Extra opgaven hoofdstuk 1

Vergelijkbare documenten
Extra opgaven hoofdstuk 10

Eindexamen economie havo I

Extra opgaven hoofdstuk 19

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3

Extra opgaven hoofdstuk 12

Extra opgaven hoofdstuk 11

Extra opgaven hoofdstuk 17

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

1ste bach PSW. Economie. 1ste semester. uickprinter Koningstraat Antwerpen B EUR

BASISVOORBEELD: Wet van de comparatieve kosten (D. Ricardo)

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Ruilen over de tijd (havo)

Bruto binnenlands product

Eindexamen economie 1-2 vwo I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Extra opgaven hoofdstuk 15


Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Beredeneer waarom de marginale productcurve de gemiddelde productcurve in het maximum snijdt.

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

DE KEUZE IS AAN ONS. Uitwerkingen MODULE 1 HAVO 4 HAVO 2010 / 2011 VERS

Eindexamen economie vmbo gl/tl II

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Toetsopgaven vwo A/B deel 2 hoofdstuk 7

Hoofdstuk 2: Consumenten

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

Opdracht 1 Macro-economie [30p]

Examen HAVO. Economie 1

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Oefeningen op monopolie

Samenvatting Economie H1 t/m H3

Eindexamen economie 1 vwo 2005-II

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

PW3: Overheidsinterventies. Oefening 1: Gegeven zijn vraag- en aanbodvergelijkingen op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie:

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

Hoofdstuk 1: Schaarste

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Correctievoorschrift HAVO

Extra opgaven hoofdstuk 21

Eindexamen vwo economie II

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

OPGAVEN HOOFDSTUK 1 UITWERKINGEN

H1: Economie gaat over..

1 De economische kringloop

ALGEMENE ECONOMIE /01

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

Extra opgaven hoofdstuk 13

Examen HAVO - Compex. economie 1

Eindexamen vwo economie I

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Conjuncturele werkloosheid vmbo-kgt34

Kaarten module 4 derde klas

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1 havo 2001-II

1. WAT IS ECONOMIE? WAT DOET DE ECONOOM?

Examen HAVO en VHBO. Economie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

3 Economische basis principes

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

UIT groei en conjunctuur

UIT loonruimte en AIQ v1.1

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

leeftijd kwelder (in jaren)

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Economie en ontwikkeling

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

Eindexamen economie 1 havo 2004-II

Transcriptie:

Extra opgaven hoofdstuk 1 Opgave 1 Er zijn economische problemen, omdat: a. de middelen en de behoeften beide onbeperkt zijn; b. de behoeften beperkt zijn in relatie tot de middelen; c. de middelen beperkt zijn in relatie tot de behoeften; d. de middelen en de behoeften beide beperkt zijn. Opgave 2 Een consument kan zijn inkomen slechts aan twee goederen besteden. Hij moet beslissen hoeveel van beide goederen hij zal kopen voor dat inkomen. Is hier sprake van een economisch probleem? Motiveer je antwoord. Opgave 3 Een consument kan zijn inkomen besteden aan een onbeperkt aantal goederen. Hij moet beslissen hoeveel van welke goederen hij zal kopen voor dat inkomen. Is hier sprake van een economisch probleem? Motiveer je antwoord. Opgave 4 Er worden waterpompen geschonken aan een ontwikkelingsland waar een groot tekort is aan drinkwater. Dit leidt tot een verhoging van: a. de welvaart; b. de welstand; c. beide; d. geen van beide. Opgave 5 Iemand werkt 40 uur per week en verdient daarmee 400, per week schoon. Hij vindt het prettiger om 30 uur te werken. Zijn inkomen daalt daardoor tot 300, per week schoon. Gaat hij nu in welvaart achteruit als hij 30 uur gaat werken? Opgave 6 In verband met de milieuvervuiling wordt vaak gesproken over de tegenstelling tussen een schoon leefmilieu en de economie. Milieubescherming mag in deze gedachtegang bijvoorbeeld niet ten koste gaan van de werkgelegenheid en mag de economische groei niet belemmeren. Waarom is de tegenstelling tussen milieu en economie een oneigenlijke tegenstelling? Opgave 7 Waarom wordt in de economie het formele welvaartsbegrip gebruikt? Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 1/6

Opgave 8 Hieronder zijn de productiemogelijkheden van thuiszorg en verpleeghuiszorg grafisch weergegeven. Geef van elk van de punten A, B en C aan of ze uitvoerbaar, doelmatig en/of wenselijk zijn. Opgave 9 Een land beschikt over 2 mln. ha landbouwgrond en 5 mln. mensjaren arbeid. Met deze productiefactoren kunnen kapitaalgoederen (gereedschap, machines, fabrieken) en consumptiegoederen worden geproduceerd. Voor de productie van 1 eenheid kapitaalgoederen per jaar zijn 0,5 ha grond en 4 mensjaren nodig. De productie van 1 eenheid consumptiegoederen per jaar vergt 2 ha grond en 1 mensjaar. De beslissing over wat zal worden geproduceerd, wordt in dit land centraal, d.w.z. door een individu of een instantie, genomen. Bij deze beslissing wordt gebruikgemaakt van een productiemogelijkhedencurve. a. Welke vorm heeft de productiemogelijkhedencurve? a, b, c, of is geen van de getekende transformatiecurven juist? b. Beschrijf algebraïsch de beperkingen die de productiefactoren aan de productie opleggen. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 2/6

Opgave 10 De leiding van het land uit vraag 9 streeft naar een zo groot mogelijke productie in een jaar. Is er sprake van doelmatigheid wanneer: a. 1 mln. eenheden kapitaalgoederen en 0,75 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd? b. 0 eenheden kapitaalgoederen en 1 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd? Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 3/6

Uitwerkingen Opgave 1 Er zijn economische problemen omdat de middelen relatief schaars zijn, dat wil zeggen beperkt in relatie tot de behoeften. Opgave 2 Ja, dit is een economisch probleem. Het middel (inkomen) van de consument is beperkt in vergelijking tot zijn behoeften. De consument zal dus moeten kiezen. Pas als de consument een zo groot inkomen zou hebben dat in al zijn behoeften aan beide goederen volledig wordt voorzien, is er geen economisch probleem. Opgave 3 Ook hier is, net als in opgave 2, sprake van een economisch probleem. Het te besteden inkomen is te klein om alle behoeften aan goederen te bevredigen. Opgave 4 In de meeste ontwikkelingslanden is drinkwater relatief schaars. In dat geval mag worden aangenomen dat waterpompen leiden tot een afname van die relatieve schaarste. Zo bezien leidt de schenking van waterpompen tot een toename van in ieder geval de welstand en waarschijnlijk ook de welvaart. Opgave 5 De toename of afname in welvaart is afhankelijk van de waardering door het individu van het verlies aan inkomen tegenover de winst aan vrije tijd. Van welvaartstoename is sprake als hij aan de extra vrije tijd meer waarde hecht dan aan het inkomen dat hij daarvoor moet opofferen. Hecht hij meer waarde aan het op te offeren inkomen dan aan de te verkrijgen extra vrije tijd, dan neemt zijn welvaart af als hij minder uren gaat werken. Opgave 6 Economische problemen ontstaan, kort geformuleerd, doordat de middelen beperkt en de behoeften onbeperkt zijn. Mensen hebben behoefte aan milieugoederen zoals schoon water, frisse lucht, een goed functionerende bodem, een zekere mate van stilte en een gevarieerd landschap. Al deze milieugoederen zijn relatief schaars. Anders gezegd: milieuvervuiling is een economisch probleem. Een tegenstelling tussen milieu en economie bestaat dus niet. Wel bestaat de mogelijkheid dat werkloosheid als een groter economisch probleem wordt ervaren dan milieuvervuiling, of omgekeerd. Opgave 7 Het formele welvaartsbegrip is leeg, in die zin dat welvaart op voorhand geen specifieke inhoud heeft. Het individu zelf geeft het, van geval tot geval, inhoud door de wijze waarop hij of zij omgaat met relatieve schaarse en alternatief bruikbare middelen. De econoom heeft als professional geen oordeel over de behoeften die mensen hebben. Wel signaleert hij of zij dat al die behoeften concurreren om de beperkt beschikbare middelen, en dat mensen daarom keuzes moeten maken. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 4/6

Opgave 8 Van de gegeven combinaties zijn alleen B en C uitvoerbaar. Combinatie C is doelmatig (efficiënt) en B niet, omdat bij combinatie B van een van beide goederen meer geproduceerd kan worden, zonder dat de productie van het andere goed afneemt. Combinatie A omvat een groter productiepakket dan combinatie C, maar is onbereikbaar omdat daarvoor niet voldoende productiefactoren voorhanden zijn. Of de doelmatige productcombinatie C wenselijk is, valt zonder kennis van de voorkeuren van de consumenten niet te zeggen. Misschien willen de consumenten meer verpleeghuiszorg en minder thuiszorg dan pakket C biedt. Het pakket zou dan, hoewel doelmatig voortgebracht, niet wenselijk zijn, en dus niet doeltreffend of ineffectief. Opgave 9 a. In de geschetste situatie zijn er twee productiefactoren: grond en arbeid, die gezamenlijk de productiemogelijkheden bepalen. De mogelijke productcombinaties van kapitaal- en consumptiegoederen zijn afhankelijk van het beslag dat de producten leggen op de productiefactoren. Op basis van de beschikbare hoeveelheid arbeid zijn er maximaal 1,25 mln. eenheden kapitaalgoederen (de beschikbare 5 mln. mensjaren gedeeld door 4 mensjaren voor de productie van 1 eenheid kapitaalgoederen) of maximaal 5 mln. eenheden consumptiegoederen te produceren. Op basis van de beschikbare hoeveelheid grond, kunnen maximaal 4 mln. eenheden kapitaalgoederen of maximaal 1 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd. Het beslag dat de afzonderlijke producten op de productiefactoren leggen, is rechtlijnig. Voor bijvoorbeeld twee eenheden consumptiegoederen zijn immers twee keer zoveel eenheden productiefactoren nodig als voor één eenheid consumptiegoederen. Hierdoor valt mogelijkheid c af. Voorts geldt dat voor de kapitaalgoederen de productiefactor arbeid en voor de consumptiegoederen de productiefactor grond het sterkst beperkend is. Alternatief b valt hierdoor af. Alternatief a voldoet wel aan deze beschrijving en is dus het juiste antwoord op de gestelde vraag. In 9b wordt aangegeven hoe de productiemogelijkhedencurve met behulp van deze gegevens geconstrueerd kan worden. b. Elke eenheid consumptiegoederen vereist 2 eenheden grond en elke eenheid kapitaalgoederen vereist 0,5 eenheden grond, terwijl er in totaal 2 miljoen eenheden grond beschikbaar zijn. Algebraïsch luidt de beperking voor grond: 2 c + 0,5 k 2 Het symbool c stelt het aantal eenheden consumptiegoederen (in miljoenen) voor en k het aantal eenheden kapitaalgoederen (in miljoenen). In complexere gevallen kan de beperking die grond aan de productiemogelijkheden oplegt, als volgt worden afgeleid. We nemen 2 punten op de lijn die de productiemogelijkheden van grond weergeeft. Daarvoor geldt: x c + y k = 2 We kiezen de punten: (1) c = 0; k = 4 x 0 + y 4 = 2 y = 0,5 (2) c = 1; k = 0 x 1 + y 0 = 2 x = 2 Met de gevonden waarden luiden de productiemogelijkheden voor grond: 2 c + 0,5 k 2 Eenzelfde redenering als is gevolgd bij grond, geeft voor arbeid de vergelijking: 1 c + 4 k 5 Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 5/6

Deze vergelijking geeft de productiemogelijkheden van de beschikbare hoeveelheid arbeid weer. In de bij deze opgave behorende figuur zijn de productiemogelijkheden voor grond en arbeid weergegeven. Het gearceerde gedeelte geeft alle productiemogelijkheden weer, die in deze volkshuishouding uitvoerbaar zijn. Opgave 10 De lijn XYZ in de figuur bij de uitwerking van opgave 9b geeft alle productcombinaties weer die doelmatig zijn. Dat betekent dat de productcombinaties uit opgave 10a en 10b alleen doelmatig kunnen zijn als ze op lijn XYZ liggen. We controleren dit door de in de opgave gegeven waarden voor kapitaal- en consumptiegoederen in te vullen in de vergelijking voor de productiemogelijkhedencurve voor grond en/of die voor arbeid. a. We proberen eerst de productiemogelijkhedencurve van grond: we substitueren k = 1 en c = 0,75 in 2 c + 0,5 k. Dat levert: 2 0,75 + 0,5 1 = 2. We zien nu dat de gegeven productcombinatie de aanwezige hoeveelheid grond (2 mln. ha) volledig gebruikt. Het punt dat deze combinatie weergeeft, moet dus op de productiemogelijkhedencurve van grond liggen. Maar, om zeker te weten dat arbeid geen belemmerende factor vormt, moeten we weten dat het punt op lijnstuk YZ ligt en niet tussen Y en het snijpunt met de y-as. Daartoe berekenen we de y-coördinaat van punt Y: 2 c + 0,5 k = 2 1 2 c + 0,5 k = 2 1 c + 4 k = 5 2 2 c + 8 k = 10 7,5k = 8 k = 16/15 In het punt Y zouden dus meer dan 1 mln. eenheden kapitaalgoederen worden geproduceerd. Dat is meer dan de 1 mln. eenheden van de productcombinatie in de opgave. De productcombinatie moet dus op het lijnstuk YZ liggen. b. De productcombinatie 0 eenheden kapitaalgoederen en 1 mln. consumptiegoederen is doelmatig. Immers, dat zijn de coördinaten van het punt Z. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 6/6