Machinist 1 Deze regelgeving: Is een aanvulling op het NedTrain Handboek Machinist/rangeerder NedTrain uitgave januari 2011 2 Gebieden: gebied verantwoordelijk bestaat uit de sporen - WZ, vanaf sein 2; - WY, vanaf sein 4; 40 Km Treindienstleider - WX, vanaf sein 8; CBG - 210; - 3201 t/m 3204; - C1 t/m C15. 10 Km op zicht 5 Km op zicht Treindienstleider NCBG HSA OB - C21 t/m C35; - 327 t/m 344 - Fl, F2, F3, F4, F11,F12 - W1 t/m W5-361 t/m 365; - 370,373 - W8-3301 t/m 3307. - 3211 t/m 3215, 3217-3205 t/m 3209, 3216 (HSA OB) 3 In dienst komen / uit dienst gaan van machinisten die werken in dienst van en voor NedTrain. U meldt zich in en uit dienst bij de procesleider. Pag. 1/8
4 Voorkomen geluidsoverlast Om geluidsoverlast te voorkomen en/of te beperken, gelden voor de volgende maatregelen: Gebruikt de tyfoon uitsluitend in noodgevallen ter afwending van naderend gevaar; Maximum snelheid in het NCBG gebied is 10 km/h; 5 Spreekverbinding Tijdens de dienst bent u in het bezit van een werkende portofoon. U communiceert volgens de regels van de gespreksdiscipline. Na afloop van de dienst plaatst u de portofoon in de daarvoor bedoelde oplaadstations. 6 Werkplekbeveiliging Opgesteld materieel kan zijn beveiligd tegen wegrijden i.v.m. werkzaamheden daaraan. Bijvoorbeeld: bij het NSR mat een noodremtrekker voorzien van een hangslot en bij Hispeed materieel een vlag aan beide zijde van de trein. Het is niet toegestaan bovenstaande beveiligingen te verwijderen of andere maatregelen te nemen om het materieel te verplaatsen. Bij aantreffen van een werkplekbeveiliging, neemt u contact op met de Treindienstleider. 7 Rangeren/rijden U rangeert volgens het activiteitenplan Wgm. Aanvullende of afwijkende rangeeropdrachten ontvangt u van de procesleider. 8 Begeleiden U begeleidt een omgeleide reizigerstrein in het NCBG gebied WGM Pag. 2/8
9 Rangeerproces 9.1 Rangeerproces U krijgt opdracht voor een rangeerbeweging van de Pcl NedTrain SB of van de medewerker HSA OB U krijgt toestemming van de treindienstleider WGM voor een rangeerbeweging op de volgende manieren: Rijwegniveau Tijdruimte slot niveau U krijgt toestemming voor een rangeerbeweging in het OB van de medewerker HSA OB. 9.2 Rangeren Hispeed materieel Als u rangeert met Hispeed materieel maakt u gebruik van de stoelhoezen ter voorkoming van vervuiling van de cabines. Getrokken Hispeed materieel brengt u voor, nadat u eerst ter plaatse een kleine remproef heeft genomen en model 4004 heeft geplaatst (conform procedure OB 01) 10 Rangeren in het Technisch Centrum 10.1 Als u een rangeeropdracht uitvoert in het TC: verwijdert de remslofinrichting van de rails en plaatst deze na passeren direct terug; U bedient zelf de remslofinrichting en de loodsdeur. Het lichtsein voor de loodsdeur komt uit de stand stop wanneer: de loodsdeur geheel geopend is; de remslofinrichting open ligt; geen HS kabels aangesloten zijn aan voertuigen op sporen 1 en 2. Pag. 3/8
Wanneer het lichtsein onder deze voorwaarden niet uit de stand stop komt, rijdt u het sein niet voorbij en licht de treindienstleider in over deze seinstoring. Na het uitrijden van de loods sluit u de deuren en plaatst u de remslofinrichting terug op het spoor, controleert of het sein in de stand stop komt. Bij storing meldt u dit aan de treindienstleider. 10.2 Luchtbalgen spoor W3 Voor het binnenrijden of uitrijden op spoor W3 opent u beide loodsdeuren en luchtbalgen. U opent eerst de deur en de balg die u niet zal passeren, daarna de deur en balg waar u binnen- of uitrijdt. Nadat het materieel binnen of buiten staat, sluit u de deuren of de balg. 10.3 Koppelen/ontkoppelen op sporen met een werkput Bij koppelen of ontkoppelen boven werkputten gebruikt u een putrooster. U bent zelf verantwoordelijk voor een juiste plaatsing van dit rooster. 10.4 Vastzetten materieel in het TC 10.4.1 Koppelen U gaat na of materieel voor het koppelen pneumatisch geremd staat. Als de pneumatische rem van het te koppelen materieel defect of niet aanwezig is, zorgt u dat stopblokken geplaatst zijn. Direct na het koppelen verwijdert u de stopblokken en legt deze terug op bestemde plaats. 10.4.2 Ontkoppelen U zorgt ervoor dat materieel voordat het wordt ontkoppeld, pneumatisch geremd staat. Direct na het ontkoppelen zet u het materieel vast met stopblokken. Als de pneumatische rem defect of niet aanwezig is, plaatst u voor het ontkoppelen stopblokken. Pag. 4/8
10.5 Bovenleiding spoor 3 TC Alleen als in het technisch centrum de rode HS sig/lampen constant branden staat er bovenleiding spanning op spoor 3, en kan men de treinen elektrisch verplaatsen 10.5.1 Hoogspanningsaansluiting spoor 1 en 2 in het TC Rijtuigen mogen alleen verplaatst worden wanneer de HS-installatie is afgeschakeld. U verplaatst uitsluitend rijtuigen van spoor 1 of 2 nadat u heeft geconstateerd dat: geen waarschuwingsbord ( hoogspanning 1800 V aanwezig ) op het voertuig is geplaatst; de HS-signaleringslampen (groen en rood) van het betreffende spoor groen licht tonen; 11 Rangeren in het HSA OB 11.1.1 Aan de westzijde voor het inrijden HSA OB sporen 3206, 3207, 3208, of 3209. U stopt voor het S-bord en voert de opdracht uit. U krijgt de opdracht van de medewerker van het HSA OB en voert deze uit. 11.1.2 Aan de westzijde vóór het oprijden richting KWB sp. 3205. U stopt voor het S-bord en voert de opdracht uit. Medewerker HSA OB verwijderd het StopOntsporingsBlok en u voert vervolgens zijn opdracht uit. 11.1.3 Aan de westzijde vanaf het spoor 3205 KWB richting sein 3224. U krijgt toestemming van de medewerker HSA OB om materieel te mogen verplaatsen richting sein 3224 en houdt rekening met het SOB. Pag. 5/8
11.1.4 Aan de oostzijde. Vóór het bedienen van de StopOntsporingsBlokken voor de sporen 3212 en 3213 ter hoogte van de SRV seinen 16 of 26 vraagt u eerst toestemming aan de treindienstleider. Bovenleiding kan geaard zijn. 11.1.5 Aan de oostzijde voor het inrijden HSA OB sporen 3206, 3207, 3208 of 3209. U stopt voor het S-bord en wacht op de opdracht van de medewerker van het HSA OB en voert deze uit. 11.1.6 Aan de oostzijde richting KWB spoor 3216 Het vergrendelde rechtsleidende wissel 3231 wordt ontgrendeld door de medewerker van het HSA OB en door u linksleidend gelegd. Na het passeren van het wissel legt u het wissel weer rechtsleidend en de medewerker HSA OB vergrendeld deze. 11.1.7 Bovenleiding sporen 3206 t/m 3209 in het HSA OB. Alleen als de rode lamp boven het spoor met aanduiding van de juiste hoogspanning 1,5 kv, 3 kv of 25 kv brandt, staat er spanning op de bovenleiding en kan men de treinen elektrisch verplaatsen. 11.1.8 Verplaatsen materieel in het HSA OB. U overtuigt zich er van dat er geen kabels of slangen zijn aangesloten, alle kasten en luiken zijn gesloten en er geen personeel aan het werk is aan het materieel welke u wilt gaan verplaatsen. U voert de opdracht van de medewerker van het HSA OB uit. Op de sporen 3206 en 3207 overtuigt u zich van de stand van de slagbomen voor de aardwindsporen. U rijdt met een snelheid van max. 5 km/h U kunt een trein naar buiten rijden na opdracht van de medewerker HSA OB. De witte lamp naast de deur van het betreffende spoor moet wit branden. Pag. 6/8
11.1.9 Uitrijden via westzijde Nadat het bediend sein uit de stand stop is gekomen of vrijgave rangeren toont, verplaatst u het materieel naar de sporen 3201, 3202, 3203 of 3204 aan de westzijde van het HSA OB. 11.1.10 Uitrijden via oostzijde na vragen en krijgen van de toestemming van de treindienstleider verplaatst u het materieel naar de sporen 3212, 3213, 3214 of 3215 aan de oostzijde van het HSA OB. 11.2 Koppelen/ontkoppelen op de sporen in het HSA OB. Bij koppelen of ontkoppelen op de sporen gebruikt u een heftafel. U bent zelf verantwoordelijk voor een juiste plaatsing van deze heftafel. 11.3 Vastzetten materieel in het HSA OB. 11.3.1 Koppelen. U gaat na of materieel voor het koppelen pneumatisch geremd staat. Als de pneumatische rem van het te koppelen materieel defect of niet aanwezig is, zorgt u dat stopblokken geplaatst zijn. Direct na het koppelen verwijdert u de stopblokken en legt deze terug op bestemde plaats. 11.3.2 Ontkoppelen. U zorgt ervoor dat materieel voordat het wordt ontkoppeld, pneumatisch geremd staat. Als de pneumatische rem defect of niet aanwezig is, plaatst u voor het ontkoppelen stopblokken. 12 Stoten Op het gehele emplacement is stoten verboden. 13 Beremming rangeerdeel U rangeert op lucht. U neemt na het aankoppelen van voertuigen altijd een verbinding proef. (conform handboek) Pag. 7/8
Indien beremming van de te verplaatsen voertuigen niet mogelijk is, rangeert u stapvoets. 14 Treinwasmachine Voordat u gaat wassen: sluit u alle ramen en deuren van het materieel; overtuigd u zich er van dat de stroomafnemers neer zijn; zorgt u dat alle te berijden wissels in de juiste stand liggen en de sporen vrij zijn van materieel. maakt u de keuze voor het wasproces op aanwijzing van de procesleider. vraagt u de procesleider om een begeleider bij onvoldoende zicht of bij een defect aan een monitor van de wasmachine. De begeleider, voorop het rangeerdeel, heeft uitsluitend tot taak het rangeerdeel tot stilstand te brengen bij naderend gevaar; Tijdens het wasproces bewaakt u de rijweg, de rangeerbeweging en het wasproces via de monitoren in de bedieningsruimte. 15 Beschadigd of opengereden wissel Na openrijden van een wissel overtuigd u zich er van of het wissel niet beschadigd is voor u verder rijd. Bij bij het constateren van beschadigingen aan het wissel, is het verboden deze te bedienen of te berijden, voordat onderzoek is uitgevoerd. U geeft hiervan melding aan de treindienstleider. 16 Wisselstoring handwissels Wanneer u constateert dat een wissel, na tweemaal dezelfde bedieningshandeling te hebben verricht, niet op de juiste wijze reageert, meldt u dit aan de treindienstleider. Pag. 8/8