Extra opgaven hoofdstuk 1 Opgave 1 Er zijn economische problemen, omdat: a. de middelen en de behoeften beide onbeperkt zijn; b. de behoeften beperkt zijn in relatie tot de middelen; c. de middelen beperkt zijn in relatie tot de behoeften; d. de middelen en de behoeften beide beperkt zijn. Opgave 2 Een consument kan zijn inkomen slechts aan twee goederen besteden. Hij moet beslissen hoeveel van beide goederen hij zal kopen voor dat inkomen. Is hier sprake van een economisch probleem? Motiveer je antwoord. Opgave 3 Een consument kan zijn inkomen besteden aan een onbeperkt aantal goederen. Hij moet beslissen hoeveel van welke goederen hij zal kopen voor dat inkomen. Is hier sprake van een economisch probleem? Motiveer je antwoord. Opgave 4 Er worden waterpompen geschonken aan een ontwikkelingsland waar een groot tekort is aan drinkwater. Dit leidt tot een verhoging van: a. de welvaart; b. de welstand; c. beide; d. geen van beide. Opgave 5 Iemand werkt 40 uur per week en verdient daarmee 400, per week schoon. Hij vindt het prettiger om 30 uur te werken. Zijn inkomen daalt daardoor tot 300, per week schoon. Gaat hij nu in welvaart achteruit als hij 30 uur gaat werken? Opgave 6 In verband met de milieuvervuiling wordt vaak gesproken over de tegenstelling tussen een schoon leefmilieu en de economie. Milieubescherming mag in deze gedachtegang bijvoorbeeld niet ten koste gaan van de werkgelegenheid en mag de economische groei niet belemmeren. Waarom is de tegenstelling tussen milieu en economie een oneigenlijke tegenstelling? Opgave 7 Waarom wordt in de economie het formele welvaartsbegrip gebruikt? Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 1/6
Opgave 8 Hieronder zijn de productiemogelijkheden van thuiszorg en verpleeghuiszorg grafisch weergegeven. Geef van elk van de punten A, B en C aan of ze uitvoerbaar, doelmatig en/of wenselijk zijn. Opgave 9 Een land beschikt over 2 mln. ha landbouwgrond en 5 mln. mensjaren arbeid. Met deze productiefactoren kunnen kapitaalgoederen (gereedschap, machines, fabrieken) en consumptiegoederen worden geproduceerd. Voor de productie van 1 eenheid kapitaalgoederen per jaar zijn 0,5 ha grond en 4 mensjaren nodig. De productie van 1 eenheid consumptiegoederen per jaar vergt 2 ha grond en 1 mensjaar. De beslissing over wat zal worden geproduceerd, wordt in dit land centraal, d.w.z. door een individu of een instantie, genomen. Bij deze beslissing wordt gebruikgemaakt van een productiemogelijkhedencurve. a. Welke vorm heeft de productiemogelijkhedencurve? a, b, c, of is geen van de getekende transformatiecurven juist? b. Beschrijf algebraïsch de beperkingen die de productiefactoren aan de productie opleggen. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 2/6
Opgave 10 De leiding van het land uit vraag 9 streeft naar een zo groot mogelijke productie in een jaar. Is er sprake van doelmatigheid wanneer: a. 1 mln. eenheden kapitaalgoederen en 0,75 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd? b. 0 eenheden kapitaalgoederen en 1 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd? Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 3/6
Uitwerkingen Opgave 1 Er zijn economische problemen omdat de middelen relatief schaars zijn, dat wil zeggen beperkt in relatie tot de behoeften. Opgave 2 Ja, dit is een economisch probleem. Het middel (inkomen) van de consument is beperkt in vergelijking tot zijn behoeften. De consument zal dus moeten kiezen. Pas als de consument een zo groot inkomen zou hebben dat in al zijn behoeften aan beide goederen volledig wordt voorzien, is er geen economisch probleem. Opgave 3 Ook hier is, net als in opgave 2, sprake van een economisch probleem. Het te besteden inkomen is te klein om alle behoeften aan goederen te bevredigen. Opgave 4 In de meeste ontwikkelingslanden is drinkwater relatief schaars. In dat geval mag worden aangenomen dat waterpompen leiden tot een afname van die relatieve schaarste. Zo bezien leidt de schenking van waterpompen tot een toename van in ieder geval de welstand en waarschijnlijk ook de welvaart. Opgave 5 De toename of afname in welvaart is afhankelijk van de waardering door het individu van het verlies aan inkomen tegenover de winst aan vrije tijd. Van welvaartstoename is sprake als hij aan de extra vrije tijd meer waarde hecht dan aan het inkomen dat hij daarvoor moet opofferen. Hecht hij meer waarde aan het op te offeren inkomen dan aan de te verkrijgen extra vrije tijd, dan neemt zijn welvaart af als hij minder uren gaat werken. Opgave 6 Economische problemen ontstaan, kort geformuleerd, doordat de middelen beperkt en de behoeften onbeperkt zijn. Mensen hebben behoefte aan milieugoederen zoals schoon water, frisse lucht, een goed functionerende bodem, een zekere mate van stilte en een gevarieerd landschap. Al deze milieugoederen zijn relatief schaars. Anders gezegd: milieuvervuiling is een economisch probleem. Een tegenstelling tussen milieu en economie bestaat dus niet. Wel bestaat de mogelijkheid dat werkloosheid als een groter economisch probleem wordt ervaren dan milieuvervuiling, of omgekeerd. Opgave 7 Het formele welvaartsbegrip is leeg, in die zin dat welvaart op voorhand geen specifieke inhoud heeft. Het individu zelf geeft het, van geval tot geval, inhoud door de wijze waarop hij of zij omgaat met relatieve schaarse en alternatief bruikbare middelen. De econoom heeft als professional geen oordeel over de behoeften die mensen hebben. Wel signaleert hij of zij dat al die behoeften concurreren om de beperkt beschikbare middelen, en dat mensen daarom keuzes moeten maken. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 4/6
Opgave 8 Van de gegeven combinaties zijn alleen B en C uitvoerbaar. Combinatie C is doelmatig (efficiënt) en B niet, omdat bij combinatie B van een van beide goederen meer geproduceerd kan worden, zonder dat de productie van het andere goed afneemt. Combinatie A omvat een groter productiepakket dan combinatie C, maar is onbereikbaar omdat daarvoor niet voldoende productiefactoren voorhanden zijn. Of de doelmatige productcombinatie C wenselijk is, valt zonder kennis van de voorkeuren van de consumenten niet te zeggen. Misschien willen de consumenten meer verpleeghuiszorg en minder thuiszorg dan pakket C biedt. Het pakket zou dan, hoewel doelmatig voortgebracht, niet wenselijk zijn, en dus niet doeltreffend of ineffectief. Opgave 9 a. In de geschetste situatie zijn er twee productiefactoren: grond en arbeid, die gezamenlijk de productiemogelijkheden bepalen. De mogelijke productcombinaties van kapitaal- en consumptiegoederen zijn afhankelijk van het beslag dat de producten leggen op de productiefactoren. Op basis van de beschikbare hoeveelheid arbeid zijn er maximaal 1,25 mln. eenheden kapitaalgoederen (de beschikbare 5 mln. mensjaren gedeeld door 4 mensjaren voor de productie van 1 eenheid kapitaalgoederen) of maximaal 5 mln. eenheden consumptiegoederen te produceren. Op basis van de beschikbare hoeveelheid grond, kunnen maximaal 4 mln. eenheden kapitaalgoederen of maximaal 1 mln. eenheden consumptiegoederen worden geproduceerd. Het beslag dat de afzonderlijke producten op de productiefactoren leggen, is rechtlijnig. Voor bijvoorbeeld twee eenheden consumptiegoederen zijn immers twee keer zoveel eenheden productiefactoren nodig als voor één eenheid consumptiegoederen. Hierdoor valt mogelijkheid c af. Voorts geldt dat voor de kapitaalgoederen de productiefactor arbeid en voor de consumptiegoederen de productiefactor grond het sterkst beperkend is. Alternatief b valt hierdoor af. Alternatief a voldoet wel aan deze beschrijving en is dus het juiste antwoord op de gestelde vraag. In 9b wordt aangegeven hoe de productiemogelijkhedencurve met behulp van deze gegevens geconstrueerd kan worden. b. Elke eenheid consumptiegoederen vereist 2 eenheden grond en elke eenheid kapitaalgoederen vereist 0,5 eenheden grond, terwijl er in totaal 2 miljoen eenheden grond beschikbaar zijn. Algebraïsch luidt de beperking voor grond: 2 c + 0,5 k 2 Het symbool c stelt het aantal eenheden consumptiegoederen (in miljoenen) voor en k het aantal eenheden kapitaalgoederen (in miljoenen). In complexere gevallen kan de beperking die grond aan de productiemogelijkheden oplegt, als volgt worden afgeleid. We nemen 2 punten op de lijn die de productiemogelijkheden van grond weergeeft. Daarvoor geldt: x c + y k = 2 We kiezen de punten: (1) c = 0; k = 4 x 0 + y 4 = 2 y = 0,5 (2) c = 1; k = 0 x 1 + y 0 = 2 x = 2 Met de gevonden waarden luiden de productiemogelijkheden voor grond: 2 c + 0,5 k 2 Eenzelfde redenering als is gevolgd bij grond, geeft voor arbeid de vergelijking: 1 c + 4 k 5 Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 5/6
Deze vergelijking geeft de productiemogelijkheden van de beschikbare hoeveelheid arbeid weer. In de bij deze opgave behorende figuur zijn de productiemogelijkheden voor grond en arbeid weergegeven. Het gearceerde gedeelte geeft alle productiemogelijkheden weer, die in deze volkshuishouding uitvoerbaar zijn. Opgave 10 De lijn XYZ in de figuur bij de uitwerking van opgave 9b geeft alle productcombinaties weer die doelmatig zijn. Dat betekent dat de productcombinaties uit opgave 10a en 10b alleen doelmatig kunnen zijn als ze op lijn XYZ liggen. We controleren dit door de in de opgave gegeven waarden voor kapitaal- en consumptiegoederen in te vullen in de vergelijking voor de productiemogelijkhedencurve voor grond en/of die voor arbeid. a. We proberen eerst de productiemogelijkhedencurve van grond: we substitueren k = 1 en c = 0,75 in 2 c + 0,5 k. Dat levert: 2 0,75 + 0,5 1 = 2. We zien nu dat de gegeven productcombinatie de aanwezige hoeveelheid grond (2 mln. ha) volledig gebruikt. Het punt dat deze combinatie weergeeft, moet dus op de productiemogelijkhedencurve van grond liggen. Maar, om zeker te weten dat arbeid geen belemmerende factor vormt, moeten we weten dat het punt op lijnstuk YZ ligt en niet tussen Y en het snijpunt met de y-as. Daartoe berekenen we de y-coördinaat van punt Y: 2 c + 0,5 k = 2 1 2 c + 0,5 k = 2 1 c + 4 k = 5 2 2 c + 8 k = 10 7,5k = 8 k = 16/15 In het punt Y zouden dus meer dan 1 mln. eenheden kapitaalgoederen worden geproduceerd. Dat is meer dan de 1 mln. eenheden van de productcombinatie in de opgave. De productcombinatie moet dus op het lijnstuk YZ liggen. b. De productcombinatie 0 eenheden kapitaalgoederen en 1 mln. consumptiegoederen is doelmatig. Immers, dat zijn de coördinaten van het punt Z. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 1 blz. 6/6