SOCIALE VEILIGHEID OPENBAAR VERVOER. UITVOERINGSPROGRAMMA 2010 tot en met 2014 PROVINCIE ZUID HOLLAND

Vergelijkbare documenten
Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer Provincie Zuid-Holland

De regeling is een onderdeel van de uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer van de provincie Zuid-Holland.

Monitoring sociale veiligheid in het openbaar vervoer

Sociale veiligheid van de ov-reizigers. Reizigersmonitor 2009

Meerjarenoverzicht Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

RESULTATEN OV-KLANTEN- BAROMETER 2015

Evaluatie sociale veiligheid OV Eindrapport

Sociale Veiligheid van de ov-reiziger

Sociale veiligheid van personeel in het stads- en streekvervoer

Vraag 1 Bent u bekend met het artikel: 'Duitse agent gewond na steekincident op station Landgraaf'?

Reizen op de MerwedeLingelijn 2014

Veiligheid in het Openbaar Vervoer

De sociale veiligheid van het personeel in het openbaar vervoer 2003 rapportage

Meerjarenplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (SVOV)

Uitvoeringsprogramma 2008

SrnTEN. '?",ï;horrand 21 MRT Lid Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten. Geachte Statenleden,

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Iepenbier ferfier yn Fryslân

Connexxion Internetpanel Zuid-Holland 2004

Personeelsmonitor 2010

Sociale veiligheid van het personeel in het stads- en streekvervoer

VERVOLG AANVALSPLAN SOCIALE VEILIGHEID OPENBAAR VERVOER

Onderweg naar een veiliger openbaar vervoer Onderzoek naar de sociale veiligheid van reizigers in het openbaar vervoer

STATEN. Postadres Provinciehuis Postbus LP Den Haag T Provinciale Staten

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

OV-Klantenbarometer 2013

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Samenvatting en conclusies

CONVENANT SOCIALE VEILIGHEID OPENBAAR VERVOER

Onderweg naar een veiliger openbaar vervoer 2004

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Convenant sociale veiligheid. Arriva Personenvervoer Nederland

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Beleidskader sociale veiligheid

Meerjarenplan sociale veiligheid openbaar vervoer van de provincie Noord-Holland,

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. M. Cetin (CDA) (d.d. 11 november 2015) Nummer 3097

B A S I S V O O R B E L E I D

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Sociale veiligheid in het openbaar vervoer

Verslag KpVV expertsessie sociale veiligheid openbaar vervoer-overleg van 7 juni 2011

Het Limburgse Openbaar Vervoer in cijfers 2011

Kennisnemen van Het rapport Bussen in Brabant. Trends in het regionaal openbaar vervoer

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

"EKmN. 2 5 JAN. Directie. Datum vergadering Gedeputeerde Staten Venenddatum 2 5 JAN 2011 Geheim 18 januari Nee

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 12 maart 2015 Betreft Aanpak sociale veiligheid

15 JAAR STUREN OP KLANTTEVREDENHEID IN HET OV

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

Managementsamenvatting

B A S I S V O O R B E L E I D

Niet-reizigers over. en metro in Rotterdam

OV-klantenbarometer Provincie Zuid-Holland

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Sociale veiligheid van het personeel in het stads- en streekvervoer

Criminaliteit en slachtofferschap

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Efficiencygegevens regionaal stad- en streekvervoer 19 november 2010

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Monitor Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

ACTIEPLAN SOCIALE VEILIGHEID

Personeelsmonitor Sociale Veiligheid 2012

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

GEMEENTE OSS Resultaten op hoofdlijnen

Trendmonitor De Trendmonitor (GD-concessie) (HOV-concessie) (KLOV-concessie)

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. G. Wenneker (D66) (d.d. 3 oktober 2007) Nummer Onderwerp Tarieven OV-chipkaart

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Atlijd Korting Scholier

Raadsinformatiebrief Nr. :

Sociale veiligheid. De zorg voor een prettige en veilige reis

SOCIALE VEILIGHEID IN HET OPENBAAR VERVOER VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING

Rapport REIZIGERSONDERZOEK. Gedecentraliseerde treindiensten Limburg 26 september

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse

Veilige Publieke Taak. Convenant Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

OV-Klantenbarometer 2017

Trendmonitor De Trendmonitor 2016 (GD-concessie) (HOV-concessie) (KLOV-concessie)

Leefsituatie Dordtse jongeren 2009

Resultaten bewonersonderzoek, meting 2013

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Tevredenheidsonderzoek schooljaar 2011/2012: een inspectiebreed beeld

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Monitor Operatie Hartslag Heerlen Follow-up meting 2004

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Ex-ante evaluatie effecten van de OV-chipkaart en poortjes op de sociale veiligheid in het openbaar vervoer

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Transcriptie:

SOCIALE VEILIGHEID OPENBAAR VERVOER UITVOERINGSPROGRAMMA 2010 tot en met 2014 PROVINCIE ZUID HOLLAND

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Evaluatie Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010... 5 3. Huidige situatie sociale veiligheid 2004-2008... 7 3.1 Uitkomsten OV Klantenbarometer 2008... 7 3.2 Uitkomsten Personeelsmonitor 2008... 14 3.3 Schade door vandalisme... 15 3.4 Conclusies... 15 4. De wenselijke situatie... 17 5. Doelstellingen... 18 5.1 Vermindering slachtofferschap en aantal incidenten... 18 5.2 Verbetering subjectieve veiligheid... 22 5.3 Overzicht streefwaarden en monitoring... 23 6. Maatregelenpakket... 24 Maatregel 1 Constructief meewerken aan landelijke uniforme registratie van incidenten... 26 Maatregel 2 Meer en gerichte maatregelen op plekken waar en op tijdstippen dat zich probleemsituaties (kunnen) voordoen.... 27 Maatregel 3 Camera's op bussen... 28 Maatregel 4 Gerichte opleiding en begeleiding van personeel... 30 Maatregel 5 Opstellen van een incidentenprotocol voor OV knooppunten... 32 Maatregel 6 Heldere communicatie over huis- en gedragsregels in voertuigen en over sociale veiligheidsmaatregelen... 33 Maatregel 7 Schoon en heel houden van de voertuigen... 35 Maatregel 8 Zorgdragen voor sociaal veilige (bus)halteplaatsen en (bus)stations... 36 Maatregel 9. Voorlichting op scholen... 37 Maatregel 10 Realisatie van veiligheidsarrangementen... 39 7. Wat verwacht de provincie Zuid-Holland van de concessiehouders en vice versa?... 41 7.1 Wat verwacht de provincie Zuid-Holland van de concessiehouders?... 41 7.2 Wat mogen de concessiehouders verwachten van de provincie Zuid-Holland?... 42 8. Financiële paragraaf 43 Bijlage 1. Taken en verantwoordelijkheden... 45 Bijlage 2. A, B en C incidentenmethodiek... 48 Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 2

1. Inleiding Sociale veiligheid in het openbaar vervoer is al langer een belangrijk maatschappelijk thema. Sociale veiligheid staat voor agressie, vandalisme, overlast en criminaliteit en de angst daarvoor. Enerzijds gaat het om incidenten die van invloed zijn op de beeldvorming van het openbaar vervoer en die gevoelens oproepen van onveiligheid. Anderzijds gaat het om de veiligheidsbeleving van de reizigers en het OV personeel. Deze blijkt niet altijd direct gerelateerd aan het aantal en de soort incidenten. Zo kunnen reizigers zich onveilig voelen terwijl er zich in werkelijkheid nauwelijks incidenten voordoen. Vaak hangt dit samen met omgevingsfactoren zoals duisternis, rondhangende personen, de fysieke inrichting en uitstraling van bijvoorbeeld een station. Persoonlijke factoren spelen echter ook een rol. Zo voelen vrouwen en ouderen zich sneller onveilig dan (jonge) mannen en zijn er verschillen in veiligheidsbeleving tussen mensen uit de stad en mensen uit een dorp. Ook blijken frequente reizigers minder gevoelig voor onveiligheidsgevoelens dan incidentele reizigers. In ieder geval zijn incidenten en onveiligheidsgevoelens in het openbaar vervoer ongewenste maatschappelijke verschijnselen die ertoe leiden dat reizigers het openbaar vervoer mijden. Dit staat haaks op de 5% groeidoelstelling van het openbaar vervoer van het kabinet Balkenende IV (2007-2011) 1. De politieke belangstelling voor sociale onveiligheid in het openbaar vervoer dateert al van oktober 2002. In dat jaar hebben de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Justitie het Aanvalsplan Sociale Veiligheid in het Openbaar Vervoer (SVOV) gepresenteerd. Dit aanvalsplan bevatte 22 maatregelen gericht op meer toezicht en handhaving in de trein, tram en metro en een betere samenwerking op regionaal en lokaal niveau tussen de vervoerders, politie en gemeenten. In 2007 is het Vervolg Aanvalsplan SVOV verschenen met aanvullende maatregelen waaronder meer toezicht in de avonduren in de metro, meer cameratoezicht en de OV chipknip als middel in de strijd tegen zwartrijden. De effecten van al deze maatregelen zijn niet uitgebleven. Het aantal incidenten is afgenomen en het lijkt erop dat de reizigers zich veiliger zijn gaan voelen. In 2009 nam de aandacht voor de sociale veiligheid opnieuw een vlucht nadat er een stroom van negatieve berichtgeving in de media verscheen over ernstige geweldsincidenten tegen het OV personeel in onder andere Gouda, Ede, Tilburg en Almere. Dit leidde tot diverse stakingen van het OV personeel en een publieksactie van de FNV. Als antwoord hierop heeft de politie een landelijke OV contactfunctionaris aangesteld met als opdracht de samenwerking tussen politie en OV bedrijven en de registratie van incidenten te verbeteren. Tegelijkertijd hebben de ministeries van Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat in 2009 een Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer ingesteld om het aantal incidenten in het openbaar vervoer te verminderen. Deze taskforce heeft in september 2009 een plan gepresenteerd met een zestiental actiepunten. Om de problematiek in het busvervoer in Gouda in de toekomst beter te kunnen aanpakken, is een veiligheidsarrangement voorgesteld. De provincie Zuid-Holland is als concessieverlener betrokken geweest bij het opstellen van de tekst van dit veiligheidsarrangement. Ook zal zij het arrangement in 2010 mede ondertekenen. Kortom de aandacht voor sociale veiligheid blijft onverminderd. Daarom heeft de provincie Zuid- Holland in 2009 besloten om het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010 te laten evalueren en actualiseren voor de jaren 2010-2014. Dit Uitvoeringsprogramma is daar het resultaat van. 1 Om deze groei te realiseren heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat in november 2007 het Actieplan 'Groei op het spoor' uitgebracht. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 3

Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een presentatie van de uitkomsten van de evaluatie van het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010. Daarna geeft hoofdstuk 3 een overzicht van de sociale veiligheidssituatie in de concessiegebieden van de provincie Zuid- Holland over de jaren 2004 tot en met 2008.Hoofdstuk 4 gaat in op het wensbeeld van de provincie op het gebied van sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Dit wensbeeld is voor een groot deel overgenomen uit het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010 en nog steeds actueel. Het wensbeeld is in hoofdstuk 6 vertaald in doelstellingen met prestatieindicatoren. Om de doelstellingen is realiseren is in hoofdstuk 7 een pakket van maatregelen opgenomen. Bij de ontwikkeling van dit maatregelenpakket is rekening gehouden met het actieprogramma van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer. Daar waar mogelijk zijn actiepunten overgenomen. Hoofdstuk 8 eindigt met een overzicht van de wederzijdse verwachtingen van de provincie Zuid-Holland en de concessiehouders ten aanzien van sociale veiligheid in het openbaar vervoer. De provincie Zuid-Holland is concessieverlener van de volgende vervoersentiteiten: Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijf Heerenlanden (DAV) concessie. Hieronder valt de spoorlijn tussen Dordrecht en Geldermalsen (MerwedeLingelijn), het stadsvervoer Dordrecht en het busvervoer in de regio Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijf Heerenlanden. Deze concessie is gegund aan Arriva van 2007 tot en met 2019; Duin- en Bollenstreek, Leiden en Rijnstreek (DBL-RMH). Dit omvat het busvervoer in de regio Duin- en Bollenstreek en de Rijnstreek en het stadsvervoer in Leiden. Deze concessie is gegund aan Connexxion van 2005 tot en met 2010; Hoekse Waard en Goeree Overflakkee. Deze concessie heeft betrekking op het busvervoer in de regio Hoekse Waard en Goeree Overflakkee. De concessie is in 2008 gegund aan Arriva tot en met 2014; Treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn (afgekort Gouda-AadR). Dit is een onderhandse aanbesteding aan NS Reizigers van 2007 tot en met 2010; Veerdienst Drechtsteden en Veerdienst Dordrecht-Rotterdam met zo'n 1.8 miljoen reizigers. Voor beide veerdiensten heeft de provincie een contract met Waterbus BV. In 2009 worden beide veerdiensten in één contract opnieuw aanbesteed voor de jaren 2010 tot en met 2022.. Eind 2009 zal de aanbestedings procedure pas afgerond zijn en wordt de vervoerder bekend gemaakt die per 1 januari 2010 het nieuwe contract gaat exploiteren. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 4

2. Evaluatie Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010 Aan het sociale veiligheidsbeleid van de provincie Zuid-Holland liggen twee documenten ten grondslag. Het betreft de Beleidsnotitie Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2003 en het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2006-2010. In de evaluatie van het sociale veiligheidsbeleid van de provincie Zuid-Holland zijn beide documenten nader bestudeerd. Daaruit kwam naar voren dat het beleid zoals vastgelegd in beide documenten op hoofdlijnen nog steeds actueel is. Ook is geconstateerd dat het uitvoeringsprogramma voldoende houvast biedt aan de concessieverleners om hun sociale veiligheidsbeleid in de praktijk vorm te geven. Wel is het nodig gebleken om het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 op onderdelen bij te stellen en aan te passen aan de actualiteit. Het gaat in het bijzonder om hoofdstuk 2 Monitoring en streefcijfers, hoofdstuk 3 Wenselijke situatie en hoofdstuk 5 Maatregelenpakket. De hoofddoelstellingen: het verminderen van het aantal incidenten en het verbeteren van de veiligheidsgevoelens zijn ongewijzigd gebleven. De predatie-indicatoren en streefwaarden zijn aangepast aan de huidige wijze van monitoring en de sociale veiligheidssituatie in 2004 tot en met 2008. Hier en daar zijn ook onduidelijkheden verwijderd en is de formulering aangepast. Hieronder volgen de belangrijkste aanpassingen: 1 de provincie Zuid-Holland kiest - in navolging van het landelijk beleid - voor een beperkt aantal (landelijke) monitorsystemen. Dit heeft consequenties voor de prestatie-indicatoren en streefcijfers. Zo is het percentage reizigers dat zich onveilig voelt in het openbaar vervoer als prestatie-indicator vervangen door drie andere prestatie-indicatoren, namelijk het gemiddelde rapportcijfer dat de reiziger geeft voor de veiligheid in het algemeen, op het voertuig en op de halteplaats. De eerste wordt niet (meer) als zodanig gemeten, de laatste 3 worden al sinds 2004 gemeten in de Landelijke OV Klantenbarometer; 2 ook de veiligheidsgevoelens van het personeel is als prestatie-indicator uit dit Uitvoeringsprogramma weggelaten. Dit heeft te maken met de afspraak tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de vervoersautoriteiten en de OV bedrijven dat de controle op de zorg voor het personeel de verantwoordelijkheid is van de arbeidsinspectie en niet van de concessieverlener. De controle op de zorg voor de reiziger is wel de verantwoordelijkheid van de concessieverlener; 3 de waardering van de reiziger voor de sociale veiligheid en de verlichting op de halteplaats is geen prestatie-indicator waarop de vervoerders kunnen worden afgerekend. Bushaltes en stations zijn onderdeel van de openbare ruimte en in die ruimte zijn andere partijen verantwoordelijk voor de sociale veiligheid. Vervoerders hebben een beperkte invloed op beheer, locatiekeuze, het voorzieningenniveau en de inrichting van bushalteplaatsen en stations. Wel hebben zij een signaleringsfunctie; 4 sinds 2007 heeft de provincie een tweetal concessies voor treinvervoer, namelijk de spoorlijn tussen Gouda en Alphen aan den Rijn en de MerwedeLingelijn. Verder vaart er tussen Dordrecht en Rotterdam al vanaf 2008 een boot die door de provincie is aanbesteed. De sociale veiligheidsproblematiek van het trein- en bootvervoer verschilt op sommige punten van die van het busvervoer. Het maatregelenpakket is hierop aangepast; 5 de cijfers voor sociale veiligheid wijken in de concessiegebieden niet noemenswaardig af van de (landelijke) streefcijfers en zijn soms zelfs hoger. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft besloten om de streefwaarden niet naar boven bij te stellen maar dringt er bij OV bedrijven en OV autoriteiten op aan dat zij hun inspanningen verleggen naar lijnen, tijdstippen en plaatsen die achter blijven bij het gemiddelde. De provincie Zuid-Holland sluit zich hierbij aan; 6 uit gesprekken met de concessiehouders in 2008 blijkt dat deze behoefte hebben aan meer duidelijkheid over de manier waarop de provincie invulling geeft aan haar taken op het gebied Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 5

van sociale veiligheid. In dit geactualiseerde uitvoeringsprogramma wordt hier nadrukkelijk aandacht besteed; 7 het hoofdstuk Taken en verantwoordelijkheden uit het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 is verplaatst naar de bijlagen. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 6

3. Huidige situatie sociale veiligheid 2004-2008 In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de sociale veiligheid in de concessiegebieden in de provincie Zuid-Holland. Als uitgangspunt nemen we de situatie in 2004 tot en met 2008. Hierbij maken we gebruik van de uitkomsten van de OV Klantenbarometer van het Kennisplatform Verkeer en Vervoer, de Personeelsmonitor en de jaarlijkse kosten als gevolg van vandalisme. Interpretatie van rapportcijfers in onderzoek In de OV Klantenbarometer wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het rapportcijfer als meetlat voor de sociale veiligheid. Het is goed om te weten hoe dit rapportcijfer geïnterpreteerd dient te worden. Daarom volgt hieronder een toelichting. Als aan mensen gevraagd wordt om een oordeel te geven in de vorm van een rapportcijfer over een bepaalde vorm van dienstverlening, ligt het cijfer veelal tussen een 5 en een 8. Dat betekent dat respondenten op een tienpuntsschaal een rapportcijfer kiezen dat 'ergens in het midden' ligt. De tienpuntsschaal is daarmee eigenlijk niet meer dan een vierpuntsschaal. Om die reden zijn op het oog kleine verschillen van enkele tiende punten zeer betekenisvol. Op een vierpuntsschaal zijn deze verschillen namelijk relatief groot. Bij tevredenheidsonderzoeken geven de respondenten veelal het rapportcijfer 7. De meeste mensen kennen uit de schooltijd een 7 als zijnde een 'ruime voldoende'. In tevredenheidsonderzoeken echter kan men een cijfer 7 beter zien als een 'voldoende', dat wil zeggen de minimale ondergrens voor het niveau van de dienstverlening. Pas vanaf een 7,5 of hoger kunnen organisatie echt tevreden zijn. Dit overwegende dient met de cijfers in de OV Klantenbarometer als volgt te interpreteren: 7,5 of hoger Het thema 'kan een stootje hebben'. Mensen klagen niet meteen als het 'even tegenzit'. 7,0-7,5 Waakzaamheid is geboden. De rek kan snel afnemen. 6,0-6,9 Fase 'oranje'. Maatregelen zijn nodig om niet in de alarmfase te geraken. minder dan een 6,0 Alarmfase. Actie is per direct vereist. 3.1 Uitkomsten OV Klantenbarometer 2008 In de OV Klantenbarometer komen de volgende onderwerpen aan de orde: de beoordeling van de reiziger over de veiligheid algemeen, de veiligheid tijdens de rit, de veiligheid bij de opstaphalte en de netheid van het voertuig. Ook gaat de OV Klantenbarometer dieper in op de oorzaak van onveiligheidsgevoelens en op het slachtofferschap. Met dit laatste wordt bedoeld of men al dan niet slachtoffer is geweest van een incident. Veiligheid in bus en trein In de OV Klantenbarometer 2008 geven de busreizigers in de provincie Zuid-Holland gemiddeld een 8,2 voor de veiligheid in de bus. De treinreizigers geven gemiddeld een 8,1 voor de veiligheid in de regionale trein in Zuid-Holland. Het landelijke gemiddelde is respectievelijk een 8,0 (bus) en een 8,0 (regionale trein). De cijfers zijn in 2008 nog verder verbeterd ten opzichte van 2007. In 2007 gaven de busreizigers al een gemiddelde 8 voor de veiligheid in de bus en de treinreizigers een 7,8 voor de veiligheid in de trein. In 2007 lag het cijfer van de treinreiziger wel lager dan het landelijke gemiddelde (7,9). Het cijfer van de busreizigers was in 2007 gelijk aan het landelijke gemiddelde (8,0). Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 7

8,3 8,2 8,1 8 7,9 7,8 7,7 7,6 Regionale trein( MLl en Gouda-AadR) Busvervoer pzh Landelijk regionale trein Landelijk bus 7,5 7,4 2004 2005 2006 2007 2008 Grafiek 1.Gemiddeld rapportcijfer sociale veiligheid in het voertuig uitgesplitst naar bus- en treinvervoer 2004-2008 in de provincie Zuid-Holland. Rapportcijfer veiligheid algemeen per concessiegebied Hieronder volgt een overzicht van de beoordeling van de reiziger van de veiligheid in het algemeen per concessiegebied over de jaren 2004 tot en met 2008. Waterbus Dordrecht- Rotterdam 2004 2005 2006 2007 2008 - - - 7,8 7,8 DAV streekbus - - - - 7,7 MLl - - - - 7,8 HWGO 7,5 7,8 7,7 7,5 7,7 RMH 7,7 8,0 8,0 7,6 7,9 Gouda-AadR 7,6 7,6 DBL 7,9 8,0 8,1 7,9 Stadsvervoer Dordrecht 7,8 7,6 7,8 7,5 7,7 Landelijk 7,4 7,3 7,5 7,4 7,5 Streefwaarde 7,5 Tabel 1. Waardering reiziger voor de veiligheid algemeen per concessiegebied 2004 tot en met 2008. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 8

Rapportcijfer veiligheid rit Hieronder volgt een overzicht van de beoordeling van de reiziger van de veiligheid tijdens de rit per concessiegebied over de jaren 2004 tot en met 2008. 2004 2005 2006 2007 2008 Waterbus Dordrecht- Rotterdam 8,5 8,5 DAV streekbus 8,1 MLl 8,2 HWGO 8,2 8,4 8,2 8,0 8,0 RMH 8,1 8,3 8,4 8,0 8,2 Gouda-AadR 7,8 8,0 DBL 8,2 8,3 8,3 8,3 Stadsvervoer Dordrecht 8,1 8,1 8,1 7,7 8,0 Landelijk 7,7 7,6 7,8 7,7 7,9 Streefwaarde landelijk 7,5 Tabel 2. Waardering reiziger voor de veiligheid in het voertuig per concessiegebied 2004 tot en met 2008. Rapportcijfer veiligheid opstaphalte Hieronder volgt een overzicht van de beoordeling van de reiziger van de veiligheid bij de opstaphalte per concessiegebied over de jaren 2004 tot en met 2008. 2004 2005 2006 2007 2008 Waterbus Dordrecht- Rotterdam 8,2 8,1 DAV streekbus 7,7 MLl 7,6 HWGO 7,4 7,9 7,7 7,6 7,6 RMH 7,8 7,9 8,0 7,7 7,9 Gouda-AadR 7,5 7,6 DBL 7,9 7,9 7,9 7,8 Stadsvervoer Dordrecht 7,7 7,5 7,6 7,5 7,6 Landelijk 7,5 7,4 7,5 7,5 7,6 Streefwaarde landelijk 7,5 Tabel 3. Waardering reiziger voor de veiligheid opstaphalte per concessiegebied 2004 tot en met 2008. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 9

Met betrekking tot de veiligheid algemeen, veiligheid rit en veiligheid instaphalte scoort de provincie Zuid-Holland in alle concessiegebieden gelijk aan of hoger dan het landelijke gemiddelde. Ook scoren alle concessiegebieden hoger dan de landelijke streefwaarde 7,5. Dit streefcijfer is overigens vastgesteld in de nota Mobiliteit 2008. De waterbus Dordrecht-Rotterdam scoort relatief gezien hoog, met uitzonderling van de veiligheid algemeen. Van de treinconcessies scoort de MerwedeLinglijn aanzienlijk beter dan de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn. In de categorie busvervoer komen RMH en DBL als beste uit de bus. Oorzaak onveiligheidsgevoelens Bij een cijfer 6 of lager vraagt de OV Klantenbarometer naar de reden van het lage cijfer. Hierbij zijn verschillende antwoorden mogelijk: te druk, te rustig, agressie, rondhangende personen, slechte verlichting, gebrek aan toezicht, vandalisme of anders. Hieronder een overzicht van de uitkomsten per concessiegebied. Tussen haakjes staat het percentage van de groep respondenten met een cijfer 6 of lager. Waterbus Dordrecht- Rotterdam Veiligheid rit anders (28,5%) te druk (23,7%) agressie (15,1%) DAV streekbus* anders (42,8%) agressie (11,4%) te druk (11,3%) MLl gebrek aan toezicht (32,5%) te druk (21,0%) rondhangende personen (18,6%) HWGO anders ((29,2%) te druk (25,8%) agressie (10,2%) RMH te druk (20,1%) te rustig (14,3%) rondhangende personen (12,8%) Gouda-AadR gebrek aan toezicht (25,9%) rondhangende personen (25,7%) te druk (20,7%) DBL anders (32,8%) te druk (22,4%) rondhangende personen (9,8%) Stadsvervoer Dordrecht* te druk (23,5%) rondhangende personen (16,7%) anders (12,9%) Veiligheid opstaphalte rondhangende personen (25,7%) te rustig (24,1%) vandalisme (13,6%) rondhangende personen (26,3%) anders (17,9%) te druk (14,4%) gebrek aan toezicht (38,3%) rondhangende personen (29,9%) te rustig (18,3%) rondhangende personen (39,8%) gebrek aan toezicht (28,2%) slechte verlichting (14,1%) rondhangende personen (28,4%) gebrek aan toezicht (20,1%) slechte verlichting/te rustig (12,7%) rondhangende personen (34,8%) gebrek aan toezicht (26,4%) te rustig (17,8%) rondhangende personen (31,8%) gebrek aan toezicht (20,4%) slechte verlichting (19,5%) gebrek aan toezicht (18,9%) rondhangende personen (18,5%) slechte verlichting (14,9%) Tabel 4. Motivatie beoordeling cijfer 6 of lager voor veiligheid rit en veiligheid opstaphalte. OV klantenbarometer 2008. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 10

De MerwedeLingelijn en de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn vertonen veel gelijkenis. Gebrek aan toezicht zowel in de trein als op de stations, rondhangende personen zowel in de trein en op de stations, te rustig op de stations en te druk in de trein - deze zaken worden door reizigers op de MerwedeLingelijn en de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn veelvuldig genoemd als motivatie voor een cijfer 6 of lager voor de veiligheid van de rit en de veiligheid bij de opstaphalte. Rondhangende personen en gebrek aan toezicht worden ook veelvuldig genoemd als motivatie voor een laag waarderingscijfer van de veiligheid bij de opstaphaltes in de busconcessies. Slechte verlichting is ook aan de orde op de opstaphaltes in de concessiegebieden HWGO, RMH, DBL en het stadsvervoer Dordrecht. Netheid rit In de OV Klantenbarometer spreken de reizigers hun oordeel uit over de netheid tijdens de rit. Hieronder een overzicht van de uitkomsten in 2004 tot en met 2008 per concessiegebied Waterbus Dordrecht- Rotterdam 2004 2005 2006 2007 2008 - - - 8,3 8,3 DAV streekbus - - - 7,0 MLl - - - 6,8 8,2 HWGO 6,9 6,9 6,9 6,7 6,9 RMH 7,3 7,5 7,6 7,1 7,2 Gouda-AadR - - - 6,4 6,4 DBL - 7,5 7,5 7,4 7,2 Stadsvervoer Dordrecht 7,2 7,0 7,2 6,8 6,9 Landelijk 6,5 6,5 6,5 6,5 6,6 Tabel 5. Beoordeling reiziger netheid rit. Bron: OV Klantenbarometer 2008. In 2008 is de netheid van het voertuig nog altijd een serieus aandachtspunt. Op de waterbus Dordrecht-Rotterdam en de MerwedeLingelijn na scoort geen enkel concessiegebied een 7,5 of hoger. Wel zien we - met uitzondering van DBL - een verbetering ten opzichte van 2007. In het bijzonder de MerwedeLingelijn heeft een opmerkelijke sprong voorwaarts gemaakt. Slachtofferschap In de OV Klantenbarometer worden reizigers gevraagd of zij in het afgelopen slachtoffer zijn geweest van een incident in het voertuig of op de halteplaats, hoe vaak zij slachtoffer zijn geweest en welke incidenten dat betrof. Zie hieronder de uitkomsten in de jaren 2004 tot en met 2008. Er zijn geen gegevens bekend per concessiegebied omdat de aantallen te laag zijn. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 11

50 40 30 20 10 pzh landelijk NS treinreizigers 0 2004 2005 2006 2007 2008 Grafiek 2. Aantal slachtoffers per 1.000 OV gebruikers in de concessiegebieden in de provincie Zuid-Holland, gebaseerd op het laatste incident. In de tabel zien we een stijging van het aantal slachtoffers vanaf 2006 in de provincie Zuid-Holland. Het niveau in 2008 is het hoogst sinds 2004. Overigens scoort de provincie Zuid-Holland op dit punt onder het landelijke gemiddelde. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 12

Overzicht rapportcijfers 2004-2008 Hieronder een overzicht van de rapportcijfers voor de veiligheid in het algemeen, tijdens de rit en van de opstaphalte en de netheid van het voertuig over de jaren 2004 tot en met 2008. Cijfers lager dan een 7,5 zijn met rood aangegeven. beoordeling 2004 2005 2006 2007 2008 Waterbus DR veiligheid algemeen - - - 7,8 7,8 veiligheid voertuig / rit 8,5 8,5 veiligheid opstaphalte 8,2 8,1 netheid voertuig 8,3 8,3 DAV streekbus veiligheid algemeen - - - 7,7 veiligheid voertuig / rit 8,1 veiligheid opstaphalte 7,7 netheid voertuig 7,0 MLl veiligheid algemeen - - - 7,8 veiligheid voertuig / rit 8,2 veiligheid opstaphalte 7,6 netheid voertuig 6,8 8,2 HWGO veiligheid algemeen 7,5 7,8 7,7 7,5 7,7 veiligheid voertuig / rit 8,2 8,4 8,2 8,0 8,0 veiligheid opstaphalte 7,4 7,9 7,7 7,6 7,6 netheid voertuig 6,9 6,9 6,9 6,7 6,9 RMH veiligheid algemeen 7,7 8,0 8,0 7,6 7,9 veiligheid voertuig / rit 8,1 8,3 8,4 8,0 8,2 veiligheid opstaphalte 7,8 7,9 8,0 7,7 7,9 netheid voertuig 7,3 7,5 7,6 7,1 7,2 Gouda-AadR veiligheid algemeen 7,6 7,6 veiligheid voertuig / rit 7,8 8,0 veiligheid opstaphalte 7,5 7,6 netheid voertuig - - - 6,4 6,4 DBL veiligheid algemeen 7,9 8,0 8,1 7,9 veiligheid voertuig / rit 8,2 8,3 8,3 8,3 veiligheid opstaphalte 7,9 7,9 7,9 7,8 netheid voertuig - 7,5 7,5 7,4 7,2 Stadsvervoer Dordrecht veiligheid algemeen 7,8 7,6 7,8 7,5 7,7 veiligheid voertuig / rit 8,1 8,1 8,1 7,7 8,0 veiligheid opstaphalte 7,7 7,5 7,6 7,5 7,6 netheid voertuig 7,2 7,0 7,2 6,8 6,9 Landelijk veiligheid algemeen 7,4 7,3 7,5 7,4 7,5 veiligheid voertuig / rit 7,7 7,6 7,8 7,7 7,9 veiligheid opstaphalte 7,5 7,4 7,5 7,5 7,6 netheid voertuig 6,5 6,5 6,5 6,5 6,6 Tabel 6. Overzicht beoordeling reiziger sociale veiligheid. Bron: OV Klantenbarometer 2008. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 13

Twee opvallende zaken: de stijging van een 6,8 in 2007 voor de netheid van het voertuig op de MerwedeLingelijn naar een een 8,2 in 2008. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de nieuwe treinstellen op de MerwedeLingelijn in 2008; de daling van een 7,6 in 2006 voor de netheid van het voertuig in het concessiegebied Rijnstreek Midden Holland naar een 7,1 in 2007. In deze periode zijn de bussen voorzien van chipkaartapparatuur en werden ter vervanging oudere bussen ingezet met een hogere vloer. In de perceptie van de reizigers zijn deze oudere bussen minder schoon. 3.2 Uitkomsten Personeelsmonitor 2008 Sinds 1993 wordt regelmatig de sociale veiligheid van het rijdend en toezichthoudend personeel in het openbaar vervoer in kaart gebracht. De Monitor Sociale Veiligheid Personeel (Personeelsmonitor) levert landelijke kerncijfers over de objectieve veiligheid (slachtofferschap), de subjectieve veiligheid (gevoel van veiligheid) en het oordeel van het personeel over het veiligheidsbeleid. Het onderzoek vindt plaats middels een schriftelijke enquête onder alle OV-personeel met uitzondering van NS. De laatste monitor vond plaats begin 2009 en had betrekking op de ervaringen van het OV personeel in 2008. De belangrijkste uitkomsten zijn: het personeel beoordeelt de veiligheid in het stads- en streekvervoer in 2008 met gemiddeld een 6,3. Dit is gelijk aan de beoordeling twee jaren eerder in 2006. In de vier grote steden is het rapportcijfer gestegen van 6,2 naar 6,5. In de rest van Nederland is het rapportcijfer gedaald van 6,4 naar 6,2; in 2008 steeg het aantal slachtoffers onder het personeel van strafbare (mishandeling, bedreiging, diefstal) en niet strafbare feiten (lastig vallen, treiteren, pesten) van 65% naar 69%; de niet strafbare feiten stegen met 4% (van 59% naar 63%), de strafbare feiten met 1% (van 40% naar 41%). Van de strafbare feiten komt bedreiging veruit het meeste voor; toezichthouders zijn het vaakst slachtoffer van incidenten (61%) en buschauffeurs het minst vaak (36%); begin 2009 is naar aanleiding van de media-aandacht voor incidenten, het beeld ontstaan dat er sprake is van meer agressie. Dit wordt niet bevestigd in de Personeelsmonitor. Het gebruik van een wapen bij mishandeling of bedreiging en geweld bij diefstal is in 2008 juist afgenomen; in de avonduren (na 19.00 uur) en in de avondspits is het aantal strafbare incidenten het hoogst; de subjectieve veiligheid is afgenomen ten opzichte van 2006. In 2008 voelt 47% zich (zeer) veilig tegenover 52% in 2006. Een minderheid van 8% voelt zich (zeer) onveilig in 2008. Dit bedroeg 7% in 2006; vooral metropersoneel en toezichthouders voelen zich onveilig. Van de buschauffeurs voelt 48% zich onveilig. Dit is aanzienlijk minder dan in 2006 (56%) en dat komt doordat buschauffeurs buiten de vier grote steden zich minder veilig zijn gaan voelen; het personeel beoordeelt het veiligheidsbeleid van het OV bedrijf iets positiever. Zij heeft vooral behoefte aan intensiever toezicht, het verbeteren van de assistentieverlening en de communicatie en het weren van zwartrijders en randfiguren. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 14

3.3 Schade door vandalisme Zie hieronder een overzicht van de jaarlijkse schadebedragen per concessie. DAV 2005 2006 2007 2008 13.357 (exclusief 6.571 (exclusief 7.771,- (inclusief 19.892,- (inclusief MLL) MLl) MLl) MLl) DBL-RMH 66.400 (CNX) 49.674 (CNX) 65.184 (CNX) 49.218 (CNX) HWGO 87.573 (CNX) 107.816 (CNX) 86.819 (CNX) 4.685 (Arriva) Treindienst Gouda- AadR Cijfers niet aangeleverd. Waterbus Totaal Tabel 7. Schadebedragen als gevolg van vandalisme per concessie per jaar. CNX=Connexxion. Opmerkelijke zaken: de schade bedragen in het concessiegebied HWGO zijn ondanks cameratoezicht relatief hoog. De schoolgaande jeugd zorgt hier voor veel vernielingen. De piek in 2006 is te wijten aan vernielingen tijdens een festival in Heinenoord. Opvallend is de daling na 2007.Dit heeft ongetwijfeld samen met een andere manier van registreren door de nieuwe vervoerder Arriva; de schadebedragen voor het stadsvervoer Dordrecht in 2005 en 2006 en voor de DAV concessie (stadsvervoer Dordrecht en MerwedeLingelijn) in 2007 en 2008 zijn aanmerkelijk lager dan die in de concessiegebieden DBL-RMH en HWGO. Ook dit hangt samen met een andere wijze van registreren door de vervoerder Arriva; de piek in het schadebedrag in 2007 in het concessiegebied DBL -RMH hangt samen met de ingebruikname van haltenoodknoppen die werken op zonnepanelen. De zonnepanelen zijn op langere palen geplaatst waarna de schade afnam; om de schadebedragen beter te kunnen interpreteren en onderling met elkaar te kunnen vergelijken dient een relatie te worden gelegd met aantal reizigers of aantal dienstregelingsuren. Ook dienen de vervoersbedrijven eenzelfde wijze van registreren te overleggen. 3.4 Conclusies Ondanks de alarmerende berichten in de media begin 2009, blijkt dat de provincie Zuid-Holland in 2008 op de meeste punten qua reizigersoordeel goed presteert op het gebied van de sociale veiligheid. Gemiddeld geven de busreizigers in 2008 in de provincie Zuid-Holland een 8,2 voor de veiligheid in de bus en treinreizigers een 8,1 voor de veiligheid in de trein. Het landelijke gemiddelde is respectievelijk een 8,0 (bus) en 8,0 (regionale trein). Met betrekking tot het reizigersoordeel over de veiligheid in het algemeen, de veiligheid tijdens de rit en de veiligheid van de instaphalte scoort de provincie Zuid-Holland in alle concessiegebieden gelijk aan of hoger dan het landelijke gemiddelde. Ook scoren alle concessiegebieden hoger dan de landelijke streefwaarde 7,5. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 15

De waterbus Dordrecht-Rotterdam scoort op alle bovengenoemde punten hoog, met uitzondering van de veiligheid algemeen. Van de treinconcessies scoort de MerwedeLingelijn aanzienlijk beter dan de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn. In de categorie busvervoer komen RMH en DBL als beste uit de 'bus'. Gebrek aan toezicht zowel in de trein als op de stations, rondhangende personen zowel in de trein en op de stations, te rustig op de stations en te druk in de trein - deze zaken worden door reizigers op de MerwedeLingelijn en de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn veelvuldig genoemd als motivatie voor een cijfer 6 of lager. Rondhangende personen en gebrek aan toezicht worden ook veelvuldig genoemd als motivatie voor een laag waarderingscijfer van veiligheid op de opstaphaltes in de overige concessiegebieden. Slechte verlichting is ook een aandachtspunt bij de opstaphaltes in de concessgebieden HWGO, RMH, DBL en het stadsvervoer Dordrecht. Alarmerend is de stijging in de objectieve onveiligheid. Het aantal reizigers dat zegt slachtoffer te zijn geweest van een incident is nog nooit zo hoog geweest. Wel scoort de provincie Zuid-Holland onder het landelijke gemiddelde. Ook de netheid van het voertuig is een serieus aandachtspunt. Op de waterbus Dordrecht-Rotterdam en de MerwedeLingelijn na, scoort geen enkel concessiegebied een 7,5 of hoger. De subjectieve veiligheid van het OV personeel is in Nederland afgenomen ten opzichte van 2006. In 2008 voelde 47% zich (zeer) veilig tegenover 52% in 2006. Een minderheid van 8% voelde zich (zeer) onveilig in 2008. Dit bedroeg 7% in 2006. In de avonduren (na 19.00 uur) en in de avondspits is het aantal strafbare incidenten het hoogst, zo blijkt uit de Personeelsmonitor 2008. Toezichthouders zijn het vaakst slachtoffer van incidenten (61%) en buschauffeurs het minst vaak (36%); We zien een opvallend verschil in schadebedragen genoteerd door Arriva en Connexxion. Overigens betreft het totaalbedragen. Er wordt geen relatie gelegd met het aantal reizigers en dienstregelingsuren. Dat maakt een onderlinge vergelijking lastig. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 16

4. De wenselijke situatie De gewenste situatie ten aanzien van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer in de provincie Zuid-Holland is als volgt: de provincie voert een duidelijk geformuleerd beleid uit met doelstellingen die ambitieus zijn, maar tegelijk ook realistisch en meetbaar voor de vervoerders; het openbaar vervoer heeft een verzorgde uitstraling door schoon, onbeschadigd en veilig materieel, stationspleinen, busstations en haltes en toevoerroutes; de netheid van het voertuig scoort in alle concessiegebieden een ruime voldoende; er is voldoende menselijk toezicht op de juiste tijd en plaats; de vervoerders kunnen voor handhaving beschikken over toezichthoudend personeel dat een adequate opleiding heeft gehad, goed weet om te gaan met conflicten en agressie en zo nodig gebruik kan maken van additionele hulpmiddelen of ondersteuning door de politie; de nadruk ligt primair op gastheerschap en secundair op kaartcontrole en repressie; reizigers betalen op de juiste wijze voor hun reis en zij maken in de toekomst gepast gebruik van de OV chipknip; reizigers zijn zich ervan bewust dat zij te gast zijn in het voertuig, weten welke regels gelden bij gebruik van het openbaar vervoer, respecteren deze regels en handelen ernaar; reizigers en personeel voelen zich veilig in het openbaar vervoer en de daarvoor bestemde (openbare) ruimte; de overlast die plaatsvindt en de schade als gevolg van vandalisme is minimaal en ernstige incidenten zijn uitzondering, geen regel; het slachtofferschap in de provincie Zuid-Holland vertoont een dalende lijn; de provincie Zuid-Holland voert regelmatig overleg met de vervoerders over het sociale veiligheidssituatie in de concessiegebieden en stemt haar sociale veiligheidsbeleid en bijbehorende maatregelen af op de actuele situatie. Sociale veiligheid is immers een dynamisch proces. Bovenstaand wensbeeld wordt in de volgende hoofdstukken uitgewerkt in kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen en een maatregelenpakket. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 17

5. Doelstellingen De hoofddoelstelling voor de sociale veiligheid in het openbaar vervoer in de provincie Zuid-Holland in de jaren 2010-2014 luidt als volgt: Het verminderen van het slachtofferschap (objectief) en het verbeteren van de veiligheidsgevoelens (subjectief) van reizigers en personeel in en rond het openbaar vervoer. Hierbij is het van belang expliciet te maken dat deze doelstelling positief is. Op dit moment haalt de provincie Zuid-Holland hogere waarderingen dan het landelijk gemiddelde in de veiligheidsbeoordeling van de reizigers en lagere aantallen reizigers dat aangeeft slachtoffer van agressie te zijn. De formele streefwaarde blijft het landelijk gemiddelde; dit is landelijk afgesproken met de veiligheidspartners om zo de aandacht meer te kunnen besteden aan lokale situaties waarin dit streefcijfer beduidend niet gehaald wordt. Naast deze verscherpte aandacht voor lokale situaties wil de provincie Zuid-Holland met deze open doelstelling benadrukken dat het thema Sociale Veiligheid continu om kwaliteitsverbetering vraagt. Deze hoofddoelstelling wordt hieronder geconcretiseerd in een aantal kwantitatieve en kwalitatieve subdoelstellingen, op te vatten als objectieve en subjectieve veiligheidsindicatoren. Per indicator volgt hieronder de (nieuwe) streefwaarde voor de periode 2010 tot en met 2014, de manier waarop de indicator wordt gemonitord en wat de provincie van de concessiehouders verwacht. 5.1 Vermindering slachtofferschap en aantal incidenten 1. Het aantal reizigers dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van minstens één incident bedraagt in de concessiegebieden gezamenlijk in 2014 niet meer dan 25 op de 1.000 reizigers%. Hieronder volgt een overzicht van de streefcijfers en de werkelijke cijfers met betrekking tot het slachtofferschap in 2008. Uit de tabel blijkt dat het percentage reizigers dat zegt slachtoffer te zijn geweest van een incident in de provincie Zuid-Holland lager is dan de streefwaarde voor 2010. De streefwaarde voor 2014 is daarom naar beneden aangepast naar het niveau van de werkelijke waarde in 2006 (25 slachtoffers per 1.000 OV gebruikers). De nieuwe streefwaarde heeft betrekking op alle concessiegebieden gezamenlijk in de provincie Zuid-Holland. 2008 Streefcijfer 2010 Streefcijfer 2014 Landelijk 44 39 geen NS treinreizigers 14 onbekend Onbekend Provincie Zuid-Holland 34 41 25 Tabel 8. Het aantal reizigers per 1.000 reizigers dat in een jaar minimaal een keer slachtoffer is geworden van een incident. Bron: Slachtofferschap reizigers openbaar vervoer 2008, Factsheet KpVV en Reizigersmonitor 2008, KpVV. Deze indicator wordt gemeten in de landelijke OV Klantenbarometer. De uitkomsten worden per OV autoriteit gepresenteerd in een factsheet door het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende concessiegebieden. Dit blijkt niet zinvol vanwege de lage aantallen. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 18

De aandacht gaat met name uit naar het soort incidenten waarvan reizigers aangeven slachtoffer te zijn geweest. 'Lastig vallen' is het incident dat in 2008 het meest is genoemd, gevolgd door bedreiging en diefstal. Mishandeling komt gelukkig het minst vaak voor. Mocht dit beeld plotseling wijzigen dan neemt de provincie Zuid-Holland dit op met de concessiehouders gezamenlijk. Ditzelfde geldt voor het percentage slachtofferschap. Mocht dit na 2008 opeens gaan stijgen dan vindt overleg plaats tussen de provincie Zuid-Holland en alle concessiehouders gezamenlijk over gepaste maatregelen. 2. De provincie volgt de ontwikkelingen ten aanzien van het percentage personeelsleden dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van strafbare en niet strafbare feiten op de voet. De provincie Zuid-Holland volgt de uitkomsten van de Personeelsmonitor en eist van de concessiehouders dat zij zorgdragen voor een bedrijfsspecifieke rapportage op concessieniveau. Dit is mogelijk mits er voldoende ingevulde enquêteformulieren voorhanden zijn. In het verleden vormde dit nogal eens probleem omdat de respons van OV personeel over het algemeen laag is (28% in 2009). Het vergt van een OV bedrijf dus extra inspanningen om het personeel te motiveren om mee te doen. Het voordeel van bedrijfspecifieke rapportages is dat de provincie Zuid-Holland kan beoordelen of de situatie in de concessiegebieden afwijkt van het landelijke gemiddelde. Ook is een vergelijking mogelijk tussen de concessiehouders onderling. 3. OV bedrijven werken de komende jaren mee aan de opbouw van een betrouwbare registratie van incidenten, te starten vanaf 2008. Pas vanaf het moment dat er sprake is van een betrouwbare registratie, bepaalt de provincie Zuid-Holland een streefwaarde voor het aantal incidenten. De verantwoordelijkheid voor het registreren van incidenten ligt bij de OV bedrijven. Hiervoor maken alle OV bedrijven gebruik van de ABC incidentenregistratiemethodiek. In deze methodiek onderscheiden we drie hoofdcategorieën: A overtreding waarbij optreden van de politie is vereist: mishandeling, bedreiging, diefstal, drugsoverlast; B overtreding waarbij handhaving door het vervoerbedrijf vereist is: schelden, beledigen, lastig vallen, betalingsproblemen, hinderlijk gedrag; C overige overtredingen besluit personenvervoer en huisregels: voeten op de bank, roken etc. Belangrijk is dat incidenten zoveel mogelijk worden gemeld en vervolgens geregistreerd conform de categorisering, zoals weergegeven in bijlage 2. Voor die incidenten waarbij om politieoptreden of assistentie van collega's is gevraagd, is dat meestal wel het geval. Dit betreft de categorie A- en een deel B-incidenten. De registratie is van belang omdat de impact van deze incidenten op de veiligheidsgevoelens van reizigers en personeel groot is. Incidenten waarbij sprake is van politeoptreden krijgen bovendien doorgaans veel aandacht in de media en dat ook dat heeft zijn weerslag op het gevoel van veiligheid van de reizigers. De registratie van alle overige incidenten - dus die waarbij geen assistentie van politie of collega's is verleend - is zeker niet volledig. De mate van registratie is afhankelijk van de registratiebereidheid van de chauffeurs. Van belang is dat de concessiehouders de chauffeurs zo veel mogelijk motiveren om overtredingen, ook de minder ernstige, te registreren. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 19

Het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 ging ervan uit dat de registratie in 2006 consistent en betrouwbaar zou zijn. Hiervan was in 2009 echter nog geen sprake. Ook het consequent doen van aangiften van strafbare feiten (A-incidenten) is geen gemeengoed onder de OV bedrijven. Gevolg is dat de cijfers onderling niet te vergelijken zijn en dat het aantal geregistreerde incidenten geen zuivere weergave is van de werkelijkheid. De komende jaren gaat de aandacht vooral uit naar een eenduidige manier van registreren en het verbeteren van de registratietrouw en meldingsbereidheid van de chauffeurs. Tot die tijd wordt een toename van het aantal geregistreerde incidenten verwacht. Het is pas opportuun om een streefwaarde vast te stellen voor het aantal A, B en C incidenten als er sprake is van een consistente en betrouwbare registratie. Overigens is het in kaart brengen van het exacte aantal feitelijke incidenten in de praktijk een utopie. Wat wel mogelijk is een uniforme registratie die de werkelijkheid benadert. Zo'n uniforme registratie maakt het mogelijk om trends vast te stellen en om de cijfers tussen de concessiegebieden en OV bedrijven op een redelijk betrouwbare manier met elkaar te kunnen vergelijken. Het realiseren van een uniforme registratie van agressie en geweld in het openbaar vervoer is overigens ook een van de maatregelen in het Plan van Aanpak van de Taskforce Veiligheid Openbaar Vervoer. Deze taskforce is in 2009 opgericht door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van enkele zware incidenten die zich in 2009 hebben voorgedaan. 4. De totale omvang van de vandalismeschade aan materieel, uitgedrukt in het totale schadebedrag per concessie per jaar, neemt met 10% per jaar af. Vandalisme en graffiti zijn belangrijke issues voor sociale veiligheid. Vernielingen en graffiti lokken nieuwe vernielingen en nog meer graffiti uit en leiden tot verloedering van het openbaar vervoer. Ook leiden vandalisme en graffiti tot onveiligheidsgevoelens bij reizigers. De provincie Zuid-Holland wil derhalve dat vernielingen snel worden hersteld en dat graffiti snel wordt verwijderd. De provincie Zuid-Holland verwacht/eist van iedere concessiehouder dat zij: schadebedragen registreert, die bedragen afzet tegen het aantal reizigers en/of dienstregelingsuren en hierover jaarlijks rapporteert; de wijze van registreren dient uniform te zijn zodat een onderlinge vergelijking tussen de vervoerders mogelijk is; aangeeft in de sociale veiligheidsplannen welke maatregelen worden ondernomen om de schadebedragen te verminderen; schade door vandalisme, vernieling en graffiti zo snel mogelijk herstelt. 5. Het percentage reizigers zonder geldig vervoersbewijs bedraagt voor het busvervoer niet meer dan 1% en voor het treinvervoer niet meer dan 2 %. Rijden zonder geldig vervoersbewijs wordt doorgaans aangeduid met zwartrijden (rijden zonder plaatsbewijs) en grijsrijden (rijden met een plaatsbewijs dat slechts geldig is voor een deel van de rit). Zwart- en grijsrijden is een belangrijk aandachtspunt in het openbaar vervoer. Dit heeft te maken met het causale verband tussen zwart- en grijsrijden en agressie tegen het rijdend en controlerend personeel. Het zwart- en grijsrijdpercentage wordt dan ook als een belangrijke indicator gezien voor sociale veiligheid, zowel door de OV autoriteiten als door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 20

Zwartrijden is vooral een probleem in het treinvervoer en minder in het busvervoer en vervoer over water. In het busvervoer en vervoer over water geldt namelijk een zogenaamd gesloten instapregime. Dit betekent dat de chauffeur of matroos alle plaatsbewijzen controleert. Zwartrijden is uitzondering. Desalniettemin blijft zwartrijden door onoplettendheid van de chauffeur of matroos, dat vooral voorkomt bij grote drukte, mogelijk. Grijsrijden komt wel vaker voor en is een probleem dat zich overal in het openbaar vervoer voordoet. Behalve zwart- en grijsrijden, komt ook fraude met plaatsbewijzen voor door bijvoorbeeld vervalsing van strippenkaarten of verwijderen van stempels. De omvang daarvan is niet bekend. De verwachting is dat met de invoering van de chipkaart het percentage zwart- en grijsrijden drastisch zal afnemen. Zie hieronder een overzicht van de percentage reizigers zonder geldig vervoersbewijs in 2005 in de provinciale concessiegebieden van de provincie Zuid-Holland. Daarna hebben er geen metingen meer plaatsgevonden. Tussen de OV- autoriteiten en het ministerie is namelijk destijds afgesproken (brief d.d. 22 juli 2004, V&W/DGP/MDV/u.04.02745) dat alleen in die gebieden waar het zwartrijdpercentage groter of gelijk is aan 3% een jaarlijkse meting dient plaats te vinden. Voor de gebieden waar het percentage lager is dan 3% zou pas weer een meting worden uitgevoerd ongeveer een half jaar na invoer van de chipkaart. De verwachting was destijds dat de chipkaart medio 2007 zou worden ingevoerd. Inmiddels is die verwachting bijgesteld. De invoering van OV chipkaart is in 2009 van start gegaan in een beperkt aantal OV gebieden. Wanneer de invoering zal zijn voltooid is nog niet bekend. De verwachting is dat niet eerder dan in 2011 weer een zwartrijdmonitor zal gaan plaatsvinden. Op basis van de uitkomsten besluit de provincie Zuid-Holland of vervolgmetingen nodig zijn voor zowel bus- als treinvervoer. Vervoerbedrijf Concessie Percentage reizigers zonder geldig vervoersbewijs in marges in 2005 Stadsvervoer Dordrecht Dordrecht 0,7-1,5% Connexxion HWGO 1,3-1,9% Connexxion Rijn- en Bollenstreek, Midden- 1,3-1,9% Holland en Leiden Arriva Drechtsteden 1,8-2,8% Tabel 9. Zwartrijdpercentage per concessie in 2005. Bron: Monitor zwartrijden stads en streekvervoer. Sinds 2007 is er ook sprake van treinvervoer in de concessies van de provincie Zuid-Holland. Het betreft de treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn en het vervoer per spoor over de Merwede- Lingelijn. Aangezien deze vorm van vervoer gevoeliger is voor zwart- en grijsrijden, wil de provincie Zuid-Holland dat concessiehouders van deze spoorlijnen jaarlijks meewerken aan de Landelijke monitor zwartrijden stads- en streekvervoer. De landelijke ambitie is dat niet meer dan 3% van de reizigers met een ongeldig vervoersbewijs reist. In de provincie Zuid-Holland liggen de percentages zwartrijden in het bus- en treinvervoer beduidend lager dan de landelijke streefwaarden. In overleg met de vervoerders is daarom afgesproken om de streefwaarden voor het bus- en treinvervoer in de provincie Zuid-Holland vast te stellen op respectievelijk 1% en 2%. De provincie Zuid-Holland verwacht/eist van de concessiehouders dat zij: maatregelen opnemen in hun sociale veiligheidsplan ter voorkoming van zwart- en grijsrijden; maatregelen neemt om het percentage zwartrijden in het bus- en treinvervoer niet hoger te laten worden dan streefwaarde van respectievelijk 1 en 2%; Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 21

jaarlijks meewerken aan de Landelijke monitor zwartrijden stads- en streekvervoer. Aangezien treinvervoer gevoeliger is voor zwart- en grijsrijden geldt deze eis voor het vervoer per trein op de Merwede-Lingelijn, op het tracé Gouda-Alphen en de toekomstige RijnGouweLijn. De busvervoerders werken mee aan de eerstvolgende meting na invoering van de chipknip. 5.2 Verbetering subjectieve veiligheid Deze hoofddoelstelling, het verbeteren van de veiligheidsbeleving van reizigers en personeel is lastiger te concretiseren dan het terugdringen van het aantal incidenten. Bij de subjectieve veiligheid gaat het immers om beleving en die kan per persoon verschillen. Toch zijn er wel manieren om de subjectieve beleving in kaart te brengen en te monitoren. Landelijk gebeurt dat in de OV Klantenbarometer van het KpVV, aan de hand van de waardering van de reizigers voor de veiligheid in het algemeen, de veiligheid in het voertuig, de veiligheid op de opstaphalte en de netheid van het voertuig. De provincie Zuid-Holland heeft deze vier indicatoren overgenomen. Ten aanzien van de eerste drie indicatoren hanteert de provincie onderstaande streefwaarden. 6. De waardering voor de veiligheid in het algemeen bedraagt per concessiegebied ten minste een 7,5. 7. De waardering voor de veiligheid in het voertuig bedraagt per concessiegebied ten minste een 7,5. 8. De waardering voor de sociale veiligheid bij de halte dient voor concessiegebieden ten minste een 7,5 te bedragen in de periode tot 1 januari 2010. Deze streefwaarden zijn gelijk aan de landelijke norm. Overigens scoort de provincie Zuid-Holland ten aanzien van deze indicatoren gelijk aan of hoger dan een 7,5. De provincie heeft gemeend om deze formele streefwaarde aan te houden. De reden hiervoor is de landelijke afspraak tussen de veiligheidspartners om de streefwaarde niet te verhogen maar in plaats daarvan te focussen op de lijnen en ritten waar zich problemen voordoen. Het betreft ritten, trajecten en plekken waar de streefwaarde - als die lokaal zou worden gemeten - met grote waarschijnlijk niet wordt gehaald. Ten aanzien van de indicatoren 6 tot en met 8 verwacht de provincie Zuid-Holland van de concessiehouders dat zij: maatregelen neemt om de veiligheid in het voertuig op het gewenste niveau te handhaven; signalen van onveilige halteplaatsen en stations doorgeeft aan de concessieverlener en de beheerders (gemeenten, NS Poort en ProRail); maatregelen neemt dan wel meewerkt aan maatregelen om de veiligheid in het algemeen te waarborgen. 9. De waardering voor de netheid van het voertuig bedraagt in 2014 ten minste een 7,5. Ook voor deze streefwaarde geldt dat deze gelijk is aan het landelijke gemiddelde. Deze indicator is - zoals blijkt het vorige hoofdstuk - overigens wel een serieus aandachtspunt. Op de Waterbus en de MerwedeLingelijn scoort geen enkel concessiegebied een 7,5 of hoger. de provincie verwacht dan ook van de concessieverleners in deze gebieden dat zij de komende jaren stevige maatregelen neemt om de netheid in het voertuig te verbeteren. Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014, provincie Zuid-Holland, versie 030210 22