Programma van Eisen Bus Rotterdam e.o. 2012-2019 Vastgesteld op 28 september 2011



Vergelijkbare documenten
Ontwerp Programma van Eisen Rail Rotterdam Vastgesteld op 12 maart 2014

Concessiedocument 2: Programma van Eisen. Concessie Openbaar Vervoer Gooi en Vechtstreek

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Nota van B&W. onderwerp Convenant beschikbare wegen Portefeuilehouder dr. Derk Reneman

Concessie Rail Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH Eric Bavelaar, Directeur Openbaar Vervoer Vervoersautoriteit MRDH 17 juni 2015

Concessie Rail Gemeenteraad Den Haag Gertjan Nijsink, projectleider concessieverleningen Vervoersautoriteit MRDH 2 september 2015

Uitvoeringsregels (bijlage 1 van het LTK)

2MS?M, Gemeente Landsmeer Landsmeer, Den lip en Purmerfand

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vervoerplan RET Rotterdam, 10 maart 2015

Concessiemonitor MRDH - Juni 2016

Overeenkomst inzake het uitbreiden van de NS-Dienstregeling in de nacht tussen Haarlem en Amsterdam

Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009

Concessie(busvervoer(Almere(2018!2027"

ADVIES AANSCHAF NIEUWE TRAM

Concessiemonitor MRDH - Februari 2016

Concessiemonitor MRDH - Januari 2016

Reizigersoverleg Brabant. 1) Klanttevredenheidsonderzoek april 2015 Aan het onderzoek hebben 440 panelleden deelgenomen.

Beleidsregels. Innovatieve particuliere initiatieven. Aanvullend personenvervoer

Concessiemonitor Stadsregio Rotterdam - Januari 2015

Geachte heer Schmeink,

Concessiemonitor MRDH - Maart 2016

Tram Indicatoren. halte. Zitgelegenheid bij de halte is schoon

Concessiemonitor MRDH - Mei 2016

We hebben een nieuwe dienstregeling

Concessiemonitor MRDH - April 2016

Pijler 1: Inspelen op veranderende mobiliteitsstromen

Behoefte van de reiziger centraal

Concessiemonitor Stadsregio Rotterdam - Juli 2015

Handleiding en aanvraagformulier. Subsidie. Innovatieve particuliere initiatieven Aanvullend personenvervoer

Het nieuwe vervoerplan 2018 van EBS

Reizigershandvest. Welke kwaliteit bieden wij u? Punctualiteit. Beschikbaarheid vervoer

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT

Concessiemonitor MRDH - December 2015

Metro Indicatoren + normering

Elektronische informatievoorziening op tramhaltes Gemeente Amsterdam Gemeentevervoerbedrijf

Goor - Borculo. Lijn. Twents. Ons Vervoer. dienstregeling geldig vanaf 13 december 2015

Geachte heer van Marrewijk,

Reorganisatiecode Universiteit Leiden

Concessiemonitor MRDH - Juli 2016

Samenvatting reizigersconsultatie 2018 Maxim Meijers Syntus Utrecht

Concessiemonitor MRDH - November 2015 (herzien)

ONTWERP PROGRAMMA VAN EISEN Concessie Zaanstreek 2010

Behoefte van de reiziger centraal

Klachtenprocedure Stadsregiotaxi September 2010

Concessiemonitor Stadsregio Rotterdam - Februari 2015

Griffier van de Staten. Geleidebrief informatief. Programma van Eisen Europese aanbesteding concessie openbaar vervoer Zeeland

Eerste Kamer der Staten-Generaal

CONVENANT SOCIALE VEILIGHEID OPENBAAR VERVOER

Toetsmatrijs Taxi Doelgroepenvervoer

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Besluit personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Wijzigingen dienstregeling 2019 Zuid-Holland Noord

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT

Aanbesteding Concessie Tram en Bus regio Utrecht. Concept Programma van Eisen

Concessiemonitor Stadsregio Rotterdam - Augustus 2015

Deel I: Algemene voorwaarden gebruik Essent oplaadpunten. Inhoudsopgave

Het college van burgemeester en wethouders heeft de raad op 8 januari 2014 geïnformeerd over de ontstane situatie bij EBS.

Concessiebesluit Rail Rotterdam

REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN Ctac N.V.

QLINER 315 LIJNFOLDER 2011

Bewerkersovereenkomst

Bewerkersovereenkomst Wet bescherming persoonsgegevens

Verwerkersovereenkomst

Eerste evaluatie Lijnennet Leusden

Presentatie intermodale aanbesteding concessie Rivierenland. Provincie Gelderland Stadsregio Arnhem / Nijmegen

Regeling betreffende de instelling van een Reizigers Advies Raad in de Stadsregio Amsterdam voor het openbaar vervoer 2010

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

VERVOERPLAN VOORNE-PUTTEN 2008

Handboekje leerlingenvervoer

Geachte heer Koster, Aan Connexxion t.a.v. de heer R. Koster HILVERSUM

Provincie Fryslân. Aanbesteding Openbaar vervoer Concessie ZOWAD

BSH Bewerkersovereenkomst

Rapportage online raadpleging OV Lijnennet 2018

Naar school met de schoolbus of taxi(bus) Spelregels voor ouders, kinderen en vervoerders

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Deventer e.o. Streeklijnen. Reisinformatie en contact. Dienstregeling geldig per 13 december Meer informatie vindt u op

Concessie Haaglanden Regio Veolia Transport Vervoerplan 2016

Reizigershandvest Noord-Holland Noord

ARTIKEL 3 Totstandkoming van de behandelingsovereenkomst

Vanwege het zomerreces is het verzoek om zoveel mogelijk de (concept) zienswijze voor het

DE WET GELIJKE BEHANDELING OP GROND VAN HANDICAP OF CHRONISCHE ZIEKTE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR VERVOER

Aansluitvoorwaarden Diginetwerk. Diginetwerk wil laten plaatsvinden. Artikel 1 begrippen en afkortingen

Uitvoeringsprogramma 2008

MEMO Ontwerp Programma van Eisen Concessie Zuidoost Brabant

Bijlage 6 Raamovereenkomst Maatwerkvoorzieningen Wmo Gemeente Tytsjerksteradiel Gemeente Achtkarspelen CONCEPT

Bewerkersovereenkomst. Hosting

Aanvullende voorwaarden 2006

Aanbieder: Taxi Broos Schipholheenenweer 4bpersonenvervoer handelende onder de naam Taxi Broos

Algemene Voorwaarden Bouwtechnische dienstverlening door :

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

Handboekje leerlingenvervoer

Uitvoeringsregels (bijlage 1 van het LTK)

Overeenkomst (CONCEPT) Europese Aanbesteding Beveiliging en aanverwante dienstverlening

connexxion.nl Vragen, klachten of suggesties? Regio Voorne Putten en Rozenburg

CONVENANT VSV (naam regio)

Handboekje leerlingenvervoer

Algemene Voorwaarden Logius

OVEREENKOMST FUNCTIONEEL APPLICATIEBEHEER SISA

Code voor telefoongesprekken tussen telemarketeer en consumenten

Datum 1 februari 2018 Onderwerp Boete Tekortkomingen Concessie Uw. Amstelland-Meerlanden 2018 Ons 2018/11817/AS

Transcriptie:

Programma van Eisen Bus Rotterdam e.o. 2012-2019 Vastgesteld op 28 september 2011 Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam Telefoon: 010 267 2389 Fax: 010 267 7347 e-mail: info@sr.rotterdam.nl website: www.stadsregio.info 1

INHOUDSOPGAVE PROGRAMMA VAN EISEN Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen 4 Artikel 1: Definities 4 Artikel 2: Domein van de Concessie 4 Artikel 3: Aanvang en duur van de Concessie 4 Hoofdstuk 2: Algemene verplichtingen 5 Artikel 4: Algemeen, Openbaar Vervoer 5 Artikel 5: Ontwikkelfunctie 6 Artikel 6: Afstemming met de Concessie Rail 8 Artikel 7: Buurtbussen 9 Hoofdstuk 3: Vervoerkundige eisen 10 Artikel 8: Dienstregeling en Aanpassing Dienstregeling 10 Hoofdstuk 4: Uitvoeringskwaliteit 12 Artikel 9: Vervoerplicht 12 Artikel 10: Zitplaatsgarantie 13 Artikel 11: Uitval 14 Artikel 12: Punctualiteit en Aansluitingen 14 Hoofdstuk 5: Infrastructuur 15 Artikel 13: Beschikbare Wegen 15 Artikel 14: Beschikbare Haltes 16 Hoofdstuk 6: Materieel 18 Artikel 15: Algemene eisen aan het Materieel 18 Artikel 16: Leeftijd van het Materieel 19 Artikel 17: Uiterlijk van het Materieel 19 Artikel 18: Comfort 21 Artikel 19: Toegankelijkheid 22 Artikel 20: Duurzaamheid 24 Hoofdstuk 7: Personeel 26 Artikel 21: Eisen aan het Personeel 26 Hoofdstuk 8: Reisinformatie 28 Artikel 22: Algemene eisen aan reisinformatie 28 Artikel 23: Schriftelijke reisinformatie 29 Artikel 24: Informatie in en op het Materieel 30 Artikel 25: Informatie op de Haltes 31 Artikel 26: Informatie bij Aanpassing Dienstregeling 32 Hoofdstuk 9: Sociale Veiligheid 34 Artikel 27: Sociale Veiligheid 34 Hoofdstuk 10: Vervoerbewijzen, Tarieven en marketing 37 Artikel 28: Vervoerbewijzen 37 Artikel 29: Tarieven 37 Artikel 30: OV-Chipkaart 39 Artikel 31: Zwartrijden 40 Artikel 32: Marketing 40 2

Hoofdstuk 11: Communicatie met consumenten 41 Artikel 33: Klantenservice en Klachtenafhandeling 41 Artikel 34: Advies en procedure 43 Hoofdstuk 12: Monitoring 44 Artikel 35: Informatieverstrekking 44 Hoofdstuk 13: Overige onderwerpen 46 Artikel 36: Implementatie 46 Artikel 37: Overmacht 47 Lijst van Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D: Bijlage E: Bijlage F: Bijlage G: Bijlage H: Bijlage I: Beschrijving Concessiegebied Te gedogen verbindingen Verbindingen Rotterdam Centrum Dienstregelingprocedure Telematica Reisinformatie OV-Chipkaart Informatieprofiel uitvoering Concessie Onderzoeken 3

Hoofdstuk 1: INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1: Definities 1. In het Programma van Eisen hebben gedefinieerde begrippen de betekenis die daaraan wordt toegekend in Concessiedocument 1: Definities. Gedefinieerde begrippen zijn in het Programma van Eisen met een hoofdletter aangeduid. Artikel 2: Domein van de Concessie 1. De Concessie betreft het recht tot het verrichten van Openbaar Vervoer per Auto en Bus in het Concessiegebied. 2. Het Concessiegebied bestaat uit: a. het grondgebied van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam (met uitzondering van het havengebied gelegen ten zuiden van de Nieuwe Maas en ten westen van de Oude Maas), Schiedam en Vlaardingen; b. de Uitlopers waar het Openbaar Vervoer door de desbetreffende concessiehouder zal worden gedoogd. 3. Het Concessiegebied inclusief de Uitlopers is beschreven en weergegeven in Bijlage A (Beschrijving van het Concessiegebied). Artikel 3: Aanvang en duur van de Concessie 1. De Concessie gaat in op 09 december 2012 met de start van de eerste Rit van de Lijnen behorend tot het Dagnet. De Concessie wordt verleend voor een periode van zeven (7) Jaar en eindigt op 08 december 2019 met het einde van de laatste Rit van de Lijnen behorend tot het Nachtnet. 4

Hoofdstuk 2: ALGEMENE VERPLICHTINGEN Artikel 4: Algemeen, Openbaar Vervoer 1. De Concessiehouder verricht Openbaar Vervoer per Auto en Bus in het Concessiegebied. 2. De Concessiehouder verschaft met inachtneming van de hierna beschreven voorwaarden al het in de Inschrijving gebodene, waaronder mede te verstaan het daarin aangeboden Openbaar Vervoer per Auto en Bus, tenzij de Concessieverlener in het kader van een Vervoerplan anders beschikt en voor zover de Inschrijving niet strijdig is met de hierna beschreven voorwaarden. 3. De Concessiehouder heeft het recht om, gedurende de looptijd van de Concessie, op basis van exclusiviteit Openbaar Vervoer per Auto en Bus gedurende de Dag en Nacht in het Concessiegebied te verrichten. Dit recht omvat niet: a. Openbaar Vervoer per tram, metro, trein en Parkshuttle; b. personenvervoer over water; c. Openbaar Vervoer per Auto en/of Bus dat dient als tijdelijke vervanging van de onder sub a. en sub b. genoemde vormen van Openbaar Vervoer; d. Openbaar Vervoer dat niet halteert in het Concessiegebied; e. Openbaar Vervoer op de routes die zijn omschreven in Bijlage B (Te gedogen verbindingen); f. Openbaar Vervoer verricht door een ander dan de Concessiehouder, indien dit Openbaar Vervoer betreft tussen het Concessiegebied en een concessiegebied van een niet aanliggende concessie; g. Openbaar Vervoer per Buurtbus; h. Openbaar Vervoer verricht door aanbieders van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) in de zin van artikel 6 van het Bp2000; i. tijdelijk Openbaar Vervoer per Auto en/of Bus, bijvoorbeeld tijdens wegwerkzaamheden, voor zover de Concessiehouder niet bereid en/of in staat is dit Openbaar Vervoer tegen de door de Concessieverlener gestelde voorwaarden uit te voeren; j. tijdelijk vervoer in geval van Calamiteiten; k. door Derden verricht evenementen- en P+R-vervoer; 5

l. Openbaar Vervoer ten aanzien waarvan Concessieverlener en Concessiehouder overeenkomen dat dit binnen het Concessiegebied kan plaatsvinden; en/of m. Openbaar Vervoer ten aanzien waarvan de Concessieverlener wegens dwingende bepalingen van wet- of regelgeving gehouden is dit in het Concessiegebied toe te staan. 4. De Concessiehouder gedoogt al het Openbaar Vervoer in het Concessiegebied ten aanzien waarvan hem geen exclusiviteit wordt toegekend. Ter vermijding van misverstanden: de gedoogplicht omvat mede dat de omvang van het te gedogen Openbaar Vervoer kan toe- of afnemen, zowel in aantallen Lijnen, in frequenties als in bedieningstijden, ook wanneer dit leidt tot een aanpassing van het overzicht van de verbindingen zoals opgenomen in Bijlage B (Te gedogen verbindingen). De Concessiehouder stelt zich constructief op wat betreft wijzigingen in het te gedogen Openbaar Vervoer binnen het Concessiegebied dat i) door anderen dan de Concessiehouder wordt aangeboden, ii) waarvan het vervoerkundig zwaartepunt buiten het Concessiegebied ligt en iii) dat geen onevenredige schade voor de Concessiehouder tot gevolg heeft. 5. De Concessiehouder heeft voor wat betreft wijzigingen in het domein van de Concessie die door de Concessieverlener aan hem worden voorgelegd de eerste keus. Indien de Concessiehouder besluit bepaalde wijzigingsvoorstellen niet over te nemen heeft de Concessieverlener het recht hiervoor aparte concessies te verlenen, dan wel artikel 29 van de Wp2000 toe te passen. Artikel 5: Ontwikkelfunctie 1. De Concessiehouder is, binnen de in de Concessie geformuleerde randvoorwaarden en eisen, verantwoordelijk voor de uitvoering van de ontwikkelfunctie. De ontwikkelfunctie omvat alle elementen die ten behoeve van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus, zoals dat in de praktijk zichtbaar wordt, ontwikkeling behoeven, en bestaat ten minste uit de onderstaande taken: a. het planmatig ontwikkelen van het aanbod aan Openbaar Vervoer per Auto en Bus op basis van een uit te voeren analyse van de relatie tussen het aanbod en de (potentiële) vraag naar Openbaar Vervoer per Auto en Bus; b. het planmatig ontwikkelen en implementeren van fysieke en dienstverlenende Aansluitingen tussen de diverse vervoerdiensten binnen het Concessiegebied, zowel binnen het eigen netwerk van de Concessiehouder als van en naar andere vervoerdiensten; c. het planmatig ontwikkelen en uitvoeren van acties (onder andere op het gebied van marketing en mobiliteitsmanagement) waarmee een toename van het aantal Reizigers wordt gerealiseerd. Deze acties kunnen in samenwerking met andere partijen worden vormgegeven; 6

d. het planmatig ontwikkelen en implementeren van een op de behoeften van Reizigers gebaseerde informatievoorziening, zowel voorafgaand aan als tijdens hun Reis; e. het planmatig ontwikkelen en implementeren van lokale en regionale Tarieven en Proposities die bijdragen aan het benutten van de door de Concessiehouder geïdentificeerde marktkansen; f. het planmatig verbeteren van de Toegankelijkheid van het Openbaar Vervoer op een zodanige wijze dat de doelgroepen voor wie de Toegankelijkheid wordt verbeterd hier maximaal van profiteren; g. het overleggen met Reizigers, (deel)gemeenten, Consumentenorganisaties, concessiehouders en concessieverleners van aangrenzende concessiegebieden en overige belanghebbende partijen over onder meer de ontwikkeling van het Openbaar Vervoer in kwantitatieve en kwalitatieve zin, waaronder begrepen het in samenwerking met deze partijen uitvoeren van de taken als genoemd onder a tot en met f. 2. Ter verantwoording van het uitvoeren van de ontwikkelfunctie levert de Concessiehouder in ieder geval de volgende producten op aan de Concessieverlener: a. een analyse van het Openbaar Vervoeraanbod. In het eerste kwartaal van het tweede, vierde en zesde Dienstregelingjaar (dus eerste kwartaal 2014, 2016, 2018) voert de Concessiehouder een analyse van het lijnennet uit, waarbij hij het op dat moment door hem geboden Openbaar Vervoer per Auto en Bus en de kwaliteit daarvan op lijnniveau vergelijkt met de (potentiële) vraag van Reizigers in de komende 2 tot 6 Jaar. Deze analyse dient te resulteren in een overzicht van kansen (onderscheiden naar bestaande en nieuwe verbindingen) en bedreigingen; b. een Ontwikkelplan. In het tweede kwartaal van het tweede, vierde en zesde Dienstregelingjaar stelt de Concessiehouder een Ontwikkelplan op waarin uitgaande van de in sub a genoemde analyse van het lijnennet en rekening houdend met de beleidsdoelstellingen van de Concessieverlener, de ontwikkelingsmogelijkheden van het Openbaar Vervoer voor de komende 2 tot 6 Jaar worden beschreven. De Concessiehouder voorziet deze mogelijkheden van een (eerste) raming van de verwachte kosten en opbrengsten; c. een Marketingplan. In het derde kwartaal van elk jaar stelt de Concessiehouder een Marketingplan op. Basis voor het Marketingplan is het Marketingplan dat deel uitmaakt van zijn Inschrijving. Onderdeel van het Marektingplan is een grootverbruikplan, waarin de Concessiehouder aangeeft welke acties hij onderneemt om door middel van grootverbruikerscontracten het gebruik en de opbrengsten van Lijnen te vergroten. Het budget dat de Concessiehouder in een Dienstregelingjaar voor de uitvoering van het Marketingplan inzet, is ten minste even hoog als het budget dat de Concessiehouder conform 7

zijn Inschrijving heeft gereserveerd voor de uitvoering van de marketingactiviteiten in het Dienstregelingjaar 2013; d. een evaluatie / effectmeting. In het eerste kwartaal van elk Jaar stelt de Concessiehouder een evaluatie / effectmeting op van het op dat moment in werking zijnde Ontwikkelplan en Marketingplan. 3. De Concessiehouder voert de in het Ontwikkelplan en Marketingplan aangekondigde maatregelen adequaat en volledig uit. 4. De Concessiehouder kan door de Concessieverlener worden verplicht om, al dan niet in aanvulling op het Ontwikkelplan, een Verbeterplan op te stellen en uit te voeren voor bepaalde aspecten, die blijkens waarneming van de Concessieverlener verbetering behoeven. Artikel 6: Afstemming met de Concessie Rail 1. De Concessiehouder richt de Dienstregeling van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus gedurende de Dag zo in dat deze aanvullend is op de Concessie Rail en ongewenste parallelliteit wordt voorkomen. De Concessiehouder mag uitsluitend de in Bijlage C (Verbindingen Rotterdam Centrum) genoemde verbindingen van en naar Rotterdam Centrum bieden. 2. De Concessiehouder mag geen verbindingen aanbieden tussen de invloedsgebieden van twee Haltes/stations zoals opgenomen in onderdeel C1 van Bijlage C (Verbindingen Rotterdam Centrum), voor zover deze invloedsgebieden met elkaar verbonden worden door een Directe Railverbinding tenzij: a. De afstand tussen de betreffende Haltes/stations minder dan 1,5 km bedraagt; b. De rijtijd van Auto en/of Bus meer dan 50% langer is dan de rijtijd van metro en/of tram; c. De rijtijd van Auto en/of Bus meer dan 33% korter is dan de rijtijd van metro en/of tram, en de snelheid van metro en/of tram gemeten over de hemelsbrede afstand bovendien lager is dan 15 km/uur; d. Deze verbinding behoort tot de in Bijlage C (Verbindingen Rotterdam Centrum) opgenomen uitzonderingen. 3. De Concessiehouder kan de Concessieverlener om ontheffing vragen voor het in lid 2 bepaalde. De Concessiehouder motiveert in dat geval de reden en toont aan dat de verbinding per Auto en/of Bus geen onevenredige schade voor de Concessiehouder Rail tot gevolg heeft. Dit ter beoordeling van de Concessieverlener. 8

4. De Concessiehouder neemt in zijn Vervoerplan en Dienstregeling voor enig Dienstregelingjaar wijzigingen in de lijnvoering van metro en tram in het desbetreffende Dienstregelingjaar mee, zodat hij ook na deze wijzigingen aan de bepalingen in dit Artikel blijft voldoen. Artikel 7: Buurtbussen 1. De Concessiehouder draagt op verzoek van de Concessieverlener zorg voor de beschikbaarheid en het onderhoud van Buurtbussen in het Concessiegebied. 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Buurtbussen voldoen aan de bij of krachtens geldende wet- en regelgeving daaraan te stellen eisen. 3. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Buurtbussen herkenbaar als Buurtbus zijn ingericht en functioneren. 4. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat vrijwilligers in staat worden gesteld Openbaar Vervoer per Buurtbus te verzorgen. Dit houdt in elk geval in dat de Concessiehouder zorg draagt voor: a. de dienstregeling en roosters voor de vrijwilligers; b. het keuren en testen van de vrijwilligers; c. het instrueren van de vrijwilligers bij wijzigingen in het aanbod, Tarieven, et cetera; d. een vaste contactpersoon voor de vrijwilligers; e. het verzekeren van de Buurtbussen en de vrijwilligers in hun hoedanigheid van chauffeur van de Buurtbussen; f. Haltepalen; g. communicatieapparatuur in Buurtbussen die in elk geval gebruikt kan worden om de Centrale Verkeersleiding van de Concessiehouder te bereiken. 5. Indien de Concessieverlener besluit dat op Buurtbussen de OV-Chipkaart als Vervoerbewijs geaccepteerd moet worden, en/of indien een dergelijke verplichting voortvloeit uit de toepasselijke wet- en regelgeving, draagt de Concessiehouder er zorg voor dat binnen zes maanden nadat de Concessieverlener de Concessiehouder hierover heeft geïnformeerd alle Buurtbussen voorzien zijn van OV-Chipkaartapparatuur ten behoeve van het in- en uitchecken en dat de vrijwilligers zijn geïnstrueerd over het gebruik van deze apparatuur. 9

Hoofdstuk 3: VERVOERKUNDIGE EISEN Artikel 8: Dienstregeling en Aanpassing Dienstregeling 1. De Concessiehouder verricht Openbaar Vervoer per Auto en Bus volgens een Dienstregeling voor het Dagnet en het Nachtnet. 2. De Concessiehouder baseert de Dienstregeling op werkelijke rijtijden. In voorkomende gevallen onderbouwt de Concessiehouder aan de hand van een representatieve meting waarom een aanpassing van de rijtijden op een Lijn noodzakelijk en mogelijk is. 3. De Concessiehouder mag per Dienstregelingjaar maximaal twee dienstregelingperioden onderscheiden, te weten een Basisdienst en een Vakantiedienst. 4. De Concessiehouder wijzigt de Dienstregeling niet vaker dan eenmaal per Jaar. De ingangsdatum van deze wijziging is gelijk aan de ingangsdatum van de dienstregelingwijziging van het Hoofdrailnet, dan wel een door de Concessieverlener te bepalen andere datum wanneer de Dienstregeling van het Hoofdrailnet niet wijzigt. 5. De Concessiehouder stelt de Dienstregeling voor het Dienstregelingjaar 2013, ingaande op 09 december 2012, vast op basis van de ontwerp Dienstregeling die deel uitmaakt van de Inschrijving. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat deze Dienstregeling voldoet aan de eisen die hieraan in de Offerteaanvraag gesteld worden en zo goed mogelijk aansluit op de Dienstregeling voor het Dienstregelingjaar 2012, eindigende op 08 december 2012. 6. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat de Dienstregeling vanaf het Dienstregelingjaar 2014: a. ten minste voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer; b. zoveel mogelijk tegemoet komt aan de wensen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer; en c. aansluit bij het vervoerplan voor de Concessie Rail voor het desbetreffende Dienstregelingjaar. 7. Bij het opstellen en/of wijzigen van de Dienstregeling streeft de Concessiehouder ernaar bestaande Aansluitingen tussen Lijnen zoveel mogelijk in stand te houden. Bij eventuele wijzigingen in de geboden Aansluitingen draagt de Concessiehouder er zorg voor dat hij met de gewijzigde Dienstregeling voldoet aan de eisen en zoveel mogelijk tegemoet komt aan de wensen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer. 8. Wijziging van de Dienstregeling wordt door de Concessiehouder voorgesteld en door de Concessieverlener behandeld overeenkomstig de 10

procedure beschreven in Bijlage D (Dienstregelingprocedure). De Concessieverlener kan na overleg met de Concessiehouder besluiten tot een wijziging van de procedure zoals opgenomen in Bijlage D (Dienstregelingprocedure). 9. De Concessiehouder overlegt met concessiehouders en concessieverleners van aangrenzende concessiegebieden over aanpassingen van de Dienstregeling voor zover deze aanpassingen de Uitlopers betreffen. 10. In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan de Concessieverlener in bijzondere gevallen een tussentijdse wijziging van de Dienstregeling toestaan en/of opleggen, bijvoorbeeld in geval van grootschalige wegwerkzaamheden, dan wel de Concessiehouder toestaan tijdelijk van de Geldende Dienstregeling af te wijken, bijvoorbeeld in geval van wegwerkzaamheden of Overmacht. Deze toestemming is niet vereist wanneer er sprake is van spoedeisende omstandigheden. 11. Indien de Concessieverlener constateert dat de Geldende Dienstregeling in strijd is met het Programma van Eisen, kan de Concessieverlener de Concessiehouder opdragen binnen vier weken na een daartoe gedaan schriftelijk verzoek van de Concessieverlener, de Dienstregeling in overeenstemming te brengen met het Programma van Eisen. De Concessiehouder is gehouden om binnen de door de Concessieverlener gestelde termijn de aanpassingen te realiseren. 12. Daar waar het Programma van Eisen voorziet in de mogelijkheid tot aanpassing van de Geldende Dienstregeling en/of de Concessieverlener dit verzoekt, past de Concessiehouder de Dienstregeling zodanig aan dat gedurende de gehele looptijd van de Concessie recht gedaan wordt aan het Concessiebesluit en de eisen aan het Openbaar Vervoer in het Concessiegebied zoals deze worden gesteld in het Programma van Eisen. De Concessieverlener toetst of de aangepaste Dienstregeling aan deze eisen voldoet. 13. Indien Reizigers ernstig in hun belang worden geschaad als gevolg van een afwijking van de Dienstregeling door bijzondere gevallen als bedoeld in lid 11, doet de Concessiehouder een voorstel voor de inzet van Vervangend Vervoer. De Concessieverlener beslist of dit voorstel wordt uitgevoerd en op welke voorwaarden. 14. De Concessiehouder mag op eigen initiatief het door hem geboden Openbaar Vervoer per Auto en Bus uitbreiden ten opzichte van de Dienstregeling, bijvoorbeeld ten behoeve van door de Concessiehouder geïnitieerde experimenten. 11

Hoofdstuk 4: UITVOERINGSKWALITEIT Artikel 9: Vervoerplicht 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat, met inachtneming van het in de Wp2000 bepaalde, Reizigers die zich op een Halte bevinden, gezamenlijk met hun Handbagage, met de eerstkomende Rit worden vervoerd. Dit geldt ook bij voorzien piekvervoer. 2. Indien door een niet te voorziene extra vraag van Reizigers de capaciteit van het Voertuig dat de Concessiehouder op een Rit inzet onvoldoende is om alle op een Halte aanwezige Reizigers te vervoeren, draagt de Concessiehouder er zorg voor dat deze Reizigers zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen dertig minuten na de volgens de Geldende Dienstregeling geplande vertrektijd van de desbetreffende Rit vanaf de desbetreffende Halte vervoerd worden. De Concessiehouder voert hiertoe zo nodig één of meer extra Ritten uit. 3. De Vervoerplicht geldt niet in geval van Overmacht. 4. De Concessiehouder zet bij een te voorziene extra vraag van Reizigers op voorhand extra Materieel in, zoals in geval van (i) Feestdagen, (ii) wegwerkzaamheden en (iii) Evenementen. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 4 biedt de Concessiehouder bij grote Evenementen, waaronder maar niet uitsluitend, het internationaal filmfestival, de ABN AMRO Rotterdam Marathon, North Sea Jazz, het zomercarnaval en de wereldhavendagen, op eerste verzoek van de Concessieverlener extra Openbaar Vervoer per Auto en/of Bus aan. 6. Indien bij Incidenten en/of Calamiteiten één of meer Lijnen één of meer Haltes niet kunnen bedienen en voor Reizigers geen alternatieve reismogelijkheden vanaf en naar de betreffende Haltes bestaan, zet de Concessiehouder vanaf en naar iedere niet bediende Halte binnen 1 uur na de volgens de Geldende Dienstregeling geplande vertrektijd van de eerste als gevolg van het Incident of de Calamiteit niet uitgevoerde Rit Vervangend Vervoer in. Het Vervangend Vervoer dient als zodanig herkenbaar te zijn en voldoende capaciteit te hebben om de vraag van Reizigers op redelijke wijze te verwerken. De Concessiehouder informeert Reizigers op de niet bediende Haltes en in de Voertuigen van de betreffende Lijnen op adequate wijze over het Vervangend Vervoer. 7. Indien bij Incidenten en/of Calamiteiten één of meer Lijnen één of meer Haltes niet kunnen bedienen, draagt de Concessiehouder er zorg voor dat Reizigers, voor wie het Incident of de Calamiteit van invloed kan zijn op hun Reis, op de Haltes en in de Voertuigen met alle hem ter beschikking staande middelen worden geïnformeerd over de gevolgen van het Incident of de Calamiteit voor (i) de uitvoering van de desbetreffende Lijn(en), (ii) alternatieve reismogelijkheden en (iii) de inzet van Vervangend Vervoer. 12

Artikel 10: Zitplaatsgarantie 1. De Concessiehouder stemt de inzet van het Materieel zodanig op de vraag af dat elke Reiziger over een zitplaats kan beschikken. Hiertoe wordt de geboden capaciteit afgestemd op de gemiddelde bezetting zoals vastgesteld op basis van (i) het aantal in- en uitstappers per Halte en (ii) de bezetting van het Materieel op verschillende Trajecten. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, is het de Concessiehouder toegestaan Reizigers vanwege een tekort aan zitplaatsen tijdens Dagdelen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer in Bussen te laten staan. 3. De Concessieverlener kan de Concessiehouder ontslaan van de in lid 1 geëiste zitplaatsgarantie op door de Concessieverlener te bepalen tijden en Trajecten waar tijdelijk sprake is van grote aantallen Reizigers (piekvervoer). 4. De zitplaatsgarantie zoals bedoeld in lid 1 geldt niet in geval van Overmacht. 5. De Concessiehouder geeft jaarlijks in zijn Vervoerplan aan welke capaciteit hij op iedere Lijn inzet om aan het in Artikel 9 (Vervoerplicht) en lid 1 bepaalde te voldoen. De Concessieverlener kan de Concessiehouder op elk moment verplichten hiervoor een onderbouwing te leveren. Indien deze onderbouwing in de ogen van de Concessieverlener ontoereikend is, kan de Concessieverlener de Concessiehouder verplichten de Dienstregelinguren die hij op de betreffende Lijnen of Ritten inzet te verminderen dan wel uit te breiden ten gunste respectievelijk ten koste van andere Lijnen of Ritten. 6. De Concessiehouder zet onmiddellijk extra en/of groter Materieel in indien hij structureel niet aan de normen ten aanzien van de zitplaatskans zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer kan voldoen. Er is sprake van een structurele overschrijding van de normen indien uit klachten, of waarnemingen blijkt dat meer dan twee keer in twee weken (Werkdagen), dan wel meer dan twee keer in twee maanden (zaterdag en zon- en Feestdag), op een bepaalde Rit of in een bepaald uurblok mensen niet met een Auto meekonden of de zitplaatskans in een Bus lager was dan de in de Kadernota Openbaar Vervoer opgenomen normen. 7. In afwijking van het bepaalde in lid 6 zet de Concessiehouder geen groter Materieel in, maar verkort de Concessiehouder het Interval tussen Ritten op tijdstippen waarop met een Interval van 60 minuten of meer wordt gereden, met uitzondering van de Nacht en met uitzondering van Ritten waar de hoge vervoervraag naar het oordeel van de Concessieverlener wordt veroorzaakt door de specifieke aanvangs- en eindtijden van scholen en/of bedrijven. 13

Artikel 11: Uitval 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat uitval van Ritten, behoudens in geval van Overmacht, niet voorkomt. Artikel 12: Punctualiteit en Aansluitingen 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Ritten niet eerder vanaf een Beginpunt, Tijdhalte en Knooppunt vertrekken dan is vastgelegd in de Geldende Dienstregeling en niet eerder dan 120 seconden voor de tijd die in de Geldende Dienstregeling is vastgelegd van alle overige Haltes van een Lijn vertrekken. 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Ritten binnen 60 seconden na de tijd die in de Geldende Dienstregeling is vastgelegd, vanaf hun Beginpunt vertrekken. 3. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Ritten binnen 180 seconden na de tijd die in de Geldende Dienstregeling is vastgelegd vanaf Knooppunten vertrekken. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 en lid 3 draagt de Concessiehouder er zorg voor dat de laatste Rit van een Lijn die volgens de Geldende Dienstregeling Aansluiting biedt op een andere Auto, Bus, tram, metro en/of trein, op een Knooppunt of Aansluitpunt wacht om deze Aansluiting te kunnen bieden wanneer deze Auto, Bus, tram, metro en/of trein vertraagd is. De desbetreffende Rit vertrekt in dat geval niet later dan 600 seconden na de tijd die in de Geldende Dienstregeling is vastgelegd. 5. De Concessiehouder garandeert in ieder geval de laatste Aansluiting die volgens de Geldende Dienstregeling geboden wordt tussen twee Ritten die tot de Concessie behoren. Eventueel zet hij hiervoor Vervangend Vervoer in. 6. Indien van een Lijn een Rit onverhoopt gedeeltelijk of volledig uitvalt, mag de Concessiehouder, wanneer het Interval tussen opeenvolgende Ritten van de desbetreffende Lijn niet meer dan 10 minuten bedraagt, de in de Geldende Dienstregeling vermelde vertrektijden van de voorafgaande en eerstvolgende Rit van de betreffende Lijn aanpassen ten behoeve van de regelmaat. De Concessiehouder beschikt over een Centrale Verkeersleiding die bijvoorbeeld bij verstoringen van de Dienstregeling en bij Incidenten en/of Calamiteiten in contact kan treden met de verkeersleiding van andere concessiehouders die Openbaar Vervoer per Auto, Bus, tram, metro en trein en/of personvenvervoer over water binnen het Concessiegebied verrichten en met door de Concessieverlener aan te wijzen organisaties als bedoeld in lid 6 van Artikel 22 (Algemene eisen aan reisinformatie), om de Reiziger optimaal te informeren. 14

Hoofdstuk 5: INFRASTRUCTUUR Artikel 13: Beschikbare Wegen 1. De Concessiehouder gebruikt voor de uitvoering van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus uitsluitend de Beschikbare Wegen. 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat (specifieke) Businfrastructuur die bij aanvang van de Concessie beschikbaar is maximaal benut wordt, tenzij de Concessieverlener hiervoor op verzoek van de Concessiehouder ontheffing heeft verleend. 3. De Concessiehouder houdt er rekening mee dat Derden, waaronder hulpdiensten, dierenambulances en taxi s, gebruik mogen maken van (specifieke) Businfrastructuur voor zover de betreffende Wegbeheerder hiervoor toestemming heeft gegeven. 4. De Concessiehouder volgt de instructies van de Wegbeheerder met betrekking tot vervangende (nood)haltes bij beheer- en onderhoudsactiviteiten nauwgezet op. 5. De Concessiehouder signaleert pro-actief verkeersonveilige situaties in en rond het Openbaar Vervoer per Auto en Bus en bespreekt deze met de desbetreffende Wegbeheerder. 6. De Concessiehouder voert constructief en actief overleg met de Wegbeheerders. Daartoe stelt de Concessiehouder een vertegenwoordiger aan die als vaste contactpersoon voor de Wegbeheerders fungeert en die bevoegd is namens de Concessiehouder bindende afspraken met de Wegbeheerders te maken met betrekking tot het gebruik van de Beschikbare Wegen. Indien de Concessieverlener overleg voert met de Wegbeheerders, participeert de Concessiehouder hierin desgevraagd. 7. De Concessiehouder treedt blijvend met de Wegbeheerders in overleg over prioritering van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus bij de afhandeling van het verkeer. 8. De Concessiehouder stelt samen met Wegbeheerders en de Concessieverlener plannen op ter verbetering van de doorstroming op de Beschikbare Wegen. De Concessiehouder vervult hierbij een actieve rol door tijdig mogelijke maatregelen ter verbetering van de doorstroming te signaleren. 9. Wanneer de Concessieverlener of Wegbeheerder zorgt voor Businfrastructuur ter verbetering van de snelheid en/of betrouwbaarheid van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus, kan de Concessieverlener de Concessiehouder verplichten om gebruik te maken van deze infrastructuur. 10. De Concessiehouder maakt alleen met instemming van de Concessieverlener afspraken met Wegbeheerders over onomkeerbare 15

wijzigingen in de voor het Openbaar Vervoer per Auto en Bus bestemde infrastructuur. 11. De Concessiehouder informeert binnen vijftien Werkdagen na ontvangst van een verzoek van een Wegbeheerder, deze Wegbeheerder over de consequenties voor het Openbaar Vervoer per Auto en Bus zoals die kunnen voortvloeien uit een door de Wegbeheerder voorgenomen wijziging van de Beschikbare Wegen. De reactie van de Concessiehouder heeft tevens betrekking op Openbaar Vervoer dat na beëindiging van de Concessie zal worden verricht. 12. Als de Concessiehouder en de verantwoordelijke Wegbeheerder geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent het gebruik van de Beschikbare Wegen, stelt de Concessiehouder de Concessieverlener daarvan op de hoogte en tracht de Concessieverlener te bemiddelen. Indien deze bemiddeling niet succesvol is, kan de Concessieverlener de Concessiehouder een aanwijzing geven ten aanzien van het gebruik van de desbetreffende Beschikbare Wegen voor het Openbaar Vervoer per Auto en Bus. 13. De Concessieverlener kan de Concessiehouder vrijstelling verlenen ten aanzien van één of meerdere van de in de Kadernota Openbaar Vervoer gestelde eisen en/of wensen wanneer sprake is van busonvriendelijke maatregelen, zoals bijvoorbeeld snelheidsremmende maatregelen in het kader van Duurzaam Veilig. 14. Wanneer het handhaven van de route zoals opgenomen in de Geldende Dienstregeling als gevolg van wegwerkzaamheden of Evenementen niet mogelijk is, is het de Concessiehouder toegestaan om Openbaar Vervoer per Auto en Bus te verrichten via andere Beschikbare Wegen. In voorkomende gevallen informeert de Concessiehouder de Concessieverlener over de alternatieve route en onderbouwt hij zijn keuze voor deze route. Bij een in de ogen van de Concessieverlener ontoereikende onderbouwing kan de Concessieverlener de Concessiehouder een aanwijzing geven om van andere Beschikbare Wegen gebruik te maken. Artikel 14: Beschikbare Haltes 1. De Concessiehouder gebruikt voor de uitvoering van het Openbaar Vervoer per Auto en Bus uitsluitend de Beschikbare Haltes. De Concessiehouder doet volgens een Dienstregeling alle Beschikbare Haltes aan die zijn gelegen aan een Beschikbare Weg. 2. De Concessiehouder kan in het kader van een Vervoerplan voorstellen doen om Beschikbare Haltes aan te passen, niet aan te doen, te verplaatsen of op nieuwe plekken te realiseren zolang de Concessiehouder aan de eisen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer blijft voldoen en zoveel mogelijk tegemoet blijft komen aan de wensen zoals opgenomen in de Kadernota Openbaar Vervoer (in het bijzonder de wensen in paragraaf 7.6). 16

3. Op diens verzoek informeert de Concessiehouder een Wegbeheerder omtrent de consequenties voor het Openbaar Vervoer per Auto en Bus zoals die kunnen voortvloeien uit een door deze Wegbeheerder voorgenomen wijziging aan de Beschikbare Haltes. 4. Als de Concessiehouder en de desbetreffende Wegbeheerder(s) geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent het gebruik van de Beschikbare Haltes, stelt de Concessiehouder de Concessieverlener daarvan op de hoogte, en tracht de Concessieverlener te bemiddelen. Indien de bemiddeling als bedoeld in de vorige volzin niet succesvol is, kan de Concessieverlener de Concessiehouder een aanwijzing geven ten aanzien van het gebruik van de desbetreffende Beschikbare Haltes. 5. De Concessiehouder draagt zorg voor het aangeven van de Beschikbare Haltes door het plaatsen van Haltepalen aan de zijde van de Beschikbare Weg waar de Bus en/of Auto stopt alsmede voor het onderhoud van deze Haltepalen. De Concessiehouder neemt daarbij de aanwijzingen van de Wegbeheerder met betrekking tot welstandseisen in acht alsmede eventuele aanwijzingen van de Concessieverlener met betrekking tot de vormgeving van de Halte. 6. De Concessiehouder draagt zorg voor het verwijderen van Haltepalen bij Beschikbare Haltes waarbij het Openbaar Vervoer niet langer halteert. 7. Na afloop van de Concessie draagt de Concessiehouder het eigendomsen/of gebruiksrecht van Haltepalen gratis aan de Concessieverlener over en draagt de Concessiehouder zorg voor het verwijderen van door de Concessieverlener aangewezen Haltepalen, voor zover het eigendomsen/of gebruiksrecht van deze Haltepalen bij de Concessiehouder liggen. 17

Hoofdstuk 6: MATERIEEL Artikel 15: Algemene eisen aan het Materieel 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel in overeenstemming is met alle eisen die bij of krachtens wet- en regelgeving op het Materieel van toepassing zijn, zoals onder andere, maar niet gelimiteerd tot de Europese Richtlijn 2001/85/EG (bij koninklijk besluit d.d. 12 november 2003 als wijziging opgenomen in het Voertuigreglement Staatsblad 2003, 484). 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Bussen voorzien zijn van ten minste twee door de chauffeur bediende Bedrijfsdeuren en/of automatisch bediende Bedrijfsdeuren. 3. Het Materieel is voorzien van een dodehoekspiegel. 4. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel is voorzien van een adequaat functionerend voertuigvolgsysteem dat continu de positie op de route en ten opzichte van de Dienstregeling kan bepalen. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Personeel het voertuigvolgsysteem in overeenstemming met het doel van het systeem gebruikt. De Concessiehouder neemt daarbij het bepaalde in Bijlage E (Telematica) in acht. 5. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel is voorzien van een goedwerkend VETAG/VECOM-systeem. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Personeel het VETAG/VECOM-systeem in overeenstemming met het doel van het systeem gebruikt. 6. In aanvulling op het bepaalde in lid 5 draagt de Concessiehouder er zorg voor dat: a. Voertuigen die gebruik maken van Beschikbare Wegen waar het gebruik van KAR naar het oordeel van de desbetreffende Wegbeheerder gewenst is, binnen zes maanden na aanvang van de Concessie voorzien zijn van goedwerkende KAR-apparatuur; b. de overige Voertuigen ten minste zijn voorbereid om van KARapparatuur te kunnen worden voorzien. De Concessiehouder draagt er daarbij zorg voor dat binnen drie maanden na een verzoek van de Concessieverlener daartoe deze Voertuigen voorzien zijn van goedwerkende KAR-apparatuur; c. met de desbetreffende Wegbeheerders afspraken zijn gemaakt over de gegevensuitwisseling die nodig is voor het optimaal functioneren van het KAR-systeem. De Concessiehouder neemt daarbij het bepaalde in Bijlage E (Telematica) in acht. 7. In afwijking van het bepaalde in lid 5 is het de Concessiehouder toegestaan het Materieel niet van een VECOM-systeem te voorzien, indien de Concessiehouder ten genoegen van de Concessieverlener aantoont en 18

garandeert dat de functionaliteit van andere systemen in het Materieel ten minste vergelijkbaar is met dat van een VECOM-systeem. 8. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel ten minste is voorzien van Kaartlezers bij iedere Bedrijfsdeur ten behoeve van het inen uitchecken. 9. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel is voorzien van adequaat functionerende apparatuur waarmee de chauffeur in geval van vertragingen rechtstreeks of met tussenkomst van de Centrale Verkeersleiding kan communiceren met chauffeurs op andere Lijnen en uit aangrenzende concessiegebieden. In aanvulling op het bepaalde in de eerste volzin spant de Concessiehouder zich in om ook met de exploitant(en) van in het Concessiegebied aanwezige CVV-systemen afspraken te maken over de wijze waarop een chauffeur in geval van een vertraging de chauffeur van een aansluitende CVV-rit kan informeren. Artikel 16: Leeftijd van het Materieel 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Bussen die voor de uitvoering van de Concessie worden ingezet op ieder willekeurig moment tijdens de Concessie aan de volgende eisen voldoen: a. van niet meer dan 36% van de Bussen is het bouwjaar 2007 of later; b. van ten minste 64% van de Bussen is het bouwjaar 2008 of later. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 draagt de Concessiehouder er zorg voor dat Bussen die uitsluitend worden ingezet (i) ter versterking van in de Geldende Dienstregeling opgenomen Ritten, (ii) bij Calamiteiten en Evenementen en (iii) als Vervangend Vervoer niet ouder zijn dan twaalf (12) Jaar. 3. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Auto s en Buurtbussen die voor de uitvoering van de Concessie worden ingezet op ieder willekeurig moment van de Concessie niet ouder zijn dan 8 (acht) Jaar. Artikel 17: Uiterlijk van het Materieel 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel in ieder geval aan de volgende eisen voldoet: a. de Bussen zijn door een uniforme kleur(stelling) voor Reizigers herkenbaar als Materieel dat gebruikt wordt ter uitvoering van de Concessie en zijn aan voor-, linker-, rechter- en achterzijde voorzien van de naam van de Concessiehouder; 19

b. de Auto s die ter uitvoering van de Concessie worden ingezet zijn duidelijk herkenbaar als zodanig, doordat ze in ieder geval dezelfde kleur(stelling) hebben als de Bussen die ter uitvoering van de Concessie worden ingezet; c. het Materieel is voorzien van een uniforme routeaanduiding door middel van een LED-aanduiding van de Eindbestemming en het Lijnnummer op de voorzijde van het Materieel. In aanvulling op het bepaalde in de eerste volzin, zijn Bussen voorzien van een LEDaanduiding van het Lijnnummer en de Eindbestemming aan de instapzijde en van een LED-aanduiding van het Lijnnummer op de achterzijde. De LED-aanduidingen zijn ook bij duisternis en overdag bij fel zonlicht goed leesbaar van in elk geval een afstand van 30 meter; d. de binnen- en buitenzijde van het Materieel ziet er bij het begin van iedere Omloop verzorgd, schoon en schadevrij uit. Zo nodig wordt het Materieel tijdens een Omloop tussentijds gereinigd; e. de binnen- en buitenzijde van het Materieel is niet voorzien van Reclame die: i. naar het oordeel van de Concessieverlener onbetamelijk is; ii. is aangebracht op de ruiten van het Materieel; iii. is aangebracht op de voor- en achterzijde van het Materieel; iv. is aangebracht over aanduidingen van de Eindbestemming en/of het Lijnnummer; v. is aangebracht over Displays in het Materieel; vi. in ernstige mate afbreuk doet aan de herkenbaarheid van de deuren en bedieningselementen; f. het Materieel is op de achterzijde voorzien van de naam en het logo van de Concessieverlener. In aanvulling op het bepaalde in de eerste volzin is het Materieel aan de voorzijde, naast de instapdeur en op de linkerzijde voorzien van het logo van de Concessieverlener; g. het Materieel is op een voor Reizigers zichtbare plaats voorzien van een aanduiding van het aantal zit- en staanplaatsen dat bij of krachtens geldende wet- en regelgeving in het Materieel is toegestaan; h. de buitenzijde van het Materieel is voorzien van het telefoonnummer en de internetsite van een door de Concessieverlener te bepalen landelijk reisinformatiesysteem. Deze informatie moet ten minste leesbaar zijn van een afstand van 10 meter (ten minste 10 cm hoog). 2. De eisen zoals opgenomen in lid 1 sub a, c, f en h gelden niet voor Bussen die de Concessiehouder uitsluitend inzet (i) ter versterking van in de Geldende Dienstregeling opgenomen Ritten, (ii) bij Calamiteiten en Evenementen en (iii) als Vervangend Vervoer. De Concessiehouder draagt 20

er daarbij wel zorg voor dat Bussen die voor laatstgenoemde doeleinden worden ingezet te allen tijde herkenbaar zijn als Materieel dat ten behoeve van de uitvoering van de Concessie wordt ingezet en voorziet deze Bussen daarom in ieder geval van de naam van de Concessiehouder en een aanduiding van het Lijnnummer en de Eindbestemming. 3. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat binnen drie maanden na een verzoek van de Concessieverlener daartoe Materieel dat ten behoeve van specifieke productformules wordt ingezet, uitgevoerd wordt in een speciale kleurstelling en/of aparte naamstelling. 4. Op verzoek van de Concessieverlener draagt de Concessiehouder zorg voor het plaatsen en onderhouden van Reclame-uitingen op en/of in het Materieel ten behoeve van de Concessieverlener. Deze Reclame-uitingen kunnen betrekking hebben op de eigen organisatie van de Concessieverlener of op beleids- en uitvoeringsprogramma s waarbij de Concessieverlener betrokken is. De Concessieverlener heeft daarbij zeggenschap over de periode waarin de betreffende Reclame-uitingen getoond worden en over het inzetgebied van het Materieel dat wordt gebruikt ten behoeve van de betreffende Reclame-uitingen. 5. De in lid 3 genoemde reclame-uitingen ten behoeve van de Concessieverlener worden door de Concessiehouder tot een maximum van 200 Materieelweken per Kalenderjaar kosteloos verzorgd. Hieronder zijn ook inbegrepen de kosten van plaatsing, onderhoud en eventuele verwijdering van de betreffende Reclame-uitingen. Artikel 18: Comfort 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Reizigers zich comfortabel met het Openbaar Vervoer per Auto en Bus kunnen verplaatsen. De Concessiehouder draagt er in elk geval zorg voor dat het Materieel ten minste voldoet aan de volgende eisen: a. het Materieel is voorzien van comfortabele stoelen, waarbij in geval van Nieuw Materieel de dikte van de bekleding op de zitting ten minste drie centimeter en de dikte van de bekleding op de rugleuning ten minste twee centimeter bedraagt; b. in Nieuwe Bussen en, wanneer de Concessiehouder Gelede Bussen inzet, per Geleding van de Nieuwe Bus zijn niet meer dan vier stoelen tegen de rijrichting in geplaatst; c. in Auto s zijn alle stoelen, eventuele klapstoelen op rolstoelplekken niet meegerekend, in de rijrichting geplaatst; d. het Materieel is voorzien van voldoende been- en bagageruimte, waarbij in geval van Nieuw Materieel de tussenruimte tussen twee zitplaatsen bij alle zitplaatsen ten minste 68 centimeter en bij 80% van de zitplaatsen ten minste 72 centimeter bedraagt; 21

e. in de Bussen bevinden zich voldoende voorzieningen (o.a. stastangen en/of hanglussen) voor Reizigers om zich vast te houden; f. in het Materieel is vanaf elke zit- en staanplaats een stopknop binnen handbereik. g. het Materieel is voorzien van een goede vering; h. in het Materieel wordt geen muziek of Reclame ten gehore gebracht; i. het Materieel is voorzien van een adequaat functionerend systeem voor Klimaatbeheersing met behulp waarvan de Concessiehouder in ieder geval aan de volgende eisen kan voldoen: i. bij koud weer wordt de temperatuur in het gehele Voertuig op een constante waarde van minimaal 17 o C gehouden; ii. op Zomerse of Tropische dagen wordt de temperatuur in het gehele Voertuig met ten minste 5 o C verlaagd ten opzichte van de buitentemperatuur; iii. bij regen, sneeuw, e.d. wordt condensvorming aan de binnenzijde van de ramen in het gehele Voertuig voorkomen. j. er geldt te allen tijde een algeheel rookverbod in het Voertuig, zowel voor Reizigers als voor het Personeel. 2. De eisen zoals opgenomen in lid 1 sub b, d en i gelden niet voor Bussen die de Concessiehouder uitsluitend inzet (i) ter versterking van in de Geldende Dienstregeling opgenomen Ritten, (ii) bij Calamiteiten en Evenementen en (iii) als Vervangend Vervoer. Artikel 19: Toegankelijkheid 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat al het Materieel toegankelijk is voor Reizigers met een handicap in de zin van artikel 32 lid 2 sub g van de Wp2000 en voor Reizigers met Handbagage, kinderwagen en/of rollator en daarmee vergelijkbare hulpmiddelen. De Concessiehouder draagt er daarbij zorg voor dat het Materieel voldoet aan de voorschriften genoemd in Bijlage VII van de Europese Richtlijn 2001/85/EG. 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat, naast toegankelijke Auto s, uitsluitend (Semi-)LagevloerBussen worden ingezet voor de uitvoering van de Concessie. 3. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat in het Materieel ruimte is voor minimaal één standaardrolstoel (ISO 7193) en dat de Bedrijfsdeur(en) waar Reizigers in een rolstoel het Voertuig moeten betreden voorzien is (zijn) van een rolstoellogo. De rolstoelplaats is voorzien van een voorziening waarmee de rolstoel op een dusdanige wijze kan worden 22

vastgezet dat deze bij een noodremming van het Materieel niet van zijn plaats zal geraken. 4. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel is voorzien van een handbediende of elektrisch bedienbare oprijplaat. 5. De Concessiehouder geeft in het Materieel aan dat Reizigers de rolstoelplaatsen ook mogen gebruiken voor het plaatsen van kinderwagens, vouwfietsen, rollators en Handbagage, maar dat deze mogelijkheid vervalt op het moment dat een Reiziger in een rolstoel het Voertuig betreedt. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Personeel erop toeziet dan een rolstoelplaats wordt vrijgemaakt op het moment dat een Reiziger in een rolstoel het Voertuig betreedt. 6. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat voorzieningen in Bussen ten behoeve van Reizigers als handgrepen en stopknoppen zijn uitgevoerd in contrasterende kleuren en voldoen aan de toegankelijkheidseisen genoemd in de Wenkenbladen Toegankelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. 7. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat in Nieuw Materieel stopknoppen een hoorbaar en voelbaar signaal afgeven wanneer deze worden ingedrukt. 8. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Bussen zijn voorzien van een neiginstallatie en neigen indien een Reiziger met een mobiliteitsbeperking op de Halte staat of indien een Reiziger hierom verzoekt. 9. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat het Materieel en het Personeel voldoen aan de volgende eisen ten aanzien van het halteren bij Haltes, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de volgende typen Haltes: a. verhoogde Haltes (perronhoogte ongeveer 18 cm) uitgevoerd met geleidingsband (bijvoorbeeld Leicon): de chauffeur maakt bij het aanrijden gebruik van de geleidingsband zodanig dat het Voertuig zo dicht mogelijk tegen de perronrand halteert waardoor Reizigers in een rolstoel (eventueel m.b.v. de oprijplaat) zonder hulp van het Personeel het Voertuig in en uit kunnen rijden; b. niet aangepaste Haltes (perronhoogte tot ongeveer 15 cm): de chauffeur halteert het Voertuig zo dicht mogelijk langs de stoeprand, waarbij Bussen ten minste 7 centimeter neigen, zodat Reizigers in een rolstoel met behulp van de elektrisch bedienbare of handbediende oprijplaat en met hulp van het Personeel het Voertuig in en uit kunnen rijden. 2. De eisen zoals opgenomen in lid 1 gelden niet voor Bussen en Auto s die de Concessiehouder uitsluitend inzet (i) ter versterking van in de Geldende Dienstregeling opgenomen Ritten en (ii) bij Calamiteiten en Evenementen. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat Bussen die hij ter versterking van in de Geldende Dienstregeling opgenomen Ritten inzet, ten minste 23

180 seconden voor de desbetreffende Ritten van het Beginpunt van de desbetreffende Lijn vertrekken. Artikel 20: Duurzaamheid 1. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat de Bussen die voor de uitvoering van de Concessie worden ingezet wat betreft de uitstoot van uitlaatgassen aan de volgende normen voldoet: a. Alle Bussen voldoen ten minste aan de Euro 5-norm; b. Minimaal 64% van de Bussen voldoet ten minste aan de E.E.V.- norm; c. Nieuwe Bussen voldoen ten minste aan de E.E.V.-norm. 2. De Concessiehouder draagt er zorg voor dat de Auto s en Buurtbussen die voor de uitvoering van de Concessie worden ingezet wat betreft de uitstoot van uitlaatgassen ten minste aan de Euro 4-norm voldoen. 3. De Concessiehouder onderhoudt het Materieel zodanig dat Emissienormen zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 te allen tijde worden gehaald. De Concessieverlener behoudt zich het recht voor om de emissiewaarden van het Materieel steekproefsgewijs te (laten) controleren. 4. De Concessiehouder spant zich maximaal in om de CO₂-uitstoot per gereden kilometer te beperken. 5. De Concessiehouder spant zich maximaal in om in de bedrijfsvoering de milieuhinder zoveel mogelijk te beperken. Daarbij valt in ieder geval te denken aan maatregelen op het gebied van: a. reiniging van Voertuigen (o.a. gebruik wasstraat); b. afvalscheiding en verwerking; c. beperking van het warmdraaien van het Materieel voor aanvang van de dienst; d. motor afzetten bij het Eindpunt; e. de rijstijl van de chauffeurs. 6. De Concessiehouder stelt een Milieuplan op waarin de Concessiehouder zijn visie, doelstellingen en concrete maatregelen op het gebied van milieu voor de gehele Concessieperiode opneemt. De Concessiehouder behandelt in het Milieuplan in ieder geval de volgende onderwerpen: a. de emissiewaarden van de verschillende typen Voertuigen die voor de uitvoering van de Concessie worden ingezet; 24