MANAGEMENTVAARDIGHEDEN / 6

Vergelijkbare documenten
MANAGEMENT: TAKEN EN STIJLEN

Management. Hoofdstuk. Leiderschap

Situationeel leiding geven. Dr. Paul Hersey (Center for Leadership Studies, California, USA)

Een praktijkgerichte benadering van Organisatie en Management

Thema 4. Leiding geven, plannen en controleren

2 Situationeel leidinggeven

Situationeel leidinggeven

Powersessie Leidinggeven. D-na Lies Verstraete 15 Mei 2019 Gate 15 Antwerpen

Leiderschap in alle lagen Kennisprogramma Waardigheid & Trots

Leiderschap in planning & control

Alle leiderschapsstijlen op een rij

Situationeel Leidinggeven

DE VAKBEKWAME MANAGER

Leiderschap en leiderschapsstijlen. Bestaat Leiderschapsstijl? Definitie. Voorkeursgedrag dat overheerst in verschillende situaties

MANAGEMENTVAARDIGHEDEN / 11

MANAGEMENTVAARDIGHEDEN / 3

SITUATIONEEL LEIDERSCHAP EN VERZUIM

Leiderschap. Overzicht: Zonder inhoud

MBO+ / Intermediate vocational education. Raymond Reinhardt. 3R Business Development 3R LEIDERSCHAP


Handreiking situationeel leidinggeven

Integraal HR voor leidinggevenden

Openhartig Managen volgens de. Montalto methode

Geschiedenis van leidinggevende stijlen

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

Het Management Skills Assessment Instrument (MSAI)

MBO+ / Intermediate vocational education. Raymond Reinhardt. 3R Business Development 3R INTERNE ORGANISATIE

Soyouthink youcanlead? Koen Marichal Expertise Center Leadership koen.marichal

B².DNA Strategische GedragsVerbetering. Coachend Leiderschap De Basis.

Academie voor Talent en Leiderschap Veiligheidsregio s. Leiderschapsprofiel strategisch leidinggevende

Resultaatgericht Management (3 daags)

Bekijk de Leerdoelen die bij deze casus horen. Beantwoord daarna de vraag.

SITUATIONEEL BEGELEIDEN

Leiderschap in turbulente tijden. Walter Ligthart Nationale Toneel

PRINCE in Praktijk sessie: PRINCE2 en gedrag?

Leiderschapsontwikkeling wat werkt wel, wat werkt niet

BEN IK EEN ENTREPRENEUR/MANAGER?

Lean management vaardigheden

STRATEGIE IMPLEMENTATIE SUCCESFACTOREN

Projectmatig creëren. Samenvatting Hoofdstuk 15. Klas: TP11 Tommie Melis

ZKN Academie. Leiderschap: Lead the way!

Op weg naar een integraal kindcentrum. Janny Reitsma

Minder leiders, meer leiderschap? 28 maart 2019

Whitepaper Managementsystemen: ondergewaardeerd gereedschap?

Samenvatting M&O Hoofdstuk 1

Ulrica WF van Panhuys Authentic Leadership

INDIVIDUELE ONTWIKKELROUTEKAART

Leiderschapsstijlen in de langdurige zorg

Leiderschap, krachtig en inspirerend leidinggeven

EFFECTIEF LEIDERSCHAP. Door Anna Brons, Eva Kerkhoffs en Susan Kouwenhoven

DEFINITIES COMPETENTIES

Les 1. Inleiding effectief leiderschap

EEN CAUSAAL MODEL VOOR DE UITBOUW VAN EEN PERFORMANT EN GEVARIEERD HRM

Test over resultaatgericht managen en coachend leidinggevenden

Methodieken en werkvormen Module 7: Motivatietechniekene en groepsproces - Balkenspel

Handleiding bij het invullen

Tijd voor Het Nieuwe Leidinggeven! Lees in 2 minuten wat Het Nieuwe Leidinggeven is, wat het uw organisatie brengt en hoe het te ontwikkelen is.

Zelftest managementrollen (Quinn)

Safety Leadership. veiligheid als de meest krachtige impuls voor cultuurverandering. HRO leiderschap conferentie 7 april 2019

Competenties op het gebied van Management en Leidinggeven

De toegevoegde waarde van interne communicatie in het sociale tijdperk

Programma. Situationeel leiderschap

Gericht op de inhoud omdat, het de core business is van het bedrijf en resultaat het behalen van een de einddoelen.

Thermometer. Selectie 1: (Deelnemers in selectie: 3) Geslacht Vrouw. Ensize Marketing Ensize Marketing

Situationeel leidinggeven

Inhoud. Deel I Denken als een leider. Inleiding 9

Leiderschap bij organisatie verandering. Prof. dr. Janka Stoker Faculteit Economie en Bedrijfskunde Divosa, 22 mei 2015

Leertraject: de interim- manager als natuurlijk leider Er is een belangrijk verschil tussen opgeven en loslaten Jessica Hatchigan

Human Performance Contextscan Persoonlijke rapportage

MANAGEMENTVAARDIGHEDEN / 12

Professionele en persoonlijke groei?

Workshop 1 SNS

Management & Organisatie Hoofdstuk 6 Management

Praktijkgerichte Scholing tot praktijkmanager

Congres Bij voorkeur leren

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

Samenvatting M&O H5; Leiderschap

Managen: alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie te besturen en in verandering te brengen.

ILM Scorerapport. Voorbeeld Rapport Dit Scorerapport geeft u terugkoppeling op de ingevulde ILM72 vragenoijst.

Mijn visie op leren. Een driedaags leertraject

COACHING OP DE WERKPLEK

Van de macht van management naar de kracht van leiderschap

Masterclass Faciliterend Leiderschap

Samenvatting Dossier Leidinggeven

Rapportage Zingeving. Bea Voorbeeld. Naam: Datum:

TSI TriMetrix. Victor Voorbeeld. 23 Persoonlijke Talenten

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

Begeleiden is kunnen bewegen in spanningsvelden. Spanningsvelden? Dilemma s of paradoxen. Zijn er in jouw school spanningsvelden?

Hoe word ik een succesvolle schoolleider van morgen?

Inleiding tot de bedrijfskunde

Leiderschapsontwikkeling: Welk leiderschap is er nodig, en hoe krijg je dat?

Ik als begeleider van de begeleiders. Keuzewerkwinkel inspiratiedag IJD Hasselt

Transcriptie:

MANAGEMENTVAARDIGHEDEN / 6 Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Doelen van deze module M Deze module gaat over: G onderscheid maken tussen management en leiderschap; G bepalen hoe en wanneer er moet worden opgetreden als transactioneel leider of transformationeel leider; G leiderschapsstijl afstemmen op de behoeften van de medewerkers; G medewerkers faciliteren om doelstellingen te bereiken; G een politieke diagnostische analyse maken; G machtstactieken toepassen om te krijgen wat je wilt; G defensieve strategieën gebruiken om je macht te beschermen. 2 M Wanneer kan iemand als leider worden beschouwd?: Hoewel hier geen absolute definities voor kunnen worden gegeven, kan in algemene zin gesteld worden dat iemand een leider is wanneer hij/zij: F aanhangers of volgelingen weet te trekken, van wie de aanhang of navolging vrijwillig is; F demonstreert dat hij/zij de beste methode heeft om de wensen van de aanhangers en volgelingen te vervullen; F op een deskundige wijze met deze methoden weet om te gaan. 3

M Leiders: G zijn mensen die anderen inspireren, organisaties creëren, en deze laten groeien en transformeren; G sturen de energieën van mensen bij in de richting van transformatie van producten, technologieën en praktijken van de organisatie; G beheersen kosten en coördineren taken over verschillende afdelingen zodat kwaliteit en efficiëntie worden bereikt en behouden. 4 M Managers: G kunnen leiders zijn, maar leiders hoeven geen managers te zijn; G hebben het gezag om de leiding te geven. G Gezag is het recht om beslissingen te nemen en middelen van de organisatie toe te wijzen op basis van iemands positie binnen de hiërarchie van de organisatie. 5 M Leiders: G beïnvloeden anderen om te volgen; G creëren visies en doelen en beïnvloeden anderen om die visies te delen en naar die doelen toe te werken. G Formele leiders, zoals presidenten of staatshoofden, leiden door hun positie; G informele leiders hebben niet het voordeel van formeel gezag, maar zijn nog steeds in staat met nieuwe ideeën te komen, nieuwe doelen te verdedigen en collega s te inspireren om strategische visies te volgen. 6

M Managers: G doen dingen goed, leiders doen de goede dingen (efficiency vs. effectiviteit); G beheersen routines en behouden controle zodat ze de aan hen toegewezen doelen op de efficiëntste manier kunnen bereiken. Leiders vinden het belangrijker om effectief zijn: de juiste dingen doen om de missie van de organisatie te verwezenlijken. 7 M Managers of leiders?: G Organisaties hebben zowel managers als leiders nodig: F managers beheersen complexe zaken; F leiders zetten verandering in gang; F beide rollen omvatten het beslissen wat er gedaan moet worden, het creëren van netwerken van mensen en relaties die een planning kunnen realiseren, en vervolgens proberen ervoor te zorgen dat mensen het werk ook echt doen. 8 M Managers of leiders?: G tegelijkertijd mag best afgevraagd worden of er inderdaad zo veel verschil bestaat tussen leiders en managers. Prof. Henri Mintzberg hierover: Je moet zo betrokken zijn, dat je anderen betrokken maakt. Je moet een gemeenschap opbouwen, mensen enthousiasmeren, je moet je druk maken om je producten en je duurzaamheid. Een gemeenschap bouw je door management that cares, niet door leadership that cures. We hebben onze buik meer dan vol van dat zogenaamde heroïsch leiderschap, we moeten stoppen leiderschap en management van elkaar te onderscheiden. Je hebt niets aan leiders die niet managen, of managers die geen richting aangeven.. 9

Transactioneel vs. transformationeel M Transactioneel vs. transformationel leiderschap: G Transactionele leiders plannen, geven supervisie, controleren, budgetteren en meten resultaten. Transactioneel leiderschap gaat uit van ruil. Hierbij wordt verondersteld dat het gedrag van medewerkers gestuurd wordt door het zoeken naar aangename en vermijden van onaangename gevoelens. Binnen deze ruildiscipline passen dus belonen en straffen. G Transformationele leiders zijn visionair; ze formuleren een missie en richting voor een organisatie. Transformationeel leiderschap gaat ervan uit dat medewerkers hun motivatie niet alleen ontlenen aan extrinsieke factoren (zoals beloning), maar ook aan intrinsieke (het proces naar die beloning). 10 M Eigenschappen van leiders: Karaktereigenschappen vormen de basis voor succesvol leiderschap. De meeste leiders hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken, waaronder: G geloofwaardigheid: eerlijk, competent, op de toekomst gericht en inspirerend; G stuwende kracht: behoefte om prestaties te leveren; G leiderschapsmotivatie: een sterke wens om te leiden; G eerlijkheid en integriteit: altijd de daad bij het woord voegen; G zelfvertrouwen: is zeker van zijn eigen acties; G cognitieve vaardigheden: pienter, denkt strategisch; G kennis van het bedrijf: ontwikkelt technische expertise in relatie tot de bedrijfstak 11 G Taakgericht gedrag (aandacht voor productie): F is gericht op zorgvuldige supervisie van groepsleden om consistente werkmethoden te warborgen en taken te volbrengen; F is geconcentreerd op het creëren van structuren voor het instellen van duidelijke organisatiepatronen, communicatiekanalen en procedures tussen leider en groep. 12

G Werknemergericht (aandacht voor mens): F is gericht op het bevredigen van de sociale en emotionele behoeften van de groepsleden; F gericht op het tonen van aandacht voor het ontwikkelen van vriendschap, wederzijds vertrouwen, respect en warmte in de relatie tussen de leider en zijn medewerkers. 13 G Onderzoek naar leidergedrag en productiviteit: Voor leiders zijn er 4 belangrijke beslissingsstijlen: F autocratisch: eenzijdig de leiding nemen en opdrachten aan anderen geven; F democratisch: relaxed, gebruikt suggesties en aanmoedigingen om tot consensus binnen de groep te komen; F laissez-faire: passief en neutraal, waardoor anderen onafhankelijk hun beslissing kunnen nemen; F participerend: alvorens een beslissing te nemen wordt de meeste aandacht besteed aan het raadplegen van medewerkers die over zekere gegevens beschikken, of bepaalde meningen hebben. 14 G Onderzoek naar leidergedrag en productiviteit: Wat een geschikte leiderschapsstijl is, hangt af van een aantal factoren, waaronder: F complexiteit van de taak; F de formele macht van de leider; F het beschikbare tijdsbestek; F eigenschappen van volgers: -capaciteiten; -motivatie; -doelen; -houding tegenover de leider. 15

F Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard): G op basis van de mate van taakvolwassenheid van de medewerker ontstaan 4 competentieniveaus: 16 F Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard): G bij de 4 competentieniveaus passen vervolgens 4 leiderschapsstijlen: 17 F Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard): G het model maakt onderscheid tussen: F taakgedrag (=sturing): het indelen en definiëren van rollen, toelichten welke activiteiten moeten worden uitgevoerd, vastleggen van een organisatiestructuur, communicatiekanalen, werkwijzen; F relatiegedrag (=ondersteuning): onderhouden van persoonlijke relaties met volgers door communicatiekanalen te openen, sociaalemotionele ondersteuning te bieden en gewenst gedrag te bevorderen. 18

F Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard): G Medewerkers hebben twee soorten rijpheid: F functierijpheid is het vermogen om de vereiste taken uit te voeren (=bekwaamheid); F psychologische rijpheid om taken zelfstandig uit te voeren (=bereidheid). G Leidergedrag is afhankelijk van de rijpheid (=taakvolwasenheid) van de volgers: F niet kunnen, niet willen: communiceren (=instrueren) F niet kunnen, wel willen: verkopen (=overtuigen); F wel kunnen, niet willen: participeren (=overleggen); F wel kunnen, wel willen: delegeren. 19 F Pad-doeltheorie: G voornamelijk gericht op hoe de leider de motivatie van een medewerker kan vergroten voor het realiseren van organisatiedoelen; G leiders zijn verantwoordelijk voor: F verduidelijken van paden naar doelen: medewerkers helpen bij het vaststellen en leren van gedrag om taken met succes uit te voeren; F het bieden van zinolle persoonlijke beloningen, waarbij met medewerkers wordt overlegd welke beloningen voor hen van belang zijn, die bij het bereiken van doelen kunnen worden verhoogd. De leider dient ervoor te zorgen dat paden naar bonussen duidelijk en makkelijk begaanbaar zijn. 20 21

F Pad-doeltheorie: G 4 leiderschapsstijlen: O sturend: duidelijke verwachtingen, sturing wat en hoe dat gedaan moet worden, heldere prestatienormen, tijdsplanningen, werkprocedures en richtlijnen; O resultaatgericht: stelt uitdagende doelen vast, streeft naar prestatieverbetering, toont vertrouwen dat mensen hun uiterste best zullen doen; O participatief: vraagt en raadpleegt anderen bij het nemen van beslissingen en acties ondernemen; O ondersteunend: betrokken bij behoeften en doelen van anderen, gericht op prettige en rechtvaardige werksituatie. 22 F Pad-doeltheorie: Welke leiderschapsstijl gebruikt moet worden hangt af van twee factoren: G persoonlijke bereidheid van medewerkers: talent, vaardigheden, behoeften en motivaties; G 3 omgevingsomstandigheden: F omvang van de taakstructuur; F aard van het formele gezagstelsel. en F onderlinge relaties van groepsleden. 23 F Pad-doeltheorie, verdere aspecten: Pad-doelleiderschap komt het best tot zijn recht wanneer de taak van de medewerker geen routine of standaardtaak is. F Taakgericht, behulpzaam leiderschapsgedrag helpt onduidelijkheden in te taken van medewerkers weg te nemen. F In situaties die duidelijk vastgelegd zijn en bij routinewerk is een ondersteunende relatie van de leider het meest effectief. 24

F Charismatisch leiderschap: G Charismatische leiders weten mensen zowel in intellectuele als in emotionele zin te raken. G Ze ontwikkelen een visie die de emoties raakt van medewerkers. G Ze zijn zelfverzekerd, zijn goede communicators, nemen risico s en handelen onconventioneel. G Ze kunnen zowel ethisch als onethisch zijn. 25 F Charismatisch leiderschap: G Charismatische leiders munten uit in het managen van 4 specifieke gebieden: O aandacht: toegewijd aan een resultaat; O betekenis: ideeën voor anderen concreet maken; O vertrouwen: mensen weten waar ze voor staan; O zelfkennis en gebruik van hun vaardigheden. G Charismatische leiders passen 5 methoden toe: O het proces uitdagen; O een gedeelde visie uitdragen; O anderen in staat stellen te handelen; O model staan; O het hart aanmoedigen. 26 F Dienende leiders: handelen als volgt: G stellen dienstverlening boven eigenbelang; G luisteren eerst om anderen te bevestigen. G wekken vertrouwen door betrouwbaar te zijn; G ondersteunen anderen en helpen anderen zich te ontwikkelen. 27

F Om invloed te kunnen uitoefenen heeft iemand macht nodig. Leidinggevenden benutten verschillende machtsmiddelen om het gedrag van medewerkers te kunnen beïnvloeden en sturen. Macht is de kracht waarmee een partij de opvattingen, gevoelens en/of het gedrag van een andere partij kan beïnvloeden. 28 Macht kan op verschillende manieren worden aangewend. De meest voorkomende verschijningsvormen van macht: F Dwang: hierbij wordt geen rekening gehouden met wensen of behoeften van de ondergeschikte. F Gezag (legitieme macht): de macht wordt als rechtvaardig ervaren (en soms zien mensen gezag als een vorm van dwang). F Manipulatie: een onzichtbare macht, zonder medeweten van de betrokkene, bijv. door bepaalde informatie achter te houden. 29 Bekende machtsbronnen (waaraan macht wordt ontleend): F Beloningsmacht: mogelijkheid om beloning te bepalen. F Bestraffingsmacht (afgedwongen macht): mogelijkheid van bestraffing (bijv. krijgsmacht, gevangenis). F Hiërarchische macht (. legitieme macht): op basis van de positie (niet de persoon) van de leidinggevende. F Expert-macht (expertisemacht): gekoppeld aan de specialistische of superieure kennis en/of expertise (bijv. chirurg). F Referentiemacht (op basis van charisma): op basis van hoe anderen zich aan de leidinggevende willen spiegelen. 30

Machtsmiddelen dienen om bepaalde gedragingen of bepaalde handelingen te stimuleren of af te remmen. F Positiegebonden machtsmiddelen: O economische middelen: geldelijke beloningen of boetes, bonussen, extra salaris, etc. O fysieke middelen: met name de fysieke handelingen, bijv. het opvoeren van de productie, opstelling van machines, e.d. O informationele middelen: het kunnen toekennen en delen van meer informatie van hogere niveaus. F Persoonsgebonden machtsmiddelen: O deskundigheid of expertise van de manager O relationele middelen: het kunnen scheppen van goede relaties, een betere werksfeer. 31 Het wel of niet gebruikmaken van macht door een leider is uiteraard ook sterk afhankelijk van de belangen die in de organisatie kunnen bestaan. In dit verband worden 2 machtstheorieën genoemd: F harmoniemodel: waarbij medewerkers en/of afdelingen in een organisatie dezelfde belangen hebben, waardoor een zeker machtsevenwicht aanwezig is. De leider zal hier zelden macht hoeven aan te wenden om een zekere afstemming te bereiken; F partijenmodel: waarbij geen harmonie bestaat tussen medewerkers of afdelingen. Hier heersen conflicterende belangen, waarbij het gebruikmaken van macht als normaal wordt beschouwd. 32 Machtssituaties doen zich voor tussen verschillende partijen, waardoor sprake is van zekere machtsrelaties: F gelijk vs. gelijk: partijen zijn qua macht gelijk, en macht uitoefenen is vrij zinloos. Mogelijk gevaar: partijen kunnen elkaar gaan beconcurreren, en zich richten op het eigen (beter) functioneren en het zicht op de organisatie verliezen (zgn. suboptimalisatie). Om dit op te lossen, zal aandacht moeten worden gericht op meer professioneel gedrag en afstemmingsprocedures, zal het wij-gevoel meer moeten worden gestimuleerd, en zullen de taken van de partijen duidelijker moeten worden afgebakend. >> 33

Andere machtsrelaties: (vervolg) F hoog vs. laag: er bestaat een hiërarchische relatie tussen de verschillende partijen; qua macht zijn zij ongelijk. Mogelijk gevaar: de hogere in rang wil steeds meer grip krijgen op ondergeschikten, en waarbij de lagere in rang zijn autonomie wil behouden of verstevigen, dit met potentiële gevaren op het gebied van motivatie. Om dit op te lossen zal mogelijk de stijl van leidinggeven aangepast moeten worden, waarbij bijv. beter (en interessanter) gedelegeerd wordt, of waarbij meer inspraakprocedures worden ingesteld. >> 34 Andere machtsrelaties: (vervolg) F hoog vs. midden vs. laag: dit betreft bijv. de hiërarchische relatie tussen hoger management, middenmanagement en lager management. Mogelijk gevaar: deze relatie kan leiden tot rolconflicten, rolonduidelijkheden en stress. Wanneer de machtsrelatie in stand wordt gehouden, zal een mogelijke oplossing kunnen worden gevonden in communicatieverbetering en functieverduidelijking (wat wordt van wie verwacht?). De machtsrelatie kan echter ook worden verbroken, dit door de organisatie te verplatten en te horizontaliseren, waardoor minder tussenfuncties nodig zijn. 35