Consultatieve palliatieve zorg bij misselijkheid en braken in de thuissituatie

Vergelijkbare documenten
Misselijkheid & Braken Jan de Heer Huisartsconsulent Palliatieve Zorg

Misselijkheid en braken. Ellen de Nijs, verpleegkundig specialist palliatieve zorg Alexander de Graeff, internist-oncoloog, consulent PTMN

Verpleegkundige Instructie Palliatieve Zorg Misselijkheid

Misselijkheid en braken in de palliatieve fase

PS in NL: bij 12,3% van de patiënten in de stervensfase toegepast

PONV: The big little problem. Dr. Dewinter

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Protocol Medicamenteuze pijnbestrijding bij oncologische patiënten Reikwijdte MST-breed Datum:

TRANSMURAAL PROTOCOL PALLIATIEVE ZORG BIJ ONCOLOGISCHE PATIËNTEN

Het gebruik van morfine en veel voorkomende vragen

COPD en Palliatieve Zorg

INTERLINE DEVENTER CASUSSCHETSEN PALLIATIEVE SEDATIE

Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase met als doel anderszins onbehandelbaar lijden te verlichten en

t.b.v. continue toediening van medicatie bij palliatieve zorg in de thuissituatie in de regio Oss-Uden-Veghel

Communicatie rond palliatieve sedatie

Misselijkheid en braken tijdens chemotherapie

Misselijkheid en braken

Wat als ik niet meer beter word

Dit pijnprotocol is gebaseerd op de richtlijn Diagnostiek en behandeling van pijn bij patiënten met kanker 1

Richtlijn morfine per continue subcutane toediening Doseren van morfine subcutaan bij dyspnoe of pijn

De laatste zorg H E T N A C H T C O N G R E S, J U N I

Palliatieve zorg bij copd. Minisymposium 22 maart 2012

Symposium 14 april aanpassing richtlijnen palliatieve sedatie Karin van Heijst en Trijntje Buiter

De Laatste Zorg. Workshop 7 oktober 2016

Ondersteunende en Palliatieve Zorg

Casusschetsen. Casusschets 1

Bijlage bij richtlijn Misselijkheid en braken, hoofdstuk inleiding en begripsbepaling

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Continue Palliatieve sedatie, feiten en fabels Specialist ouderengeneeskunde/docent. Probeer te verwoorden wat volgens jou

METHADON ALS PIJNSTILLER IN DE PALLIATIEVE ZORG

Doel van de palliatieve sedatie

Palliatieve Sedatie in 1 e en 2 e lijn. Nils Nieboer, huisarts

Gastro intestinale problemen.

Ileus in de palliatieve setting. Patricia Quarles van Ufford Internist-oncoloog Palliatief consult team Hagaziekenhuis

Morfine Feiten en fabels. Apotheek


CASUSSCHETSEN. Patient Hr. P., 75 jaar, is bekend met een prostaatcarcinoom met meerdere botmetastasen.

Samenvatting Thuis-komen en gaan... palliatieve zorg op maat door en voor de huisarts

Midazolam. Benzodiazepinen. Volwassenen Intramusculair/subcutaan: onverdund, 5 mg/ml Intraveneus als bolusinjectie: onverdund, 1 mg/ml, de

Zorgpad Stervensfase

Casuïstiek bespreking. delier

Palliatieve zorg in het ZGT

Coming home to go... van Heest, Flora

Laatste hulp bij vermoeidheid, benauwdheid, verstopping, misselijkheid/braken en pijn.

Achtergronden bij casusschetsen

Annemieke Delhaas & Franca Horstink-Wortel Specialist ouderengeneeskunde/kaderarts palliatieve zorg

Wat kan de apotheek betekenen voor een palliatieve patiënt? Saskia Visser, Apotheker Transvaal apotheek Den Haag KNMP Voorjaarsjaarsdag 2016

Samenvatting. (Summary in Dutch)

misselijkheid bij chemotherapie

Pijn en pijnbestrijding in de palliatieve fase

Opzet. Workshop Consultatie II. Behoefte aan methodische benadering voor consultatie. Palliatieteam Midden Nederland

COPD en hartfalen in de palliatieve fase

workshop besluitvorming in de palliatieve fase

Palliatieve sedatie is geen euthanasie. Medische aspecten

Marijse Koelewijn huisarts

Ervaring in palliatieve zorg

Palliatieve zorg in de eerste lijn. Ruben S. van Coevorden, huisarts IKA Consulent palliatieve zorg

Sedatiekaart Noord-Holland Noord

Casus palliatieve zorg; thema-avond palliatieve sedatie

Medica'e in pallia'eve zorg FTO WAGRO 26 JAN 2016 DENISE DIJKSTRA & LOTTE VLAK

Richtlijn Misselijkheid en braken Versie: 4 Datum: juli 2013 Richtlijn Misselijkheid en braken Versie juli 2013

Fabels en feiten over morfine

WERKEN MET EEN SPUITDRIJVER. Myriam Arren Verpleegkundig Pijnspecialiste Deskundige in Palliatieve Zorgen Referentiepersoon Ethiek

BEHANDELPROTOCOL CONTINUE PALLIATIEVE SEDATIE tot het moment van overlijden

Palliatieve sedatie. Informatie voor patiënten en hun naasten die meer willen weten over palliatieve sedatie

BEHANDELPROTOCOL CONTINU PALLIATIEVE SEDATIE tot het moment van overlijden

Palliatieve sedatie 14 oktober Margot Verkuylen Specialist ouderengeneeskunde

Farmacotherapeutische toelichting Pijnbestrijding gaat in het algemeen volgens het WHO-stappenplan.

MTH-team Almelo Transmuraal team Hengelo

Morfine. Informatie voor patiënten die in overleg met hun arts morfine gebruiken

Een woordje uitleg over morfine WELKOM BIJ HET H. HARTZIEKENHUIS MOL

Pijnbehandeling Rondom een orthopedische operatie

Morfine. Fabels en feiten

Interline augustus CHEMOTHERAPIE casusschetsen

Symptoomcontrole in de terminale fase. Dr. M. De Laat Anesthesie - palliatieve zorg UZ Gent

De behandeling van misselijkheid en braken in de palliatieve fase

Afkappunten sedatieprotocol*

Palliatieve sedatie 17 maart 2014

Indicatiestelling voor palliatieve sedatie

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam

Gebruik van morfine en andere opioïden

Patiënteninformatie. Palliatieve sedatie. Palliatieve sedatie 1

Het toetsingsproces toegelicht

Palliatieve zorg. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Stephan van den Brand Kaderarts palliatieve zorg

Palliatieve sedatie. maandag 29 november Paul Oyen Verpleegkundig consulent Regionaal Consultatieteam PZ Integraal Kankercentrum Limburg

Pijn en pijnbehandeling bij Kanker Centrum Cabane

Als genezing niet meer mogelijk is

Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM

9 Pijnbestrijding. 9.1 Medicamenteus stappenschema

9/11/12. KNMG richtlijn palliatieve sedatie. Landelijk Congres Palliatieve Zorg van autonomie naar afhankelijkheid. Onderwerpen

BEHANDELPROTOCOL CONTINUE PALLIATIEVE SEDATIE tot het moment van overlijden DEZE VERSIE WORDT MOMENTEEL AANGEPAST NAV DE HERZIENE KNMG RICHTLIJN

Richtlijn Misselijkheid en braken

Workshop 2 Pijn & Pijnbestrijding en de rol van de verpleegkundige Antoine Engelen, Paul Cornelissen & Sylvia Verhage

beslisschijf evaluatie pilot Besluitvorming in de palliatieve fase palliatieve zorg

Aanpak Nausea en Braken bij Slokdarmtumoren. Isabel Dero Gastroenterologie Sint-Augustinus, Wilrijk

PALLIATIEVE ZORG. fysieke aspecten Rob Jongbloed Raphaëlstichting Jacqueline Fluitman `s Heeren Loo

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Methode. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

U hebt met uw behandelend arts gesproken over palliatieve sedatie voor uzelf of uw familielid. In deze folder kunt u nalezen wat palliatieve sedatie

PIJN BIJ KANKER SUPPLEMENT INFORMATIEWIJZER ONCOLOGIE. Inhoudsopgave 1. Inleiding

Transcriptie:

Klinische lessen Consultatieve palliatieve zorg bij misselijkheid en braken in de thuissituatie f.b.van heest, b.meyboom-de jong en r.otter Dames en Heren, Sinds september 1999 zijn in het gebied van het Integraal Kankercentrum Noord-Nederland (IKN) 4 huisartsen aangesteld als consulenten palliatieve zorg die (telefonisch) geraadpleegd kunnen worden door collegae. In deze klinische les willen wij u 2 patiënten voorstellen bij wie consultatie een vermindering gaf van misselijkheid en braken in de thuissituatie. Patiënt A was een 46-jarige man met onbehandelbaar braken (10 maal per etmaal; bruin, fecaal vocht) die op grond van die klachten eigenlijk niet meer wilde leven. Chirurgische interventie voor deze ileus bleek niet mogelijk. Patiënt wilde geen neussonde. De huisarts vroeg advies aan de huisartsconsulent. Bij patiënt was 8 maanden tevoren een Klatskintumor (carcinoom van de galwegen) met een peritonitis carcinomatosa vastgesteld. In verband met icterus werd een endoprothese in de ductus choledochus geplaatst. Na 6 maanden kreeg patiënt een ileus, waarvoor een gastro-enterostomie werd aangelegd. Sinds enkele weken was er ascites; in verband daarmee vonden er ontlastende puncties plaats in het ziekenhuis. De medicatie bestond uit sufentanil per Port-A-Cath-systeem en zo nodig paracetamolzetpillen; domperidonzetpillen en ondansetron tegen misselijkheid; algeldraat-magnesiumhydroxide-suspensie per os en omeprazol per infuus; triamtereen vanwege de ascites en temazepam als slaapmiddel. De huisarts schatte de prognose van de patiënt op een paar weken. Patiënt was thuis, volledig hulpbehoevend, en werd verzorgd door zijn vrouw. Ze hadden 2 kinderen van 7 en 10 jaar. De thuiszorg bood hulp bij de intraveneuze pijnbestrijding. Het advies van de consulent luidde: staken van het gebruik van domperidon, ondansetron, algeldraat-magnesiumhydroxide, temazepam en triamtereen; beginnen met parenterale toediening van haloperidol (5 mg per 24 h) in combinatie met dexamethason (7,5 mg per 24 h) en beginnen met octreotide in een dosering van 50 µg 2-3 dd, te verdubbelen tot voldoende effect. Hierop verdween het braken. Omdat de patiënt last kreeg van sufheid werd de haloperidoldosering de volgende dag gehalveerd. Mw.F.B.van Heest, huisarts/consulent palliatieve zorg, Zuidzijde 1, 7874 TD Odoornerveen. Rijksuniversiteit Groningen, disciplinegroep Huisartsgeneeskunde, Groningen. Mw.prof.dr.B.Meyboom-de Jong, huisarts. Integraal Kankercentrum Noord-Nederland, Groningen. Mw.dr.R.Otter, internist-oncoloog. Correspondentieadres: mw.f.b.van Heest (fbrinkvh@tiscali.nl). Twee weken later vroeg de huisarts naar een suggestie voor een slaapmiddel. De conditie van de patiënt ging achteruit, maar het lijden was draaglijk. Besloten werd midazolam aan de medicatie toe te voegen. Patiënt overleed rustig thuis na enige dagen. In de schriftelijke evaluatie, enkele weken later, gaf de huisarts aan dat hij de adviezen had opgevolgd en dat naar zijn idee de kwaliteit van de palliatieve zorg hierdoor was verbeterd. Patiënt B was een 12-jarige jongen met een recidief van een primitieve neuro-ectodermale hersentumor. Op aanraden van de neuroloog had de huisarts een fentanylpleister gegeven tegen de hoofdpijn en ondansetron tegen de misselijkheid. Patiënt was een maand tevoren thuisgekomen uit het ziekenhuis; er waren geen mogelijkheden meer voor palliatieve tumorbehandeling. Patiënt gebruikte tramadoldruppels 17,5 mg 4 dd en metoclopramide. De symptomen werden waarschijnlijk veroorzaakt door het toenemen van de intracraniële druk. Een dag nadat de behandeling met de pleister was begonnen lag de jongen versuft in bed; hij dronk niet en plaste ook niet meer. De hoofdpijn en misselijkheid waren ondraaglijk. De huisarts wilde advies over de symptoombehandeling en over een eventuele katheterisatie. Het was niet duidelijk of er blaasretentie bestond. De abrupte verslechtering van de conditie van de jongen was onvoorzien. Het gezin moest naar het idee van de huisarts nog de gelegenheid hebben om samen met patiënt diens laatste levensfase af te ronden. Het advies van de consulent luidde: verwijdering van de pleister, toediening van dexamethason 7,5 mg subcutaan en deze dosering na 3 dagen verlagen. Voor verdere symptoombestrijding werd (na 18 h) overgegaan op morfine 24 mg en haloperidol 2 mg per 24 h via een subcutaan infuus met doseerpomp. (Het ging hier om een vooraf ingestelde doseerpomp waarmee de patiënt, een mantelzorger of een ouder zo nodig een extra dosis kan toedienen; ook de dosering en de maximale frequentie van de toediening zijn vooraf ingesteld ( continuous administration of drugs patient controlled analgesia - (CAD-PCA)-pomp)). De patiënt plaste spontaan de volgende ochtend en was s middags voldoende opgeknapt om een bijzondere bijeenkomst op school bij te wonen. De hoofdpijn nam na 14 dagen opnieuw toe, waarop de dexamethasondosering verhoogd werd. Zo nodig werd subcutaan een extra dosis medicijnen toegediend door de ouders met behulp van de extra dosis -knop op de pomp. Ned Tijdschr Geneeskd 2003 5 juli;147(27) 1297

Tijdens een tweede telefonisch overleg werd besproken wat te doen bij een wens betreffende terminale sedatie in geval van onrust bij verdere achteruitgang. Een week later werd midazolam (15 mg per 24 h) aan de medicatie toegevoegd via een tweede subcutaan infuus met een doseerpomp. De huisarts verdubbelde de dosis morfine; de haloperidoldosering werd verhoogd naar 3 mg per 24 h. Na 2 dagen vond opnieuw een dergelijke verhoging van de doseringen plaats. Midazolam (5 mg/ml) was achter de hand voor het geval er een convulsie zou optreden (10-20 druppels op het wangslijmvlies). Vier weken na het eerste advies overleed de jongen rustig thuis. Bij de evaluatie was de huisarts positief. Dat zijns inziens door de consultatie de kwaliteit van de palliatieve zorg was toegenomen bleek uit zijn opmerking: Ik was zeer blij met de heldere adviezen, de begeleiding van patiënt is perfect verlopen. Bij patiënt A speelde de darmobstructie een rol bij zijn misselijkheid, daarnaast mogelijk de ascites en het gebruik van het opioïd. Een maagsonde resulteert bij sommige patiënten in misselijkheid en geeft beperkingen bij aanraken en bewegen. Bij een darmobstructie is een maagsonde niet altijd nodig. De productie van maag- en darmvocht kan met medicamenten succesvol worden geremd. 1 Bij stasis van een grote hoeveelheid maagvocht kan eenmalig ontlasten veel verlichting geven; dit kan meestal door verpleegkundigen van de thuiszorg worden gedaan. Haloperidol, dat een effect heeft op het braakcentrum en de chemoreceptor-triggerzone in de medulla oblongata, bleek in een dosering van 2,5 mg te helpen tegen de misselijkheid. Dexamethason werd geadviseerd vanwege het anti-emetische effect (het werkingsmechanisme is onbekend) en omdat dit middel mogelijk een gunstige invloed zou hebben op de ascites, de obstructie en het algemene welzijn. Octreotide verminderde de productie van vocht in de darm. Scopolaminebutyl was een andere mogelijkheid geweest bij pijn door darmkrampen. Verder is een combinatie van beide middelen mogelijk. 2 De ascitespuncties hadden ook thuis verricht kunnen worden. Bij patiënt B speelde de verhoogde intracraniële druk een rol bij de hoofdpijn en het braken. Orale medicatie TABEL 1. Middelen tegen misselijkheid en braken in palliatieve zorg* indicatie of werking middel toedieningsvormen enteraal parenteraal misselijkheid klassieke anti-emetica metoclopramide tablet 10 mg, supp. 20 mg s.c.: 10-200 mg/24 h domperidon tablet 10 mg, supp. 10, 30 en 60 mg haloperidol tablet 1, 5 en 10 mg, druppels 2 mg/ml s.c.: 2,5-5 mg/24 h cyclizine tablet 50 mg, supp. 100 mg angst, anticiperend braken lorazepam (benzodiazepine) tablet 1 en 2,5 mg midazolam (benzodiazepine) tablet 7,5 en 15 mg s.c.: 15-160 mg/24 h anti-emetisch, antiflogistisch dexamethason (corticosteroïd) tablet 0,5 en 1,5 mg s.c.: 2-6 mg/24 h, 4-16 mg/24 h chemotherapie en radiotherapie verlaging van zuurgraad van maagvocht 5HT 3 -receptorantagonist, bijvoorbeeld ondansetron tablet 4 en 8 mg, smelttablet 8 mg, drank 0,8 mg/ml, supp. 16 mg s.c.: 24 mg/24 h protonpompremmer, bijvoorbeeld omeprazol capsule 10, 20 en 40 mg i.v.: 40 mg/24 h anti-emetisch, anticholinergisch scopolaminebutyl dragee 7,5 mg, supp. 7,5 en 10 mg s.c.: 60-200 mg/24 h secretieremming van maag, darm en pancreas octreotide s.c.: 300-1000 mg/24 h anti-emetisch, neuroleptisch levomepromazine tablet 25 mg s.c.: 6,25-25 mg/24 h Supp. = zetpil; s.c. = subcutaan; 5HT 3 = 5-hydroxytryptamine (serotonine) type 3; i.v. = intraveneus. *Beleid: 1e medicament voldoende doseren, eventueel 2e erbij; zo nodig 3 medicamenten combineren. Als het braken gestopt is, medicatie afbouwen. Kan problemen geven bij combinatie met andere medicamenten (kristallisatie); in dat geval eenmaal daags subcutaan toedienen. Stemmingsverbeterend. Antiflogistisch. Instabiele oplossing. Injectie 2-3 dd. 1298 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 5 juli;147(27)

TABEL 2. Misselijkheid en braken: aangrijpingspunten voor therapie in palliatieve zorg oorzaak locatie neurotransmitter therapie of -receptor psychosociale stimuli (angst) cerebrale cortex GABA, mogelijk benzodiazepinen (lorazepam), 5HT cannabispreparaat, psychotherapie 8 verhoogde intracraniële druk, pijn onbekend onbekend dexamethason geur, smaak limbisch systeem onbekend vermijden van sterke geuren (parfum, eten) duizeligheid, evenwichtsstoornis vestibulair systeem acetylcholine scopolamine histamine-1 cyclizine medicijnen (opioïden, digoxine) dopamine-2 haloperidol, metoclomapramide, chemoreceptor-triggerzone domperidon uremie, hypercalciëmie (buiten bloed-hersenbarrière) chemotherapie 5HT 3 ondansetron, granisetron, tropisetron viscerale pijn, prikkeling anti-inflammatoir dexamethason chemotherapie, radiotherapie buikorganen 5HT 3 ondansetron, granisetron, tropisetron regelmatig terugkerende obstructie prokinetisch 5HT 4 metoclopramide dopamine metoclopramide, domperidon directe prikkeling van maagsonde farynx maagsonde verwijderen 5HT 2 levomepromazine acetylcholine scopolaminebutyl, prochloorperazine alle bovengenoemde oorzaken braakcentrum in de hersenstam histamine-1 cyclizine, fenothiazinederivaten (alle activeren het braakcentrum) (binnen bloed-hersenbarrière) dopamine-2 haloperidol, fenothiazinederivaten, metoclopramide, domperidon opioïdreceptor µ lipofiele opioïden GABA = γ-aminoboterzuur; 5HT = 5-hydroxytryptamine (serotonine). was niet meer mogelijk. De tramadoldosering van 4 maal 17,5 mg (= 70 mg) per dag komt overeen met 14 mg morfine per dag. De stap naar de pleister met afgifte van 25 µg fentanyl per uur (overeenkomend met 60-90 mg morfine per 24 h) betekende een 4 tot 6 keer zo hoge dosering, waardoor waarschijnlijk een opioïdintoxicatie ontstond. Met dexamethason lukte het de hoofdpijn te verminderen, waarschijnlijk door vermindering van de intracraniële druk. Er werd subcutaan morfine gegeven in een iets hogere dosering dan die welke equivalent was met de eerdere tramadoldosering. Bij misselijkheid door verhoogde intracraniële druk werkt een lage dosering haloperidol (1-2 mg, maximaal 5 mg) veelal goed. Ondansetron heeft op dat soort misselijkheid (bijna) geen invloed; dit middel heeft wel een duidelijke plaats bij de behandeling van misselijkheid ten gevolge van chemotherapie en radiotherapie. Een voordeel van een subcutaan infuus met een pomp met een extra-dosisknop is dat bij verergering van klachten een vooraf ingestelde dosering extra gegeven kan worden door de patiënt of mantelzorger. Hierdoor heeft men meer controle over de situatie. Als midazolam wordt toegepast in het kader van terminale sedatie, is het vaak nodig met opklimmende doseringen te werken. 3 Misselijkheid en braken. Na pijn vormen misselijkheid en braken de meest voorkomende symptomen in de palliatieve fase; 40-70% van de patiënten heeft er last van. 45 Evenals pijn leiden deze symptomen er vaak toe dat huisartsen de consulent raadplegen. In 2 jaar hebben de 4 huisartsconsulenten palliatieve zorg in Noord- Nederland 408 consulten verleend; bij 95 waren misselijkheid en braken een relevant probleem. 6 Als men niet expliciet vraagt of de patiënt last heeft van misselijkheid, kan dit symptoom gemist worden. Misselijk zijn kan tot gevolg hebben dat de patiënt stil en in zichzelf gekeerd is en juist niet aangeeft hoe dit komt, uit angst over te moeten geven. 7 Voor een deel van de patiënten zijn deze symptomen erger dan pijn. Continue subcutane infusie is een waardevolle methode om medicijnen toe te dienen (tabel 1). Met relatief lage doseringen van medicamenten en weinig belasting voor patiënt en verzorgers kan goede palliatie worden bereikt. Het geven van medicijnen op vaste tijden is niet meer nodig, een subcutane toedieningsweg geeft stabielere bloedspiegels en een eventuele parese van de maag met resorptieproblemen speelt geen rol meer. Het gebruik van zetpillen is lang niet altijd mogelijk: soms moeten te veel verschillende medicamenten worden gegeven, soms heeft de patiënt pijnlijke aambeien, voor sommigen is de zetpil cultureel niet acceptabel, en het effect kan onbetrouwbaar zijn door te sterk wisselende resorptie. In sommige gevallen kan toediening via het wangslijmvlies (gedurende een korte periode) een alternatief zijn. Men zal eerst de waarschijnlijke oorzaak van de misselijkheid moeten vaststellen om tot een behandelstrategie te kunnen komen. In tabel 2 staan diverse oorzaken van misselijkheid met aangrijpingspunten voor medicamenteuze behandeling. 8 Er zijn verschillende richtlijnen voor behandeling van misselijkheid en braken bij patiënten in de palliatieve geneeskunde. 9-11 Daarmee Ned Tijdschr Geneeskd 2003 5 juli;147(27) 1299

kan voor elke patiënt in zijn of haar situatie worden afgewogen welke therapie het best toegepast kan worden. Consultatie. Het blijkt mogelijk dat een consulent tot een advies komt op grond van informatie van een collega zonder de patiënt zelf te zien. De situatie waarover de huisarts consulteert, is bijna altijd complex en omvat naast fysieke problemen vaak ook psychosociale en andere aspecten. Het verhelderen van de vraag van de collega en de situatie van de patiënt zijn van groot belang. De gesprekken duren 5 tot 30 min. Bij het inwinnen van raad is de snelheid waarmee een bruikbaar advies kan worden verkregen van belang voor de afweging of er advies wordt gevraagd. Het is dan ook een voordeel dat de huisartsconsulenten binnen het project van het Centrum voor Ontwikkeling van Palliatieve Zorg Noord-Nederland min of meer direct bereikbaar zijn. De consulent onderhoudt zijn of haar kennis en vaardigheden onder meer door overleg met collega-consulenten en zo nodig met een team van superspecialisten dat op de achtergrond aanwezig is. Dames en Heren, veel huisartsen vragen (te) laat in het ziekteproces advies. Bij eenderde van de consulten heeft de patiënt een levensverwachting van dagen. 6 De kwaliteit van de palliatieve zorg zou mogelijk verder verbeteren als patiënten met bijzondere problemen in een vroeger stadium zouden worden besproken door een multidisciplinair team. Er kan dan op de verwachte problemen geanticipeerd worden. Dergelijke teams, opgezet per ziekenhuis of per regio, kunnen een belangrijke rol spelen in de continuïteit van de zorg. Onverwachte complicaties, in de thuissituatie of op andere locaties, zullen echter niet altijd voorkomen kunnen worden. Mw.H.H.Vermaas-Westerhof, dr.a.nijland en E.Kooij, huisartsen, leverden een bijdrage aan dit artikel. Mw.C.Rolf, P.E. Cost Budde en dr.k.w.schuit, huisartsconsulenten palliatieve zorg van het IKN, leverden commentaar op een eerdere versie van dit artikel. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract Consultative palliative care for nausea and vomiting in the home setting. Two patients with terminal cancer, a 46-year-old man with intestinal obstruction and a 12-year-old boy with a brain tumour, were suffering from vomiting and from headaches and nausea, respectively. Their general practitioners consulted the general-practitioner adviser about palliative treatment. After the recommended changes in medication the symptoms decreased in both patients. They died some weeks later. Nausea and vomiting may be treated when one takes into account which centres in the brain and neurotransmitters are involved, together with the site of action of the medication. The medication may be administered by subcutaneous infusion. literatuur 1 Riley J, Fallon MT. Octreotide in terminal malignant obstruction of the gastrointestinal tract. Eur J Palliative Care 1994;1:23-35. 2 Mercadante S. Scopolamine butylbromide plus octreotide in unresponsive bowel obstruction. J Pain Symptom Manage 1998;16: 278-80. 3 Verhagen EH, Eliel MR, Graeff A de, Teunissen SCCM. Sedatie in de laatste levensfase. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:2601-3. 4 Schuit KW. Palliative care in general practice [proefschrift]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen; 1999. 5 Doyle D, Hanks GWC, MacDonald N. Oxford textbook of palliative medicine. 2nd ed. Oxford: Oxford University Press; 1999. p. 489. 6 Otter R. Verslag project huisartsconsulenten palliatieve zorg over 2001. Groningen: Integraal Kankercentrum Noord-Nederland; 2002. 7 Finlay I, Rawlinson F. Aspects of nausea and vomiting. Diploma in palliative medicine. Cardiff: Velindre Hospital; 2000. 8 Haes JCJM de, Gualthérie van Weezel LM, Sanderman R, Wiel HBM van de. Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Assen: Van Gorcum; 2001. 9 Twycross R, Back I. Nausea and vomiting in advanced cancer. Eur J Palliative Care 1998;5:39-45. 10 Graeff A, Verhagen EH, Eliel MR, Hesselman GM, Kroeze- Hoogedoorn GJ. Oncologieboek Integraal Kankercentrum Midden- Nederland (IKMN). Deel II. Richtlijnen palliatieve zorg. Utrecht: IKMN; 2002. p. 91-105. 11 Schuit KW, Cost Budde P, Heest FB van, Rolf C. Richtlijnen voor de palliatieve zorg in de huisartsenpraktijk. Groningen: Integraal Kankercentrum Noord-Nederland en Integraal Kankercentrum Amsterdam; 2002. p. 29-31, 85-6. Aanvaard op 5 november 2002 Bladvulling Bevolkingsleer Eindelijk beweert de Schrijver met voorbeelden aan de geschiedenis ontleend, dat die volkeren vooruit gaan in rijkdom en beschaving, die steeds toenemen in zielenaantal, terwijl die, welke achteruitgaan in bevolkingsdichtheid, ook achteruitgaan in welvaart en cultuur. Hij ducht voor onze West-Europeesche beschaving het gevaar van te gronde te gaan aan verslapping en ontzenuwing door weelde en welvaart, te gronde gaan door den lust van een steeds toenemend aantal der burgers om slechts te voldoen aan louter persoonlijke begeerten, te gronde te gaan door den tegenzin van de bevolking om zich te belasten met de zorg voor een talrijk kroost. (Berichten Binnenland. Ned Tijdschr Geneeskd 1903;47II:746.) Alcohol in de gasthuizen Parijs. Het gebruik van alcoholische dranken in de gasthuizen van Parijs is in de laatste jaren zeer verminderd, volgens een mededeeling van mesureur, Directeur der Assistance Publique in de dagbladen. Het personeel krijgt dagelijks 6.5 dl. wijn, bejaarde patiënten 3.5 dl. Rum wordt alleen gebruikt in geneesmiddelen en een groot gedeelte van den alcohol voor uitwendig gebruik. In 1902 zijn in het geheel 23000 L. rum en 45000 L. alcohol verbruikt, daarentegen 5 200.000 L. melk. Aan rum en alcohol is in 1902 een bedrag van 135.000 frcs. bespaard en dit jaar wordt opnieuw 50.000 frcs. minder voor deze vloeistoffen uitgegeven. (Berichten Buitenland. Ned Tijdschr Geneeskd 1903;47I:600.) 1300 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 5 juli;147(27)

In het artikel van Van Heest et al. getiteld Consultatieve palliatieve zorg bij misselijkheid en braken in de thuissituatie (2003:1297-300) moet in tabel 1 op bl. 1298 de dosering van octreotide in µg/24 h zijn en moet in tabel 2 op bl. 1299 dopamine-2 waar het staat genoemd na alle bovengenoemde oorzaken vervallen, evenals de erbij vermelde therapie.