SAMENVATTING UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING UITSPRAAK

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep HBO

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J.A. de Bruijn

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de functie van werkneemster is vervallen en er geen andere passende functie voor haar is.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. G. Wind en voor deze de heer G. van Poppel

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

SAMENVATTING Beroep tegen mededeling beëindiging verlengd tijdelijk dienstverband; HBO

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Commissie van beroep vo

SAMENVATTING U I T S P R A AK

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. het bestuur van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation. UITSPRAAK

SAMENVATTING. de Personeelsgeleding van de Medezeggenschapsraad van het B, hierna te noemen de PMR

Commissie van Beroep PO

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van de A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

UITSPRAAK 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE. Samenvatting , en

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. E.M. Kauffman

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

Commissie van Beroep BVE

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van B, gevestigd te Z, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van bestuur van de C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

UITSPRAAK. het Bestuur van de stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. M.

Transcriptie:

102511 SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens opheffing van de betrekking BVE De werknemer was voor de reorganisatie trainer/dierenarts en maakt bezwaar tegen het opheffen van de functiecategorie trainer/dierenarts. De Commissie oordeelt dat de werkgever in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen de functiecategorie trainer/dierenarts op te heffen omdat de dierenartsverrichtingen goedkoper kunnen worden ingehuurd. Dat de werkgever vervolgens de dierenarts/trainer op de personeelslijst heeft opgenomen als trainer binnen de marktsector waar de laatste twee jaar de meeste werkzaamheden waren verricht, komt de Commissie als redelijk voor. De Commissie oordeelt op basis van het tijdschrijfsysteem dat werkneemster niet in gelijke mate in meerdere programma's van verschillende marktsectoren heeft gewerkt zoals door haar werd aangevoerd. De Commissie merkt daarbij op dat, indien appellante tevens in het andere programma zou zijn ingedeeld, zij op grond van haar positie op de afvloeiingslijst, toch zou dienen af te vloeien. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gehanteerde afvloeiingssystematiek tot onredelijke uitkomsten leidt noch dat de werkgever deze systematiek ten opzichte van werkneemster onjuist heeft toegepast. Beroep ongegrond. 102511 in het geding tussen: A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A gemachtigde: mr R.F. van der Ham en UITSPRAAK het College van bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr N. Kampert 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlage van 27-02-2004, ingekomen op 02-03-2004, en aangevuld bij brief met bijlagen d.d. 26-03-2004, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 29-01- 2004 inhoudende ontslag wegens opheffing van de betrekking (artikel H-57 sub c CAO-BVE). Tevens heeft A bij verzoekschrift van 15-04-2004 de Voorzitter van de Commissie verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende opschorting van het ontslag tot 01-07-2004. De Voorzitter heeft bij uitspraak d.d. 27-05-2004, onder nummer 102547, de gevraagde voorziening geweigerd omdat hij van oordeel was dat niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de Commissie het beroep van A gegrond zal verklaren. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 14-05-2004. De mondelinge behandeling vond plaats op 28-06-2004. A verscheen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door E, manager P&O, daartoe bijgestaan door voornoemde gemachtigde. A heeft een pleitnotitie overgelegd. De werkgever heeft een pleitnotitie overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. Pagina 1 van 5

2. DE FEITEN De Commissie gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht uit van de volgende, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken en door de Commissie in deze procedure relevant geachte, tussen partijen vaststaande feiten. A is sinds 20-11-1995 werkzaam bij (de rechtsvoorganger van) C, locatie D, in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Aanvankelijk was A werkzaam als Stafinstructeur A/Trainer. Met de invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem FUWA-BVE is A benoemd in de functie van Dierenarts/Trainer omdat zij naast het verrichten van trainerswerkzaamheden tevens dierenartswerkzaamheden verrichtte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-BVE 2003-2004. In verband met financiële noodzaak heeft de werkgever, een instelling met 5 vestigingen in respectievelijk F, D, G, H en O, in 2003 besloten tot een reorganisatie, op grond waarvan door middel van vermindering van (onderwijsgevend) personeel, een belangrijke bezuiniging kan worden gerealiseerd. Hiertoe is een reorganisatieplan opgesteld dat definitief is vastgesteld op 31-10-2003. Op grond hiervan heeft de werkgever een nieuwe organisatiestructuur voor de instelling vastgesteld. Deze organisatiestructuur omvat het aantal en de soorten functies die vervuld moeten worden. Op basis hiervan is een formatieplan vastgesteld. Voorts heeft de werkgever met de Centrales overeenstemming bereikt over een Sociaal Plan. Dit plan is bedoeld om de mogelijke gevolgen van de reorganisatie in te kaderen en dient tegelijkertijd als uitgangspunt voor te voeren personeelsbeleid in het geval van mogelijke nadelige gevolgen van de reorganisatie. In het formatieplan heeft de werkgever, onder meer, aangegeven of er sprake is van boventalligheid. Het boventallig verklaren van een medewerker gebeurt op basis van afvloeiingscriteria die in bijlage D bij het Sociaal Plan zijn opgenomen. Het onderwijsgevend personeel wordt opgedeeld in 6 programma s die vervolgens ieder weer zijn onderverdeeld in marktsectoren, 13 in totaal. Een medewerker kan in principe slechts in één programma en één marktsector worden ingedeeld. Voor de indeling bij een programma/marktsector is bepalend voor welk programma/marktsector de medewerker de afgelopen twee cursusjaren zijn werkzaamheden heeft verricht. Dit is dan de marktsector waarbij de medewerker wordt ingedeeld. Alleen als op basis van tijdschrijven van de afgelopen twee cursusjaren is gebleken dat een medewerker in gelijke mate voor meerdere programma s/marktsectoren heeft gewerkt, wordt een medewerker ingedeeld bij meerdere programma s/marktsectoren. In dit laatste geval wordt de medewerker alleen boventallig indien hij/zij in alle toegewezen marktsectoren boventallig is. De werkgever stelt vervolgens vast welke personeelsleden boventallig zijn. Boventalligheid kan ontstaan omdat per functie minder medewerkers nodig zijn of omdat een functie vervalt. In het eerste geval geldt dat voor de afvloeiingsvolgorde het anciënniteitbeginsel bepalend is. De eerste die in aanmerking komt voor ontslag is de degene met de kortste diensttijd. Bij brief van 16-11-2003 heeft de werkgever A verzocht haar gegevens ten behoeve van de te hanteren personeelslijst te controleren, in welke lijst is opgenomen dat zij in haar functie van Dierenarts/Trainer is geplaatst in het programma Varkenshouderij, Pluimveehouderij en Mengvoeders, marktsector Varkens. A heeft bij brief van 08-11-2003 bezwaar bij de werkgever ingediend tegen het feit dat zij uitsluitend bij voormeld programma is ingedeeld. Vervolgens is A op 17-11-2003 schriftelijk meegedeeld dat het aantal formatieplaatsen in haar functie is verminderd als gevolg waarvan zij volgens de afvloeiingscriteria in aanmerking komt voor boventalligheid. A heeft hiertegen bij brief van 28-11-2003 bezwaar ingediend bij de Toetsingscommissie welke door de werkgever is ingesteld op grond van bijlage B van het Sociaal Plan en die tot doel heeft het behandelen van bezwaren van individuele werknemers die getroffen worden door besluiten in het kader van het Sociaal Plan. Op 27-02-2004 heeft de Toetsingscommissie advies uitgebracht aan de directie van de werkgever, inhoudende het bezwaar van A ongegrond te verklaren Intussen had de werkgever A reeds op 29-01-2004 ontslag aangezegd tegen 01-05-2004. Tegen deze ontslagbeslissing is het beroep gericht. Pagina 2 van 5

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voert aan dat zij bij meerdere programma s had dienen te worden ingedeeld nu de tijdsbesteding in de verschillende programma s vergelijkbaar is geweest. A stelt daartoe dat zij naast haar werkzaamheden in het programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Varkenshouderij, een substantieel deel van haar werktijd heeft besteed aan het programma Dierverzorging en Paardenhouderij, marktsector Diveto, en ook daadwerkelijk deel uitmaakte van het team aldaar. Het criterium gelijke mate dient dan volgens A ruim te worden uitgelegd, in de zin van vergelijkbare percentages. A meent dat het Sociaal Plan in strijd is met de wet doordat het wettelijk begrip uitwisselbare functie wel erg beperkt wordt uitgelegd doordat slechts de functies in een programma in een marktsector uitwisselbaar zijn. A is van mening dat alle functies van trainer zijn aan te merken als gelijke en in ieder geval uitwisselbare functies. A stelt in het verleden regelmatig onderwijs in de marktsector Pluimvee te hebben verzorgd en daardoor in staat te zijn om de werkzaamheden van een collega trainer, K, werkzaam in het programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Pluimvee, over te nemen nu deze zijn dienstverband met C heeft beëindigd. De werkgever stelt dat de afvloeiing van A op een juiste wijze is geschied. Bij de herinrichting van de organisatie is besloten de functie van dierenarts/trainer op te heffen. Dit omdat het onderscheidend element van de functie, het verrichten van dierenartshandelingen, niet tot de kernactiviteiten behoort en beter en goedkoper kan worden ingehuurd. Gezien de grote overlap met de functie van Trainer heeft de werkgever gemeend de medewerkers die dierenarts/trainer waren op de personeelslijst mee te nemen als trainer binnen de marktsector waar de laatste twee jaar de meeste werkzaamheden waren verricht. Uit het tijdschrijfsysteem van de afgelopen twee cursusjaren blijkt dat A in overwegende mate, namelijk 26,2%, werkzaam was in programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Varkens. Tevens blijkt uit het tijdschrijfsysteem dat A voor 20,1% voor het programma Dierverzorging en Paardenhouderij, marktsector Diveto, heeft gewerkt. De werkgever meent dat hierdoor niet kan worden gesproken van werkzaamheden in gelijke mate, zoals het Sociaal Plan vereist. A is dan ook ingedeeld in de marktsector Varkens. Door de anciënniteitpositie van A is zij vervolgens boventallig geworden. De collega, wiens functie A claimt, behoort tot een andere marktsector dan die waarin A werkzaam is, te weten de marktsector Pluimvee. Ook zijn functie is als gevolg van de reorganisatie komen te vervallen waarna hij is herplaatst als trainer. De werkgever geeft daarbij aan dat A, gelet op haar anciënniteit, ook niet voor deze functie in aanmerking zou zijn gekomen. Bovendien is het feitelijk onmogelijk om de functie van K over te nemen nu deze inmiddels zijn dienstverband met C heeft beëindigd, nu ten gevolge van een uitspraak van de Toetsingscommissie een andere boventallige werknemer, met een hogere anciënniteit dan A, als trainer in deze marktsector is ingedeeld, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 4.5.1 WEB, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Het ontslag Het beroep van A richt zich deels tegen een door de werkgever gemaakte beleidsmatige keuze om de functie van dierenarts/trainer op te heffen. Deze keuze behoort tot de beleidsvrijheid van de werkgever en kan derhalve door de Commissie slechts marginaal worden getoetst. De opheffing van de functie dierenarts/trainer, die volgens de werkgever voortvloeit uit efficiëntieoverwegingen omdat de dierenartscapaciteit beter en goedkoper ingehuurd kan worden, is opgenomen in de nieuwe organisatiestructuur en uitgewerkt in het daarbij behorende formatieplan welke voor advies en instemming zijn voorgelegd aan de Medezeggenschapsraad (MR). Het is de Commissie niet gebleken dat aan de totstandkoming van het formatieplan gebreken kleven noch dat de MR haar instemming Pagina 3 van 5

onthouden heeft dan wel een negatief advies heeft gegeven. Derhalve heeft de werkgever voldaan aan de voor hem geldende overlegverplichtingen. Nu de keuze van de werkgever de functie op te heffen de Commissie ook voor het overige als niet onredelijk voorkomt, oordeelt de Commissie derhalve dat de werkgever in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Dat de werkgever vervolgens de dierenarts/trainer op de personeelslijst heeft opgenomen als trainer binnen de marktsector waar de laatste twee jaar de meeste werkzaamheden waren verricht komt de Commissie als alleszins redelijk voor. Immers, volgens de letter van het Sociaal Plan had de werkgever kunnen volstaan met boventallig verklaren van de betreffende werknemers nu hun functie werd opgeheven. In dat geval hadden A en collega dierenarts/trainers alleen via sollicitatie op een vacature of via interne herplaatsing een positie binnen de instelling kunnen verwerven. Ten aanzien van de stelling van A dat zij op grond van de door haar verrichte werkzaamheden in de afgelopen twee cursusjaren tevens had moeten worden ingedeeld in het programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Pluimvee, overweegt de Commissie als volgt. In het Sociaal Plan is bepaald dat voor de indeling bij een programma/marktsector bepalend is voor welk programma/marktsector de medewerker de afgelopen twee cursusjaren zijn werkzaamheden heeft verricht. Dit is dan de marktsector waarbij de medewerker wordt ingedeeld. Daarbij neemt het Sociaal Plan als uitgangspunt dat een medewerker slechts bij één programma en marktsector kan worden ingedeeld. Alleen als op basis van tijdschrijven van de afgelopen twee cursusjaren is gebleken dat een medewerker in gelijke mate (cursivering door de Commissie) voor meerdere programma s/marktsectoren heeft gewerkt, wordt een medewerker ingedeeld bij meerdere programma s/marktsectoren. In dit laatste geval wordt de medewerker alleen boventallig indien hij/zij in alle toegewezen marktsectoren boventallig is. Dit uitgangspunt is overeengekomen met de vakcentrales en wordt door de Commissie slechts marginaal getoetst. Uit het door de werkgever overgelegde, en ook niet door A betwiste, tijdschrijfsysteem blijkt dat A 26,2% van haar werkzaamheden in de afgelopen twee cursusjaren in het programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Varkens, heeft verricht en 20,1% in het programma Dierverzorging en Paardenhouderij, marktsector Diveto. De Commissie is aldus van oordeel dat niet kan worden gezegd dat A in gelijke mate voor meerdere programma s heeft gewerkt zoals door haar wordt aangevoerd. Daarbij neemt de Commissie in aanmerking dat uit het tijdschrijfsysteem van A tevens blijkt dat ook een aanzienlijk deel van haar overige werkzaamheden zijn verricht in een vergelijkbare sector, te weten Bedrijf Varkens. A is naar het oordeel van de Commissie op grond van de door haar verrichte werkzaamheden in de afgelopen twee cursusjaren dan ook terecht in het formatieoverzicht ingedeeld in het programma Varkenshouderij, Pluimveeverzorging en Mengvoeders, marktsector Varkens. De Commissie wenst dienaangaande evenwel niet onopgemerkt te laten dat, indien A wel in het formatieoverzicht in het programma Dierverzorging en Paardenhouderij, marktsector Diveto, zou zijn ingedeeld, zij op grond van haar anciënniteit toch zou dienen af te vloeien gelet op de positie die zij daar op de afvloeiingslijst zou innemen. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gehanteerde afvloeiingssystematiek tot onredelijke uitkomsten leidt noch dat de werkgever deze systematiek ten opzichte van A onjuist heeft toegepast. Ten slotte overweegt de Commissie dat A geen aanspraak kan maken op de functie van haar collega K omdat dit een functie in een andere marktsector betreft (marktsector Pluimvee in plaats van marktsector Varkens) waardoor deze functie op grond van de bepalingen in het Sociaal Plan niet kan worden beschouwd als een uitwisselbare functie. Overigens geldt ook hier dat, indien A wel zou zijn ingedeeld in de marktsector Pluimvee, zij op grond van haar anciënniteit niet voor deze functie in aanmerking zou komen. Alles overziende concludeert de Commissie dat de werkgever op juiste gronden heeft kunnen komen tot de bestreden ontslagbeslissing d.d. 29-01-2004 zodat de Commissie het beroep ongegrond zal verklaren. Pagina 4 van 5

5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Commissie van beroep Aldus gedaan te Woerden op 20 september 2004 door prof. mr L.H. van den Heuvel, voorzitter, drs J.A.M. van Agt, J. Prins, mr T.M.J. Smits en mr drs W.G.A.M. Veugelers, leden, in aanwezigheid van mr R.M. de Bekker, secretaris. prof. mr L.H. van den Heuvel voorzitter mr R.M. de Bekker secretaris Pagina 5 van 5