Status epilepticus na reanimatie

Vergelijkbare documenten
Continue eeg-monitoring op de intensive care in Nederland: een inventarisatie

Prognose van postanoxisch coma; nieuwe richtlijn

INHOUD Dit protocol is gebaseerd op de NVN richtlijn 2011 Prognose van post-anoxisch coma. 1 september 2012

Journalclub jan Prognose bepalen na reanimatie in het hypothermie tijdperk

De terminologie van het EEG: het is tijd om scherper te worden

Postanoxische myoclonieën

Prognose na reanimatie

EEG binnen 24 uur na hartstilstand is een betrouwbare voorspeller van uitkomst van postanoxisch coma

Richtlijn postanoxisch coma, 2e versie mrt

Citation for published version (APA): Bouwes, A. (2012). Postanoxic coma: prognosis after therapeutic hypothermia.

Epilepsie op de SEH. P. van Vliet Fellow IC Lid werkgroep richtlijn Epilepsie. Source:

Lokale handreiking epilepsie voor de specialist ouderengeneeskunde regio Arnhem-Nijmegen

Transient neurological attacks : een concept om even over na te denken

Post-cardiac arrest syndroom

Bepalen van de prognose van een coma na reanimatie

Waarom koelen na out of hospital reanimatie? Klinische les IC-verpleegkundigen 1 december 2006 Intensive Care Laurentius ziekenhuis, Roermond

Richtlijn Prognose van Post-Anoxisch Coma

Research. Diny Heiden Neural Practitioner i.o. Erasmus MC

Samenvatting. Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Safar Oorzaak vaststellen en behandelen Hypothermie Gecontroleerd beademen Tracheostoma Epilepsie behandelen Monitoring Voeding

Richtlijn Prognose van Post-Anoxisch Coma

Gegeneraliseerde Status Epilepticus

Case-report: Een vrouw met een onbegrepen coma...

Onderzoek naar de beste behandeling van epilepsie-achtige hersenactiviteit na reanimatie

Staken van de behandeling op de IC wat zegt literatuur? Jacqueline Wallage AIOS Anesthesiologie 26 juli 2017

12 Langdurige epileptische aanvallen

Myoclonische absence epilepsie

Farmacotherapie in de acute fase van alcoholdetoxificatie. Critically Appraised Topic

Vereniging voor Ziekenhuisgeneeskunde

Epileptische aanvallen op de PICU

Postanoxische status: infaust?

Zes - Traps Raket. Epidemiologie. Classificatie van aanvallen en epilepsiesyndromen. Epidemiologie. Epilepsie ja/nee

Een verkeerde diagnose met vreselijke gevolgen. Marc Engelen (Kinder)neuroloog AMC

CONVULSIES BIJ KINDEREN: EEN GEWONE KOORTSSTUIP?

Oseltamivir. Herjan Bavelaar AIOS MMB

Onderzoek naar de beste behandeling van epilepsie-achtige hersenactiviteit na reanimatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

KNF dagen KNF Perifeer

Is er een leven na reanimatie? Maayke Hunfeld, kinderneuroloog Jasmijn Harpman, masterstudent Corinne Buysse, kinderintensivist

Koortsconvulsies: hoe zat het ook al weer? Oebo Brouwer, kinderneuroloog UMCG

Laboratoria Nieuwsbrief December 2015 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium

Outcome na CVVH- behandeling Mortaliteit en nierfunctieherstel bij IC-patiënten na CVVH-behandeling

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

nederlandse vereniging voor klinische neurofysiologie KNF dagen 2015 KNF innoveert!

Invasieve beademing bij longfibrose. Liselotte Boerman, ANIOS

Post-EAPC symposium 17 juni 2014

Standard Mortality Ratio s (SMR) en de Hospital Standardized Sterftecijfers (HSMR) per specifieke diagnosegroep

Includeer hem maar in de studie. De familie is onderweg!

Behandeling van atrium fibrilleren op de IC. Mirjam Wikkerink, ANIOS IC

5-jaars Follow-up van de FAME studie

Nimodipine. Luuk van den Bersselaar, ANIOS IC April 2019

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Impact IC opname: wat doen we een patiënt aan? Symposium Grenzen aan de (IC) zorg J.G. van der Hoeven

Klinische Neurofysiologie bij acute aandoeningen van het centrale zenuwstelsel

Informatieblad voor deelnemers gedurende opvolging. De CENTER-TBI studie

Bijwerkingen van psychotrope geneesmiddelen. Nikkie Aarts

Hoe/Lang zullen we leven?! Het zgn codebeleid. Vrijdag 7 juni 2013 Gerard Innemee, mma

Platelet Transfusion in Cerebral Haemorrhage PATCH

Psychiatrische problematiek in het somatische verpleeghuis

Patiëntgerichte Zorg voor Epilepsie. 23 oktober 2012 Willem-Jan Hardon, Neuroloog

Epilepsie bij kinderen Voorstellen kind met aanvallen volgens de nieuwe classificatie en 1e stap in de behandeling. Symposium 2 juni 2018 sessie 1

Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten

Niet reanimeren beleid. Grande Conference Verona, september 2012 Lodewijk Keeris, internist-intensivist

Optimale farmaceutische zorg voor patienten met M.Parkinson. Wereld Parkinsondag 2015 Nieuwegein

Continue palliatieve sedatie

Kinderneurologie.eu. GEFS+ Syndroom

Sepsis. Welke mean arterial pressure houden we aan? Renze Jongstra Circulation Practitioner Intensive Care Verpleegkundige

2. De incidentie van zwangerschap beëindiging voor hypertensieve aandoeningen op de grens van foetale levensvatbaarheid in Nederland.

Bij epilepsiechirurgie streeft men naar complete verwijdering of disconnectie van de epileptogene zone met behoud van eloquente hersengebieden. Het do

Epileptische aanvallen in het kraambed bij een patiënte met idiopathische gegeneraliseerde epilepsie

L-OT-genotendag 16 mei Orthostatische tremor. Fleur van Rootselaar Arthur Buijink. Neurologie AMC, Amsterdam. Wie zijn wij?

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Kanker en naasten: 'Vergeet ons niet te lezen'

Praten over behandelwensen en -grenzen

Ernstig traumatisch schedel-hersenletsel op de IC Aspecten van monitoring en behandeling

Midazolam spiegels. MDO IC Voordracht. Sander Wout AIOS Anesthesiologie 5 januari 2018

Palliatieve zorg voor kinderen

Redon drainage bij post-sternotomie mediastinitis. Ivan Theunissen ANIOS Intensive Care

E-learningcursus Omgaan met epileptische aanvallen

Kinderneurologie.eu. Hashimoto encefalopathie

Geautomatiseerde medicatiereviews bij polyfarmacie patiënten in de eerstelijn: een retrospectieve studie Eerstelijnsgeneeskunde (ELG) Radboudumc

Meewerken aan medische vooruitgang. Klinische proeven

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Een beroerte, wat nu?

Kinderneurologie.eu. Rasmussen-encefalitis

Is normothermie wel zo cool?

Voorbeeld adviesrapport MedValue

Nederlandse samenvatting

CRRT: when to start? when to stop? and how much?

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Clinical Patterns in Parkinson s disease

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Paroxysmale kinesiogene chorea en paroxysmale kinesiogene dystonie zijn dus vormen van een paroxysmale kinesiogene dyskinesie.

Benigne infantiele focale epilepsie met piekgolven in de midline gedurende de slaap

Inhoud. Voorwoord 9. Samenstelling van de werkgroep 11

Kinderepilepsie in beeld. Nynke Doornebal Kinderarts - kinderneuroloog

PRES Posterieur Reversibel Encephalopathie Syndroom

Transcraniële magnetische stimulatie

Transcriptie:

Status epilepticus na reanimatie A. Bouwes, J.H.T.M. Koelman, A. Hijdra, J. Horn Over de optimale behandeling van de postanoxische status epilepticus bij patiënten na een reanimatie bestaat onduidelijkheid. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken, wordt advies gegeven over de behandeling van deze patiënten en wordt een nieuw onderzoek naar deze aandoening besproken. (Tijdschr Neurol Neurochir 2009;110:179-83) Inleiding Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 7.500 patiënten opgenomen na een geslaagde reanimatie. 1 Bij deze patiënten is herstel van circulatie bereikt, maar bij 70% blijkt sprake van een postanoxisch coma. De kans op herstel bij een dergelijk coma is klein; na 6 maanden is bijna 90% van de patiënten overleden of in een vegetatieve toestand. 2 Bij 10% tot 20% van de patiënten die in coma blijven, dragen insulten of een status epilepticus mogelijk bij aan het persisteren van het coma. Hierbij kan er sprake zijn van klinische symptomen, variërend van subtiele trekking in het gelaat tot evidente trekkingen van armen of benen. Daarnaast kan er sprake zijn van een non-convulsieve status epilepticus, waarbij de diagnose pas na eeg-onderzoek wordt gesteld. 2,3 Een dergelijke postanoxische status epilepticus (PSE) lijkt een slechte prognose te hebben: 90% tot 100% van de patiënten wordt nooit meer wakker of komt te overlijden. Het is onduidelijk of dit enkel samenhangt met de ernst van de onderliggende hersenschade of ook met de misschien suboptimale behandeling van de PSE. In 2008 verrichtten wij een enquête onder alle intensivecareafdelingen (IC) van Nederland over het beleid ten aanzien van behandeling met hypothermie na een reanimatie en het bepalen van de prognose bij een patiënt die in coma blijft. Op de vraag welk beleid er werd gevoerd bij een patiënt met een PSE antwoordde 4,5% te abstineren, 63,6% anti-epileptica te starten en daarna af te wachten, en 31,8% antiepileptica te starten en zo nodig over te gaan tot behandeling met propofol of een barbituraat ter inductie van een burst-suppressiecoma (66 respondenten; Bouwes, ongepubliceerde data). De beschikbare literatuur geeft evenmin antwoord op de vraag hoe een PSE het beste te behandelen is. Waarom is er onduidelijkheid over de behandeling van postanoxische status epilepticus? Verschillende redenen zijn te noemen waarom er onduidelijkheid is over de behandeling van een PSE. Allereerst is het een vrij zeldzame aandoening met een erg slechte prognose. Daarnaast bestaat er discussie over de interpretatie van afwijkingen gezien op intensivecare-eeg s en is weinig onderzoek verricht naar de behandeling van deze specifieke patiënten. Zeldzame aandoening met slechte prognose In het PROPAC-onderzoek (prognose van postanoxisch coma) werden 407 patiënten geïncludeerd die 24 uur na reanimatie nog in coma waren. Slechts bij 34 patiënten (8%) was sprake van een status epilepticus die ofwel klinisch ofwel op basis van het na 72 uur gemaakte eeg werd vastgesteld. 2 Informatie Auteurs: mw. drs. A. Bouwes, afdeling Neurologie, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, Amsterdam, en afdeling Intensive Care Volwassenen, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, dhr. dr. J.H.T.M. Koelman en dhr. dr. A. Hijdra, afdeling Neurologie, en mw. dr. J. Horn, afdeling Intensive Care Volwassenen, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam. Correspondentie graag richten aan mw. dr. J. Horn, neuroloog, Academisch Medisch Centrum, afdeling Intensive Care Volwassenen, C3-329, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam, tel: 020 566 25 09, e-mailadres: j.horn@amc.uva.nl Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: Ontvangen 17 februari 2009, geaccepteerd 24 april 2009. 179

4 over de behandeling die gegeven werd, is in dit onderzoek niet verzameld. Alle patiënten hadden 3 maanden na opname een slechte uitkomst, gedefinieerd als overleden (33 patiënten), persisterende vegetatieve toestand (0 patiënten) of ernstig gehandicapt (1 patiënt). Rossetti beschreef een retrospectief verzameld cohort van patiënten bij wie minimaal één eeg was gemaakt tijdens opname op de IC na een reanimatie. 3 Een status epilepticus werd gevonden bij 35 patiënten (33%), van wie 3 patiënten tot 1 ar na opname overleefden. Slechts 1 van hen was zelfstandig, 2 verbleven in een verpleeghuis. Gedetailleerde gegevens over de behandeling die patiënten hadden ondergaan, werden niet vermeld. Afgaande op de gegevens van bovenstaande studies lijkt de prognose van een PSE uitermate somber en is de vraag gerechtvaardigd of behandeling zinvol is. Echter, er zijn ook patiënten beschreven die, soms na uitgebreide en langdurige behandeling voor een PSE, een goed herstel lieten zien. 4-6 Dergelijke casereports maken duidelijk dat niet alle patiënten met een PSE een slechte uitkomst hebben, maar maken geen schatting mogelijk van het percentage patiënten bij wie een gunstige uitkomst te verwachten is. Afwijkingen op intensivecare-eeg s De laatste ren is veel geschreven over de interpretatie van eeg s gemaakt op de IC. In sommige, voornamelijk buitenlandse centra is het gebruikelijk om IC-patiënten bij wie een grote kans bestaat op epilepsie (bijvoorbeeld patiënten met een subarachnoïdale bloeding of na een reanimatie) te bewaken met continue eegregistratie. 7 Dat heeft ertoe geleid dat eeg-patronen worden gezien waarvan de klinische betekenis niet duidelijk is, zoals generalized periodic discharges en lateralized periodic discharges. Het is eveneens onduidelijk of medicamenteuze behandeling van dit soort patronen noodzakelijk en zinvol is. 8 In 2005 is door een subgroep van de American Clinical Neurophysiology Society een voorstel gedaan om de terminologie in de beschrijving van op de IC gemaakte eeg s te standaardiseren en daarbij termen die een associatie hebben met klinische entiteiten te vermijden. 9 Termen als epileptiform en ictaal komen in de beschrijving dus niet voor, maar pas in de conclusie kan een verband worden gelegd met het klinisch beeld van de patiënt (zie Figuur 1 voor een voorbeeldeeg met beschrijving). Daarnaast zijn recent criteria omschreven voor het vaststellen van een non-convulsieve status epilepticus Figuur 1. Dit eeg (200 mv) van een 64-rige man werd 2 dagen na reanimatie gemaakt bij discrete trekkingen in gelaat en armen. Het verslag luidt als volgt: Eeg zonder herkenbaar achtergrondpatroon en continu voorkomen van generalized periodic discharges met een interval van ongeveer 1 seconde, meestal bestaande uit een piek/scherpe golf en een trage golf. Conclusie: elektrofysiologisch een beeld dat kan passen bij een non-convulsieve status epilepticus. op het eeg. 8,10 Samenvattend moet er sprake zijn van repetitieve gegeneraliseerde of focale pieken, golven, piek-golfcomplexen met een frequentie van 3 per seconde of een identiek beeld met een lagere frequentie. Hierbij moet na toediening van een snel werkend anti-epilepticum (benzodiazepine) een verbetering ontstaan van het klinisch beeld of moet op het eeg een normaal achtergrondpatroon zichtbaar worden. Bij comateuze patiënten na reanimatie zal echter niet snel een evidente verbetering van het klinisch beeld worden gezien en is er op dit moment onvoldoende duidelijkheid over de kans op volledige normalisatie van het achtergrondpatroon na medicatie. Verder onderzoek binnen deze specifieke patiëntengroep is nodig. Het is belangrijk te realiseren dat de bovengenoemde criteria specifiek zijn, maar niet sensitief. 11 Daarnaast is er sprake van een grote interobservervariatie van de beoordeling van IC-eeg s, ondanks het hanteren van strikte criteria, waardoor de waarde van dit onderzoek problematisch blijft (ervaren beoordelaars: kappa 0,5; onervaren beoordelaars: kappa 0,29). 12 De studie van Rossetti et al., waarin patiënten werden geselecteerd op grond van eeg-criteria, is een duidelijk voorbeeld van de hierboven beschreven problematiek. 3 De diagnose PSE werd in deze studie gesteld op 1 8 0

status epilepticus (SE) na niettraumatische reanimatie controleer in- en exclusiecriteria altijd meldt patiënt bij onderzoeksbureau IC AMC 1) als besloten wordt tot behandeling volgens dit protocol 2) als besloten wordt patiënt niet te behandelen (+ reden beslissing) email: propacii@amc.nl start behandeling: benzodiazepine + fenytoïne (opladen) SE bestreden? continueer fenytoïne + benzodiazepine, controleer spiegels start propofol voor inductie burstsuppressie op eeg (24 uur) + start 2 e anti-epileptica nota bene bij propofol dosering >8 mg/kg/uur en nog geen suppressie, start midazolam 0,3-0,5 mg/kg/uur SE bestreden na uitwerken propofol (+ midazolam)? continueer anti-epileptica + benzodiazepine controleer spiegels anti-epileptica voor start zo nodig dosering aanpassen start pentobarbital voor inductie burstsuppressie op eeg (72 uur) en continueren anti-epileptica en benzodiazepine controleer spiegels anti-epileptica 48 uur na start pentobarbital zo nodig dosering aanpassen SE bestreden na uitwerken pentobarbital? continueer anti-epileptica en controleer spiegels 48 uur na staken pentobarbital bespreek sombere prognose met familie en bepaal verder beleid Figuur 2. Behandelschema van de STER-studie. basis van het eeg; klinische tekenen van epilepsie werden niet meegenomen. Dit leidde tot een opmerkelijk hoog aantal patiënten met PSE, wat kan samenhangen met de gebruikte eeg-criteria voor een status epilepticus. Hierin werden ook een burstsuppressiepatroon, het optreden van gegeneraliseerde periodieke ontladingen en stimulusgeïnduceerde periodieke of ritmische ontladingen als passend bij een status epilepticus geduid. Deze interpretatie kan invloed hebben gehad op de uitkomst van de 181

4 Aanwijzingen voor de praktijk 1. Een postanoxische status epilepticus kan bijdragen aan een persisterend coma na reanimatie. Als een patiënt na reanimatie in coma blijft en de corticale respons van de somato-sensory evoked potentials aanwezig is, dient een eeg te worden gemaakt. 2. Een status epilepticus na reanimatie heeft een slechte prognose; 90% tot 100% van de patiënten komt te overlijden. 3. Mogelijk verbetert langdurige en intensieve behandeling van een postanoxische status epilepticus de kans op neurologisch herstel. 4. De diagnose non-convulsieve status epilepticus na reanimatie is lastig te stellen; er is veel discussie over de eeg-criteria. patiënten in de studie. De diagnose status epilepticus is mogelijk ook ten onrechte gesteld bij de patiënten die in casereports worden beschreven met een goede uitkomst na een PSE. Behandeling van status epilepticus In de behandeling van patiënten met een PSE bestaat een grote variatie. Daardoor is niet goed bekend wat het effect van een optimale behandeling op de uitkomst zou kunnen zijn. Met optimale behandeling wordt een behandeling bedoeld volgens de Nederlandse en Europese richtlijnen 13,14 voor de behandeling van een status epilepticus in het algemeen (dus ongeacht de oorzaak), gebaseerd op beschikbaar onderzoek. 15,16 De resultaten van onze enquête hebben laten zien dat deze richtlijnen bij patiënten met een PSE meestal niet worden toegepast, terwijl dit misschien wel hun kans op neurologisch herstel zou verbeteren. Wat moet gedaan worden om kennis over de behandeling van PSE te verzamelen? Een gecontroleerde studie, waarbij de helft van de patiënten met een PSE vastgesteld op basis van het klinisch beeld en/of het IC-eeg beoordeeld door deskundigen niet behandeld wordt, terwijl de andere helft behandeld wordt volgens een vast protocol gebaseerd op de bestaande richtlijnen, zou ideaal zijn. Het uitvoeren van een dergelijke studie stuit echter op problemen. Het feit dat patiënten beschreven zijn die na uitgebreide behandeling een goed uitkomst hadden, maakt de niet-behandelgroep geen serieuze optie. Om toch meer duidelijkheid te krijgen is de STER-studie (status epilepticus na reanimatie) gestart; een prospectieve cohortstudie. Het doel is in deze studie zoveel mogelijk patiënten te includeren met een PSE en deze te behandelen volgens een vast protocol (zie Figuur 2 voor het schema). De diagnose status epilepticus zal worden gesteld op basis van het klinisch beeld en/of op basis van het eeg, dat over het algemeen gemaakt wordt als bij een patiënt met een persisterend coma de corticale respons van de somato-sensory evoked potentials bij stimulatie van de nervus medianus aanwezig is. Wij realiseren ons dat, gezien de tegenstellingen in de literatuur over de waarde van het IC-eeg, mogelijk patiënten in de studie geïncludeerd zullen worden bij wie de diagnose status epilepticus ter discussie gesteld kan worden. Daarom zullen alle eeg s opnieuw worden beoordeeld door verschillende deskundigen. Tevens kan op deze manier meer duidelijkheid worden verkregen over de klinische betekenis van verschillende eeg-patronen bij deze patiëntenpopulatie. Na aanmelding zullen de verdere verzameling van gegevens en de follow-up van de patiënt vanuit het AMC uitgevoerd worden. Indien bij ernstige comorbiditeit of een slechte pre-existente conditie door het behandelend team besloten wordt een patiënt niet te behandelen, zouden we hiervan ook graag op de hoogte worden gesteld. Voor meer informatie over de STER-studie kunt u de website www.propacamc.nl bezoeken of een e-mail sturen naar propacii@amc.nl. 1 8 2

Aanbevelingen voor de huidige praktijk Op dit moment is het gezien het ontbreken van goede studies lastig om een aanbeveling te geven voor de dagelijkse praktijk. De clinicus die een patiënt met PSE treft, zal een aantal afwegingen moeten maken: moet de status epilepticus bij deze patiënt behandeld worden en indien, op welke wijze dan? Gezien de uitermate sombere prognose is het zinvol om de algehele conditie en de eventueel aanwezige comorbiditeit van een patiënt voorafgaand aan de reanimatie mee te wegen. Tevens zal aan de familie eerlijk uitgelegd moeten worden dat het behandelen van de epilepsie niet met zekerheid zal leiden tot een uiteindelijk goed herstel. De kans is aanwezig dat de patiënt ernstig gehandicapt zal zijn. Soms is dit voor de familie reden om af te zien van verdere behandeling. Als besloten wordt tot behandeling van de PSE, dan lijkt het toedienen van 1 anti-epilepticum niet afdoende. De succesvol behandelde patiënten kregen meerdere medicijnen toegediend en werden zo nodig in een burst-suppressiecoma gebracht met propofol of barbituraten. Aanmelden voor de STER-studie en behandelen volgens het schema van deze studie liggen voor de hand. Conclusie PSE kan een bijdragende factor zijn aan het persisteren van coma na reanimatie. Het stellen van de diagnose PSE wordt echter bemoeilijkt door het soms ontbreken van klinische verschijnselen en de verschillende eeg-criteria die in de literatuur worden gehanteerd. PSE lijkt te duiden op een slechte prognose, maar het is onduidelijk of optimale behandeling deze prognose gunstig kan beïnvloeden. De STER-studie kan hopelijk bijdragen aan het verkrijgen van meer duidelijkheid over dit lastige probleem. Referenties 1. Horn J, Zandbergen EG, Koelman JH, Hijdra A. Bepalen van de prognose van een coma na reanimatie. Ned Tijdschr Geneeskd 2008;152:308-13. 2. Zandbergen EG, Hijdra A, Koelman JH, Hart AA, Vos PE, Verbeek MM, et al. PROPAC study group. Prediction of poor outcome within the first 3 days of postanoxic coma. Neurology 2006;66:62-8. 3. Rossetti AO, Logroscino G, Liaudet L, Ruffieux C, Ribordy V, Schaller MD, et al. Status epilepticus: an independent outcome predictor after cerebral anoxia. Neurology 2007;69:255-60. 4. Hovland A, Nielsen EW, Kluver J, Salvesen R. EEG should be performed during induced hypothermia. Resuscitation 2006;68:143-6. 5. Kranenborg H, Meinders AJ, Frequin SF, Teunissen LL, Mauser HW, Vogels OJ. Bepalen van de prognose van een coma na reanimatie. Ned Tijdschr Geneeskd 2008;152:1296-7. 6. Kaplan PW, Morales Y. Re: Status epilepticus: an independent outcome predictor after cerebral anoxia. Neurology 2008;70:1295-6. 7. Wittman JJ Jr, Hirsch LJ. Continuous electroencephalogram monitoring in the critically ill. Neurocrit Care 2005;2:330-41. 8. Chong DJ, Hirsch LJ. Which EEG patterns warrant treatment in the critically ill? Reviewing the evidence for treatment of periodic epileptiform discharges and related patterns. J Clin Neurophysiol 2005;22:79-91. 9. Hirsch LJ, Brenner RP, Drislane FW, So E, Kaplan PW, Jordan KG, et al. The ACNS subcommittee on research terminology for continuous EEG monitoring: proposed standardized terminology for rhythmic and periodic EEG patterns encountered in critically ill patients. J Clin Neurophysiol 2005;22:128-35. 10. Young GB, Jordan KG, Doig GS. An assessment of nonconvulsive seizures in the intensive care unit using continuous EEG monitoring: an investigation of variables associated with mortality. Neurology 1996;47:83-9. 11. Jirsch J, Hirsch LJ. Nonconvulsive seizures: developing a rational approach to the diagnosis and management in the critically ill population. Clin Neurophysiol 2007;118:1660-70. 12. Ronner HE, Ponten SC, Stam CJ, Uitdehaag BM. Inter-observer variability of the EEG diagnosis of seizures in comatose patients. Seizure 2009;18:257-63. 13. Meierkord H, Boon P, Engelsen B, Gocke K, Shorvon S, Tinuper P, et al. EFNS guideline on the management of status epilepticus. Eur J Neurol 2006;13:445-50. 14. Nederlandse Vereniging voor Neurologie en de Nederlandse Liga tegen Epilepsie. Epilepsie Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling. Herziene tweede versie, nuari 2006. Te raadplegen op: http://www.neurologie.nl/ uploads/136/454/richtlijn_epilepsie_definief_2.pdf (bekeken op 10 juli 2009). 15. Rossetti AO, Reichhart MD, Schaller MD, Despland PA, Bogousslavsky J. Propofol treatment of refractory status epilepticus: a study of 31 episodes. Epilepsia 2004;45:757-63. 16. Treiman DM, Meyers PD, Walton NY, Collins JF, Colling C, Rowan AJ, et al. A comparison of four treatments for generalized convulsive status epilepticus. Veterans Affairs Status Epilepticus Cooperative Study Group. N Engl J Med 1998;339:792-8. 183