Eindtermen van de master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen 1. Kritische ingesteldheid en multidisciplinariteit 1.1. De student is in staat om zelfstandig een redenering op te bouwen in overeenstemming met de wetenschappelijke vereisten van de kinesiologie. 1.2. De student is in staat om complexe problemen passend te benaderen. Vanuit een inzicht in de relaties tussen de wetenschapsdomeinen kan de student met respect voor eenieders inbreng een eigen bijdrage leveren bij het oplossen van multidisciplinaire problemen. 2. Competenties als beginnend onderzoeker 2.1. De student beheerst de competenties nodig voor het kunnen verrichten van onderzoek binnen de kinesiologie op het niveau van een beginnend onderzoeker. 2.2. De student is in staat over het eigen onderzoek een wetenschappelijk verantwoord werkstuk te schrijven en is in staat zowel mondeling als schriftelijk over het eigen onderzoek constructief van gedachten te wisselen. 2.3. De student is in staat de eigen inzichten te toetsen aan de wetenschappelijke bevindingen en oplossingen uit te denken die kunnen helpen om eventuele discrepanties weg te werken. 3. Actualiteit en levenslang leren 3.1. De student kan de (inter)nationale vakliteratuur kritisch raadplegen en interpreteren en is op de hoogte van de recente wetenschappelijke inzichten. Op basis hiervan kan hij zich als beroepsbeoefenaar levenslang bekwamen en heeft hij de attitude om zijn kennis en vaardigheden permanent te actualiseren. 3.2. De student is op de hoogte van de actuele vraagstellingen binnen elk van de 6 werkvelden van de kinesiologie, m.n. (1) training en coaching, (2) fysieke activiteit, fitness en gezondheid, (3) sportmanagement, (4) bewegingsonderwijs, (5) research in biomedical kinesiology, (6) aangepaste bewegingsactiviteiten. Bovendien kan de student binnen het gekozen vakdomein handelen, waarbij hij rekening houdt met: - deontologie, ethiek en bewegingsagogiek - managements-, marketing- en organisatieprincipes 4. De student beheerst de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar binnen de gekozen afstudeerrichting. 4.1. De student kan de opgedane kennis en vaardigheden integreren en concretiseren in toepassingen binnen het gekozen toepassingsdomein / werkveld. 4.2. De student heeft kennis gemaakt met het werkveld als basis voor de ontwikkeling van een professionele ingesteldheid en communicatie, heeft een inzicht gekregen in de rol van de LO&BW - beroepsbeoefenaar binnen het gekozen werkveld, kan functioneren in een multidisciplinair team en heeft een leergerichte houding ontwikkeld als toekomstig beroepsbeoefenaar die zijn eigen leerproces stuurt. De student is in staat te plannen, organiseren en verantwoordelijkheid hiervoor te dragen.
5. van toepassing op de afstudeerrichting training en coaching (TrCo) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als beginnend beroepsbeoefenaar (prestatie)sporters te coachen en te trainen, en dit op opvoedkundige, veilige, ethische en sportwetenschappelijk gefundeerde wijze. 5.1 De student kan een kritisch en beargumenteerd standpunt innemen ten opzichte van de innovaties en de actualiteit van de competitieve sportbeoefening. 5.2 De student kan doelstellingen op korte, middellange en lange termijn formuleren en deze doelstellingen bijsturen indien nodig. - De student kan doelstellingen formuleren omtrent het trainen van de fysieke basiseigenschappen, de technische en tactische vaardigheden binnen de gekozen sportdiscipline. - De student kan deze doelstellingen vertalen en begeleiden door middel van trainingsplanning en periodisering. - Bij de invulling van het trainingsplan hanteert de student een multidisciplinaire aanpak: de student kan adviezen van leden van het begeleidingsteam van de atleet of het team (bijvoorbeeld sportgeneesheren, kinesitherapeuten, voedingsspecialisten, ) opvolgen, kaderen en plaatsen binnen het sportieve begeleidingsproces. - de student kan op wetenschappelijk verantwoorde wijze sporters/teams evalueren, de gegevens interpreteren, rapporteren en eventueel bijsturingen implementeren. 5.3. De student kan volgende sporters/teams trainen en coachen tijdens zowel trainingen als wedstrijden en dit op een opvoedkundige, veilige en ethische wijze: - de jonge sporter: talentdetectie, -selectie en begeleiding - de recreatieve sporter: van jeugdspeler tot volwassen amateur sportbeoefenaar - de prestatiesporter: van talentvolle jeugdspeler/atleet tot competitieve sportbeoefenaar 5.4. Bij het begeleiden, trainen, coachen van deze sporters/teams: - kan de student de basisprincipes van blessurepreventie toepassen tijdens de training en aanpassen aan de noden van de jonge, talentvolle en prestatiesporter. - kent de student de voornaamste mentale trainingstechnieken en kan hij deze toepassen in trainingssituaties. - is de student vertrouwd met de voor zijn sportdiscipline courante multimediatoepassingen om de sporter of het team te evalueren. 5.5. De student heeft een zicht op de vragen of problemen vanuit de brede entourage van de atleet (zoals bijvoorbeeld ouders, medespelers, collega-trainers, bestuursleden, medewerkers of sponsors van de club, media, ) en kan hierop gepast reageren. 6. van toepassing op de afstudeerrichting fysieke activiteit, fitness en gezondheid (FAFG) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als een beginnend beroepsbeoefenaar personen te motiveren, leiden en begeleiden naar een gezonde actieve levensstijl en dit op een opvoedkundige, veilige en ethische wijze. 6.1. De student kan een kritisch en onderbouwd standpunt innemen ten opzichte van de innovaties en de actualiteit omtrent concepten en het gebruik van beweging in het kader van preventieve gezondheidszorg, fitheid en fysieke activiteit. 6.2. De student kan personen leiden en begeleiden naar een gezonde actieve levensstijl en dit op een opvoedkundige, veilige en ethische wijze.
- Hij kan de attitudes van niet overtuigde personen ten aanzien van gezondheidsbedreigende levensgewoonten identificeren en erop inspelen. - Hij kan de fysieke fitheid, het fysiek activiteitsniveau, de gezondheid en de motivatie van het individu screenen en evalueren. - De student kan wetenschappelijk verantwoorde doelstellingen formuleren omtrent het trainen van de fysieke basiseigenschappen om tekorten te remediëren of de wensen van het individu in te willigen. - De student kan deze doelstellingen vertalen naar een concreet oefenprogramma dat rekening houdt met de specifieke noden van het individu of de specifieke doelgroep. - De student kan de aanbevelingen van andere begeleidende (para)medici (artsen, kinesitherapeuten, ergonomen, diëtisten ) implementeren in de oefenprogramma s. - De student kan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze oefenprogramma s evalueren, bijsturen, leiden en begeleiden bij zowel individuen als aan groepen. - De student kan secundaire en tertiaire preventiestrategieën ontwikkelen en implementeren. 6.3. De student kan functioneren in een multidisciplinair team van collega s of personen met een ander vakgebied die ook betrokken zijn in het domein bewegen, fitheid en gezondheid. 6.4. De student kan adviezen formuleren ter verbetering van de kwaliteit en de efficiëntie van bewegings- en gezondheidsprogramma s bij diverse doelgroepen. 7. van toepassing op de afstudeerrichting sportmanagement (SM) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als een beginnend beroepsbeoefenaar de deelname aan en de organisatie van sport en bewegingscultuur in de samenleving te analyseren, te plannen, te realiseren en te evalueren. 7.1. De student kan een kritisch en onderbouwd standpunt innemen met betrekking tot de bewegende mens en de studie ervan, vanuit een humaan - wetenschappelijk perspectief. 7.2. De student kan de deelname aan sport, bewegingscultuur en fysieke activiteit in de samenleving op een wetenschappelijk verantwoorde wijze analyseren. Hierbij houdt hij rekening met onder meer de sociale (on)gelijkheid, het marktaanbod, de overheid, de civiele samenleving, de socialisatie en het sociaal kapitaal. 7.3. Op basis van zijn analyse van sport, bewegingscultuur en fysieke activiteit in de samenleving, kan de student hiaten of problemen aanwijzen en hiervoor ter remediëring beleidsmatige doelstellingen formuleren, rekening houdend met economische, organisatorische en beheersmatige aspecten. Deze doelstellingen kan de student verwerken tot een beleidsplan binnen de publieke en/of private sector. 7.4. Om deze beleidsmatige doelstellingen te realiseren: - Is de student op de hoogte van de specifieke wettelijke en juridische bepalingen. - Kan de student deze doelstellingen vertalen naar concrete acties en op deze manier planmatig handelen. - Kan hij de financiële aspecten ervan interpreteren en kaderen. - Kan hij managementstechnieken hanteren voor een optimale organisatie. - Kan hij zijn project door middel van marketingtechnieken promoten en zorgen voor een gepaste uitstraling. - Kan de student functioneren binnen een multidisciplinair team van professionals met elk hun vakgebied (bijvoorbeeld juristen, boekhouders, administratief of commerciële bedienden ). - Kan de student de resultaten van zijn organisatie op een wetenschappelijk verantwoorde wijze meten, interpreteren en rapporteren.
8. van toepassing op de afstudeerrichting bewegingsonderwijs (BO) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als een beginnend beroepsbeoefenaar vanuit een algemene visie op het onderwijs, geconcretiseerd in het vakconcept lichamelijke opvoeding, te komen tot concrete bewegingsonderwijsleersituaties en omgekeerd, de diverse bewegingsonderwijsleersituaties te kunnen toetsen aan het vakconcept lichamelijke opvoeding. 8.1. De student is in staat om over het bewegingsonderwijs te reflecteren, om de belangrijkste concepten, onderzoeksstrategieën en structuren van dit domein te benaderen op een kritisch-analytische, synthetische en onderzoeksmatige manier. 8.2. De student bezit doorgedreven (1) didactische competenties, (2) actie-onderzoek competenties en (3) pedagogische competenties voor minstens 2 verschillende doelgroepen en dit op de 3 verschillende niveaus. Deze doelgroepen worden als volgt onderscheiden: - Basisonderwijs (kleuter- en lager onderwijs) - Buitengewoon onderwijs en inclusief onderwijs - Secundair onderwijs (ASO, TSO, BSO, KSO) - Hoger onderwijs en lerarenopleidingen - Lokale besturen (Bewegingsklassen en scholen) De niveaus worden als volgt onderscheiden: - Macroniveau: onderwijsbeleid, curriculumontwikkeling, onderwijsinnovatie, onderwijsondersteuning: inspectie, pedagogische begeleiding, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB), dienst voor onderwijsontwikkeling (DVO), Centra voor volwassenenonderwijs (CVO) - Mesoniveau: schoolbeleid en structuur, vakgroep, binnen- en buitenschoolorganisaties - Microniveau: voorbereiden, uitvoeren en evalueren van bewegingsonderwijsleersituaties 8.3. Didactische competenties: vanuit een algemene visie op het onderwijs, geconcretiseerd naar het vakconcept LO en haar eindtermen kan de student - zinvolle en aangepaste leerervaringen plannen en evalueren - rijke leeromgevingen aanbrengen en kritisch beschouwen - verschillende instructie- en presentatietechnieken aanreiken en ontwikkelen - alternatieve evaluatie- en observatie-instrumenten ontwikkelen en hanteren. 8.4. Actie-onderzoek competenties: De student heeft aan het eind van de masteropleiding de volgende onderzoekscompetenties met betrekking tot het uitvoeren van een actie-onderzoek binnen het bewegingsonderwijs verworven: - hij kan doelgericht gegevens uit het vakdomein verzamelen en analyseren - hij kan onderzoek en onderzoeksgegevens gebruiken en presenteren - hij houdt rekening met de belangrijkste contextvariabelen 8.5. Pedagogische competenties: de student kan functioneren in een team van personen die actief zijn in het bewegingsonderwijs: lerenden, leiders en begeleiders, opvoeders en ondersteunend personeel. De student vertoont een professionele ingesteldheid in het educatieve domein (onderwijs, jeugdbegeleiding). 9. van toepassing op de afstudeerrichting research in biomedical kinesiology (RBK) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als een beginnend beroepsbeoefenaar een onderzoek op te zetten en uit te voeren binnen het domein van de biomedische kinesiologie. 9.1. De student heeft een gespecialiseerde kennis verworven in het domein van de biomedische kinesiologie, d.w.z.
- De student beheerst de specifieke methodes van kennisverwerking in het domein van de biomedische kinesiologie - De student kan zelf nieuwe informatie situeren en inzichtelijk verbinden met andere theoretische of toegepaste inzichten in de biomedische kinesiologie. - De student draagt actief bij aan de eigen kennisontwikkeling en verbinding - De student kan zelfstandig informatie inwinnen, selecteren, beoordelen, begrijpen, interpreteren en toepassen in het domein van de biomedische kinesiologie. - De student is in staat een originele bijdrage te leveren aan de kennis binnen dit domein. - De student kan zelf onderbouwde oordelen vellen en kritisch beredeneerde standpunten innemen op het domein van de biomedische kinesiologie. 9.2. De student beheerst algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau, d.w.z. - De student is in staat een onderzoek op te zetten. - De student kan een originele vraagstelling formuleren, kent de meetprocessen en meettechnieken eigen aan het onderzoek in het domein van de biomedische kinesiologie (epidemiologie en genetische epidemiologie, spierfysiologie en biochemie, biomechanica, motorisch leren & motorische controle) en kan een gepaste onderzoeksmethode selecteren. - De student kan in het kader van een onderzoeksproject gegevens verzamelen. - De student ontwikkelt een kritische en nauwkeurige meetattitude. - De student kan naargelang het specifieke onderzoeksdesign adequate statistische toetsen selecteren en uitvoeren. - De student kan de verwerkte gegevens interpreteren en op een wetenschappelijk verantwoorde wijze rapporteren en presenteren. 10. van toepassing op de afstudeerrichting aangepaste bewegingsactiviteiten (ABA) : De student bezit de kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om als een beginnend beroepsbeoefenaar bewegingsactiviteiten te bedenken voor personen met een handicap, en dit in functie van de interesse, aard en graad van de handicap, leeftijd, activiteitsniveau en doelstelling. 10.1. De student heeft inzicht in de verschillende ziektebeelden. - de student kan verbanden leggen tussen verschillende ziektebeelden enerzijds en hun mogelijke implicaties voor de functionaliteit van een persoon met een handicap anderzijds. - de student kent de eventuele herstelmogelijkheden na de verschillende ziektebeelden. - de student kan in eigen woorden de ontwikkelings- en psychische stoornissen die zich kunnen voordoen bij kinderen en jongeren omschrijven, en de samenhang tussen de verschillende stoornissen begrijpen. - De student kan onderlinge verbanden leggen tussen de fysieke, psychologische en sociale componenten van het gehandicapt zijn in functie van het verbeteren van de algemene levenskwaliteit. 10.2. De student kan aangepaste bewegingsactiviteiten bedenken en dit in functie van de interesse, aard en graad van de handicap, leeftijd, activiteitsniveau en doelstelling. - De student kan het functionele potentieel van een persoon met een handicap beoordelen. - de student is in staat om een analyse te maken van casussen, een (werk)diagnose/hypothese te formuleren (hierbij rekening houden met differentiaal diagnose en comorbiditeit), en voorstellen te doen tot concrete handelingsdoelstellingen/plannen.
- de student kan aangepaste bewegingsactiviteiten uitwerken en implementeren in een therapeutische, educatieve en sportieve context. - de student kan op wetenschappelijk verantwoorde wijze aangepaste bewegingsactiviteiten evalueren en bijsturen. 10.3. De student kan de classificatie- en integratieproblematiek binnen de gehandicaptensport verklaren en globale adviezen formuleren ter bevordering van een actieve levensstijl voor personen met een handicap.