfstandiging voor de organisatie van deelaspecten van het gemeentelijk beleid in het Vlaamse Gewest..... 131 Afdeling 1. Kader voor ruime mogelijkheden tot verzelfstandiging met waarborgen voor de politieke controle................ 131 Afdeling 2. Gemeentelijke intern verzelfstandigde agentschappen... 132 Afdeling 3. Gemeentelijke externe verzelfstandiging............... 133 1. Meer mogelijkheden voor externe verzelfstandiging............ 133 2. Draagwijdte en grenzen van de externe verzelfstandiging........ 134 3. Vormen van externe verzelfstandiging....................... 134 I. Het autonoom gemeentebedrijf............................. 135 II. Het extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm... 135 4. Geen onbeperkte vrijheid en noodzaak tot overtuigende motivering 136 Afdeling 4. Deelname van gemeenten aan rechtspersonen.......... 138 Hoofdstuk VI. Autonome gemeentebedrijven: een kritische blik.......................... 141 Afdeling 1. BTW............................................ 142 Afdeling 2. Publiek-Private samenwerking...................... 144 Afdeling 3. Soepeler werken.................................. 145 Afdeling 4. Transparantie.................................... 146 Afdeling 5. Gemeentedecreet.................................. 147 Besluit..................................................... 148