Bijzondere verrichtingen

Transcriptie

1 Bijzondere verrichtingen Zelfstandig bijzondere manoeuvres uitvoeren dmv gebruik aangeleerde bijzondere verrichtingen: omkeeropdracht d.m.v: bocht achteruit via parkeervak 3x steken halve draai parkeeropdracht: in vak vooruit of achteruit fileparkeren vooruit of achteruit stopopdracht Jij bepaalt wanneer en hoe; je houdt rekening met veiligheid en doorstroming.

2 Hellingproef met handrem Je stopt. Je zet de auto in de eerste versnelling, dan doe je de handrem met het knopje ingedrukt omhoog. Vervolgens laat je je voetrem voorzichtig los. Je kijkt voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Je geeft richting naar links. Koppeling laten opkomen tot aangrijpingspunt, de handrem langzaam naar beneden doen terwijl je de koppeling verder op laat komen. Na een paar meter doe je de richting uit en houd je nacontrole door in de binnenspiegel en linkerbuitenspiegel te kijken. Recht achteruit rijden Je komt aanrijden en je kijkt of je mag stilstaan (stilstaan verbod). Dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 50 cm van de rijbaankant. De auto moet recht staan aan de rijbaankant en de wielen moeten recht staan. Voordat je de auto in zijn achteruit zet kijk je eerst in je binnenspiegel en in je linkerbuitenspiegel voor het achteropkomende verkeer. Voordat je begint met rijden kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel, naast je linkerschouder, rechterbuitenspiegel over je rechterschouder. Daarna ga je achteruit rijden met slippende koppeling. Zodra je moet corrigeren stuur je als de auto weer recht rijdt dan zet je het stuur direct in de recht uitstand. Zodra de rij-instructeur zegt dat je kan stoppen stop je. Voordat je wilt wegrijden kijk je weer in je binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder daarna geef je richting aan en rijd je weg. Na weg te zijn gereden kijk je in de binnenspiegel en linkerbuitenspiegel als nacontrole.

3 Bocht achteruit Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 50 cm (3 maal de breedte van de spiegel) naast de trottoirrand ongeveer tien meter na de bocht. Dan kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel, naast je linkerschouder en over je rechterschouder. Dan zet je de auto in de achteruitversnelling en rijd je recht achteruit. Als het midden van je achterwiel bij het begin van de bocht is begin je naar rechts te sturen. Kijk over je linkerschouder omdat de auto gaat uitzwaaien naar links. Houd door middel van je rechterbuitenspiegel je wielen mooi op 50 cm van de trottoirrand door steeds een beetje te sturen. Als de auto weer in één lijn is met de trottoirrand stuur je weer alles terug naar links en rijd je 5 meter na de bocht en stop je. Vooruit parkeren in een parkeervak Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je gaat minimaal één meter van de parkeervakken rijden. Je rijdt in de eerste of tweede versnelling. Als je dicht bij het parkeervak bent trap je de koppeling in en regel je de snelheid met je voetrem. Zodra je rechterbuitenspiegel in één lijn is met de rechterlijn van het parkeervak waar je in wilt, kijk je voor, binnenspiegel, rechterbuitenspiegel, over je rechter schouder, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Vervolgens stuur je alles naar rechts totdat je recht in het vak staat. Wegrijden Kijk in de binnenspiegel, voor, rechterbuitenspiegel, over de rechter schouder, linkerbuiten spiegel en naast je linker schouder. Zet de auto nu in de achteruitversnelling. Kijk vervolgens nogmaals rondom en rijd met de slippende koppeling achteruit. Kijk nogmaals rondom de auto en stuur als de buitenspiegels aan het begin van het parkeervak zijn naar links of naar rechts. Als de auto recht staat stop je en rijd je weer weg, daarna doe je nacontrole.

4 Achteruit parkeren in een parkeervak Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 1 meter naast de rand van de parkeervakken en je stopt als de rechterbuitenspiegel in een lijn staat met de bovenste lijn van het parkeervak waar je in wilt parkeren. Daarna rijd je drie parkeervakken verder en stop je wanneer je rechterbuitenspiegel in een lijn staat met de bovenste lijn van het derde parkeervak. Dan kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel, over je linkerschouder, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder. Dan zet je de auto in de achteruitversnelling. Dan rijd je recht achteruit. Je rijdt één vak achteruit. Dan wanneer de rechterbuitenspiegel in een lijn is met de bovenste lijn van het tweede parkeervak kijk je voor, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Dan stuur je vlot alles naar rechts. Blijf ondertussen rondom kijken. Als de auto in één lijn staat met het vak stuur je alles terug naar links en rijd je recht achteruit het vak in. Stop wanneer de auto in het vak staat. Wegrijden Zodra je weer weg wilt rijden kijk je links, voor en rechts. Geef je richting aan naar de kant dat je naartoe wilt en stuur je wanneer de buitenspiegels in een lijn staan met de lijn van het vak.

5 Vooruit fileparkeren Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je houdt 50 cm tussenruimte van de geparkeerde auto en stopt als de voorkant gelijk is met de voorkant van de geparkeerde auto. Dan doe je de richting uit. Je kijkt rondom de auto. Dan rijd je vooruit en stuurt vlot naar rechts in als je auto voor de helft voorbij de geparkeerde auto is. Je kijkt rondom en je stuurt vlot terug naar links als je auto in 45 graden staat met de trottoirrand. En dan stop je achter de geparkeerde auto zodanig dat je weer in een keer weg kan rijden. Wegrijden Zodra je weer weg wilt rijden kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder je geeft richting aan en je rijd weer verder.

6 Achteruit fileparkeren Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 50 cm (3 maal de breedte van de spiegel) naast de geparkeerde auto en je stopt als de rechterbuitenspiegel in een lijn staat met de voorkant van de geparkeerde auto. Dan kijk je in de binnenspiegel, voor, linkerbuitenspiegel, naast je linkerschouder en over je rechterschouder. Daarna zet je de auto in de achteruitversnelling. En dan rijd je recht achteruit totdat de achterhoofdsteunen in één lijn zijn met de achterkant van de geparkeerde auto. Dan kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en over je linkerschouder. Dan stuur je vlot alles naar rechts. Kijk over je linkerschouder. Wanneer de rechterbuitenspiegel in één lijn is met de achterkant van de geparkeerde auto (45 graden met de trottoirrand) stuur je weer terug naar links en dan houd je door middel van je rechterbuitenspiegel de trottoirrand in de gaten. Let op als de auto recht staat mag je de wielen schuin laten staan in verband met weer wegrijden. Wegrijden Zodra je weer weg wilt rijden kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder je geeft richting aan en rijd je weer verder.

7 Keren door middel van een halve draai Je komt aanrijden en je kijkt of je mag keren (keerverbod). Dan kijk je in je binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 15 cm van de rijbaankant (zo gebruik je de maximale breedte van de rijbaan). De auto moet recht staan aan de rijbaankant en de wielen moeten recht staan. Zet de auto in de eerste versnelling. Voordat je begint met rijden kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Dan begin je met slippende koppeling een paar meter recht vooruit te rijden. Voordat je begint met sturen kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Dan stuur je d.m.v. overpakken snel en alles naar links terwijl je heel langzaam rijdt. Hoe langzamer je rijdt en sneller je stuurt des te korter je draaicirkel is. Als je aan de andere kant bent stuur je terug naar rechts. Daarna kijk je voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder en rijd je weer verder.

8 Keren op een niet te brede rijbaan (in 3 keer steken) Je komt aanrijden en dan kijk je in de binnenspiegel, rechterbuitenspiegel en over je rechterschouder daarna geef je richting aan naar rechts. Je stopt op ongeveer 15 cm van de trottoirrand. (Als er een lantaarnpaal in de buurt is dan moet de lantaarnpaal in het midden naast de auto of achter de auto staan). Je kijkt in de binnenspiegel, voor, linkerbuitenspiegel en over beide schouders. Met slippende koppeling rijd je zachtjes vooruit. Zodra je een meter hebt gereden stuur je alles vlot naar links. Zodra je de trottoirrand onder de linkerbuitenspiegel ziet stuur je de helft terug naar rechts. Terwijl je naar links en rechts kijkt zet je de auto in zʼn achteruit, zodra je een klein stukje achteruit rijdt stuur je alles naar rechts. Voordat je met het linkerachterwiel de trottoirrand aanraakt stuur je de helft naar links. Terwijl je naar links en rechts kijkt zet je de auto in de eerste versnelling. Zodra de auto in beweging komt stuur je de rest naar links en je rijdt verder. Daarna houd je nacontrole.