Adviesrapport Met stip op één

Vergelijkbare documenten
Met stip op één. Theoretische Onderbouwing. Inventarisatie van het activiteitenniveau van jongeren met een cognitieve beperking en gedragsproblematiek

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument

Vanuit het perspectief van de cliënt Het afnemen van de COPM bij hulpbehoevende ouderen en anderen in hun omgeving

Stof doen opwaaien. Ergotherapie bij mensen met een verstandelijke beperking & Huishoudelijke activiteiten

Ergotherapeutische conceptrichtlijn voor de individuele behandeling van borstkankerpatiënten in de nazorgfase

Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam

MOHO EN DE MOHOST. Robbert Kruijne Docent/onderzoeker Lectoraat Ergotherapie, participatie en omgeving Hogeschool van Amsterdam

Ergotherapie bij ouderen met dementie en hun mantelzorgers: het EDOMAH programma

De ACLs in de praktijk. Margreet Heuvelman, Msc Wieneke van Doorn, Cognitief Revalidatie Therapeut

Jane O Brien Marjon ten Velden

Exit-Memory. Projectresultaat naar aanleiding van het onderzoeksrapport voor Entréa binnen de naschoolse dagbehandeling in Tiel

13/03/2014. Even kennismaken. Activiteiten van het dagelijkse leven. Identificatie van betekenisvolle activiteiten voor bewoners van een WZC

Wanneer is ergotherapie bij Parkinson effectief?

Aanbod scholingen PEDI-NL November 2010 SCHOLINGEN PEDI-NL

PAS. Handleiding. Deel B. Persoonlijke Arbeidsvaardigheden Signaleren. Een hulpmiddel bij het zoeken naar passend werk

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

Protocol 1: Ergotherapie voor mensen met dementie en hun mantelzorgers aan huis (EDOMAH)

Het gekantelde gesprek aan de keukentafel: Een methodiek. Seminar tijdens Supportbeurs - 10 mei 2012 door Bart van den Eijnde

Handleiding SCOPE-NL. Nederlandse versie van de SCOPE (versie 2.2) Versie: Januari 2011

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio algemeen

De sociale omgeving van kinderen Afstudeerscriptie

PROJECT MOHOST MODEL OF HUMAN OCCUPATION SCREENING TOOL. September 2007 In opdracht van het Expertise Centrum Ergotherapie

Evaluatie Pilot Klasse-ergo basisschool De Bolster Amersfoort Ergotherapie Kinderen Amersfoort

Screeningsformulier & Rapportageformulier

Ik doe het! Kind aan het woord! Een vergelijking van instrumenten gericht op participatie voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar.

Ergotherapie Inovum Behandeling en advies

Beoordelen toegankelijkheid en aanpasbaarheid van bestaande huurwoningen

Model Of Human Occupation. Screening Tool-NL

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Canadian Occupational Performance Measure (COPM)

Handleiding Activiteitenmethodiek Maatschappelijke Zorg Periode 2,

PROMOTIEONDERZOEK ARBEIDSPARTICIPATIE VAN JONGVOLWASSENEN MET LICHAMELIJKE BEPERKINGEN. Joan Verhoef

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie

Project Kwantitatief onderzoek Module 12 HDT H830-11

Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers

Een afasievriendelijke COPM Een onderzoek naar hoe de COPM en de afname ervan afasievriendelijk gemaakt kan worden.

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Anita Cremers Lectoraat Co-design, Hogeschool Utrecht

Instructiebundel H-OPP

Protocol. Kinderoefentherapie

Functieprofiel: Studentenconsultant Functiecode: 0402

Aanleiding. Het Foto-interview. DCD diagnose en interventie Leeds Conference Statement

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

CREATIEF VERMOGEN. Andrea Jetten, Hester Stubbé

Het instrument Assessment Algemene Arbeidsvaardigheden

Lespakket. Jongvolwassenen met lichamelijke beperkingen: transitie naar volwassenheid en werk

Informatie voor assessoren bij het 2 e jaars gedragsassessment

Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Ergotherapie bij ouderen met dementie en hun mantelzorgers

Advies- en implementatierapport. Evidence-based ergotherapeutische groepsbehandeling voor cliënten met chronische a-specifieke rugklachten

50 reacties. Overzicht Complete reacties bekijken. Ergo & ik kinderergotherapie

Schema van een praktijkgericht juridisch onderzoek 18 Schema s van vier typen beroepsproducten 20

onvoldoende voldoende goed uitstekend Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

1 en 2 oktober Bezoek aan Groningen

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

Programma. Afstudeerpresentatie en Diplomering

Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)

Competenties Luuk van Paridon. Analyseren

Geschikte kinderassessments op participatie- en activiteitenniveau; een literatuurstudie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

BEOORDELINGSFORMULIER PROJECT MINOR KIND

ERGOTHERAPEUTEN: (RE)INTEGREER IN ARBEID!

Instructie cliëntprofielen

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Aanmeldingsformulier Project Speciaal 2017 Om mee te kunnen doen aan Project Speciaal is het invullen van alle velden verplicht.

Stof doen opwaaien. Ergotherapie bij mensen met een verstandelijke beperking & Huishoudelijke activiteiten

Aanvulling protocol. Checklist voor probleeminventarisatie en format overdrachtsrapportage

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Hogeschool van Amsterdam, Expertise Centrum Ergotherapie

BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER PLAN VAN AANPAK

Bedrijfsarchitectuur sterker door opleiding

Kleine dingen; grote betekenis

Verslag 9 januari 2013 Aanwezigen: Verontschuldigd: Kadering project

Workshop: Aandacht voor de mantelzorger

RK Christoffelschool Gendringen

Kind aan het woord. 21 april Marjon ten Velden MSc OT. Opleiding Ergotherapie Faculteit Gezondheid HvA

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Werkbijeenkomst NVRR en AR d.d. 18 september 2014

Coaching met de Zelfkonfrontatie Methode

Trainingsopzet Ondersteuning HARRIE

Professionele bachelor in de Ergotherapie

Consensus over definitie communicatieve redzaamheid Ingrid Singer, Inge Klatte, Ingrid Cnossen en Ellen Gerrits. Siméa congres 6 april 2017

Gastles 17 september van Theorie naar Praktijk. Door Theone Kampstra

ONDERZOEK & WETENSCHAP

Lerend vermogen in betekenisvolle dagelijkse activiteiten.

STAPPENPLAN: ONTWIKKELEN VAN VRAAGGERICHTE MODULAIRE ZORG EN DIENSTVERLENING

Handleiding Mijn Pad. Mijn pad, mijn leven, mijn toekomst Een routeplanner voor jongeren. praktijkgericht onderzoek. Rotterdam, maart 2015

De granulometer. Is de granulometer een effectief meetinstrument voor wond heling van patiënten? Iris van Rijnbach

Toepassing van sensorische integratie bij kinderen met een beperking in Suriname

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige

PRPP bij M. Parkinson

De Activiteitenweger. Een hulpmiddel voor het meetbaar maken van activiteiten. presentatie Meander Medisch Centrum, Greke Hulstein, Ergotherapeut

Nederlandse samenvatting

Evalueren van de kwaliteit van onderzoek

Transcriptie:

Adviesrapport Met stip op één Opdrachtgever: Junioradviseurs: E. de Haan J. Betjes L. J. van der Bie Senioradviseur: J.J. van der Toorn Hogeschool van Amsterdam Opleiding Ergotherapie 5 Juni 2012

Inhoud Inleiding... 2 1. Adviesfasemodel... 3 2. Fasering adviesmodel... 4 2.1 Fase 1: verheldering van de vraag... 4 2.2 Fase 2: analyseren hulpvraag... 4 2.3 Fase 3: Typeren... 6 2.4 Fase 4: Selecteren... 6 2.4.1 Adviezen... 7 3. Literatuurlijst... 10 1

Inleiding Voor u ligt het adviesrapport van de projectgroep met stip op één. De adviesvraag is geformuleerd omdat er op dit moment geen geschikt assessment beschikbaar is voor jongeren met een cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek. In twintig weken heeft de projectgroep in samenwerking met praktijk Stip en de Hogeschool van Amsterdam gekomen tot een uiteindelijk adviesrapport. In dit adviesrapport zijn de uiteindelijke adviezen terug te vinden. De projectgroep doet enkele aanbevelingen en wil hiermee een eerste aanzet geven om een uiteindelijk assessment te ontwikkelen dat valide en betrouwbaar bevonden kan worden. Om deze reden wordt er een advies gegeven om dit te bewerkstelligen. De adviezen die de projectgroep geeft zijn voortgekomen uit werkplekbezoeken, literatuurstudie en discussies met derden. Projectgroep met stip op één Jord Betjes Lisette van der Bie Amsterdam, juni 2012 2

1. Adviesfasemodel Het adviesrapport is opgesteld aan de hand van het nieuwe adviesmodel voor ergotherapeuten (Driessen en Heijsman, 2006). Dit adviesfasemodel kan in verschillende contexten, werkgebieden en rollen gebruikt worden. De projectgroep beschrijft de adviezen tot de stap uitvoering omdat dit nog plaats dient te vinden. Te lezen is dat de adviesvraag te beantwoorden is en dat er meerdere aanbevelingen worden gegeven voor verder onderzoek. Hieronder wordt weergegeven uit welke fasen het adviesmodel bestaat (Driessen en Heijsman). Fase 1: Verhelderen van de vraag: de verwijzing beoordelen op ergotherapeutische relevantie en op volledigheid. Fase 2: Analyseren hulpvraag: het op methodische wijze analyseren van de hulpvraag. Fase 3: Typeren: het vertalen van de gegevens uit de analyse naar praktisch toepasbare doelstellingen. Fase 4: Selecteren: begeleiden van de cliënt bij het selecteren van de meest geschikte oplossing, waarbij overeenstemming bereikt wordt tussen de betrokken partijen. Fase 5: Implementeren: ondersteuning bieden aan de cliënt, bij het in de praktijk brengen van de oplossing. Dit wordt afgestemd op de inbreng van de cliënt. Fase 6: Beheren: op tijd signaleren van terugval en ondersteuning bieden bij het behouden van werk. Fase 7: Evalueren: inzichtelijk maken van het proces en de bespreking met de cliënt. De projectgroep heeft fases 1t/m 4 van het adviesfasemodel doorlopen. Fase 5 t/m7 start na afsluiting van het project. De opdrachtgever gaat dan ons advies implementeren. In dit rapport staat beschreven wat de adviezen zijn van de projectgroep naar de opdrachtgever. 3

2. Fasering adviesmodel 2.1 Fase 1: verheldering van de vraag Fase 1: Verhelderen van de vraag: de verwijzing beoordelen op ergotherapeutische relevantie en op volledigheid. De adviesvraag is afkomstig vanuit praktijk Stip. Er is op dit moment een gebrek aan goede (meet)instrumenten die passen bij de cognitie en belevingswereld van de doelgroep; jongeren met een cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek. Hierdoor is de onderbouwing van behandeling moeilijk aan te geven en een consistente evaluatie op langer termijn is onmogelijk. Vooral op activiteitenniveau is het lastig om het niveau van de kinderen te bepalen. Hoofdvraag: Hoe gaat de projectgroep doormiddel van literatuurstudie en werkplaatsbezoeken de bestaande (ergotherapeutische) assessments aanpassen, waardoor dit bruikbaar is voor ergotherapeuten om het activiteitenniveau jongeren (12-20) met een cognitieve beperking en gedragsproblematiek te bepalen? 2.2 Fase 2: analyseren hulpvraag Fase 2: Analyseren hulpvraag: het op methodische wijze analyseren van de hulpvraag. Analyseren van het probleem Na het bestuderen van project Adviesrapport en Onderzoeksrapport Kinderassessments: gericht op participatie- en activiteitenniveau (Burgh, van de P. et all. 2008) overleg met experts zijn er een zestal assessments geselecteerd. Dit zijn de volgende assessments: Assessment of Communication and Interaction Skills (ACIS) Assessment of Process en Motor Skills (AMPS) Canadian Occupational Performance Measure (COPM) Pediatric Voliotional Questionnaire (PVQ). School Assessment of Motor and Process Skills (School AMPS) Short Child Occupational Profile-NL (SCOPE) Hieronder staan de conclusies van de onderzochte en/of uitgevoerde assessments. Algemene conclusie ACIS Als de voordelen naast de nadelen worden gelegd lijkt het een heel geschikt meetinstrument. Maar de projectgroep mist een aantal belangrijke items waardoor veel punten helaas niet bruikbaar zijn voor het afstudeerproject. Zo missen er gerichte activiteiten voor jongeren. Hoe komt de therapeut achter het handelingsprobleem zonder de omgeving er verder bij te betrekken. Wel wordt er beschreven dat het werk serieuzer is dan vrije tijd, maar is dit wel te vragen aan deze doelgroep. De opbouw van de handleiding van de ACIS kan gebruikt voor de handleiding observatiemethodiek. Veel items in de ACIS zijn voorspelbaar, omdat veel jongeren met autisme geen oogcontact maken. Een checklist sensorische integratie is opgenomen zou bijpassend zijn. Ook mist het stukje vertrouwen in eigen kunnen en een gedeeltelijk motorisch aspect. Waarom wil een bepaalde activiteit niet lukken? Dit is van belang voor het toekomstperspectief van het kind. Vooral om de basis van het zelfstandig functioneren te bevorderen. Dit instrument zou wel bruikbaar zijn als dit een groot probleem is en de omgeving dit aangeeft. Dan zou de projectgroep adviseren om dit wel te gebruiken. De manier van scoren is erg uitgebreid. Het een is goede methode om de checklist te gebruiken om zo op een snelle en adequate manier te observeren. Dit is de projectgroep dan ook van plan om mee te nemen

naar het eindproduct. De uitgebreide lijst kost veel leestijd. Het is dan ook van groot belang dat er voor de afname een goede en uitgebreide voorbereiding wordt gemaakt. Het is geen 'snel meetinstrument'. Wat vooral van belang is voor het ontwikkelde observatie-instrument is dat er gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen bij het uitvoeren van het instrument. Dat er wordt gekeken hoe ver het kind op dit moment is met het uitvoeren van de activiteiten. Hierom gaat de projectgroep een aantal domeinen meenemen naar het eindproject. Algemene conclusie AMPS De AMPS richt zich op proces vaardigheden en motorische vaardigheden. In het verleden werd er veel getest op motorische vaardigheden bij jongeren met een cognitieve beperking met een IQ van 55 en lager. In de ogen van de projectgroep is het trainen op motorische vaardigheden niet nuttig bij deze doelgroep De scorelijst is erg uitgebreid. Doordat de ergotherapeut met het kind bezig dient te zijn, is het lastig om als ergotherapeut te schrijven tijdens de observatie. Als er gefilmd gaat worden zijn hier rechten aan verbonden en hier gaat veel tijd in zitten. De projectgroep heeft tijdens de observatie van de AMPS op de Heldringschool geobserveerd dat er geen gerichte score gegeven kan worden. De score zou vaak uitkomen op een 1 waardoor het moeilijk is om hier de oefenactiviteiten aan te linken. Ook de vele motorische aspecten zijn te veel benadrukt. Wel zou het kunnen zijn dat, als de cursus gevolgd zou worden, dit makkelijker uitgevoerd kan worden bij de doelgroep, maar dan zouden er nog hulpmiddelen missen zoals pictogrammen /gebaren of foto's om het kind op weg te helpen als er geen uitvoeringsmogelijkheden uit het kind voortkomen. De AMPS is niet gericht op de omgeving, docenten en ouders worden niet betrokken bij dit instrument. De projectgroep wil dit component meer benadrukken omdat dit erg van belang is voor de doelgroep. Zijn er veel prikkels in de ruimte. Is het een natuurlijke omgeving. De activiteiten uit het AMPS zijn goed te gebruiken voor het project. Omdat ze gericht zijn op verschillende hiërarchieën is het te combineren naar het niveau van het kind. De AMPS bestaat uit 116 taken dus er zijn veel keuzemogelijkheden. Tevens is de leeftijd van de doelgroep tot 20 jaar en is het van groot belang om de zelfstandigheid te bevorderen om zo naar een zelfstandig leven te kunnen werken. Algemene conclusie COPM Het COPM kan gebruikt worden om te inventariseren hoe ouders/verzorgers of docenten de situatie van het kind bekijken. Het nadeel is hierbij is dat dit veel tijd in beslag kan nemen en er hierdoor niet wordt geluisterd wat het kind zelf wil. Wel kan er op deze manier een mening van derden meegenomen worden omdat derden de kinderen vaak zien en de opvoeding hebben meegekregen dus afweten van de knelpunten. Zo zou het goed zijn om beide te inventariseren. Dit zou eventueel ook door middel van een vragenlijst kunnen. Algemene conclusie PVQ De PVQ kan gebruikt worden bij de doelgroep jongeren met een cognitieve beperking met een IQ van 55 of lager. Er missen gerichte activiteiten die de doelgroep kan uitvoeren, aangepast op het niveau. Dit instrument gaat erg uit van het Willen. Bij de doelgroep waar de projectgroep zich op richt is het niet altijd het geval dat de cliënt niet wil, maar dat het vaak niet lukt door middel van de omgeving. Zo is de bijgevoegde omgevingsindicatoren dat bij de scorelijst hoort bruikbaar. Welk gedeelte van de handeling lukt niet, is er last van fel licht in de ruimte of is het kind erg passief. Deze elementen zijn wel van belang bij het observeren van de activiteit bij deze doelgroep. Dit instrument kan wel degelijk gebruikt worden om te observeren hoe het kind handelt. Een ander punt uit dit instrument is de keuzes maken. Bij de jongeren is het van belang dat er niet teveel keuzes worden gegeven. Dit kan zorgen voor teveel prikkels en dat de jongeren zich niet meer tot de taak kan zetten, waardoor er geen duidelijke observatie kan plaatsvinden. De scorelijst is goed te hanteren. De opbouw is dan ook te gebruiken voor de projectgroep, zoals het omgevingskenmerkenformulier dat erg van belang is bij de doelgroep. Zoals beschreven, lawaaierig en door het kind zelf gekozen. Algemene conclusie School AMPS De School AMPS richt zich op proces vaardigheden en motorische vaardigheden. In het verleden werd er veel getest op motorische vaardigheden bij jongeren met een cognitieve beperking met een IQ van 55 en lager. In de ogen van de projectgroep is het trainen op motorische vaardigheden niet nuttig bij deze 5

doelgroep De scorelijst is erg uitgebreid. Doordat de ergotherapeut met het kind bezig dient te zijn, is het lastig om als ergotherapeut te schrijven tijdens de observatie. Als er gefilmd gaat worden zijn hier rechten aan verbonden en hier gaat veel tijd in zitten. De projectgroep heeft tijdens de observatie van de AMPS op de Heldringschool geobserveerd dat er geen gerichte score gegeven kan worden. De score zou vaak uitkomen op een 1 waardoor het moeilijk is om hier de oefenactiviteiten aan te linken. Ook de vele motorische aspecten zijn te veel benadrukt. Wel zou het kunnen zijn dat, als de cursus gevolgd zou worden, dit makkelijker uitgevoerd kan worden bij de doelgroep, maar dan zouden er nog hulpmiddelen missen zoals pictogrammen /gebaren of foto's om het kind op weg te helpen als er geen uitvoeringsmogelijkheden uit het kind voortkomen. De AMPS is niet gericht op de omgeving, docenten en ouders worden niet betrokken bij dit instrument. De projectgroep wil dit component meer benadrukken omdat dit erg van belang is voor de doelgroep. Zijn er veel prikkels in de ruimte. Is het een natuurlijke omgeving. De activiteiten uit het School AMPS zijn niet geschikt voor het project, omdat ze op de Heldringschool zich richten op de zelfredzaamheid. Algemene conclusie SCOPE De SCOPE heeft vele voordelen en is goed te gebruiken bij de doelgroep. Maar de projectgroep is op zoek naar een assessment om het activiteitenniveau te meten. De SCOPE meet daarentegen het participatieniveau. De SCOPE is niet bruikbaar voor het project. 2.3 Fase 3: Typeren Fase 3: Typeren: het vertalen van de gegevens uit de analyse naar praktisch toepasbare doelstellingen. Na uitwerking van fase 2 heeft de projectgroep de deelvragen aangevuld. Deze staan hieronder weergegeven. Hoe gaat de projectgroep activiteiten, op een uitvoerbare manier, weergeven in een observatiemethodiek, zodat dit duidelijk is voor de uitvoerende ergotherapeut dan wel voor de doelgroep? Hoe gaat de projectgroep de activiteiten aanpassen en koppelen aan het motorische en cognitieve niveau en belevingswereld van de doelgroep? Hoe kan de projectgroep op een snelle en adequate wijze het activiteitenniveau van jongeren met een cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek scoren? Hoe kan de projectgroep de omgeving (cliëntensysteem /mantelzorger) bij de observatiemethodiek betrekken? 2.4 Fase 4: Selecteren Fase 4: Selecteren: begeleiden van de cliënt bij het selecteren van de meest geschikte oplossing, waarbij overeenstemming bereikt wordt tussen de betrokken partijen. Aan de hand van het literatuuronderzoek van bovenstaande instrumenten, observaties en de gesprekken met experts is er een uiteindelijke observatiemethodiek opgesteld. De Stip Observatie Methodiek- Jongeren (SOM-J). Hieronder staat een overzicht van de SOM-J 6

Kort overzicht Stip Observatie Methodiek-Jongeren Naam Doel Vorm Populatie/doelgroep Tijdsduur Situatie/omgeving Materiaal Werkwijze SOM-J Het in kaart brengen van het activiteitenniveau. De ergotherapeut scoort een ja of nee bij elk item met een evt. toelichting. Observatiemethodiek Jongeren met een cognitieve beperking (IQ<55) De observatietijd ligt rond de 15 minuten. Het scoren gebeurt tijdens de observatie. Een voor de cliënt relevante en/of betekenisvolle activiteit. Handleiding, activiteitenboek en scoreformulier. De cliënt(systeem) kiest in overleg met de ergotherapeut een te observeren activiteit uit, welke de ergotherapeut vervolgens creëert. De ergotherapeut legt uit aan de cliënt waarom deze observatie plaatsvindt. De ergotherapeut observeert de situatie en scoort tijdens het observeren. Zowel de ergotherapeut als de cliënt kunnen de te observeren situatie beëindigen. De genoteerde gegevens moeten zo kort mogelijk na de geobserveerde situatie compleet worden gemaakt. Resultaten Aan de hand van de meetinstrument die de projectgroep bestudeerd en uitgeprobeerd heeft kan de projectgroep concluderen dat er geen meetinstrument geschikt is voor jongeren met een cognitieve beperking. De projectgroep heeft om deze reden een observatiemethodiek ontwikkelt. De observatiemethodiek bestaat uit de volgende producten: Handleiding Activiteitenboek Scorelijst 2.4.1 Adviezen Oplossingsrichtingen Naar aanleiding van het project adviseert de projectgroep de volgende adviezen: Advies 1 De projectgroep adviseert om verder onderzoek te doen naar de observatiemethodiek die ontwikkelt is. De observatiemethodiek kan verder ontwikkelt worden tot een volledig meetinstrument. 7

Voordelen Het voordeel van het verder onderzoek naar de observatiemethodiek is, dat de SOM-J kan uitgroeien naar een valide en betrouwbaar meetinstrument. Omdat er op dit moment geen geschikt meetinstrument beschikbaar is. Op de deze manier wordt er één lijn trekken met betrekking tot het inventariseren van het activiteitenniveau van jongeren cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek. De opdrachtgever kan ergotherapeuten die werkzaam zijn met de betreffende doelgroep de observatiemethodiek laten implementeren en evalueren. Tijdsindicatie De projectgroep adviseert om dit advies uit te voeren met ergotherapeuten die werkzaam zijn met de doelgroep. De tijdsindicatie wordt geschat op een jaar of langer. Advies 2 De projectgroep adviseer om een observatiemethodiek te ontwikkelen voor kinderen (5-12 jaar) met cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek. Voordelen Op dit moment is er geen meetinstrument voor de op activiteitenniveau voorkinderen (5-12 jaar) met cognitieve beperking (IQ<55) en gedragsproblematiek. Deze kan ontwikkelt worden aan de hand van de SOM-J. Door één lijn te trekken en een duidelijke observatiemethodiek te creëren kan dit zorgen voor verdere ontwikkeling van het beroep ergotherapie. Tijdsindicatie De projectgroep adviseert om dit in een volgend afstudeerproject uit te voeren. De tijdsindicatie die geadviseerd wordt is twintig weken. Advies 3 De huidige observatiemethodiek bestaat uit twee deelgebieden keukenactiviteiten (K) en zelfzorgactiviteiten (Z). Deze kunnen uitgebreid worden met het deelgebied huishoudelijke activiteiten (H). Tevens kunnen de huidige twee deelgebieden aangevuld worden met andere activiteiten uit de AMPS. Deze kunnen worden aangepast op de wijze zoals de activiteiten zijn weergegeven in het activiteitenboek. Op deze wijze geeft de observatiemethodiek meerdere opties om een cliëntgerichte activiteit te kiezen. Voordelen Op dit moment is er geen geschikt meetinstrument op activiteitenniveau voor de doelgroep. De AMPS is te uitgebreid waardoor aanpassing belangrijk is. De cliënt kan bij de activiteit koffie of thee zetten kiezen welke hij wil gebruiken. Voor de cliënt kan dit onduidelijk zijn. De activiteit kan daardoor te lang zijn. Dit heeft als gevolg dat de concentratie afneemt tijdens de activiteit. Doordat al de activiteiten in deelstappen gesplitst kunnen worden kan de observatiemethodiek een grote uitbreiding krijgen met uiteindelijk huishoudelijke activiteiten (H). Op deze wijze is er meer keuze om aan te sluiten op de hulpvraag van de cliënt. Tijdsindicatie De projectgroep adviseert om dit uit te voeren aan de hand van een profileringactiviteit. Het is van belang dat de betreffende student inzicht heeft in de problematiek van de doelgroep en de gedragsproblemen die de cliënt ervaart. De AMPS, de handleiding van de observatiemethodiek en het activiteitenboek dient gebruikt te worden om zo de activiteiten verder te implementeren. Advies 4 De projectgroep adviseert om een formulier te ontwikkelen dat het cliëntensysteem betrekt, zoals: leerkrachten en ouders van het kind. Op deze wijze wordt de gehele omgeving betrokken en staat de cliënt centraal. 8

Voordelen Het cliëntensysteem weet welke beperkingen de cliënt ervaart. En kan veel oplossingen al uitgevoerd hebben. Dit geeft de ergotherapeut meer inzicht in de sterktes en beperkingen van de cliënt. Tijdsindicatie De projectgroep adviseert om dit in een volgend afstudeerproject uit te voeren. De tijdsindicatie die geadviseerd wordt is twintig weken. 9

3. Literatuurlijst Basu, S., Kafkes, A., Schatz, R., Kiraly, A. & Kielhofner, G. (.2008) Pediatric Volitional Questionnaire (Version 2.1) MOHO Clearinghouse Brouwer, B., Lafeber, J., Tigchelaar, E., Velden, ten M., Weijts, D. (2011) Short Child Occupational Profile-NL. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam Burgh, van de P., Gieles, P., Kropman, A. Tichelaar, E. (2008) Adviesrapport en Onderzoeksrapport Kinderassessments: gericht op participatie- en activiteitenniveau. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam Fisher, A. G. (2003). Assessment of motor and process skills. Development, standardisation and administration manual (5th ed., Vol. 1). Fort Collins: Three Star Press. Fisher, A.G., Bryze, K., Hu,e, V., % Griswold, L., A. (2005) School AMPS: School Version of the Assessment of Motor and Process Skills (2 nd ed.). Fort Collins, CP: Three Star Press Forsyth K., Salamy M, Simon S. Kielhofner, G.(1995) A User s Guide to the The Assessment of Communication & Interaction Skills (ACIS) (Version 4.0), The Model of Human Occupation Clearinghouse Department of Occupational Therapy, University of Illinois at Chicago Heijsman, A., C. Kuiper & M. Lemette. (199) De ergotherapeut als adviseur: Methodiek en adviesvaardigheden. Utrecht :Uitgeverij Lemma Mary Law, PhD,OT(C); Sue Baptiste, MHSc,OT(C);Anne Carswell, PhD,OT(C); Mary Ann McColl, PhD,OT(C); Helene Polatajko, PhD,OT(C); Nancy Pollock, MSc,OT (2007) Canadian Occupational Performance Measure. Asher ed. 10