Bijlage 2: diepte analyse van het classifier gebruik voor auto, mens en vogel



Vergelijkbare documenten
Classifiers in de Vlaamse Gebarentaal

Schouder oefeningen (Deel 2)

小洪拳 XiaoHongQuan - kleine golvende vuistvorm

Evenwichtsoefeningen Radboud universitair medisch centrum

Reeksbeschrijving Bondsreeks

HET UITDRUKKEN VAN EXISTENTIE IN VLAAMSE GEBARENTAAL

Zomerfit Pagina 1 van 5

Meervoud in Vlaamse Gebarentaal Onderzoeksrapport 2011

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Overgangsexamen van A naar B April 2012

BIJLAGE ( 2.3c van de spelregels) Scheidsrechtersgebaren. c Het nemen van de vrije worp Als deel 1

Onderdeel 5: 10 cm of minder 3 punten; 11 t/m 20 cm = 2 punten; 21 cm of meer = 1 punt.

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

Overgangsexamen van B naar C April 2012

Techniek Pieter v/d Hoogenband Stap voor Stap.

De 11+ Een compleet warming-up programma

Stabiliteitstraining lage rug

Reeksbeschrijving: Parendans

Reeksbeschrijving: Kringdans

Spelend leren. Kleuters spelen toch alleen maar?

Trainingsinhoud Coachaanwijzingen Tekening

Reeksbeschrijving Parendans

Oefeningen en adviezen na een totale heupoperatie

Oefenprogramma revalidatie

Examenprogramma Aquasportief voor Kids 1, 2 en 3

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Cardioschema (50 minuten)

voorste voet. Houdt de knie van het voorste been licht gebogen

inhoud blz. Vleugels 3 1. Zweven 4 2. Vleugels om te zwemmen 5 3. De boemerang 6 4. Vogels op de grond 7 5. Het geheim van vliegen 8 6.

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

Educatieve Verkeerstuin

jaar: 1989 nummer: 17

EVENWICHTSSTOORNISSEN OVERWINNEN

Bik. Bikkelen voor bikkels

BACKHAND Ben Vanhoudt Herfst 2005

Fit-o-meter initiatielessen Sportdienst Brecht Kim Van Hofstraeten - Jef Van Dyck

ZOMERPROGRAMMA RESPIRO: THUISTRAINING

Bondsreeks Werkjaar Gemaakt door KLJ Limburg Werkjaar

Onderzoek naar het hulpwerkwoord OP

VEILIG WERKEN MET DE HEFTRUCK

Peer Brouwers, Het begin

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

Oefeningen bij schouderklachten

Oefeningen voor reumapatiënten

Algemene regels bij het testen

oktober 2012 vanaf 9 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Smoezen

Uw heupgewricht is vervangen vangen door een kunstheup (heupprothese

Posities van de voeten

Fietsvaardigheden Volwassenen

Calcimatics start steeds met een opwarming. Zo is de overgang dan niet-bewegen naar actief worden niet te bruusk en voorkom je letsels.

DE TOENEMENDE LAGENSNIT MET PROJECTIE (vanaf 120 )

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde

11. Inademen (In). 2. Uitademen ЮЩ. pinken tegen bиik (yinjyang), Ьеnеn plooien.

Procare 11: 1. Rotory torso staand mobiliserend

Auto. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; focus op de leerkracht.

SWIMMING TEAM TIENEN VZW

Warming-Up/Techniekoefeningen

Oefenstof voor aquamove:

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Preventie rugklachten

Kangoeroe de wereldwijde reken-, denk- en puzzelwedstrijd

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

-

Mobiliserende oefeningen voor thuis

Romp Hieronder volgen verschillende oefeningen ter versterking van de romp.

BIJLAGE DEEL 4 KIJKWIJZER ORANJE

Hiervoor zet ik me in! in klas

Voer de oefeningen voor het bovenlichaam (pagina 3) uit, gevolgd door de oefeningen voor de buikspieren en zet er een motiverend muziekje bij op.

Basisoefeningen. Shaolin Kung Fu Instituut Shizi Hou

Start (ca. 5 minuten) Kort kennismaken met de kinderen (namen, leeftijd, adres, sport noteren!) Warmlopen/rekken en strekken

Sportcentrum Gulden Kamer Mapico oriëntatie Handleiding bij de oefeningen

Bijzondere verrichtingen

Yin Yoga.indd :43

Opbouw Bij ongetraindheid de werphouding (Links:abduction/external rotation) en reiken achter de rug (Rechts : hyperextension) vermijden.

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

ALGEMENE TIPS RUIMTELIJKE BEGRIPPEN. (Begrippen die iets vertellen over de plaats en richting)

Speciale verrichtingen bij het CBR

GHOBES: GLOBALE HOUDINGS EN BEWEGINGSCREENING

Yogales maart 2019!! Bewust staan

6Helpen bij het gebruik van

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Cock van Dijk Voetbaltechniek

Beweegpakket VAL-net. oefeningen voor patiënten

G e b r u i k s a a n w i j z i n g v o o r h e t W a v e b o a r d V a n S t r e e t S u r f i n g

Module: Sport- Spelontwerp. Academiejaar: Opleiding: PBA Sport en Bewegen. Lector: J. Swimberghe MULTIMOVE

Trainerscongres 2014

Element A (senioren element team nr. 1) 2.5

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1

november 2013 vanaf 7 jaar Er is een boot tekst: Judith Nieken muziek: Axel Holsbergen

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Reeksbeschrijving: Parendans

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Fiche voorbereiden van activiteiten

Onderzoeksrapport: Woordvolgorde in de Vlaamse Gebarentaal. Inleiding: inhoud van dit onderzoeksrapport. 1. Woordvolgorde: wat, waarom en hoe?

Flappy Bat. Om te beginnen ga je naar en remix je het spel.

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE N 2

ZOMERPROGRAMMA RESPIRO: THUISTRAINING

Statische stretching

BodyBow Gebruikersgids

Leren schrijven 4/5 JAAR. Van puntjes tot lijn. Lijnen en versiering. Van lijn tot letter. Om thuis te doen

Transcriptie:

Bijlage 2: diepte analyse van het classifier gebruik voor auto, mens en vogel 1

Inhoud Bijlage 2: diepte analyse van het classifiergebruik voor auto, mens en vogel... 1 1. Case study AUTO... 3 1.1 Gebruikte handvormen voor de referent AUTO... 3 1.2. Welke handvorm in welke context?... 6 2. Case study MENS... 13 2.1. Gebruikte handvormen voor de referenten MENS/MENSEN/MAN/VROUW/MENEER... 13 2.2. Welke handvorm in welke context?... 15 2.3. Gebruikte handvormen voor de referenten KIND/KINDEREN/ MEISJE... 16 2.4. Welke handvorm in welke context?... 18 2.5. Gebruikte handvormen voor de referent SOLDAAT... 19 2.6. Welke handvorm in welke context?... 21 3. Case study VOGEL... 24 3.1. Gebruikte handvormen voor de referent VOGEL... 24 3.2. Welke handvorm in welke context?... 32 2

1. Case study AUTO 1.1 Gebruikte handvormen voor de referent AUTO West-Vlaanderen A. handvormen voor één referent De meest gebruikte handvorm om naar de referent AUTO te verwijzen is de B-handvorm, waarbij we zeven varianten onderscheiden. Deze zeven varianten kunnen op hun beurt opnieuw ingedeeld worden in twee categorieën: A. B-handvormen met gestrekte handpalm: B1 B2 B3 B. B-handvormen met gebogen handpalm: B4 B5 B6 B9 Daarnaast komt ook deze C-handvorm voor: C3 Van de J-handvormen komen er 2 variaties voor om te refereren aan AUTO: 3

J4 J5 Ook worden de handvormen A2, H2 en L2 (deze laatste twee kunnen beschouwd worden als varianten van de J2 handvorm en van elkaar) gebruikt. B. handvormen voor meerdere referenten Er worden twee varianten van de F-handvorm en één variant van de E-handvorm gebruikt om te verwijzen naar meerdere auto s: F2, F3, E2 Oost-Vlaanderen A. handvormen voor één referent Ook bij de Oost-Vlaamse informanten is de B-handvorm de meest gebruikte handvorm. Er zijn vijf gebruikte varianten, die opnieuw in dezelfde categorieën kunnen opgedeeld worden. A. B-handvormen met gestrekte handpalm: B1 B2 B. B-handvormen met gebogen handpalm: B4 B5 B7 Daarnaast komen ook twee C-handvormen voor, namelijk: 4

C1 C8 Verder vinden we ook de handvorm A2 terug. B. handvormen voor meerdere referenten Net zoals in de data voor de regio West-Vlaanderen worden twee varianten van de F-handvorm gebruikt om te verwijzen naar meerdere auto s; F2 F3 Limburg A. handvormen voor één referent De informant uit Limburg gebruikt twee verschillende handvormen om te verwijzen naar AUTO; B1 C3 B. handvorm voor meerdere referenten Eveneens werd het gebruik van de F2-handvorm vastgesteld om te verwijzen naar de aanwezigheid van meerdere auto s; F2 BESLUIT Op basis van de geanalyseerde data kunnen we stellen dat er voor een enkelvoudige referent AUTO (één auto) handvormen gebruikt worden uit vier categorieën: de A-handvormen, B-handvormen, C- 5

handvormen en de H/J/L-handvormen. Hierbij is de meest gebruikte handvorm de B-handvorm met acht mogelijke varianten. Deze kunnen opgesplitst worden in een groep gestrekte handpalm (B1, B2, B3) en een categorie gebogen handpalm (B4, B5, B6, B7 en B9). Daarnaast komen er ook enkele C-handvormen voor: C1, C3 en C8, waarbij de C1 en C3 varianten zijn van elkaar. Ook uit de groep van J-handvormen worden drie varianten gebruikt: J2, J4 en J5. De gebruikte handvormen H2 en L2 kunnen beschouwd worden als varianten van de J2-handvorm en van elkaar. Verder werd ook het gebruik van de A2 handvorm genoteerd. Om te verwijzen naar meervoudige referenten (meer dan één auto) werden in totaal drie handvormen gebruikt uit twee categorieën; de F-handvormen (F2 en F3) en E-handvormen (E2). 1.2. Welke handvorm in welke context? A. handvormen voor één referent B1 handvorm Als de handpalm naar beneden is gericht, verwijst deze handvorm naar de volledige vorm van een auto als breed en langwerpig. De oriëntatie is in één geval verticaal, met de handpalm naar het lichaam gericht, waardoor er meer nadruk ligt op de lengte en hoogte van de auto en minder op de breedte. De handvorm wordt in de volgende contexten gebruikt: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o vooruit rijden o achteruit rijden 2. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die naast elkaar staan o auto s die tegenover elkaar staan o auto s die achter elkaar staan o auto s die verspreid staan in de ruimte 3. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o twee auto s die naast elkaar rijden o meerdere auto s die door elkaar rijden B2 handvorm Als de handpalm naar beneden is gericht, verwijst deze handvorm naar de volledige vorm van een auto als breed en langwerpig. De oriëntatie is in één geval verticaal, met de handpalm naar het 6

lichaam gericht, waardoor er meer nadruk ligt op de lengte en hoogte van de auto en minder op de breedte. De handvorm komt in volgende situaties voor: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o vooruit rijden o achteruit rijden 2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o achter elkaar aan rijden o naast elkaar rijden o door elkaar rijden o auto die andere auto ontwijkt 3. Lokalisatie van een stilstaande auto 4. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die naast elkaar staan o auto s die verspreid staan in de ruimte o twee auto s staan in T-vorm tegenover elkaar opgesteld B3 handvorm Als de handpalm naar beneden is gericht, verwijst deze handvorm naar de volledige vorm van een auto als breed en langwerpig. De oriëntatie is in één geval verticaal, met de handpalm naar het lichaam gericht, waardoor er meer nadruk ligt op de lengte en hoogte van de auto en minder op de breedte. Ook hier de volgende contexten: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o vooruit rijden o achteruit rijden 2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o één auto staat stil, andere auto rijdt voorbij o één auto staat stil, andere auto rijdt achteruit 3. Lokalisatie van een stilstaande auto 4. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die naast elkaar staan o auto s die naast elkaar en door elkaar staan 5. Weergave van het traject dat de auto aflegt en de beweging die de auto maakt: o aanrijdende / aankomende auto die een (snelle) draaibeweging maakt B4 handvorm 7

Deze handvorm legt de nadruk op een specifiek deel van de auto, namelijk de neus. De handpalm is in de meeste gevallen naar beneden gericht, maar kan ook verticaal zijn en/of naar het lichaam gericht. Dat hangt af van de positie van de auto. De handvorm wordt gehanteerd in volgende gevallen: 1. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die met de neus recht tegenover elkaar staan o auto s die verspreid staan in de ruimte B5 handvorm In de onderzoeksdata kwam het gebruik van de B5 handvorm om te refereren aan een auto enkel voor tijdens de reproductie van de tekenfilm en niet in de data uitgelokt aan de hand van foto s. Net zoals de andere B-handvormen met een gebogen handpalm, legt deze handvorm de nadruk op een deel van de auto, de neus. De oriëntatie varieert naargelang de positie van de auto. De handvorm werd geselecteerd in de volgende contexten: 1. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die met de neus recht tegenover elkaar staan 2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o door elkaar rijden 3. Weergave van het traject dat de auto aflegt en de beweging die de auto maakt: o aanrijdende auto die een (snelle) draaibeweging maakt o aanrijdende auto die een (snelle) ontwijkende beweging maakt B6 handvorm Ook hier varieert de oriëntatie naargelang de positie van de auto. 1. Weergave van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s die met de neus recht tegenover elkaar staan o auto s staan naast elkaar met neuzen in tegenovergestelde richting 2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en de beweging die de auto maakt: o aanrijdende auto die een indraaiende beweging maakt B7 handvorm Net zoals bij de handvormen B5 en B6 varieert ook hier de oriëntatie naargelang de positie van de auto. 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o aanrijdende auto 8

2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en de beweging die de auto maakt: o aanrijdende auto die een (snelle) draaibeweging maakt B9 handvorm Bij deze handvorm is er geen variatie vastgesteld in de oriëntatie, maar was de handpalm naar beneden gericht. 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o aanrijdende auto C1 handvorm De C1 handvorm is beter bekend onder de naam 1-handvorm en wordt vooral gebruikt voor objecten die smal en langwerpig zijn. Het is een generische classifier voor bijvoorbeeld MAN, BALPEN, POTLOOD, In de data werd deze handvorm echter ook door één gebaarder consequent gebruikt om te verwijzen naar een auto. Dit gebeurde in de volgende voorbeelden: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o vooruit rijden, één auto aan elke kant o (snel) vooruit rijden waarbij één auto stilstaat o achteruit rijden waarbij één auto stilstaat C3 handvorm Deze handvorm is een fonologische variatie van de C1-handvorm (cf. supra). Twee gebaarders gebruiken deze handvorm om in de reproductie van de tekenfilm te verwijzen naar een auto: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o vooruit rijden (handpalm is naar beneden gericht) 2. Weergave van het traject dat de auto aflegt en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden: o vooruit rijden, één auto aan elke kant o vooruit rijden in een boog, één auto aan elke kant C8 handvorm 9

De handvorm verwijst hier naar de breedte van de auto en wordt door één Oost-Vlaamse gebaarder toegepast in de reproductie van de video: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o vooruit rijden in een boog H2 handvorm Hier verwijst de handvorm naar de breedte van de auto. De oriëntatie van de handpalm is naar beneden gericht. Het wordt door één West-Vlaamse gebaarder in de reproductie van de video in twee situaties toegepast: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o auto rijdt vooruit in een boog 2. Lokalisatie van een stilstaande auto J5 handvorm J4 handvorm De handvorm legt hier de nadruk op een specifiek deel van de auto, namelijk de neus. Het wordt door één West-Vlaamse gebaarder toegepast. In deze context verandert de handpalm van oriëntatie; de handpalmen zijn eerst naar elkaar gericht en draaien weg van het lichaam. Het gaat hier om: 1. Referentie naar de vorm van (een deel van) de auto: o vorm van de neus van de auto (tweehandige constructie) L2 handvorm Hier verwijst de handvorm naar de breedte van de auto. De oriëntatie van de handpalm is naar beneden gericht en wordt door één West-Vlaamse gebaarder in één context toegepast bij de reproductie van het filmpje: 1. Weergave van het traject dat de auto aflegt: o auto rijdt rond in een cirkelvormige beweging A2 handvorm De handvorm verwijst hier niet naar de vorm van de auto maar wel naar de verhouding tussen twee referenten. Ze wordt dan ook gebruikt in tweehandige constructies. Twee gebaarders (West- 10

Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) gebruiken deze handvorm, met de handpalmen naar elkaar gericht, in de productie van de video in de volgende situaties: 1. Weergave van het traject dat de auto s afleggen en van de manier waarop de objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s rijden vooruit in een cirkelvormige beweging aan elke kant, samen vertrekkend vanuit één punt 2. Weergave van de manier waarop de objecten zich tegenover elkaar verhouden: o auto s rijden naast elkaar op een competitieve manier B. handvormen voor meerdere referenten F2 handvorm Deze handvorm is beter bekend als de 5-handvorm. In de referenties naar auto wordt ze gerealiseerd als een tweehandige constructie en verwijst ze naar meerdere auto s. Ze wordt door meerdere gebaarders toegepast en de handpalm is steeds naar beneden georiënteerd. Het gaat dan steeds om de manier waarop meerdere auto s een traject afleggen: 1. Weergave van het traject dat de auto s afleggen: o vooruit rijden o door elkaar rijden o zijwaarts rijden F3 handvorm De handvorm verwijst ook hier naar een groep van auto s en wordt door twee gebaarders (West- Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) toegepast in de reproductie van de tekenfilm. In de meeste gevallen verandert de handpalm van oriëntatie wanneer wordt weergegeven dat de auto s achter elkaar in een cirkelvormige beweging rijden. Deze collectieve classifier wordt in de volgende gevallen gebruikt: 1. Weergave van het traject dat de auto s afleggen en van de manier waarop objecten zich tegenover elkaar verhouden o meerdere auto s rijden achter elkaar vooruit in een cirkelvormige beweging 2. Weergave van het traject dat de auto s afleggen o meerdere auto s rijden achter elkaar aan elke kant vooruit in een cirkelvormige beweging 11

E2 handvorm De handvorm verwijst naar een groep auto s (meer dan drie) en wordt door één West-Vlaamse gebaarder gebruikt in één context waarbij de handpalm van oriëntatie verandert: 1. Weergave van het traject dat de auto s afleggen: o auto s rijden vooruit in een cirkelvormige beweging 12

2. Case study MENS 2.1. Gebruikte handvormen voor de referenten MENS/MENSEN/MAN/VROUW/MENEER West-Vlaanderen A. handvormen voor één referent In de data komen er drie handvormen voor om naar de enkelvoudige referent (één) MENS/MAN/MENEER te verwijzen: C3 D3 E3 B. handvorm voor meerdere referenten Om aan te geven dat er meerdere referenten aanwezig zijn (MENSEN) werd één handvorm gebruikt: F2 Oost-Vlaanderen A. handvormen voor één referent In deze regio komen er twee handvormen voor om te verwijzen naar de aanwezigheid van één referent MAN/VROUW: C3 E3 13

B. handvorm voor meerdere referenten Om te verwijzen naar de aanwezigheid van meerdere mensen wordt de volgende handvorm gebruikt: F2 Limburg A. handvormen voor één referent De informant uit Limburg gebruikt één handvorm om te verwijzen naar de enkelvoudige referent MAN: E3 B. handvormen voor meerdere referenten Om aan te geven dat er meerdere personen in het spel zijn worden volgende handvormen genoteerd: F2 F3 BESLUIT Op basis van de geanalyseerde data kunnen we vaststellen dat om te verwijzen naar een enkelvoudige referent MENS/MAN/MENEER/VROUW er drie verschillende handvormen gebruikt kunnen worden uit drie verschillende groepen: de C-handvorm (C3), D-handvorm (D3) en de E- handvorm (E3). De meest gebruikte handvorm in de drie regio s is de E3 handvorm. Om aan te geven dat er meerdere referenten zijn, worden twee handvormen gebruikt uit de categorie van de F-handvormen (F2 en F3), waarvan de F2 handvorm meest voorkomt. in de drie regio s het 14

2.2. Welke handvorm in welke context? A. handvormen voor één referent C3 handvorm Deze handvorm kan zowel naar een specifiek lichaamsdeel van een mens verwijzen (been) als naar de volledige vorm van een mensenlichaam als smal en langwerpig. Drie gebaarders gebruiken deze handvorm (West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) in de productie van de fotoreeks. De oriëntatie van de handpalm kan zowel weg van het lichaam, naar het lichaam of verticaal gericht zijn. De handvorm wordt in de volgende gevallen gebruikt: 1. Weergave van de manier waarop de referenten zich tegenover elkaar verhouden: o twee personen staan naast elkaar (tweehandig gebaar) 2. Weergave van de beweging: o een man wandelt (tweehandig gebaar met vingeroriëntatie naar beneden gericht) 3. Weergave van het traject: een man wandelt (zigzaggend) door het park (éénhandig gebaar met vingertoppen naar boven gericht) D3 handvorm Deze handvorm verwijst specifiek naar een lichaamsdeel van de referent (de benen) en wordt door twee West-Vlaamse gebaarders toegepast in de productie van de fotoreeks. De oriëntatie van de handpalm is in beide gevallen naar beneden gericht: 1. Weergave van de beweging: o iemand is aan het wandelen 2. Lokalisatie van een persoon o gelijkenis met het werkwoordgebaar STAAN De bespreking van deze handvorm kan men nalezen in het onderzoeksrapport sectie 6.1. werkwoordgebaren versus classifiers (p.31 32). E3 handvorm De handvorm verwijst ook hier specifiek naar de benen van een mens. Het wordt door vier gebaarders (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg) gebruikt. De handpalm kan naar beneden of naar het lichaam gericht zijn en wordt in volgend voorbeeld gebruikt: 15

1. Weergave van de beweging: o iemand is aan het wandelen B. handvormen voor meerdere referenten F2 handvorm De handvorm verwijst hier telkens naar meerdere personen of een groep mensen. De oriëntatie van de handpalm kan zowel naar beneden als naar het lichaam gericht zijn. De handvorm wordt in alle regio s toegepast in de productie van de fotoreeks, in volgende context: 1. Lokalisatie van meerdere personen: o er lopen veel mensen op straat o er lopen veel mensen op straat, in beide richtingen F3 handvorm Hier geeft de handvorm het exacte cijfer weer van het aantal mensen waarnaar de gebaarder verwijst. Het exact aantal referenten (vier) wordt in de handvorm geïncorporeerd. Eén gebaarder (Limburg) gebruikt deze handvorm met de handpalm naar het lichaam georiënteerd: 1. Lokalisatie van een exact aantal referenten: o er staan vier mensen naast elkaar (vingeroriëntatie: naar beneden gericht) 2.3. Gebruikte handvormen voor de referenten KIND/KINDEREN/ MEISJE West-Vlaanderen A. handvormen voor één referent Twee handvormen werden in de data gevonden om naar de referent KIND/MEISJE te verwijzen: D3 E3 B. handvormen voor meerdere referenten Voor de referent KINDEREN werden de volgende handvormen gebruikt: E3 16

F3 Oost-Vlaanderen A. handvormen voor één referent In die regio komen er eveneens twee handvormen voor voor de referent MEISJE: C1 D3 B. handvorm voor meerdere referenten Ook hier werd één handvorm geselecteerd voor de referent KINDEREN: F3 Limburg Door een technische fout zijn er geen data voor deze regio voorhanden. BESLUIT Op basis van de geanalyseerde data kunnen we vaststellen dat om te verwijzen naar de enkelvoudige referent KIND/MEISJE er in totaal drie verschillende handvormen gebruikt kunnen worden. Deze komen uit de volgende categorieën: de C-handvorm (C1), D-handvorm (D3), en E-handvorm (E3). De meest gebruikte handvorm is de D3 handvorm. Voor wat betreft de handvormen die verwijzen naar meerdere referenten (KINDEREN), stellen we vast dat zowel de handvorm E3 als F3 geselecteerd wordt. Afhankelijk van de oriëntatie kan de E3 handvorm verwijzen naar een enkelvoudige referent (handpalm is naar het lichaam gericht en de vingertoppen naar beneden) of naar een meervoudige referenten (met name twee) waarbij de handpalm van het lichaam weg is gericht en de vingertoppen opwaarts. De F3 meest gebruikte om te verwijzen naar meerdere referenten. handvorm is de 17

2.4. Welke handvorm in welke context? A. handvormen voor één referent C1 handvorm Deze handvorm wordt gebruikt om te verwijzen naar de vorm van het lichaam als lang en smal. De handpalm is weg van het lichaam georiënteerd en wordt door één Oost-Vlaamse gebaarder geproduceerd in de fotoreeks voor de: 1. Weergave van het traject dat de referenten afleggen en de manier waarop referenten zich tegenover elkaar verhouden: o twee kinderen lopen naast elkaar, de ene loopt wat voor op de andere D3 handvorm Deze handvorm verwijst naar een specifiek lichaamsdeel, namelijk de benen en wordt door twee gebaarders (West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) gebruikt in de productie van de fotoreeks. De oriëntatie van de handpalm is naar het lichaam gericht. De handvorm wordt in de volgende contexten gebruikt: 1. Weergave van de manier waarop de referenten zich tegenover elkaar verhouden: o een groep kinderen staat in twee rijen achter elkaar opgesteld waarbij de achterste rij boven de eerste uitkomt (ze staan op stoelen) 2. Weergave van de beweging: o meerdere kinderen zijn aan het wandelen E3 handvorm Indien de handpalm naar het lichaam gericht is, verwijst deze handvorm naar een specifiek lichaamsdeel, namelijk de benen. Deze handvorm wordt door één West-Vlaamse gebaarder toegepast: 1. Weergave van de manier waarop de referenten zich tegenover elkaar verhouden: o een groep kinderen staat in twee rijen achter elkaar opgesteld waarbij de achterste rij boven de eerste uitkomt (ze staan op stoelen) 18

B. handvormen voor meerdere referenten E3 handvorm Als de E3 handvorm een oriëntatie kent met de handpalm weg van het lichaam, geeft deze het exact aantal referenten weer (namelijk twee). Het wordt door één West-Vlaamse gebaarder toegepast: 1. Weergave van de beweging van een exact aantal referenten: o twee kinderen zijn aan het wandelen F3 handvorm De handvorm verwijst in dit geval naar meerdere referenten (kinderen) en de oriëntatie van de handpalm is naar beneden gericht. Het wordt door twee gebaarders (West-Vlaanderen en Oost- Vlaanderen) toegepast: 1. Weergave van de manier waarop de referenten zich tegenover elkaar verhouden: o een groep kinderen staat in rijen opgesteld Noot: De West-Vlaamse gebaarder kiest voor een opgaande beweging, terwijl de Oost-Vlaamse gebaarder dit neerwaarts gebaart (vingeroriëntatie: naar boven gericht). 2.5. Gebruikte handvormen voor de referent SOLDAAT West-Vlaanderen A. handvormen voor één referent Om te verwijzen naar één soldaat (enkelvoudige referent), werden volgende handvormen geselecteerd; D3 E2 E7 19

I14 B. handvormen voor meerdere referenten De handvormen die het meest gebruikt worden om naar meerdere soldaten te verwijzen, zijn de F- handvormen, waarvan er twee varianten werden onderscheiden: F2 F3 Daarnaast komt ook de volgende handvorm voor: B2 Oost-Vlaanderen A. handvormen voor één referent Om te verwijzen naar één soldaat (enkelvoudige referent), werden volgende handvormen geselecteerd; C3 H1 B. handvormen voor meerdere referenten De handvormen die het meest gebruikt worden om naar meerdere soldaten te verwijzen, zijn eveneens de F-handvormen, waarvan er twee varianten werden onderscheiden: F2 F3 Limburg Door een technische fout zijn er geen data voor deze regio voorhanden. 20

BESLUIT Op basis van de geanalyseerde data kunnen we vaststellen dat er om te verwijzen naar de enkelvoudige SOLDAAT in totaal zes verschillende handvormen gebruikt kunnen worden uit de volgende categorieën: de E-handvorm (E2 en E7), C-handvorm (C3), D-handvorm (D3), H-handvorm (H1) en I-handvorm (I14). Om aan te geven dat er meerdere soldaten aanwezig zijn werden handvormen geselecteerd uit twee categorieën: de B-handvormen (B2) en de F-handvormen (F2 en F3). 2.6. Welke handvorm in welke context? A. handvormen voor één referent C3 handvorm Deze handvorm verwijst hier naar een referent in zijn geheel (soldaat) en wordt door één Oost- Vlaamse gebaarder gebruikt. De oriëntatie van de handpalm kan naar elkaar gericht of weg van het lichaam gericht zijn en staat voor: 1. Weergave van de manier waarop referenten zich tegenover elkaar verhouden: o drie soldaten staan naast elkaar, telkens met een paar meter tussen (van handpalmen naar elkaar gericht naar handpalm weg van lichaam) D3 handvorm De handvorm komt voor in een tweehandige constructie en verwijst naar een specifiek lichaamsdeel, namelijk de benen. De oriëntatie van de handpalm is naar beneden gericht. Eén gebaarder uit West- Vlaanderen past dit toe voor: 1. Weergave van de beweging: o een soldaat stapt mee in een groep E2 handvorm De handvorm verwijst naar de benen van de soldaten. De handpalm is naar beneden georiënteerd en wordt door één West-Vlaamse gebaarder toegepast in de volgende context: 1. Weergave van de beweging: o een soldaat stapt mee in een groep 21

E7 handvorm De handvorm verwijst ook hier specifiek naar de benen. De handpalm is weg van het lichaam georiënteerd en wordt door één West-Vlaamse gebaarder gebruikt voor de: 1. Weergave van het traject dat de referent aflegt: o een soldaat wandelt een heuvel op H1 handvorm Ook hier verwijst de handvorm naar een referent in zijn geheel. Het wordt door één gebaarder uit Oost-Vlaanderen gebruikt met de handpalm weg van het lichaam georiënteerd en dit in de volgende context: 1. Lokalisatie van een soldaat: o portret van een soldaat I14 handvorm De handvorm, met de handpalm naar beneden georiënteerd, verwijst specifiek naar de voeten. Het wordt door één West-Vlaamse gebaarder in een tweehandige constructie toegepast: 1. Weergave van de beweging: o een soldaat is in groep aan het stappen B. handvormen voor meerdere referenten B2 handvorm De handvorm verwijst hier naar meerdere referenten (een groep soldaten). De handvorm wordt gebruikt in een tweehandige constructie waarbij de handpalm naar beneden is gericht en wordt door één West-Vlaamse gebaarder toegepast in de volgende context: 1. Weergave van de beweging: o een groep soldaten is aan het stappen 22

F2 handvorm De F2-handvorm die in een tweehandige constructie voorkomt - verwijst naar meerdere soldaten en wordt door drie gebaarders (West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) toegepast. De handpalm is in beide gevallen naar beneden georiënteerd. Ze wordt geselecteerd voor de volgende contexten: 1. Weergave van de beweging: o een groep soldaten is aan het stappen 2. Lokalisatie van een groep soldaten: o soldaten staan in lange rijen achter elkaar F3 handvorm Deze handvorm verwijst eveneens naar een groep referenten (soldaten). De oriëntatie van de handpalm kan zowel naar het lichaam, verticaal of naar beneden gericht zijn. Het wordt door meerdere gebaarders in West- en Oost-Vlaanderen gebruikt voor: 1. Lokalisatie van een groep soldaten: o soldaten staan in lange rijen achter elkaar (handpalm naar lichaam gericht vingers naar boven gericht) o soldaten staan in lange rijen achter elkaar (handpalm verticaal) 2. Weergave van het traject dat de referenten afleggen: o soldaten zijn aan het stappen (handpalm naar beneden gericht) 23

3. Case study VOGEL 3.1. Gebruikte handvormen voor de referent VOGEL A. handvormen voor één referent West-Vlaanderen De handvormen die het meest gebruikt worden om naar de referent VOGEL te verwijzen, zijn de C- handvormen, met zes mogelijke varianten: C1 C1 C3 C9 C18 C20 Er komt ook één variant van de F-handvormen voor: F9 Daarnaast komen ook drie varianten van de A-handvormen voor, namelijk: 24

A1 A3 A16 Er werden ook drie D-handvormen onderscheiden: D3 D7 D9 Verder vinden we ook drie varianten van de E-handvormen terug: E3 E9 E13 Daarnaast komen er ook twee G-handvormen voor: G1 G4 25

Ook H-handvormen kunnen verwijzen naar VOGEL. Er werden in de data drie varianten gebruikt: H2 H4 H6 Ook worden twee varianten van de I-handvorm gebruikt: I4 I14 Tenslotte vinden we de handvorm K18 terug alsook een nieuwe 1 variant op K18: K18 Fig. 1 variant op K18: K18 B. handvormen voor meerdere referenten Om te verwijzen naar meerdere vogels, worden vooral varianten uit de F-handvormen geselecteerd: 1 Wanneer de uitgelokte data handvormen bevat die niet terug te vinden zijn in de HamNoSys tabel, dan werden ze aangeduid als nieuw. Van deze handvormen zijn foto s gemaakt en is er nagegaan of het gaat over specifieke handvormen voor VGT of varianten van bestaande handvormen. 26

F1 F2 F3 F13 F16 Verder wordt ook één variant van de B-handvorm gebruikt: B2 Oost-Vlaanderen A. handvormen voor één referent Voor de Oost-Vlaamse informanten is de meest gebruikte handvorm om te verwijzen naar een vogel de E-handvorm met zes varianten: E2 E3 E7 E8 E9 27

E12 Daarnaast komen er ook drie varianten van de C-handvormen voor: C1 C4 C8 Verder vinden we ook één variant van de F-handvormen terug: F9 Ook G-handvormen kunnen verwijzen naar VOGEL. Er werden in de data vier varianten gebruikt: G1 G4 G14 Ook worden twee varianten van de D-handvormen gebruikt om te verwijzen naar de referent: D3 D6 28

Verder vinden we ook de handvorm A3, de H5-handvorm en twee nieuwe handvormen die respectievelijk varianten zijn op K18 en E9 : K18 (zie fig. 1, p.26) en E9 : Fig. 2 variant op E9: E9 B. handvorm voor meerdere referenten Er werd in de data voor de regio Oost-Vlaanderen één handvorm gebruikt om te verwijzen naar meerdere vogels: F3 Limburg A. handvormen voor één referent De meest gebruikte handvorm is de C-handvorm met vier varianten: C1 C1 C3 C9 29

Daarnaast komen er twee varianten van de B-handvormen voor: B9 B10 Ook vinden we drie varianten van de G-handvormen terug: G4 G5 G17 Drie varianten van de H-handvormen wordt gebruikt om te verwijzen naar de referent: H2 H4 H6 Ten slotte worden ook de volgende handvormen gebruikt: F11 E9 30

een nieuwe variant op H2 en/of G5 : Fig. 3 variant op H2 en/of G5 B. handvormen voor meerdere referenten Om te verwijzen naar meerdere vogels werden de volgende vier handvormen gebruikt: B2 F2 J2 BESLUIT Op basis van de geanalyseerde data stellen we vast dat voor de enkelvoudige referent VOGEL er in totaal éénenveertig handvormen uit elf verschillende categorieën gebruikt kunnen worden: de A- handvormen, B-handvormen, C-handvormen, D-handvormen, E-handvormen, F-handvormen, G- handvormen, H-handvormen en de I/J/K-handvormen. De meest gebruikte handvormen zijn de C- handvormen met acht varianten. Daarnaast komt ook de E-handvorm frequent voor met eveneens acht varianten. Verder komen er ook G-handvormen voor (vijf varianten), Bij de B-handvormen werden twee varianten geregistreerd. Onder de D-handvormen komen vier varianten voor. Dit is ook het geval voor de H-handvormen. Van de A-handvormen komen drie varianten voor en bij de I- handvormen twee. Ten slotte worden uit de overige groepen nog de volgende handvormen gebruikt: J2, K18, en de in de uitgelokte data vastgestelde nieuwe varianten E9, H2/G5 en K18 (zie fig. 2 p. 29, fig. 3 p. 31 en fig. 1 p. 26). 31

Om te verwijzen aan meerdere vogels worden in totaal zeven handvormen geselecteerd uit drie categorieën: de B-handvormen (B2) en de F-handvormen met vijf varianten (F1, F2, F3, F13 en F16) en de J-handvorm (J2). 3.2. Welke handvorm in welke context? A. handvormen voor één referent A1 handvorm Deze handvorm verwijst naar de vogel als entiteit en wordt door één gebaarder (West-Vlaanderen) toegepast met de handpalmen naar elkaar gericht tijdens de reproductie van de tekenfilm. Dit gebeurde in de volgende context: 1. Weergave van de actie van een groep vogels (tweehandige constructie): o de vogels botsen al spelend tegen elkaar Voor de bespreking van deze handvorm zie p. 31 van het onderzoeksrapport, sectie 6.1 werkwoordgebaren versus classifiers. A3 handvorm Deze handvorm verwijst naar een specifiek lichaamsdeel van de vogel (teen/poot). De handpalm is ofwel naar beneden gericht ofwel naar het lichaam gericht en wordt door één gebaarder (West- Vlaanderen) toegepast tijdens de reproductie van de tekenfilm in de volgende contexten: 1. Lokalisatie van de vogel: o de vogel zit met tenen vastgeklemd rond de draad 2. Weergave van de actie van een vogel (transitie van de handvorm E12 naar A3): o De vogel klemt de tenen vast rond de draad A16 handvorm De handvorm verwijst ook hier naar een specifiek lichaamsdeel, namelijk de tenen en wordt door één gebaarder (West-Vlaanderen) met de handpalm naar beneden gebruikt tijdens de reproductie van de tekenfilm om ernaar te verwijzen: 1. Lokalisatie van de vogel: o vogel zit met tenen vastgeklemd rond de draad 32