Inschatten van de beginsituatie van de leerling Toelichting bij instaptoets vmbo-kgt en instaptoets havo-vwo

Vergelijkbare documenten
1. Geef aan of de onderstaande beschrijvingen dood, levenloos of levend zijn. 2. Wat zijn levenskenmerken of een ander woord levensverschijnselen?

1. Geef aan of de onderstaande beschrijvingen dood, levenloos of levend zijn. Dood Levenloos Levend Een dolfijn in het water

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop

Organen en cellen. Je leest de basisstof door. Je komt dan opdrachten tegen. Maak deze opdrachten.

Cellen aan de basis.

Bepaalde voedingsmiddelen, zoals yoghurt een zuurkool, worden met behulp van bacteriën gemaakt.

Eencellige en meercellige organismen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

Beestige bundel van: 1

8,7. Samenvatting door L. 580 woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie. hoofdstuk 1. biologie. is de leer van het leven

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

Organen, Cellen en Ordening

Het vak biologie kennis MN001 Een biologische tekening maken praktijk MN005 Werken met een loep praktijk MN008

De traditionele microscopen onderscheiden we de gewone of biologische microscoop en de stereo microscope.

long har t slokdarm lever maag nier dikke darm dunne darm

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Samenvatting Biologie Planten en cellen

De kiemplantjes worden misschien niet langer, doordat er al voldoende reservevoedsel in de zaadlobben aanwezig is.

Antwoorden Biologie Thema 1

LESPAKKET ORDENING EN EVOLUTIE

Bouw van een cel vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

drs. E.J. van der Schoot

Aftekenlijst. Naam:

Biologie ( havo vwo )

Ordening. Klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Leerlingenhandleiding

Kennismaking met natuurwetenschappen

Levenskenmerken vmbo-b34

pantoffeldiertje onder de microscoop

Reflectiekaart. Vooraf: Wat moeten ze kunnen: Wat moeten ze kennen: Omschrijf wat kinderen volgens jou moeten kennen en kunnen

Microscoop vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

Houden van dieren 91123a.indd :45

Biologie: cellen, weefsels en organen

Dieren ademen hv12. banner. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

PRACTICUM: CYTOLOGIE. LeerlingenHANDLEIDING CYTOLOGIE Versie 1.0 6/10/2017 Datum 6 oktober 2017 Auteur Bart J. van Zweeden

Microscoop vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4

Levend-dood-levenloos hv12. Auteur Kunskapsskolan. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

groep 7-8 planten beter bekeken Planten kunnen iets wat wij niet kunnen. Van water, zonlicht en CO 2 bospeen alle spullen klaar? Dan kun je verder.

Inhoudsopgave. Oriëntatie Herkennen van diersoorten en rassen Voeren van dieren Huisvesten van dieren...

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel?

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Ordening Dieren - B 2

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Microscoop vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Organismen in hun biotoop

Synthese 35 Kruiswoordraadsel 36 Ken je de leerstof? 37. Hoofdstuk 2 Hoe zijn bloemplanten opgebouwd? 38 1 Wat zijn bloemplanten?

Het rijk van de dieren

Om de organismen in te delen moet je letten op de volgende kenmerken: celwand, celkern en bladgroenkorrels.

Dieren (deel 2) Indeling dierenrijk. Cursus Natuur-in-zicht. 2 hoofdgroepen: GEWERVELDEN. * In deze cursus ligt de nadruk op de gewervelden 15/09/2011

Samenvatting Biologie Thema 1 inleiding in de

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Inhoud 4 e druk Natuuronderwijs inzichtelijk

Microscoop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

watervlooien onder de microscoop watervlooien Watervlooien zijn kleine zoetwaterkreetjes die voorkomen in sloten, plassen en vijvers.

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 41 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Augmented Reality in de biologieles

Klas 2. Herhaling biologie klas 1

Praktische opdracht Biologie Cellen

Organen en weefsels. luchtpijp long har t slokdarm middenrif lever holle ader aor ta maag nier dikke darm dunne darm

Spieren vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

THEMA 6. Microscopie

Bouw van een cel vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Spieren vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Werkstuk Biologie Dierenrijk

Citizen science Waterkwaliteit en de aansluiting bij het onderwijs. Reina Kuiper - SME Advies

Schematisch en natuurgetrouw

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht

LESPAKKET ORDENING EN EVOLUTIE

Docent Natuur en Techniek :Hans van der Grind

1: Wat is biologie? 2: Organisatieniveaus van de biologie

Het rijk van de schimmels

Leerdoelen en kerndoelen

LANDSEXAMEN MAVO

Examenprogramma biologie havo

Examen VMBO-BB. biologie CSE BB. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Werkstuk Biologie De ordening van het leven

Creepy Griezelbeesten. Handleiding en leerdoelen - 2de graad

Werkstuk groep 7 Een dier

K i n d e r b o e r d e r i j. Thema / onderwerp Voorbereiding bezoek kinderboerderij. Thema s : voeding, huisvesting, uiterlijke kenmerken.

Examen VMBO-BB. biologie CSE BB. tijdvak 1 woensdag 25 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Examenprogramma biologie havo

Ordening. Voor groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. D M O B - B & E - j u l i

Concept Leerdoelenkaart Biologie 10-14

Eindexamen biologie vmbo gl/tl II

osmose-onderzoek practicumhandleiding

JAARPLAN NATUURWETENSCHAPPEN tweede jaar

Subkern Primair onderwijs Niveau BB Niveau KGT Niveau havo Niveau vwo Kerndoel po Kerndoel obvo Je benoemt hoe bouw en. voortplanting.

Cellen = de bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd. Ieder rijk heeft zijn eigen soort cel.

Inleiding in de biologie

Transcriptie:

Inschatten van de beginsituatie van de leerling Toelichting bij instaptoets vmbo-kgt en instaptoets havo-vwo Inhoudsopgave Het bepalen van de beginsituatie van de leerling... 2 Toetswijzer PO Wereldoriëntatie... 2 Methodes biologie voor klas 1... 2 Leerplan in beeld... 2 Uitleg bij keuzes... 3 Antwoordmodel deel 1 t/m 4, toets havo-vwo... 5 Antwoordmodel deel 1 t/m 3, toets vmbo... 13 Bijlage 1... 22 Bijlage 2... 24 Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 1

Het bepalen van de beginsituatie van de leerling Om de beginsituatie van de leerling in beeld te brengen, kan de docent gebruik maken van een instaptoets. Op basis van de resultaten op deze toets, kan docent leerlingen indelen in de drie routes: intensiverend, basis en verrijkend. Onderliggende documenten zijn gebruikt bij het ontwikkelen van de instaptoetsen voor vmbo en havo-vwo: Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO voor wereldoriëntatie; Methodes biologie voor klas 1. Leerplaninbeeld.slo.nl; De instaptoets is bedoeld als nulmeting voor leerlingen in het begin van de onderbouw, bij de start van leerjaar 1. Toetswijzer PO Wereldoriëntatie In de Toetswijzer bij de centrale eindtoets PO voor wereldoriëntatie (CVE, 2012), wordt omschreven welke kennis en vaardigheden aan het eind van groep 8 bekend dienen te zijn voor het leergebied oriëntatie op jezelf en de wereld. Eén van de vakken behorende bij het leergebied is natuur en techniek, met als onderdelen biologie, natuurkunde, techniek en weer/heelal. Daarnaast de vakken aardrijkskunde en geschiedenis. In dit deel wordt gekeken naar de doorgaande lijn voor biologie. In deze Toetswijzer is biologie ingedeeld in 5 inhoudelijke thema's: 1. Biologische eenheid (kerndoel 40); 2. Instandhouding (kerndoel 41 / 34 / 39); 3. Gedrag en interactie (kerndoel 40 / 41); 4. Voortplanting (kerndoel 41 / 38); 5. Groei en ontwikkeling (kerndoel 41 / 39). De Toetswijzer beschrijft voor Wereldoriëntatie de volgende vaardigheden: 1. Waarnemen en beschrijven; 2. Verklaren en voorspellen; 3. Reflecteren; 4. Instrumentele vaardigheden. (zie voor verdere inhoud bijlage 1) Methodes biologie voor klas 1 In de biologiemethodes in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, wordt in de eerste hoofdstukken kennis gemaakt met het vak biologie. Daarbij staan de volgende thema's centraal: 1. Opbouw van leven door bespreken van levenskenmerken en de lijn van cel tot organismen; 2. Benoemen van organen en orgaanstelsels wat betreft bouw van verschillende organismen; 3. Determineren van soorten. Daarnaast is er aandacht voor vaardigheden als waarnemen en beschrijven (biologisch tekenen, gebruik microscoop) en het doen van onderzoek. In bijlage 2 is een samenvatting van hoofdstuk 1 van Nectar opgenomen. Leerplan in beeld Op de website www.leerplaninbeeld.slo.nl staan de tussendoelen voor biologie voor vmbo 2 en havovwo 3. Deze worden in de nabije toekomst nog herzien, maar voor deze toets is met name het domein 'Eenheid in verscheidenheid' van belang. Dit domein wordt in 2014 opgenomen onder de 'Biologische Eenheid'. U vindt de tussendoelen op de volgende locaties: Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 2

Voor vmbo: http://leerplaninbeeld.slo.nl/vmbo_onderbouw/mens-en-natuur/biologie/inhouden/tussendoelen/ Voor havo-vwo: http://leerplaninbeeld.slo.nl/havo_vwo_onderbouw/mens-en-natuur/biologie/inhouden/tussendoelen/ Uitleg bij keuzes De Toetswijzer, de methodes en de website Leerplan in beeld, beschrijven de thema's die van belang zijn voor de instaptoets. De toets bevat drie onderdelen: Kennis en vaardigheden; Een opdracht over de vaardigheid onderzoeken; Een reflectiedeel. Kennis en vaardigheden Voor havo-vwo is gekozen voor de thema's: Levenskenmerken, Van cel tot organisme, Herkennen van organen en orgaanstelsels bij verschillende organismen en Biologische vaardigheden (tekenen en microscopie). Bij vmbo is gekozen om de thema's: Levenskenmerken en Van cel tot organisme samen te voegen tot één onderdeel: 'Wat is biologie'. De eerste twee thema's bij havo-vwo: Levenskenmerken en Van cel tot organisme en het vmbo thema: Wat is biologie?, passen bij het onderdeel Opbouw van leven. Deze thema's sluiten vanuit het primair onderwijs aan bij het thema: 1. Biologische eenheid. Het herkennen van allerlei organen en orgaanstelsels past vanuit het po bij de andere vier thema's (2. Instandhouding, 3. Gedrag en interactie, 4. Voortplanting en 5. Groei en ontwikkeling). De biologische vaardigheden blikken vooruit op wat er aan de orde komt in het eerste leerjaar, maar zijn vanuit het primair onderwijs ook vergelijkbaar met de vaardigheden die staan beschreven in de Toetswijzer. Vaardigheid onderzoeken In dit onderdeel voeren leerlingen een klein onderzoek uit aan de hand van de stappen bij de vaardigheid onderzoeken. Het onderzoek is redelijk voor gestructureerd. Mochten de leerlingen al veel ervaring hebben met onderzoeken, dan kan de opdracht meer open worden aangeboden. De docent krijgt inzicht in wat de leerling al weet over onderzoeken en hoe de leerling een onderzoek aanpakt. Aan deze opdracht zijn ook enkele reflectievragen toegevoegd. Reflectiedeel Dit onderdeel geeft inzicht in hoe leerlingen nu denken over het vak biologie, hoeveel affiniteit ze er mee hebben en hoe betrokken ze zijn bij de levende natuur. De drie onderdelen uit de toets zijn los van elkaar te gebruiken. Het kennisdeel en het reflectiedeel samen nemen ongeveer een lesuur in beslag. Hetzelfde geldt voor de onderzoeksopdracht en de reflectie daarop. In elk kennisonderdeel zijn de vragen voor de verrijkende route schuingedrukt weergegeven. Er worden open en gesloten vragen gebruikt. Open vragen geven meer mogelijkheden om het niveau van de leerling te bepalen, zo is de gedachte. De scores kunnen per thema worden gegeven. De analyse van de score per thema ondersteunt de docent bij het indelen van de leerlingen in routes. Per nieuw hoofdstuk kan een onderdeel van de instaptoets leidend zijn voor de indeling van de leerlingen per route. Daarnaast zullen gedurende het leerjaar andere diagnostische toetsen nodig zijn om leerlingen in de juiste route in te delen, bijvoorbeeld aan het begin van een nieuw thema. Ook dan kunnen accenten gelegd worden op kennis en vaardigheden. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 3

Bronnen Voor het ontwikkelen van de toetsen is gebruik gemaakt van: Voorbeeldtoetsen te vinden op http://www.biologiepagina.nl/ Bewerkingen van methodetoetsen uit Biologie voor jou en Nectar. Citotoetsen voor groep 8, onderdeel natuur en techniek Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 4

Antwoordmodel deel 1 t/m 4, toets havo-vwo 1. Geef aan of de onderstaande beschrijvingen dood, levenloos of levend zijn. Dood Levenloos Levend De aardappels in de tuin De aardappels op het bord warm eten Een omgevallen boom Een dolfijn in het water (het gaat om de dolfijn) een dolfijn in het water (en nu gaat het om het water) Een wezen dat de levenskenmerken had, maar niet meer heeft. 2. Wat zijn levenskenmerken of een ander woord levensverschijnselen? Kenmerken of verschijnselen die elk levend wezen (organisme) heeft. 3. Welke levenskenmerken ken je? Het zijn er 7, noem er zoveel mogelijk. Ademhalen voeden uitscheiden bewegen waarnemen groeien - voortplanten 4. Planten reageren op licht. Welk levenskenmerk wordt hier bedoeld? Waarnemen 5. Een ander woord voor een levend wezen. Organisme 6. Verschillende cellen bij elkaar die er hetzelfde uitzien en hetzelfde doen, dus dezelfde vorm en functie hebben. A Orgaan B. Organisme C. Weefsel D. Organenstelsel Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 5

7. Geef aan of de onderstaande omschrijvingen een Cel, Orgaan, Orgaanstelsel of Weefsel zijn. (één antwoord mogelijk) Cel Orgaan Orgaanstelsel Weefsel Vlies van een ui Oog Skelet De huid Bloedplaatje Spermacellen van een stier Eencellige boomalgen 8. Schrijf op van groot naar klein. Cel Orgaan Orgaanstelsel Organisme Weefsel Cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme 9. In een cel bevinden zich allemaal kleine onderdelen. Er zijn verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen. Welke onderdelen kunnen voorkomen in een dierlijke cel? (Meer antwoorden mogelijk) A. Grote vacuole B. Celwand C. Celmembraan D. Cytoplasma E. Celkern 10. Waar in de plantencel bevinden zich de bladgroenkorrels? A. In het cytoplasma B. In de celkern C. In de vacuole D. Tegen de celwand aan 11. Teken een plantaardige en een dierlijke cel in een schematische tekening en geef door de legenda de verschillen aan tussen plantaardige en dierlijke cellen. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 6

B X X A X X 12. Voer de volgende opdrachten uit bij het plaatje van de mens. Zet een A bij de maag Zet een B bij de longen Teken het middenrif in de afbeelding Zet een X bij de organen die te maken hebben met uitscheiding (meer antwoorden mogelijk) 13. Trek lijnen naar de stelsel en organen die bij elkaar horen. Orgaanstelsel Orgaan Verteringsstelsel Bloedvatenstelsel Beenderstelsel en spierstelsel Ademhalingsstelsel Voortplantingsstelsel Zenuwstelsel luchtpijp baarmoeder slokdarm holle ader wervelkolom kuitspier Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 7

14. Noem de stadia van een vlinder? Ei rups pop vlinder 15. Deze rups ziet eruit als een takje. Wat is het voordeel hiervan voor de rups? Wordt de rups minder snel zelf opgegeten. 16. Tot welk orgaanstelsel horen de volgende organen Kiest uit: SKELET SPIERSTELSEL VERTERINGSSTELSEL ADEMHALINGSSTELSEL BLOEDVATENSTELSEL - VOORTPLANTINGSSTELSEL biceps en triceps spierstelsel penis bronchiën schedel rib dunne darm aorta buikspier lever voortplantingsstelsel ademhalingsstelsel skelet skelet verteringsstelsel bloedvatenstelsel spierstelsel verteringsstelsel 17. Bekijk het onderstaande plaatje. Q A. Welke doorsnede is dit, een dwarsdoorsnede of een lengtedoorsnede? Dwarsdoorsnede B. Welk orgaan is P Nier Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 8

C. Geef in de tekening de alvleesklier aan met de letter Q. 18. Hieronder zie je een doorsnede van een kip. A. Welk orgaanstelsel zie je in het plaatje? Voorplantingsstelsel B. Wat is een verschil met het zelfde orgaanstelsel van de mens? Voorbeelden van mogelijke antwoorden - geen baarmoeder bij de kip - kip kan eieren met schaal maken - kip heeft relatief langere eileider - ontlasting, urine en ei komen bij de kip via dezelfde opening 19. Tot welke AFDELING van het dierenrijk behoort onderstaand dier: Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 9

A. Vissen B. Zoogdieren C. Amfibieën D. Reptielen 20. Wat is het verschil tussen een natuurgetrouwe biologische tekening en een schematische biologische tekening? Natuurgetrouw: precies tekenen wat je ziet Schematisch: belangrijkste onderdelen weergeven. 21. Geef op het plaatje aan hoe een dwarsdoorsnede wordt gemaakt. 22. Pauline wil weten hoe hoog de bloeddruk is van kinderen van 12 jaar. Zij meet de bloeddruk van een jongen en een meisje van 12 jaar. Ze berekent het gemiddelde. Hoe kan Pauline haar onderzoek verbeteren. Door allen bij jongens of alleen bij meisjes te meten Door alleen bij kinderen te meten die veel sporten Door bij veel meer kinderen van 12 jaar te meten Door de leraar de meting te laten doen. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 10

23. Hieronder zie je een microscoop. Misschien heb je daar al eens mee gewerkt. Met een microscoop kun je meer zien dan je met je eigen ogen kunt. Aan een microscoop zitten allemaal verschillende onderdelen. Schrijf de volgende namen of letters op de juiste plek. A:VOET B:LAMP C:TAFEL D:PREPARAATKLEM E:STATIEF E C D B A 24. Met de microscoop kun je alleen dingen bekijken die heel erg dun zijn en waar licht doorheen kan vallen. Alles wat je wilt bekijken moet dus enigszins doorzichtig zijn. Om iets onder de microscoop te bekijken maak je een preparaat. Wat is de goede volgorde om een preparaat te maken? Pak een schoon voorwerpglas, het dikke glas waar het voorwerp op komt te liggen. Leg het voorwerp wat je wilt bekijken in de druppel water. Leg het preparaat onder de microscoop in de kleinste vergroting. Doe voorzichtig een dekglaasje er op. Stel de microscoop scherp. Doe er een druppel water op. A. Pak een schoon voorwerpglas, het dikke glas waar het voorwerp op komt te liggen. B. Doe er een druppel water op. C. Leg het voorwerp wat je wilt bekijken in de druppel water. D. Doe voorzichtig een dekglaasje er op. E. Leg het preparaat onder de microscoop in de kleinste vergroting. F. Stel de microscoop scherp. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 11

25. Met de microscoop kun je kleine dingen vergroten. Je kunt berekenen hoeveel je vergroot. Stel het oculair van de microscoop vergroot 10 en het objectief 40. Hoe vaak vergroot de microscoop? 400 25. Hieronder zie je een grafiek met de gemiddelde lengte van kinderen van 1 t/m 6 jaar. Zijn kinderen gemiddeld groter of kleiner van 1 meter als ze drie jaar zijn? Kleiner Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 12

Antwoordmodel deel 1 t/m 3, toets vmbo 1. Geef aan of de onderstaande beschrijvingen dood, levenloos of levend zijn. Dood Levenloos Levend Een dolfijn in het water Riet in de duinen X X Het zand van het strand X Een aangespoelde kwal op het strand X Het water van de zee X Het zeewier X 2. Waaraan herken je een levend wezen? Een levend wezen vertoont levenskenmerken of levensverschijnselen. Dat zijn 1. Bewegen, 2. Ademhalen, 3. Voeden, 4. Voortplanten, 5. Uitscheiden, 6. Groeien, 7. Waarnemen De leerling moet het verschil aan kunnen geven met dood en levenloos en niet alle levenskenmerken kunnen noemen. 3. Waarom zijn levenloze dingen belangrijk voor levende wezens? Levenloze dingen zijn nodig voor levende wezens om te kunnen leven (water/zuurstof) of helpen om het leven makkelijker te maken (steen als beschutting of huis). 4. Levende wezens groeien en ontwikkelen. Groeien is langer, groter, breder worden. Ontwikkelen betekent veranderen. Noem een voorbeeld van: A. ontwikkeling van een boon. - boon krijgt bladeren - boon gaat bloeien B. ontwikkeling van een meisje in de puberteit - een meisje wordt ongesteld. 5. Een organisme is: A Een orgaanstelsel B. Een weefsel C. Een levend wezen D. Een ander woord voor biologie Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 13

6. Zoek de volgende begrippen bij elkaar. Zoek in de tweede en derde kolom het bijpassende voorbeeld uit de eerste kolom. Werk met 4 verschillende kleuren. organisme deel van een organisme met een of spermacel van een stier meerdere functies orgaanstelsel de kleinste eenheid van het leven, dat in nier staat is zelfstandig te bestaan orgaan levend wezen ademhalingsstelsel cel groep van samenwerkende organen okapi 7. Wat is GEEN functie van de wortel van een plant? A. vastzetten van de plant in de bodem B. opnemen van water uit de grond C. opslaan van reservevoedsel D. opnemen van koolstofdioide uit de lucht 8. Schrijf op van groot naar klein. Cel Orgaan Orgaanstelsel Organisme Organisme Orgaanstelsel Orgaan - Cel 9. Hoe heet onderdeel 2 van de cel Onderdeel 2 = de kern van de cel. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 14

1. Trek lijnen naar de stelsel en organen die bij elkaar horen. orgaanstelsel orgaan verteringsstelsel beenderstelsel en spierstelsel ademhalingsstelsel voortplantingsstelsel zenuwstelsel luchtpijp baarmoeder slokdarm wervelkolom kuitspier 2. Voer de volgende opdrachten uit bij het plaatje van de mens. X B A Zet een A bij de maag Zet een B bij het hart Teken het middenrif in de afbeelding Zet bij een orgaan, uit het bij het ademhalingsstelsel C. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 15

3. Deze rups ziet eruit als een takje. Wat is het voordeel hiervan voor de rups? A. Zo blijft hij beter op een plek zitten. B. Zo kan hij makkelijker een prooi vangen. C. Zo kan hij zelf zuurstof maken. D. Zo wordt hij minder snel opgegeten. 4. Tot welk orgaanstelsel horen de volgende organen Kiest uit: SKELET SPIERSTELSEL VERTERINGSSTELSEL ADEMHALINGSSTELSEL - VOORTPLANTINGSSTELSEL biceps en triceps spierstelsel penis bronchiën schedel rib dunne darm buikspier lever voortplantingsstelsel ademhalingsstelsel skelet skelet verteringsstelsel spierstelsel verteringsstelsel Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 16

5. Bekijk het onderstaande plaatje. P Q A. Welk orgaan is P P= de lever B. Geef in de tekening de dunne darm aan met de letter Q. C. Welk orgaanstelsel zie je hier voornamelijk?. Verteringsstelsel/Maagdarmkanaal 6. Tot welke AFDELING van het dierenrijk behoort onderstaand dier: A. Vissen B. Zoogdieren C. Amfibieën D. Reptielen Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 17

7. Hieronder zie je een doorsnede van een kip. A. Welk orgaanstelsel zie je in het plaatje? Het voortplantingsstelsel B. Schrijf een verschil van dit orgaanstelsel bij de kip en bij de mens? - kip heeft geen baarmoeder - kip kan een schaal om het ei maken - urine, ontlasting en ei gaan naar dezelfde uitgang 8. Hieronder zie je een plaatje van de doorsnede van een paard. Veel van de organen van een paard hebben dezelfde naam als bij een mens. Er is een verschil. In dit plaatje zie je de karteldarm. Met welk orgaan van mens kun je de karteldarm het beste vergelijken? Met de dikke darm. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 18

1. Jet maakt een tekening van een appel, tijdens een practicum bij biologie. Bekijk naar het plaatje. Gaat het om een natuurgetrouwe tekening of een schematische tekening? En is het een dwarsdoorsnede of een lengtedoorsnede A. Het is een natuurgetrouwe tekening, het betreft een dwarsdoorsnede. B. Het is een natuurgetrouwe tekening, het betreft een lengtedoorsnede. C. Het is een schematische tekening, het betreft een dwarsdoorsnede. D. Het is een schematische tekening, het betreft een lengtedoorsnede. 2. Geef op het plaatje aan hoe een dwarsdoorsnede wordt gemaakt. 3. Hieronder zie je een grafiek met de gemiddelde lengte van kinderen van 1 t/m 6 jaar. Zijn kinderen gemiddeld groter of kleiner dan 1 meter als ze drie jaar zijn? Kleiner Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 19

4. Pauline wil weten hoe hoog de bloeddruk is van kinderen van 12 jaar. Zij meet de bloeddruk van een jongen en een meisje van 12 jaar. Ze berekent het gemiddelde. Hoe kan Pauline haar onderzoek verbeteren. Door allen bij jongens of alleen bij meisjes te meten Door alleen bij kinderen te meten die veel sporten Door bij veel meer kinderen van 12 jaar te meten Door de leraar de meting te laten doen. 5. In de klas zijn tuinkerszaadjes geplant in een bakje met vochtige watten. Er zijn 2 proefopstellingen. In beide bakjes zitten 12 tuinkerszaadjes en beide bakjes krijgen evenveel water en licht. Bij proefopstelling A is het 4 C en bij proefopstelling B is het 19 C. Bij proefopstelling A zijn na drie dagen 3 tuinkerszaadjes ontkiemd. Bij proefopstelling B zijn na drie dagen 10 tuinkerszaadjes ontkiemd. Vraag A Wat kan met behulp van deze proefopstellingen onderzocht worden? A. Hoeveel water bij verschillende temperaturen kan worden verdampt door kiemplantjes van tuinkers. B. Hoeveel water bij verschillende temperaturen kan worden opgenomen door kiemplantjes van tuinkers C. Hoeveel water bij verschillende temperaturen kan worden opgenomen door kiemplantjes van tuinkers D. Hoeveel tuinkerszaadjes ontkiemen bij verschillende temperaturen Vraag B Welke conclusie kan uit deze twee proefnemingen worden getrokken? Bij proefopstelling B zijn bij 19 C meer tuinkerszaadjes ontkiemt dan bij proefopstelling A bij 4 C. 6 Hieronder zie je een microscoop. Misschien heb je daar al eens mee gewerkt. Met een microscoop kun je meer zien dan je met je eigen ogen kunt. Aan een microscoop zitten allemaal verschillende onderdelen. Schrijf de volgende namen of letters op de juiste plek. A:VOET B:LAMP C:TAFEL D:PREPARAATKLEM E:STATIEF Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 20

7. Met de microscoop kun je kleine dingen vergroten. Je kunt berekenen hoeveel je vergroot. Stel het oculair van de microscoop vergroot 10 en het objectief 40. Hoe vaak vergroot de microscoop? 400 Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 21

Bijlage 1 Uit Richtlijnen toets cito groep 8 Inhoud 1. Biologie in het primair onderwijs (kerndoel 34, 38, 39, 40, 41) Biologie gaat over de diversiteit in de natuur. Het gaat over eigenschappen van levende organismen als planten, dieren en de mens en over processen waarmee zij zichzelf in stand houden, groeien, zich ontwikkelen en zich voortplanten. Organismen zijn afhankelijk van hun leefomgeving. Bij de interactie tussen organismen en hun leefomgeving en tussen organismen onderling speelt gedrag een belangrijke rol. Belangrijke thema s zijn gezondheid en duurzaamheid. 1. Biologische eenheid (kerndoel 40): organen van planten, dieren en de mens; indeling van planten- en dierenrijk; levensgemeenschappen; 2. Instandhouding (kerndoel 41 / 34 / 39): ademhaling, bloedsomloop, vertering en uitscheiding en hun onderlinge samenhang voor het in leven blijven en de gezondheid van organismen; voedselbestanddelen voor de instandhouding van organismen; instandhouding van een levensgemeenschap door interacties tussen planten, dieren, mensen en hun omgeving; 3. Gedrag en interactie (kerndoel 40 / 41): relatie tussen gedrag en bouw van organismen; relatie tussen gedrag van dieren en de functie ervan (verdedigen, voeden, voortplanten); relatie tussen gedrag van organismen en interactie met biotische en abiotische factoren in hun leefomgeving; 4. Voortplanting (kerndoel 41 / 38): voortplanting bij dieren, mensen en planten met en zonder bevruchting; bouw en gedrag van organismen en effect op bevruchting; 5. Groei en ontwikkeling (kerndoel 41 / 39): stadia van levenscycli van verschillende diersoorten; verzorging van eieren en/of jongen door mens en dier; verloop van groei en ontwikkeling bij planten, dieren en de mens onder invloed van aanleg en biotische en abiotische omgevingsfactoren. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 22

Vaardigheden Leerlingen leren via onderzoeken over organismen, verschijnselen of voorwerpen. Welke kenmerken heeft het organisme, verschijnsel of voorwerp? Wat gebeurt er, wat doet het of hoe werkt het en onder welke omstandigheden? Of leerlingen voorspellen wat er gebeurt als de omstandigheden veranderen. Ze verzamelen, ordenen, zoeken patronen en verwerken informatie en trekken daar conclusies uit, die ze communiceren met anderen. Denk- en werkwijzen die leerlingen leren gebruiken zijn ecologisch denken (bijv. over relaties tussen verschillende soorten dieren en planten in een bepaalde leefomgeving) en vorm-functie denken (bijv. over de vorm van het gebit van een dier in relatie tot wat het dier ermee moet kunnen doen). 1. Waarnemen en beschrijven: Planten en dieren op basis van uiterlijke kenmerken ordenen in planten- en dierenrijk; Kenmerken, onderdelen en processen van plant, dier en mens benoemen en de functie en samenhang ervan beschrijven; In Nederland voorkomende levensgemeenschappen als bos, duin, heide en weiland beschrijven; Relaties tussen organismen en tussen organismen en abiotische factoren beschrijven; Kenmerken van materialen, weer en natuurkundige verschijnselen (bijv. licht, geluid, magnetisme, elektriciteit) benoemen en beschrijven; Typen constructies, verbindingen en sensoren van technische objecten benoemen en beschrijven; Een probleem of behoefte herkennen en een oplossing ervoor beschrijven; Aan de hand van meetgegevens uit onderzoekjes aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en voorwerpen resultaten beschrijven. 2. Verklaren en voorspellen: Organismen op basis van kenmerken classificeren; Relatie verklaren tussen vorm van onderdelen van plant, dier of voorwerp en de functie ervan; Voorspellen en verklaren van gedrag en interactie tussen planten en dieren onderling en tussen planten en dieren en hun leefomgeving; Op basis van verkenningen aan organismen, het weer, natuurkundige verschijnselen en technische objecten verklaringen geven en voorspellingen doen met behulp van natuurwetenschappelijke redeneringen (bijv. oorzaak-gevolg, actie-reactie); Seizoenen en dag- en nachtritme verklaren aan de hand van de bewegingen van de aarde, de maan en de zon. 3. Reflecteren: Een gekozen oplossing voor een probleem of behoefte analyseren en beoordelen; Informatie uit waarnemingen, bronnen of eenvoudige eperimenten analyseren en beoordelen. 4. Instrumentele vaardigheden: Kiezen en (af)lezen van hulpmiddelen en meetinstrumenten (bijv. thermometer, weegschaal, meetlint, determineersleutel, loep) bij het uitvoeren van eenvoudige eperimenten; Kiezen van gereedschappen (bijv. figuurzaag, kniptang, schroevendraaier) en materialen (bijv. constructie- en verbindingsmaterialen, hout, kunststof, papier, tetiel) bij het maken of bewerken van een product. Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 23

Bijlage 2 Samenvatting Nectar Thema 1 Over biologie Algemeen Biologie = de leer van het leven Afkomstig van de Griekse woorden bios (leven) en logos (leer/wetenschap) o Dood = iets wat ooit geleefd heeft o Levenloos = iets wat nooit geleefd heeft o Levend = iets wat de 7 levensverschijnselen vertoont 7 levensverschijnselen: 1. Bewegen, 2. Ademhalen, 3. Voeden, 4. Voortplanten, 5. Uitscheiden, 6. Groeien, 7. Waarnemen Van groot naar klein: Organisme = levend wezen Orgaanstelsel = groep van samenwerkende organen (bijv. ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, skelet, bloedvatenstelsel, spierstelsel, zenuwstelsel) Orgaan = deel van een organisme met een of meerdere functies Weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie Cel Orgaanstelsel en Functie: Skelet; Stevigheid, vorm, bescherming en beweging mogelijk maken Spierstelsel; Bewegen Verteringsstelsel; Voedsel kleiner maken en opnemen in het bloed Ademhalingsstelsel; Zuurstof opnemen en koolstofdioide afgeven aan de lucht Bloedvatenstelsel; Vervoeren van zuurstof en voedingsstoffen naar de spieren/organen. Afvoeren van koolstofdioide en afvalstoffen Cel bevat: Organisme = levend wezen Gewervelden: Huid Temperatuur Ademhaling Voortplanting Zoogdieren: Haar Warmbloedig Longen Levendbarend Vissen: Schubben Koudbloedig Kieuwen Eieren Reptielen: Droge schubben Koudbloedig Longen Eieren met leerachtige schaal Vogels: Veren Warmbloedig Longen Eieren (kalkschaal) Amfibie: Slijmachtige huid Koudbloedig Jong: kieuwen en huid. Volwassen: Longen en huid Slijmachtige eieren Natuurgetrouwe tekening > nauwkeurige tekening met alle details Schematische tekening > alleen de belangrijke hoofdlijnen/onderdelen getekend Preparaat = voorwerp dat je bekijkt onder de microscoop Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 24

Microscoop onderdelen: o Oculair = bovenste lens waar je doorheen kijkt o Tubus = buis die het licht doorlaat naar het oculair o Revolver = draaischijf waaraan de objectieven zitten o Objectief =lens aan de revolver o Tafel = hier leg je het preparaat op o Preparaatklem o Diafragma = draaischijf die de hoeveelheid licht regelt o Grote stelschroef = hiermee kun je grof scherpstellen o Kleine stelschroef = hiermee kun je fijn scherpstellen 1.3 Onderzoek doen Stappen van onderzoek: o Onderzoeksvraag (wat wil je precies onderzoeken?) o (Veronderstelling: wat verwacht je dat het antwoord is op je onderzoeksvraag?) o Werkplan: Materialenlijst, methode en tijdsplanning o Resultaten (verzamelen en verwerken in tekeningen en diagrammen/grafieken) o Conclusie (wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?) Proefopstelling = hoe zet je je onderzoek precies op Steekproef = als je niet alles gaat tellen maar een selectie maakt Bij planten onderzoek je vaak een klein stukje van een gebied = proefvlak Resultaten kun je verwerken in: Tabel, Staafdiagram, Lijndiagram, Cirkeldiagram (= taartdiagram) Bron: www.opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl 25