MKB en krapte op de arbeidsmarkt



Vergelijkbare documenten
MKB-index april 2017

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Vacatures in de industrie 1

BNA Conjunctuurmeting

De Watersector Exportindex (WEX)

De stand van Mediation in Nederland

De oudere starter in Nederland Quick Service

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Kengetallen ondernemerschap

Cliëntenaudit Bureau ABC

De MKB-ondernemer en de inzet van en zorg voor personeel

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

De arbeidsmarkt in Zuidoost-Brabant. UWV Gerald Ahn 9 september 2014

Vrouwen op de arbeidsmarkt

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

De maakindustrie in Midden-Limburg

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

De arbeidsmarkt in Midden-Limburg

Exportontwikkeling van het industriële MKB

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Gelieerd aan Maastricht University, SBE 3 afdelingen:

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Themabijeenkomst regionale arbeidsmarkt. Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde

4. Werkloosheid in historisch perspectief

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Benchmark klanten Qredits

Tekorten op de ICT-arbeidsmarkt verklaard Door Has Bakker (beleidsadviseur ICT~Office)

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 344, 24 april 1998 (datum) De arbeidsmarkt voor informatici is krap en zal nog krapper worden.

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Bouwers en hun gemeente

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Februari Brancheschets Horeca

Nieuws. Innovatieve topsectoren

Beroepsbevolking 2005

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

8. Werken en werkloos zijn

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Amersfoort

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Samenvatting Twente Index 2016

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

ROA Fact Sheet. Titel ROA. De arbeidsmarkt in Noord-, Midden- en Zuid-Limburg tot Tim Peeters Frank Cörvers

Zorgen om arbeidsmarktkrapte

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee )

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Langdurige werkloosheid in Nederland

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Herintreders op de arbeidsmarkt

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

Regiorapportage Nijmegen

Monitor Economie 2018

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Arbeidsmarkt Achterhoek Februari 2013

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Transcriptie:

Strategische Verkenning MKB en krapte op de arbeidsmarkt Onderliggende mismatches en hun oplossingen drs. H.J. van Driel drs. M. Jansen drs. W.S. Zwinkels Zoetermeer, maart 2001

ISBN: 90-371-0818-0 Prijs: ƒ 60,- Bestelnummer: B0005 Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. EIM is een onderzoeksbureau met 170 professionals. EIM verschaft beleidsgerichte en praktijkgerichte informatie van sociaal-economische aard voor en over alle sectoren van het bedrijfsleven en voor beleidsinstanties. EIM is gevestigd in Zoetermeer. Behalve op Nederland richt EIM zich ook op de Europese economie en op andere continenten. Voor meer informatie over EIM en wat EIM voor u kan betekenen, kunt u contact met ons opnemen. Adres: Italiëlaan 33 Postadres: Postbus 7001 2701 AA Zoetermeer Telefoon: 079 341 36 34 Fax: 079 341 50 24 Website: www.eim.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or texts as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Inhoud Samenvatting...7 1 Inleiding...15 1.1 Achtergrondschets...15 1.2 Probleemstelling...16 2 Ontwikkelingen in de arbeidsvraag...19 2.1 Landelijke ontwikkeling...19 2.1.1 Openstaande vacatures...19 2.1.2 Moeilijk vervulbare vacatures...20 2.2 Sectoren...20 2.3 Regio s...22 2.4 Beroepsgroepen...22 2.5 Opleidingsniveaus...23 2.6 Conclusie...24 3 Ontwikkelingen in het arbeidsaanbod...25 3.1 Veranderingen in het arbeidsaanbod...25 3.2 Omvang van het arbeidsaanbod...27 3.2.1 Geregistreerde werklozen...29 3.2.2 Potentieel arbeidsmarktaanbod...34 3.3 Conclusie...38 4 Achtergronden van krapte op de arbeidsmarkt...41 4.1 Discrepanties tussen vraag en aanbod: de theorie...41 4.1.1 Mismatch van wervings- en zoekactiviteiten...42 4.1.2 Mismatch van kwalificaties en werknemerskenmerken...43 4.1.3 Mismatch tussen gevraagde en aangeboden baankenmerken...44 4.1.4 Mismatch van plaats...45 4.2 Discrepanties en knelpunten: de praktijk...45 4.2.1 Knelpunten in sectoren en beroepsgroepen...45 4.2.2 Mismatch van wervings- en zoekactiviteiten...47

4.2.3 Mismatch van kwalificaties en werknemerskenmerken...48 4.2.4 Mismatch tussen gevraagde en geboden baankenmerken...50 4.2.5 Mismatch van plaats...51 4.2.6 Mismatch tussen gevraagde en aangeboden baankenmerken...51 4.3 Conclusie...51 5 Elektrobranche...53 5.1 Branchestructuur...53 5.2 Krapte binnen de elektrobranche...56 5.3 Oplossingsmethoden binnen de branche...59 5.3.1 Oplossingen op ondernemingsniveau...59 5.3.2 Oplossingen op brancheniveau...63 5.3.3 Arbeidsmarktintermediairs op brancheniveau...65 5.4 Conclusie...67 6 ICT-branche...69 6.1 Branchestructuur...69 6.2 Krapte binnen de ICT-branche...71 6.3 Oplossingsmethoden binnen de branche...74 6.3.1 Oplossingen op ondernemingsniveau...74 6.3.2 Oplossingen op brancheniveau...77 6.3.3 Arbeidsmarktintermediairs op brancheniveau...79 6.4 Conclusie...82 7 Toegepaste oplossingsmethoden...84 7.1 Actoren en niveaus van beleid...84 7.2 Beleid en oplossingsmethoden...87 7.2.1 Oplossingsmethoden op macroniveau...87 7.2.2 Oplossingsmethoden op meso- en microniveau...89 7.3 Conclusie...92 8 Arbeidsmarktintermediairs...94 8.1 Publieke en private arbeidsmarktintermediairs...94 8.2 Activiteiten en instrumenten van arbeidsmarktintermediairs...96 8.3 Arbeidsmarktintermediairs als oplossingsmethode...99 8.3.1 Bemiddeling van ingeschreven werklozen...99

8.3.2 Werven van het onbenutte arbeidspotentieel...103 8.3.3 Bemiddeling en doorstroom van reeds werkenden...106 8.4 Conclusie...106 9 Conclusies en aanbevelingen...109 9.1 Algemeen beeld...109 9.2 Inzet onbenut arbeidspotentieel...110 9.3 Inzet bijzondere doelgroepen...112 9.4 Doorstroom van werknemers...115 9.5 Mismatches tussen vraag en aanbod...117 9.5.1 Mismatch van geboden en gevraagde baankenmerken...117 9.5.2 Mismatch van gevraagde kwalificaties en werknemerskenmerken...118 9.5.3 Mismatch van wervings- en zoekactiviteiten...118 9.6 Voorkomen van uitstroom...119 Gebruikte literatuur...121 Bijlagen 1 Geïnterviewde personen...125 2 Steekproefverantwoording...127

Samenvatting Het probleem van krapte op de arbeidsmarkt De aanhoudende economische groei heeft ervoor gezorgd dat de werkloosheid de laatste jaren sterk is afgenomen. Waar het beleidsprobleem tot voor kort bestond uit het wegwerken van het aanbodoverschot op de arbeidsmarkt, wordt nu het aanbodtekort een probleem. Dit kan leiden tot een rem op de economische groei. Bedrijven kunnen door het personeelstekort minder opdrachten aannemen en moeten groeiplannen uitstellen, die gezien de huidige gunstige economische ontwikkeling wel mogelijk zijn. Daarnaast bestaat de kans dat het tekort aan arbeidskrachten een druk op de lonen veroorzaakt, wat de Nederlandse concurrentiepositie in gevaar brengt. Het vervullen van vacatures wordt voor bedrijven een steeds grotere opgave. Dit komt mede doordat de kwalificatie-eisen langzaam maar zeker verschuiven naar de middelbare en hogere opleidingsniveaus. Het werven van personeel met deze opleidingsniveaus levert waarschijnlijk de meeste problemen op voor bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf. Uit onderzoek van KPMG-BEA (1999) blijkt namelijk dat hbo-studenten er in meerderheid van overtuigd zijn dat in het grootbedrijf meer geld te verdienen valt, je er minder makkelijk ontslagen wordt en het carrièreperspectief er groter is dan in het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast wordt in het midden- en kleinbedrijf volgens de studenten te weinig geïnnoveerd en is het daarmee een minder aantrekkelijke werkgever. Het probleem is niet slechts conjunctureel. De komende vergrijzing en ontgroening zorgen ervoor dat de krapte op de arbeidsmarkt ook op langere termijn op de agenda zal blijven staan. De krapte op de arbeidsmarkt vormt niet alleen een probleem, maar biedt tegelijk de kans om de deelname aan het arbeidsproces te vergroten. Met name groepen die nu, om wat voor reden dan ook, langs de kant staan, zouden daarvan kunnen profiteren. De arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten, allochtonen, herintreders en langdurig werklozen zou door de krapte kunnen verbeteren. Ontwikkelingen in de vraag naar arbeid De krapte op de arbeidsmarkt ontstaat door ontwikkelingen in zowel de vraag als het aanbod van arbeid. Aan de vraagkant kan geconstateerd worden dat de werkgelegenheid de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Daarnaast is ook het aantal vacatures toegenomen, tot 169.000 in september 2000. De vraag neemt het sterkst toe in de dienstverlening. Hoewel de vraag naar arbeidskrachten in de gehele economie het komende jaar minder hoog zal zijn dan in de afgelopen twee jaar, blijven de vacatures steeds langer openstaan. EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 7

Ontwikkelingen in het aanbod van arbeid De ontwikkelingen in het aanbod worden bepaald door demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie. De demografische ontwikkelingen hebben een negatief effect op de omvang van het aanbod. De ontgroening heeft tot gevolg dat het aantal schoolverlaters een dalende trend vertoont. De vergrijzing leidt ertoe dat een relatief groot deel van de werkzame personen nu en in de toekomst de pensioen- of VUT-gerechtigde leeftijd bereikt. De arbeidsparticipatie laat een stijgende trend zien. Met name de participatie van vrouwen is de afgelopen jaren toegenomen. De stijging van de participatie bij de categorie 55 jaar en ouder is overigens relatief bescheiden. De nettostijging van de arbeidsparticipatie is al met al onvoldoende gebleken om de stijging van de arbeidsvraag bij te houden. Ondanks deze ontwikkelingen blijkt dat er in Nederland nog steeds een grote groep buiten de arbeidsmarkt staat die wel wil werken (zo n 585.000 personen), maar niet ingeschreven staat als werkzoekende bij een arbeidsbureau. Daarnaast zijn er 221.000 geregistreerde werklozen (jaargemiddelde 1999). Dit maakt dat er 806.000 personen zijn die graag zouden willen werken (en al dan niet op korte termijn kunnen beginnen), maar op dit moment geen baan hebben. Hier stonden in 1999 gemiddeld 171.000 vacatures tegenover (CBS). Géén kwantitatieve tekorten Er is in termen van aantallen meer dan genoeg potentieel aanbod van werkzoekenden. Toch is het voor werkgevers steeds moeilijker om vacatures te vervullen. Het (re)integreren van het onbenutte arbeidsmarktpotentieel en geregistreerde werklozen is blijkbaar geen gemakkelijke opgave. Het effectieve aanbod is met andere woorden geringer dan het potentiële aanbod. Bij de inzet van het onbenutte arbeidsmarktpotentieel en geregistreerde werklozen dienen zich de volgende problemen aan: er is weinig bekend over hun kwalificaties; er is weinig bekend over de condities waaronder zij een baan willen accepteren; het is voor grote intermediairs weinig aantrekkelijk om deze groepen te bemiddelen (financieel te onaantrekkelijk en veel werkgevers geven aan geen behoefte te hebben aan deze groep mensen); de afstand tot de arbeidsmarkt is vaak erg groot (steeds meer fase 3- en 4- werkzoekenden 1 ); 1 Fase 3: cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die meer dan een jaar nodig hebben om weer aan het werk te komen. Langdurige inzet van vaak intensievere instrumenten (zoals scholing of intensieve begeleiding) is bij hen noodzakelijk. Fase 4: cliënten met een als onoverbrugbaar beschouwde afstand tot de arbeidsmarkt. 8 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

de armoedeval (social security trap 1 ) geldt als belemmering bij de (re)integratie van deze groep; omdat het onbenutte arbeidsmarktpotentieel nergens geregistreerd staat, is deze groep moeilijk te benaderen. Door het ontbreken van voldoende inzicht in deze problemen is het moeilijk te bepalen hoe omvangrijk de knelpunten nu werkelijk zijn. Duidelijk is in ieder geval dat de groep van personen die nu buiten de arbeidsmarkt staan vermoedelijk een dusdanige afstand tot de arbeidsmarkt heeft, dat ze niet inzetbaar is op de posities waar de meeste vraag is (functies op midden- en hogere opleidingsniveaus). Het overbruggen van de afstand tot de arbeidsmarkt vereist veel tijd (een gemiddeld (re)integratietraject van een fase 3/4- werkzoekenden duurt 1 à 1½ jaar, mits men gebruikmaakt van de arbeidsintensieve (en meer succesvolle) methode van arbeidsmarktintermediairs. Doorstroom van de huidige werknemers zal noodzakelijk zijn om zo posities aan de onderkant van de arbeidsmarkt vrij te maken voor deze groep werkzoekenden. Mismatch tussen vraag en aanbod Een deel van de verklaring voor het ontstaan van de krapte op de arbeidsmarkt ligt in de mismatch tussen vraag en aanbod. Er zijn vier mismatches te onderscheiden: 1. Mismatch van wervings- en zoekactiviteit: de wijze van werving van vragers en de kanalen waarlangs gezocht wordt door aanbieders sluiten niet op elkaar aan, waardoor vraag en aanbod (op dezelfde plaats, met bij elkaar passende kwalificaties) elkaar niet vinden; vragers en aanbieders ontvangen elkaars boodschappen niet of begrijpen ze niet. 2. Mismatch van kwalificaties en werknemerskenmerken: de kwalificaties en kenmerken van werknemers die zich aanbieden, stemmen niet overeen met de door bedrijven gevraagde kwalificaties en kenmerken: onvervulde vraag en werkloos aanbod komen naast elkaar voor (op dezelfde plaats). 3. Mismatch van geboden en gevraagde baankenmerken: de door bedrijven geboden banen en baankenmerken sluiten niet aan bij de door werknemers (met de juiste kwalificaties, op de juiste plaats en met de juiste zoekkanalen) gewenste baankenmerken. 4. Mismatch van plaats: onvervulde vacatures komen op de ene plaats voor en werkloos aanbod, met passende kwalificaties, op een andere plaats; zo kan er werkloosheid voorkomen in de ene regio tegenover onvervulde vacatures in de andere. 1 De geringe afstand tussen uitkering en minimumloon en het bestaan van inkomensafhankelijke regelingen maken dat de prikkels om te gaan werken minimaal zijn (het nieuwe belastingstelsel probeert dit tegen te gaan, het is op dit moment nog onduidelijk wat de effecten hiervan zullen zijn). Het hebben van een baan levert maar enkele tientjes per maand meer op en dit werkt voor vele werklozen demotiverend om werk te zoeken. EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 9

Hoewel het, door het ontbreken van exacte gegevens over het onbenutte arbeidsmarktpotentieel, moeilijk te bepalen is welke mismatches er in Nederland nu het meest voorkomen, lijken met name mismatches te bestaan bij de kwalificaties en de wervings- en zoekactiviteiten. Het overgrote deel van zowel het onbenutte arbeidsmarktpotentieel, als van de geregistreerde werklozen beschikt over onvoldoende kwalificaties. De vraag concentreert zich steeds meer op het middelbaar en hoger opgeleid personeel, terwijl een groot deel van het aanbod niet over die kwalificaties beschikt. Het onbenutte arbeidspotentieel heeft bovendien vaak een te grote afstand tot de arbeidsmarkt waardoor het niet over juiste kenmerken beschikt. Daarnaast is er een zeer grote groep personen die de school verlaat met een laag onderwijsdiploma (vmbo of lager). Bij de wervings- en zoekactiviteiten wil het nog wel eens mislopen doordat bedrijven traditioneel blijven werven. De meest gebruikte methode is nog steeds het plaatsen van een advertentie, terwijl dit een zeer kostbare methode is die lang niet alle werkzoekenden bereikt. De praktijk: krapte in het bedrijf en binnen de branche Om te zien hoe bedrijven omgaan met krapte heeft EIM in dit onderzoek twee branches onderzocht: de elektrotechnische-installatiebranche (elektrobranche) en de ICT. In beide branches is een telefonische enquête onder werkgevers uitgevoerd, aangevuld met interviews met bedrijven en brancheorganisaties. Veel bedrijven uit de twee branches kennen problemen door de krapte op de arbeidsmarkt. Het aantal ICT-bedrijven dat problemen ondervindt ligt op 42 procent. Het aantal elektrobedrijven dat problemen ondervindt ligt hoger, namelijk op 60 procent. Veel bedrijven hebben moeite met het vinden van personeel en geven aan daardoor minder offertes uit te brengen en opdrachten aan te nemen. Ook het MKB in deze branches heeft deze problemen, alhoewel daar in vergelijking met het grootbedrijf minder openstaande vacatures zijn en ook minder vaak wordt aangegeven dat krapte tot problemen in de bedrijfsvoering leidt. Als reactie op het gebrek aan personeel hanteren bedrijven zowel passieve (aanpassingen van de productie of het productieproces) als actieve strategieën (werven van nieuw personeel). Als passieve strategie worden door zowel de ondervraagde ICT- als elektrobedrijven minder offertes uitgebracht. Meer dan twee derde van de ondervraagde bedrijven kiest voor deze strategie. Daarnaast zijn het meer inlenen van personeel en het meer overwerken belangrijke methoden die bedrijven toepassen om het gebrek aan personeel op te vangen. De belangrijkste wervingskanalen in zowel de ICT- als de elektrobranche zijn het werven via eigen personeel en het plaatsen van een advertentie in een krant of vakblad. In de ICT-branche is na het werven via het eigen personeel, werven via internet het belangrijkste ingezette wervingskanaal. 82 pro- 10 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

cent van de ondervraagde ICT-bedrijven past internet toe om personeel te werven, tegenover 46 procent van de elektrobedrijven. De meest succesvolle wervingskanalen in de ICT-branche zijn het via-via -werven en het werven via internet: 13 procent van de ondervraagde ICT-ondernemers zegt zijn laatste vacature vervuld te hebben met behulp van internet. De elektro-bedrijven kennen andere succesvolle wervingskanalen. Daar gelden het werven via het eigen personeel, en het plaatsen van een advertentie in krant of vakblad als belangrijkste wervingskanalen. Er zijn twee belangrijke verschillen tussen de branches. In de elektrobranche komen weinig sollicitanten op vacatures af. In de ICT-branche zijn er sollicitanten genoeg, maar is het aanbod meestal te laaggekwalificeerd. Bij een deel van de bedrijven lijkt berusting op te treden. Er wordt minder intensief of helemaal niet meer geworven. Vissen in dezelfde vijver heeft geen zin, er moeten meer vissen in de vijver. Het extra aanbod moet komen, maar moet ook als het ware naar de werkgever toegebracht worden. Werkgevers, zeker die in het MKB, achten zichzelf onvoldoende toegerust om zelf additionele bronnen van arbeidskrachten aan te boren. Welke oplossingen zijn er? Voor de mogelijke beleidsaanbevelingen voor het oplossen van krapte hebben we vijf richtingen onderscheiden: 1. Er is een groot aanbod van onbenut arbeidspotentieel (werkloze werkzoekenden die niet ingeschreven staan bij het arbeidsbureau). De inzet daarvan komt nu onvoldoende van de grond. 2. Ook lukt het maar niet om ondernemers gebruik te laten maken van bijzondere doelgroepen, zoals gedeeltelijk arbeidsgehandicapten, allochtonen, langdurig werklozen en herintreders. 3. Het niet-werkende arbeidsaanbod bestaat voor een belangrijk deel uit lager opgeleiden en personen met weinig werkervaring. Daarom dient beleid gericht op de instroom van deze groepen aangevuld te worden met beleid gericht op doorstroom van (zittende) werknemers. Dan ontstaat ruimte aan de onderkant en trek in de schoorsteen. 4. Bij het bevorderen van de instroom is niet alleen mobilisatie van belang, maar ook het voorkomen van een mismatch tussen wervingsactiviteiten van vragers en zoekactiviteiten van aanbieders. Derhalve is een deel van de aanbevelingen gericht op wervingsmethoden en de rol van intermediairs. 5. Naast bevorderen van instroom is ook voorkomen van uitstroom belangrijk om knelpunten te voorkomen. Deze oplossingen leiden elk tot verschillende aanbevelingen voor de overheid, brancheorganisaties, ondernemers en arbeidsmarktintermediairs. Elke partij kan zijn eigen bijdrage leveren aan het oplossen van de krapte op de ar- EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 11

beidsmarkt. De rol die elke partij kan innemen verschilt per oplossingsrichting, maar is ook afhankelijk van verschillende factoren. Oplossingen op brancheniveau Als men op brancheniveau op zoek gaat naar oplossingen, hangen het succes van de oplossingsmethode en de mogelijkheid om een bepaalde methode toe te passen onder meer af van de branchestructuur, de organisatiegraad en de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Daarnaast verschillen de branches wat hun problemen betreft. Met andere woorden: de beste oplossingsmethode van de ene branche hoeft niet succesvol te zijn in een andere branche. Het opleiden van laaggekwalificeerde sollicitanten kan bijvoorbeeld succesvol zijn voor grotere ICT-ondernemingen waar zich veel sollicitanten met een te laag kwalificatieniveau melden. Een dergelijke oplossing werkt niet in de elektrobranche, omdat daar het probleem is dat zich te weinig sollicitanten melden. Een andere oplossingsmethode, bijvoorbeeld op brancheniveau samenwerken om personeel te werven (al dan niet met behulp van arbeidsmarktintermediairs die zich specifiek op één branche richten), heeft veel meer kans op slagen in de elektrobranche dan in de ICT-branche. Oplossingen voor het MKB De inzet van oplossingsmethoden verschilt niet alleen tussen branches, maar ook tussen bedrijven. Kleine ondernemingen hebben vaak minder middelen om oplossingsmethoden in te zetten dan grote ondernemingen. Het opleiden van werknemers is voor het MKB vaak veel moeilijker dan voor grote ondernemers. Voor kleine bedrijven geldt simpelweg dat het personeel niet gemist kan worden. Daarnaast beschikken veel kleinere bedrijven niet over de financiële middelen om nieuwe wervingsmethoden te ontwikkelen. Arbeidsmarktintermediairs die vaak wel over deze middelen en kennis beschikken, zouden hier beter op kunnen anticiperen en hun diensten kunnen aanbieden aan het MKB. Intermediairs kunnen daarbij het MKB interesseren voor zowel het onbenutte arbeidsmarktpotentieel (niet-geregistreerde werkzoekenden) als de geregistreerde werklozen. Daarbij kunnen ze de werkgevers voorlichten over de verschillende subsidiemogelijkheden die de (re)integratie van werkzoekenden moet versoepelen. Het MKB is vanwege het feit dat het over minder middelen en mogelijkheden beschikt, vaak veel meer afhankelijk van de activiteiten van de brancheorganisaties dan grote ondernemingen. Het samenwerken op brancheniveau kan dan ook voor met name kleine bedrijven de beste oplossing zijn om geschikt personeel te vinden. 12 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

Rol van de overheid De overheid ten slotte zal zich met name moeten richten op het scheppen van betere instroommogelijkheden voor werkzoekenden. Ze moet daarbij niet alleen werk financieel aantrekkelijker maken, maar ook mogelijkheden scheppen voor scholing. Niet alleen moet het kennisniveau van werklozen op een hoger niveau gebracht worden, ook werkenden moeten door middel van scholing doorstromen naar hogere functies waardoor er weer ruimte ontstaat aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wat dit laatste betreft is ook een rol weggelegd voor de werkgevers en werknemers zelf, brancheorganisaties en opleidingsinstituten. EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 13

14 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

1 Inleiding 1.1 Achtergrondschets Het gaat goed met Nederland is een veelgehoorde uitspraak de laatste jaren. De economie groeit, de werkloosheid daalt. Het gaat zelfs zo goed met Nederland dat voor het eerst in ruim 25 jaar het aantal openstaande vacatures groter is dan het niveau van de geregistreerde werkloosheid. De kranten en vacaturebanken staan bol van de banen. De groei van de instroom van nieuwe arbeidskrachten zal zonder maatregelen verder afnemen. De volledige werkgelegenheid lijkt bijna bereikt, de resterende werkloosheid is op het oog slechts frictiewerkloosheid nu de langdurige werkloosheid tot onder de 90.000 is gedaald 1. Bijna alle regeringen dromen van een dergelijk Dutch Miracle, waarin werkgevers, werknemers en overheid samen het recept gevonden lijken te hebben om de werkloosheid terug te dringen. Nu het probleem van de werkloosheid voor het grootste gedeelte lijkt te zijn opgelost, is een ander probleem zichtbaar geworden: krapte op de arbeidsmarkt. Werkgevers krijgen steeds meer problemen met het vinden van personeel met het gewenste kwalificatieprofiel. Steeds meer werkgevers geven aan te kampen met personeelstekort. Vacatures blijven langdurig onvervuld, wat kan leiden tot een opwaartse druk op de lonen. De mogelijkheden die ontstaan om de productie uit te breiden worden bemoeilijkt door een gebrek aan personeel. Niet alleen werkgevers, maar ook politici en beleidsmakers zien de krapte meer en meer als een groot probleem. Als de krapte op de arbeidsmarkt aanhoudt en er niet afdoende maatregelen genomen worden, zouden er daaruit wel eens grenzen aan de groei kunnen ontstaan. Het waarborgen van de groei van de economie op korte termijn is niet de enige reden om maatregelen te treffen om de krapte tegen te gaan. We zijn nog maar een decennium verwijderd van het punt waarop de babyboomgeneratie van na de Tweede Wereldoorlog de leeftijdsgrens van zestig jaar gaat passeren. Vanaf dat moment zal de vergrijzing in Nederland duidelijke vormen gaan aannemen. Naast de vergrijzing is de afgenomen instroom van schoolverlaters een andere demografische ontwikkeling die inwerkt op het arbeidsaanbod. Om de Nederlandse economie draaiende te houden en de AOW-uitkeringen in stand te houden, is het daarom noodzakelijk om de participatiegraad te verhogen. In het rapport Generatiebewust beleid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2000) wordt erop gewezen hoe belangrijk de verhoging van de participatiegraad is. 1 Cijfers van de CBS-internetpagina (http://www.cbs.nl). EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 15

De krapte op de arbeidsmarkt vormt niet alleen een bedreiging, maar biedt ook kansen om de participatie van bijzondere groepen 1 in Nederland te verhogen. Onder deze noemer vallen personen die moeilijk aan een betaalde baan kunnen komen: arbeidsgehandicapten, allochtonen, langdurig werklozen, laagopgeleiden en ouderen. De huidige krapte op de arbeidsmarkt biedt allicht ook kansen aan groepen die nu moeilijk een baan kunnen krijgen. Werkgevers kunnen bijna niet om de deze groepen werkzoekenden, die een steeds groter deel vormen van de werkloze werkzoekenden, heen om nog aan personeel te komen. Ondanks de sterke economische groei en de krapper wordende arbeidsmarkt lijkt het maar niet te lukken om de arbeidsreserves aan het arbeidsproces deel te laten nemen. Het is niet duidelijk wat daarvan de oorzaak is. Is de kwaliteit van het aanbod van de arbeidsreserve onvoldoende? Is deze arbeidsreserve onvoldoende gemotiveerd of is er sprake van belemmeringen door wet- en regelgeving (bijvoorbeeld social security trap 2 )? Hebben werkgevers (nog) onvoldoende oog voor dit potentiële arbeidsaanbod? Of zijn vraag en aanbod van arbeid welwillend, maar is het probleem de match, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod? 1.2 Probleemstelling In de voorfase van het onderzoek zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van werkgevers (MKB-Nederland), werknemers (FNV) en overheid (Ministerie van Financiën) om zicht te krijgen op de specifieke bijdrage die EIM zou kunnen leveren. Daaruit is naar voren gekomen dat er behoefte bestaat aan inzicht in het omgaan met krapte op de arbeidsmarkt door ondernemers, branches en arbeidsmarktintermediairs. Vandaar dat EIM een studie is gestart naar de trends en de mismatches op de arbeidsmarkt om te zien hoe de verschillende partijen omgaan met krapte. De centrale vragen in deze studie luiden dan ook als volgt: Hoe gaan ondernemers, branches en arbeidsmarktintermediairs om met krapte op de arbeidsmarkt? Welke oplossingen en beleidsaanbevelingen kunnen worden aangereikt om de krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan en welke partijen kunnen daarbij een rol spelen? 1 2 Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft in de Sociale Nota 2000 aan dat het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid in de komende jaren onder meer gericht moet zijn op het versterken van de positie van bijzondere groepen (SZW 1999b). De geringe afstand tussen uitkering en minimumloon en het bestaan van inkomensafhankelijke regelingen maken dat de prikkels om te gaan werken minimaal zijn (het nieuwe belastingstelsel probeert dit tegen te gaan, het is op dit moment nog onduidelijk wat de effecten hiervan zullen zijn). Het hebben van een baan levert maar enkele tientjes per maand meer op, en dit werkt voor vele werklozen demotiverend om werk te zoeken. 16 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

Het onderzoek richt zich op het in kaart brengen van de belangrijkste ontwikkelingen en mismatches op de arbeidsmarkt, het lokaliseren van problemen die bedrijven ondervinden bij het omgaan met krapte, en waar mogelijk het formuleren van (beleids)aanbevelingen aan overheid, brancheorganisaties, ondernemers en arbeidsmarktintermediairs. Voor het onderzoek is zowel een literatuurstudie verricht als een telefonische enquête onder ondernemers uit twee branches, de elektrotechnischeinstallatiebranche (elektrobranche) en de ICT-branche. Aanvullend zijn er interviews gehouden met beleidsmedewerkers van de overheid, brancheorganisaties en opleidingsinstellingen, met ondernemers, en met verschillende arbeidsmarktintermediairs. Opzet van het onderzoek en het rapport In het eerste gedeelte van deze studie wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de afgelopen jaren. De verkrapping van de arbeidsmarkt is iets van de laatste jaren en de verwachting is dat deze, mede door de economische ontwikkelingen en de vergrijzing, nog wel enkele jaren kan aanhouden. In de hoofdstukken 2 tot en met 4 wordt achtereenvolgens ingegaan op de ontwikkelingen in de arbeidsvraag, het aanbod en de mismatches tussen vraag en aanbod. Het doel van deze hoofdstukken is zowel het in kaart brengen van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, als het inzicht krijgen in de belangrijkste knelpunten. Bij het in kaart brengen van de knelpunten is onder andere aangesloten bij de benadering zoals die gebruikt is in de Knelpuntenmonitor Arbeidsmarkt (Van Driel en Rettab 2000). Er is voor gekozen om aan de hand van de beschikbare statistieken een zo volledig mogelijk inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van vraag en aanbod van arbeid en de mismatches die ontstaan. Mede op basis van deze inventarisatie kunnen enkele (beleids)aanbevelingen gegeven worden. Als aanvulling op de inventarisatie van de arbeidsmarkt op macroniveau wordt in de hoofdstukken 5 en 6 een schets gegeven van de elektrotechnische-installatiebranche en de ICT-branche. Omdat de problemen van krapte per branche verschillen, geven deze twee schetsen inzicht in de uiteenlopende manieren waarop branches en ondernemingen omgaan met krapte. Hoewel beide branches zich bezighouden met techniek, verschillen de branches wat hun problemen en oplossingen betreft. Naarmate de krapte op de arbeidsmarkt toeneemt, ontstaat er steeds meer beleid gericht op krapte. De overheid, ondernemers, werknemers, brancheorganisaties en arbeidsmarktintermediairs spelen in op de ontwikkelingen. Ze passen hun gedrag dusdanig aan dat ze zo min mogelijk last hebben van de krapte. In de hoofdstukken 7 en 8 is een overzicht gegeven van de toegepaste oplossingsmethoden, waarbij hoofdstuk 7 aandacht besteedt aan de oplossingsmethoden van de overheid, ondernemers en brancheorganisaties, en hoofdstuk 8 aan de rol van arbeidsmarktintermediairs. In het slothoofdstuk EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 17

worden op basis van de resultaten van het onderzoek (beleids)aanbevelingen gedaan. 18 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid

2 Ontwikkelingen in de arbeidsvraag De vraag naar arbeid heeft zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De omvang van de vraag (kwantitatieve vraag) kan veranderen door werkgelegenheidsontwikkelingen, uitstroom van arbeidskrachten naar posities buiten de arbeidsmarkt (VUT, WAO, onderwijs, volledige zorgtaken, etc.) en veranderingen van de werknemersstromen (mobiliteit tussen bedrijven en arbeidsposities in de economie). De kenmerken van arbeidskrachten die gevraagd worden (kwalitatieve vraag) kunnen onder meer veranderen door technologische en economische ontwikkelingen (Van Driel en Rettab 2000, p. 17-18). De arbeidsvraag wordt op verschillende manieren bekeken. Behalve naar de landelijke ontwikkeling kan de arbeidsvraag onder meer bekeken worden naar: sector regio beroepsgroep opleidingsniveau. In dit hoofdstuk wordt de arbeidsvraag aan de hand van de hier genoemde uitsplitsingen bekeken. 2.1 Landelijke ontwikkeling De werkgelegenheid in Nederland nam in 1999 toe met 2½ procent. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat deze groei in 2000 en 2001 zal doorzetten, zij het met een licht afvlakkend tempo. Gerekend in personen neemt de werkgelegenheid in het jaar 2000 naar alle waarschijnlijkheid toe met 155.000 personen (CPB 2000, p. 57). 2.1.1 Openstaande vacatures Het aantal openstaande vacatures is de afgelopen jaren sterk toegenomen. In 1998 waren er gemiddeld 6.609.000 banen van werknemers en 128.800 openstaande vacatures. De vacaturegraad is hiermee 1,9 procent voor 1998 (CBS 1999d). In de eerste drie kwartalen van 1999 liep het aantal openstaande vacatures op van 146.000 in het eerste kwartaal, naar 182.000 in het tweede kwartaal tot 157.000 in het derde kwartaal. Voor het derde kwartaal van 1999 geldt een vacaturegraad van 2,4 procent (CBS 2000b, p. 2). Als men over meerdere jaren kijkt naar de ontwikkeling van de vacaturegraad, dan blijkt dat er sinds 1993 sprake is van een oplopend percentage. In 1993 lag het percentage nog rond de 0,7. Gemiddeld lag het percentage tussen 1993 en 1997 op 1 procent (CBS 2000b, p. 2). EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid 19

De meeste openstaande vacatures bevinden zich op mbo-niveau. Uit de gegevens van het CBS blijkt dat 36,7 procent van de openstaande vacatures geschikt is voor schoolverlaters (tegenover 32,2 procent in 1997). Bij 80 procent van de openstaande vacatures gaat het om banen van meer dan 20 uur per week (CBS 1998a, 1999c). 2.1.2 Moeilijk vervulbare vacatures De mate waarin vacatures moeilijk vervulbaar zijn, is op twee manieren te meten: kwantitatief en normatief. Kwantitatief refereert aan de periode dat de vacature openstaat. Hierbij geldt de duur van openstaan als maatstaf voor de mate waarin een vacature moeilijk vervulbaar is. Het CBS ondervraagt personeelswervers in zijn jaarlijkse Vacature Enquête ook naar de moeite die het kost om een passende werknemer bij de openstaande vacature te vinden (normatief). Deze opvatting verschilt echter sterk per sector. Waar het bijvoorbeeld bij de overheid gewoon gevonden wordt dat het maanden kost om een vacature te vervullen (60 procent van de vacatures stond in 1998 langer open dan 3 maanden), geven bijvoorbeeld personeelswervers in de bouwnijverheid veel sneller aan problemen te hebben met de werving van personeel (voor 65 procent van de openstaande vacatures in 1998 werd door personeelswervers aangegeven dat ze moeilijk vervulbaar zijn en 35 procent van de vacatures stond langer open dan 3 maanden). Het percentage vacatures dat volgens personeelswervers moeilijk vervulbaar is, bedraagt 1998 in 45 procent. Dit is 85 procent hoger dan in 1997: toen waren er slechts 29.800 moeilijk vervulbare vacatures (30 procent van het totale aantal openstaande vacatures). Dit aantal verschilt weinig van het aantal vacatures dat langer dan drie maanden openstaat. Bijna 58.000 van de 128.800 openstaande vacatures stonden langer open dan 3 maanden (CBS 1998a, 1999c). De laatste jaren is het aantal moeilijk vervulbare vacatures alleen maar toegenomen. Vacatures staan langer open en er is een toename van het aantal vacatures dat openstaat. 2.2 Sectoren In tabel 2.1 is de ontwikkeling van de werkgelegenheid naar sector opgenomen. 20 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid