Functiekaart FUNCTIEKAART DIRECTEUR VERPLEEGKUNDIG EN PARAMEDISCH DEPARTEMENT Departement: Verpleegkundig en paramedisch departement Functie: Directeur Tewerkstelling: Campusoverschrijdend Datum: Februari 2010 1 Functietitel Directeur verpleegkundig en paramedisch department 2 Doel van de functie In nauwe samenwerking met de Medisch Directeur, ervoor zorgen dat in overeenstemming met de evoluties binnen de gezondheidszorg het zorgproces evolueert naar een multidisciplinair en klantgericht gebeuren waarbij een vertaalslag wordt gerealiseerd van de algemene en HR strategie naar de dagdagelijkse zorgpraktijk. 3 Plaats in de organisatie Niveau: directielid Rapporteert hiërarchisch en functioneel aan: algemeen directeur Dienst: verpleegkundig & paramedisch departement Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 1/6
Organigram: 4 Resultaatgebieden RG 1 : Als eindverantwoordelijke borg staan voor de organisatie, coördinatie en opvolging van de verpleegkundige en paramedische zorg» In overleg met de HR-manager in die mate de mensen stimuleren zodat zij als lijnverantwoordelijken en diensthoofden hun HR en leidinggevende rol (meer specifiek het coachen en motiveren, bevorderen van samenwerking, inspireren tot verandering) actief op zich nemen» Het effectief aansturen van de diverse clustermanagers zodat zij zich focussen op de prioriteiten in hun werk» Op een systematische manier opvragen en actief detecteren van beleidsinformatie bij de clustermanagers» Het stimuleren van business sense bij de directe verantwoordelijken zodat zij hun afdeling als een rendabel bedrijf organiseren, dit via het ter beschikking stellen van o.a. financiële ratio s, ontwikkelen van prognoses (correcte bezetting van de diensten)» Bepalen van organisatiebehoeften en opleidingsnoden, samen met HRM Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 2/6
RG 2 : Kwalitatief uitbouwen van het klinisch zorgproces, dit met een optimale klantgerichtheid (zorgprogramma s, klinische paden)» Visie ontwikkelen op het vlak van zorgprogramma s, het hanteren van klinische paden» Nadenken over en vastleggen van SLA s (service level agreements) binnen de diensten» Het stimuleren van clustermanagers tot nadenken over klantgericht werken en hen ook begeleiden en coachen in het realiseren van klantgerichte programma s dit via onder meer praktische casuïstiek RG 3 : Participeren in multidisciplinaire overlegplatformen en het realiseren van een intense samenwerking met de Medisch Directeur» Samen met de Medisch Directeur, het stimuleren van activiteiten die de multidisciplinaire werking bevorderen» Het stimuleren van de interne klant en leverancier gedachte bij de betrokken medewerkers» Voeling hebben met het werkveld via (overkoepelend) veelvuldig contact en teamwerk RG 4 : Actief stimuleren en ondersteunen van projecten die de bouwstenen vormen tot een nieuwe toekomstige organisatiestructuur met business units als zorgcluster, dit afgestemd op de noden en evoluties in de gezondheidszorg» Het vastleggen en definiëren van zorgclusters» Op een pragmatische manier pilootprojecten in gang trekken die de bewustwording tot het nut van een zorgcluster structuur bij de medewerkers bevorderen» Het ontwikkelen van zorgclusters volgens welbepaalde organisatieontwikkelingsmodellen, dit in samenwerking met de HR-manager 5 Functioneringscriteria 5.1 Vereiste kwalificaties, kennis & ervaring:» Ervaring en basisopleiding als verpleegkundige (bachelor)» Houder van een universitair diploma (master ziekenhuiswetenschappen, MBA of equivalent, )» Minimum 5 jaar ervaring in een leidinggevende en/of staffunctie, bij voorkeur in de ziekenhuissector Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 3/6
5.2 Generieke competenties Deze 6 generieke competenties werden gedefinieerd als belangrijk voor elk personeelslid binnen het ziekenhuis. Deze dienen dan ook steeds deel uit te maken van de weerhouden competenties. 1. Veranderingsgerichtheid : Innovator Vernieuwende ideeën of voorstellen aanbrengen, die getuigen van creativiteit en die vooruitgang betekenen voor de organisatie. 2. Betrokkenheid : Streven naar continue verbetering Permanente bezorgdheid en inzicht tonen om bestaande werkwijzen te optimaliseren. 3. Kwaliteitsbewustzijn : Organisatie-inzicht & integrale kwaliteitszorg De verhoudingen binnen de organisatie begrijpen, de invloed hiervan op de acties van zichzelf en die van anderen en vice versa onderkennen en er adequaat op inspelen, dit met focus op de zorg voor integrale kwaliteit van de dienstverlening. 4. Gericht op samenwerking : Netwerking De nodige kanalen aanboren om zaken gedaan te krijgen. De opbouw van of de deelname aan efficiënte netwerken met mensen binnen de organisatie of extern uit de sector. 5. Klantgerichtheid : Visie Zaken in een ruimere context bekijken en op basis daarvan een toekomstbeeld ontwikkelen. 6. Respect voor het individu De christelijke mens- en maatschappijvisie vormt het fundament van onze organisatie. Wij hebben dan ook respect voor het individu. Dit betekent voor ons een grondhouding als mens waarbij we waarden zoals integriteit, verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid ongeacht de levensvisie van eenieder centraal stellen in ons werk. 5.3 Functiespecifieke competenties Aanvullend aan de generieke competenties worden de functiespecifieke competenties gedefinieerd. Samen met de generieke competenties zijn dit de competenties die cruciaal zijn voor het adequaat uitvoeren van de job. Competenties inzake persoonsgerelateerd gedrag: 1. Organisatiebetrokkenheid: Bewaakt en verdedigt op consequente wijze de belangen, de opdracht en de handelswijze van organisatie» Durft duidelijke standpunten innemen die ten goede komen van de gehele organisatie, zelfs indien die minder populair zijn binnen de eigen entiteit» Praat over wij in plaats van zij als hij/zij het over de eigen organisatie heeft» Geeft in de eigen aanpak blijk van de belangen van de organisatie te onderkennen en zelf conform te handelen» Legt uit hoe men tot belangrijke beslissingen is gekomen» Verdedigt de keuzes van de entiteit/organisatie ten aanzien van collega s, eigen medewerkers en derden» Identificeert zich naar eigen medewerkers en buitenstaanders met de standpunten en/of beslissingen van de eigen hiërarchie Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 4/6
Competenties inzake interpersoonlijk gedrag: 2. Netwerken: Bouwt doelgericht een invloedrijk, professioneel netwerk uit over de grenzen van het eigen departement / ziekenhuis» Kan zijn/haar netwerk inschakelen om de eigen werkzaamheden te ondersteunen (informatie verzamelen, )» Betrekt anderen in de eigen professionele netwerken en stimuleert hen deze uit te bouwen» Schakelt anderen in om een breder draagvlak te creëren waardoor de organisatie haar doelstellingen beter kan waarmaken» Zoekt gericht contact met anderen die een rol kunnen spelen in de uitbouw van een invloedrijk netwerk» Is integer, samenwerkend en niet manipulatief ingesteld in het inschakelen van zijn/haar netwerk Competenties inzake omgaan met informatie: 3. Analytisch en synthetisch denken: maakt eenvoudige analyses van complexe dossiers & vormt een goed onderbouwd en geïntegreerd oordeel» Analyseert complexe dossierproblemen en herformuleert deze naar hanteerbare vragen» Is in staat een inzicht te verwerven in een complexe problematiek» Ziet trends en patronen in ogenschijnlijk niet-gerelateerde feiten» Kan tegengestelde oordelen van anderen betrekken en integreren in de eigen analyse» Bekijkt een probleem vanuit verschillende invalshoeken» Heeft een veelzijdige, genuanceerde kijk» Heeft oog voor kritische factoren en activiteiten en benut de mogelijkheden hiervan voor de organisatie 4. Conceptueel denken (visie): Brengt een eigen beleid naar voren dat de entiteit/organisatie op lange termijn beïnvloedt» Anticipeert op maatschappelijke evoluties en toekomst, evenals op de manier om de eigen organisatie/entiteit hierop voor te bereiden» Komt met plannen en ideeën met een looptijd van enkele jaren» Houdt vast aan de lange termijn visie, niettegenstaande de dagelijkse gebeurtenissen» Brengt een eigen beleid naar voren gebaseerd op een duidelijke visie m.b.t. de missie en de objectieven van de organisatie Competenties inzake probleemoplossend gedrag 5. Resultaatgerichtheid: Werkt resultaatgericht en draagt dit uit naar de eigen omgeving» formuleert uitdagende doelstellingen die een impact hebben op het eigen departement en organisatieniveau» ontwikkelt een doelgericht en concreet actieplan met doelen, mensen, middelen, timing enz.» maakt concrete afspraken met alle betrokkenen in functie van het bereiken van de gestelde objectieven» communiceert op regelmatige basis over de stand van zaken aan de andere betrokkenen» spreekt anderen aan op het bereiken van de doelstellingen wanneer dit nodig blijkt Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 5/6
6. Flexibel gedrag: Blijft soepel én doelgericht functioneren in situaties die bijzonder onderhevig zijn aan veranderingen» Blijft doelmatig handelen in situaties waar de eigen kennis en ervaring ontoereikend is» Blijft rustig en doelmatig handelen in situaties waar meerdere variabelen plots veranderen» Anticipeert: schat de mogelijke hindernissen vooraf in» Ontwikkelt meerdere strategieën: bekijkt voorafgaand meerdere wegen om het doel te bereiken en heeft alternatieven voorhanden» Weet de impact van de wijziging van één variabele op de andere aspecten snel en correct in te schatten Competenties inzake leidinggevend gedrag: 7. Richting geven: Geeft richting zowel via processen en structuren als via het bepalen en uitdragen van een visie» Is een stuwende kracht in het team/entiteit (inspireert, neemt initiatief, heeft dynamiek)» Communiceert op regelmatige momenten over de opdracht van de afdeling en het belang daarvan (de visie van de afdeling)» Geeft richting en/of sturing aan een team/entiteit door het uitdragen van een duidelijk en inspirerend beleid (geeft aan waar de organisatie naartoe wil)» Zet haalbare, maar uitdagende doelstellingen voor eigen team/entiteit» Stuurt het functioneren van individu en team bij, met het oog op het bereiken van de doelstellingen» Introduceert nieuwe structuren, processen en procedures, in functie van het realiseren van het beleid» Inspireert de medewerkers door zijn/haar voorbeeldgedrag 8. Delegeren: Delegeert ruime verantwoordelijkheidsgebieden» Creëert betrokkenheid en verhoogt de eigenwaarde van de medewerkers door hen de volle verantwoordelijkheid te geven over bepaalde dossiers, processen, en over de middelen om de vooropgestelde output te bereiken» Weet waar de sterke kanten van de medewerkers liggen en durft daar op te vertrouwen» Initieert zelfsturing en empowerment bij de medewerkers» Geeft ruimte aan medewerkers om zaken op hun eigen manier te realiseren» Geeft medewerkers bevoegdheid om in complexe en onvoorspelbare situaties autonoom te handelen Functiekaart directeur verpleegkundig en paramedisch departement 6/6