inhoud editoriaal De uitdaging voor een komend regeerakkoord: hoe billijkheid en efficiëntie verzoenen 1



Vergelijkbare documenten
HERVORMING VENNOOTSCHAPSBELASTING EN SPAARDERSFISCALITEIT. Versie

Liquidatiebonus: overgangsregel. Vroeger en nu : hoeveel Liquidatietax te betalen?.

Nieuwsbrief 2014/4. Wat brengt het regeerakkoord?

2. Wat is het fiscale voordeel?

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

Werkgeversbijdragen - 25% (schokeffect economie) -6,3. Werknemersbijdragen - 25% (gespreid in de tijd) -3,0

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

Veranderingen sinds Di Rupo I

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen

2. Voordelen van een doktersvennootschap

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

Begrotingscontrole Contrôle budgétaire

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%.

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan.

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage

VASTGOED EN VENNOOTSCHAP AANKOOP VAN VASTGOED DOOR DE VENNOOTSCHAP

Impact begrotingsmaatregelen van Di Rupo op uw Personenbelasting

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel.

MEERWAARDE OP AANDELEN. Mr. Jan Tuerlinckx Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Infosessie 12/09/2013

Hogere forfaitaire aftrek van beroepskosten en beperking automatische indexering fiscale uitgaven

1. Wat valt er onder uw loon als zaakvoerder/bestuurder?... 1

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder).

Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018!

Spotlights - juni 2014

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Stopzettingsmeerwaarde daalt naar 10% vanaf 60 jaar en geldt ook voor voorraden en handelsvorderingen

De professionele vennootschap

NIEUWSFLASH DECEMBER 2014 DE REGEERAKKOORDEN: FISCAAL GECONCRETISEERD

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

o jaaromzet: excl. btw; o balanstotaal: ; o gemiddeld personeelsbestand: 50.

Instelling. Onderwerp. Datum

HANDLEIDING START-UP PLAN

Advocaat Ferenc Ballegeer

De taks op de effectenrekening of de intrede van de vermogensbelasting

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten

De nota Di Rupo: een aanval op spaarders, beleggers en grote vermogens

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze?

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

5. Waarom wordt een rc ook weleens een vuilbakrekening genoemd?... 3

Examen Fiscaal en arbeidsovereenkomstrecht

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de aan roerende inkomsten overschreden wordt?

Voka Vlaams netwerk van ondernemingen vzw Koningsstraat , 1000 Brussel tel , fax

Belastingpakket 2019: huishoudens krijgen meer te besteden

MAATREGELEN DI RUPO DE ONDERNEMER ZAL BETALEN

Rechtvaardigheid door. evenwicht en eenvoud. Prof. Em. F. Vanistendael

HANDLEIDING START-UP PLAN

Het zomerakkoord: Wat verandert er voor u?

VIP uitnodiging Abeka 3/3/2016 Hortensiahoeve Kapellen

1.2. Aankoop door de vennootschap

3 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK

Hoe kan uw vennootschap zo voordelig mogelijk een dividend uitkeren?

Notionele intrestaftrek

De hervormingsoperatie vennootschapsbelasting verloopt in twee fasen: inkomstenjaar 2018 en inkomstenjaar Nieuw basistarief 29% 25%

Komt u in aanmerking voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting?

De meerwaarden. Met meerwaarden bedoelt men het positieve verschil tussen de verkoopprijs van een goed en de aankoopprijs ervan (inclusief kosten).

DE ZELFSTANDIG ONDERNEMER Al je aftrekbare beroepskosten op een rijtje.

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Instelling. Onderwerp. Datum

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

NEDERBELGENMAIL DECEMBER 2017

Fiscale en andere nieuwtjes.

Fiscale aspecten van beleggingen in vennootschap

Inbrengrecht onroerend goed : 0,5 % of 10% Inbreng in natura gebeurt bij oprichting van een vennootschap of bij kapitaalverhoging.

Aanslagjaar Inkomsten 2014

De waarheid over de notionele intrestaftrek

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Principe. Daarom heeft de wetgever 2 belangrijke beperkingen ingevoerd. Beperking 1: maximumstand rekening-courant

EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven. Uitgave C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N.

Het anti-belastingontwijkingspakket van de Europese Commissie bestaat uit:

SPAREN OF BELEGGEN BIJ P&V Verzeker u van een aantrekkelijk rendement

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

Michel I: bondig overzicht van de programmawet van 19 december 2014

IN HET KORT. Het belooft een bewogen najaar te worden! (bis) Inhoud

PENSIOENSPAREN ZO DOE JE HET

FISCALE ASPECTEN BIJ OVERNAME

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

PATRIMONIALE ACTUALITEIT

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Deze rubriek is in 2012 goed voor ongeveer 34 % van de inspanningen.

Deel 1 - Waarom zou u een vennootschap oprichten? 1. Een vennootschap oprichten om fiscale redenen

Persconferentie 29/09/2009. Fiscaliteit

ONS ENGAGEMENT VOOR UW TOEKOMST ONTCIJFERD

1 Tariefwijzigingen inzake roerende voorheffing

Waarop moet u letten als u een groepsverzekering wilt aangaan?

Inhoudstafel. Vo o r wo o r d... 1

TARIEF IN DE VEN.B. 33 % + ACB van 3 opcentiemen = 33,99 % VERMINDERD BASISTARIEF

Nieuwe fiscale begrotingsmaatregelen


SPAREN OF BELEGGEN BIJ P&V Verzeker u van een aantrekkelijk rendement

1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

Toelichting bij het jaaroverzicht van dividenden en interesten

De (ver)nieuw(d)e fiscale regularisatie. Een overzicht van de aangekondigde wijzigingen

Transcriptie:

Nr. 28 Jaargang 30 week 21 27 juli 2011 Verschijnt wekelijks, behalve in weken 22, 30 33, 45 en 51 52 Afgiftekantoor Antwerpen X P2A9387 inhoud editoriaal De uitdaging voor een komend regeerakkoord: hoe billijkheid en efficiëntie verzoenen 1 editoriaal De uitdaging voor een komend regeerakkoord : hoe billijkheid en efficiëntie verzoenen Momenteel, bij de redactionele afsluiting van het laatste nummer vóór de vakantie, is het nog onduidelijk in hoeverre de op 4 juli ll. voorgestelde formateursnota bij verdere onderhandelingen aangepast zal worden. Maar het lijkt onvermijdelijk dat verschillende voorstellen uit de nota in een toekomstig regeerakkoord terecht zullen komen. Daarom verdient het fiscale onderdeel van de nota de nodige aandacht. Het is hier niet de plaats om beleidskeuzes te verdedigen of af te wijzen. Hogere lasten lijken onvermijdelijk. Het is dan aan de politici om te bepalen welke vorm die zullen aannemen, en in hoeverre het accent ligt op besparen of op extra belasten. Als de maatregelen uit de nota blijven hangen, zullen vooral kapitaalbezitters die extra lasten moeten dragen. En geeft men verdere pogingen op om België aantrekkelijk te maken voor buitenlandse investeerders. Dat is een politieke keuze. Maar als er pijnlijke maatregelen genomen worden, mogen we wel verwachten dat ze effectief geld opbrengen voor de schatkist, ook nog nadat negatieve effecten en administratieve kosten in rekening gebracht zijn. En de maatregelen moeten wel op een verstandige manier in wetteksten omgezet worden, met aandacht voor ongewenste effecten en de nodige zin voor nuance, om te vermijden dat ze hun doel voorbij schieten. Dat wordt bij uitstek een technische discussie, waartoe wij, als fiscaal vakblad, al een eerste bijdrage willen leveren. 0000635.NN K0479-NN Economische effecten De kortzichtigheid van sommige maatregelen valt toch wel op, althans in hun eerste ruwe vorm. De algemene indruk is dat ideologische of politiek-strategische overwegingen vaak de keuzes bepaald hebben, en dat hoogstens in tweede instantie de economische effecten en dus ook de uiteindelijke opbrengst van een belasting een zorg geweest zijn. De grote vraag is of het pakket zoals het er nu uitziet, geen investeringen zal ontmoedigen, aanzienlijke economische distorties veroorzaken en kapitaalvlucht op gang brengen. Een tweede vaststelling is dat veel maatregelen neerkomen op dubbele of zelfs driedubbele belasting. Iedereen moet een inspanning leveren. Maar als dat betekent dat sommigen twee of drie keer langs de kassa moeten passeren, is het evenwicht zoek. Aansluitend daarbij lijken de voorgestelde maatregelen weinig rekening te houden met de context van ons belastingstelsel in zijn geheel. In een systeem waar de totale belastingdruk bijna onrealistisch hoog is (gemeten aan het OESO-gemiddelde maar ook aan de return on investment : wat men ervoor terugkrijgt in de vorm van een efficiënt overheidsapparaat) zijn sommige ogenschijnlijk gunstige regelingen de enige manier om de totale druk nog enigszins draaglijk te houden. Sommige maatregelen die op zich verdedigbaar lijken vanuit een billijkheidsstandpunt, vormen dan ook een welhaast ondraaglijke last als men ze bekijkt in hun context, d.w.z. in samenhang met de andere hoge belastingen die hetzelfde inkomen of dezelfde personen treffen. Ten slotte valt op dat veel maatregelen fundamentele beleidskeuzes van de laatste jaren doorkruisen of terugdraaien. Het is nog maar de vraag of het ondernemingsklimaat gediend is met wat soms bijna neerkomt op een vertrouwensbreuk.

2 FISCALE ACTUALITEIT NR. 28 WEEK 21 27 JULI KLUWER 50 % bij verkoop binnen jaar (geen) aftrek voor minderwaarden risico s bij opvolging totale belasting van 77 %... of meer in Ven. B. : voorwaarden verstrengd Meerwaarden op aandelen hard aangepakt Blikvanger is in de eerste plaats de belasting van meerwaarden op aandelen en effecten in de personenbelasting. Bij doorverkoop binnen één jaar zou een tarief van maar liefst 50 % van toepassing zijn. Tussen één en acht jaar wordt dat 25 %. Aan 50 % worden meerwaarden zwaarder belast dan beroepsinkomsten. In de hoogste schaal is het tarief voor die laatste weliswaar ook 50 %, maar dankzij de belastingvrije som en de lagere tarieven voor de lagere schalen, zal het gemiddelde tarief nooit 50 % bereiken (zonder gemeentebelasting). Op zijn minst lijkt het hier logisch het principe van de afzonderlijke aanslagen (art. 171 WIB 92) te hanteren : gezamenlijke belasting als dat voordeliger uitvalt dan afzonderlijke. En zou het ook geen goed idee zijn om een afbouwregeling in te lassen, een geleidelijk dalend tarief voor wie de acht jaar (of het ene jaar) net niet volgemaakt heeft? De logische keerzijde van een belasting op meerwaarden is een aftrek voor minderwaarden. Maar die consequentie wordt niet helemaal doorgetrokken. Want volgens de letterlijke tekst van de nota («De waardeverminderingen zouden kunnen worden verhaald op het bedrag van de belastbare meerwaarden») zal alleen aftrek van de minderwaarden mogelijk zijn als er eerst genoeg meerwaarden gerealiseerd zijn. Dat is misschien geen probleem met speculanten die zoveel operaties realiseren dat er altijd wel enkele bij zullen zijn die meerwaarden opleveren, maar biedt weinig troost voor de eigenaar/bedrijfsleider die in een eenmalige operatie zijn aandelen te gelde wil maken of voor de goede huisvader die terugkeert naar de beurs met het oog op een gezonde diversificatie van zijn beleggingen. Wat met familiebedrijven? Ondermeer de Vlaamse regering zag goed het belang in van een probleemloze overdracht van familiebedrijven aan de volgende generatie en staat een vrijstelling van successierechten toe. Gaat heel dat beleid nu doorkruist worden door de belasting op meerwaarden? Toegegeven, de termijn van acht jaar is juist bedoeld om de bedrijfsleider die lange jaren aan zijn onderneming besteed heeft, fiscaal uit de wind te zetten. Maar zoals de maatregel nu geformuleerd is, houdt hij nog altijd grote risico s in bij opvolgingskwesties. Stel bijvoorbeeld dat de stichter onverwachts overlijdt, maar dat zijn weduwe niet in staat is of geen zin heeft om het bedrijf te leiden en het daarom onmiddellijk verder verkoopt. Dan moet zij in één klap 77 % van de waarde van het bedrijf afstaan aan de fiscus. Tenzij de vrijstelling voor familiale ondernemingen speelt, moet zij immers 27 % successierechten betalen en daarbovenop nog eens de nieuwe meerwaardebelasting van 50 %. Als het bedrijf niet in rechte lijn overgaat (maar nog altijd binnen de familie blijft, bv. naar een broer of zus gaat) stijgt de totale belastingfactuur zelfs tot een eind boven de 100 %! Hetzelfde probleem blijft in wezen bestaan als het familiebedrijf zoals gepland overgedragen wordt aan zoon of dochter, maar die na zeven jaar tot de vaststelling komt dat hij/zij niet de geschikte opvolger is (of zelf overlijdt en daarmee zijn opvolgers voor een probleem plaatst). Dan moet er toch meerwaardebelasting betaald worden. Door het overlijden van de stichter werd de meerwaarde immers geen gestort kapitaal. Als de opvolger het bedrijf verder overdraagt, wordt de meerwaarde dus nog altijd berekend op het verschil tussen de waarde op dat moment en het gestort kapitaal bij de oprichting van het bedrijf. Dergelijke schrijnende gevallen kan men voorkomen door enkele veiligheidskleppen in te bouwen. Zo zou er bepaald kunnen worden dat de termijn van acht jaar niet opnieuw begint te lopen bij het overlijden van de opvolger(s) van een familiebedrijf. Of dat voor de berekening van de meerwaarde in zo n geval rekening gehouden wordt met de waarde op het moment dat de opvolger het bedrijf in handen krijgt. Of dat er voor familiebedrijven sowieso een lager tarief geldt. En als men dan toch bezig is, lijkt het logisch om in de wet meteen ook in te schrijven dat fusies, kapitaalverhogingen, uitgifte van nieuwe aandelen zonder inbreng, enz. neutraal kunnen gebeuren, d.w.z. de termijn van acht jaar niet opnieuw doen lopen. Einde van België als holdingland? Ook in de vennootschapsbelasting worden meerwaarden op aandelen niet ontzien. De vrijstelling zou onderworpen worden aan alle voorwaarden voor DBI-aftrek, d.w.z. niet alleen de zgn. kwalitatieve (art. 203 WIB 92) maar voortaaan ook de zgn.

KLUWER FISCALE ACTUALITEIT NR. 28 WEEK 21 27 JULI 3 opnieuw investeringsaftrek voor kmo s RV op dividenden veralgemeend op 25 % ook bij liquidaties kwantitatieve voorwaarden (art. 202 2 WIB 92). Concreet zouden de meerwaarden dus nog enkel vrijgesteld worden mits er een participatie van minstens 10 % of 2 500 000 aangehouden wordt én langer dan twee jaar. Dat lijkt op het eerste gezicht niet strijdig met de fusierichtlijn, maar maakt België in één klap van een redelijk aantrekkelijk holdingland tot een onaantrekkelijk holdingland (en dat op het ogenblik dat Chinese en Indiase groepen volop zoeken naar een Europese hub). Vooral omdat aan een ander struikelblok voor buitenlandse investeerders, de DBIaftrek van maar 95 % i.p.v. 100 %, niet verholpen wordt, integendeel : de voorwaarden voor DBI-aftrek zouden nog verstrengd worden door de minimumhoudperiode van één op twee jaar te brengen. Positief is alleen dat de investeringsaftrek voor kmo s in ere hersteld zou worden. Maar daarnaast wordt blijkbaar ook voorgesteld de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing af te bouwen, door de maatregel te beperken tot werknemers met lage en middeninkomens. Ook die vrijstelling was nochtans een van de paradepaardjes van het beleid van de afgelopen jaren. Bovenop meerwaardebelasting nog 25 % liquidatieheffing Een tweede blikvanger in de nota is de verhoging van de roerende voorheffing. Voorgesteld wordt om het tarief te «harmoniseren» op 20 % voor interesten en 25 % voor dividenden. Dat betekent dat het gunsttarief van 15 % voor bepaalde dividenden (o.m. met VVPR-strip) zou verdwijnen, en dat de liquidatieheffing opgetrokken zou worden van 10 tot 25 %. Alleen spaarboekjes ontspringen de dans : het RVtarief blijft op 15 %, en ook de vrijstelling blijft behouden. Volgens de nota wordt de roerende voorheffing alleen maar verhoogd tot «het gemiddelde van de OESO-landen». Maar daarbij vergeet men dat het tarief in de vennootschapsbelasting in België een pak hoger ligt dan dat OESO-gemiddelde. Dat illustreert wat typisch is voor veel maatregelen uit de nota, namelijk dat men op zich misschien logische verhogingen vergeet in hun context te bekijken. De RV-verhoging komt neer op een effectieve belasting op uitgekeerde vennootschapswinsten van 50,5 % (34 % Ven. B. en op de 66 die netto overblijft nog eens 25 % RV), wat veel meer is dan in andere landen. Zal het gevolg niet zijn dat investeringen door natuurlijke personen in Belgisch risicokapitaal verder ontmoedigd worden? Met aanzienlijke negatieve effecten op de economische groei? De vraag is ook of beleggen op de beurs nog veel aantrekkingskracht kan behouden temeer daar ook de taks op de beursverrichtingen verzwaard zou worden. Mogelijk zal dat het verdwijnen van een deel van de financiële sector tot gevolg hebben, maar het zal ook schadelijk zijn voor de economie als geheel omdat het moeilijker wordt voor bedrijven om kapitaal te mobiliseren. Zeker als ook obligaties, beveks enz. getroffen worden, wat blijkbaar de bedoeling is. Al die effecten zou men overigens kunnen vermijden door de belasting alleen toe te passen in geval van een «aanmerkelijk belang», maar dat past wellicht niet binnen de budgettaire doelstellingen én de uitdrukkelijke wens om «speculanten» te treffen. Maar nog opmerkelijker is wellicht de verhoging van de liquidatieheffing. Als een onderneming stopgezet wordt, zou er dus voortaan een liquidatiebelasting van 25 % betaald moeten worden. Eigenlijk is dat een retroactieve belasting. Ook reserves die 100 jaar geleden opgebouwd zijn, worden nu belast aan 25 %! Maar vooral komt die belasting bovenop de belasting van de meerwaarde. Nadat er bij de overdracht van de onderneming eerst al meerwaardebelasting betaald is (weliswaar door de vorige eigenaar), kan het zijn dat de nieuwe eigenaar de onderneming stopzet. Dan moet die ook nog eens 25 % betalen op hetzelfde bedrag. Het gaat inderdaad om een (economische) dubbele belasting omdat de liquidatieheffing en de meerwaardebelasting dezelfde basis treffen : de waarde van de onderneming min het oorspronkelijke gestort kapitaal. Stel : A richt een vennootschap op met kapitaal 10, verkoopt binnen 8 jaar aan 110. Belastbaar : 100 aan 25 % = 25. De koper, B, beslist na verloop van tijd om toch maar niet verder te gaan met de vennootschap en liquideert ze. Toevallig krijgt hij een liquidatiebonus van ook 100 (uitkering van 110, waarvan 10 fiscaal gestort kapitaal). Die 100 wordt nog eens belast aan 25. Totale belastingfactuur : 50 % van de meerwaarde. En dan hebben we het nog niet eens over de vennootschapsbelasting die in de loop der jaren op diezelfde bedragen betaald is.

4 FISCALE ACTUALITEIT NR. 28 WEEK 21 27 JULI KLUWER Die dubbele belasting kan men vermijden door in de wet in te schrijven dat de bij de verkoop gerealiseerde meerwaarde te beschouwen is als fiscaal gestort kapitaal. Lasten op arbeid gaan omhoog, niet omlaag Een vermogensbelasting zou lichter te verteren zijn als ze zou passen in een verschuiving van de fiscale lasten van arbeid naar kapitaal. Maar daar is niets van te merken. De belastingvrije som zou weliswaar verhoogd worden, maar alleen voor de lage inkomens. De logica achter de bestrijding van de zgn. werkloosheidsval is evident : werken moet aantrekkelijker gemaakt worden door de (vooral lage) lonen lavrijstelling spaarboekje via aangifte beleggingsproducten 0,5 % op vermogens boven 1,25 mln. belastingvrije som verhoogd, maar niet voor iedereen Sparen en beleggen ontmoedigd Ook een belasting op sparen en beleggen komt eigenlijk neer op een dubbele belasting, omdat een inkomen dat al belast is als beroepsinkomen, daarna nog eens belast wordt met roerende voorheffing. Toch is de maatregel m.b.t. spaarboekjes misschien de meest voor de hand liggende uit het hele pakket. Voortaan wordt het onmogelijk om de vrijstellingsdrempel te ontwijken door zijn spaargeld te spreiden over verschillende spaarboekjes om zo voor elk spaarboekje apart onder de drempel te blijven. Dat wordt bereikt door voor iedereen roerende voorheffing in te laten houden, die dan via de aangifte teruggevraagd kan worden als men met het totaal van zijn spaarboekjes onder de drempel blijft. Het komt de fiscus natuurlijk goed uit dat hij geen werk bijkrijgt omdat er in dat systeem geen echte controles nodig zijn. Maar het blijft een feit dat de eerlijke spaarder moet opdraaien voor diegenen die de RV tot nu toe ontweken door meerdere spaarboekjes aan te houden : hij zal voor ongeveer twee jaar een verplichte gratis lening aan de Staat moeten toestaan ten belope van de ingehouden maar niet verschuldigde roerende voorheffing. Daarbij mag men niet vergeten dat het rendement van een spaarboekje al enige tijd negatief is, omdat de rente onder de inflatie ligt. En dat er al een indirecte heffing op spaarboekjes bestaat, de zgn. abonnementstaks (0,8 %), die wordt geheven op deposito s in de balansen van banken en CBI s die bij de houder zijn vrijgesteld (jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen art. 161-162 W. Succ.). «Beleggingsproducten» zullen ook worden aangepakt. Op zich kan dat alleen maar toegejuicht worden omdat er daardoor een level playing field komt. Het gaat niet op dat producten die aangeboden worden als een perfect alternatief voor klassieke spaarproducten, zoals bepaalde verzekeringen, een ander belastingregime zouden ondergaan, wat alleen maar een ongezonde scheeftrekking van de markt veroorzaakt. Tijdelijke crisisbijdrage op grote vermogens De roerende voorheffingen zijn op zich al vermogensbelastingen (net als OV en registratie- en successierechten). Maar nu zou er daarbovenop ook een «officiële» komen. De nota spreekt van een «tijdelijke crisisbijdrage» van 0,5 % op vermogens van meer dan 1,25 miljoen. Het woonhuis en het vermogen dat bestemd is voor een beroepsactiviteit, zouden niet meetellen. Tegen een vermogensbelasting zijn er twee fundamentele bezwaren. Ervaring uit het buitenland toont aan dat het een weinig efficiënte belasting is : de opbrengst weegt nauwelijks op tegen de kosten. Zeker als het maar om een tijdelijke belasting zou gaan (maar tijdelijke maatregelen hebben wel eens de neiging permanent te worden), lijkt het sop de kool niet waard. Er moet immers eerst een vermogenskadaster uitgewerkt worden. En als er betwistingen volgen over bijvoorbeeld de waarde van kunstwerken, zal de Staat misschien nog jaren op zijn geld moeten wachten, wat absurd lijkt voor een «tijdelijke» belasting. Trouwens, als de Nederbelgen zich terugtrekken over de grens, en ook de Fransen die hier aan hun vermogensbelasting hoopten te ontsnappen, zit de kans erin dat de vermogensbelasting een negatief terugverdieneffect krijgt : de minderontvangsten doordat die mensen niets meer consumeren of investeren in ons land, zullen zwaarder wegen dan de (bruto-)opbrengst van de belasting. Daarnaast is er het gevaar dat een vermogensbelasting ervaren wordt als «woordbreuk» door diegenen die zich er met veel moeite van hebben laten overtuigen om een fiscale regularisatie te doen. Eerst de kapitalen naar hier «lokken» en ze vervolgens onderwerpen aan een vermogensbelasting, zal het vertrouwen in de overheid bij bepaalde groepen niet doen toenemen. Terwijl dat vertrouwen in veel opzichten toch onontbeerlijk zal zijn voor een bijdrage aan het economisch herstel.

KLUWER FISCALE ACTUALITEIT NR. 28 WEEK 21 27 JULI 5 geen belastingvoordeel voor dienstencheques meer geen NIA-overdracht meer vliegtuigtickets pleidooi voor bijsturing ger te belasten, zodat het verschil tussen een uitkering en het nettoloon groot genoeg wordt. Maar als men dergelijke fiscale stimuli systematisch (zie Fisc. Act. 2008, 9/2 en 24/11 voor een vorige vergelijkbare maatregel) beperkt tot de laagste inkomens, verschuift men dan het probleem niet gewoon naar een punt hogerop op de inkomensschaal? Zo dreigt er immers een nieuw soort inkomensval te ontstaan, waarbij méér of efficiënter werken ontmoedigd wordt omdat de meerinkomsten niet alleen fiscaal afgeroomd worden maar omdat een hoger inkomen ook betekent dat men het recht verliest op allerlei subsidies, studiebeurzen, kortingen, sociale woningen enz. (ook al zijn, na protest, de plannen van een bepaalde gemeente afgevoerd om vakantiejobs te beperken tot kinderen uit gezinnen met een laag inkomen). Niet alleen zit er dus geen verlaging in, maar bovendien komt er, als de nota uitgevoerd zou worden, een feitelijke verhoging van de lasten op arbeid door de afschaffing van de aftrek voor dienstencheques en het aanpakken van de bedrijfswagens. Firmawagens werden tot nu toe relatief gunstig belast, maar dat is niet meer dan een manier om de volledige loonbelasting niet al té ontmoedigend te laten worden. Een belastingverhoging blijft een belastingverhoging, hoe ze ook verpakt wordt. Dat de verhogingen alleen Porsche Panamera s zullen treffen, zoals een partijvoorzitter kwam verklaren, is helaas niet meer dan verkiezingsretoriek. De formateur wil alleen een uitzondering maken voor kleine auto s, en daarmee bedoelt hij echt niet alles wat kleiner is dan de genoemde Porsche. De maatregel m.b.t. dienstencheques is ondertussen zo n beetje uitgegroeid tot een symbool, omdat hij bij uitstek de werkende middenklasse treft. Maar voorbij die symboolwaarde kan men zich vragen stellen over de manier waarop het beleid van zoveel jaren ineens teruggedraaid wordt. Tot voor kort hielden beleidsmakers altijd voor dat het systeem van de dienstencheques nodig was om allerlei huishoudelijke taken uit de zwarte economie te halen. Gaat dat argument dan ineens niet meer op? En wat zal het effect zijn op de overheidsinkomsten als zelfs nog maar een deel van de betrokkenen opnieuw «in het zwart» gaat werken? Raken aan notionele interestaftrek? Dat het beleid van de afgelopen jaren bruusk teruggedraaid wordt, valt ook op bij de notionele interestaftrek. Nadat opeenvolgende regeringsdelegaties ons land in het buitenland zijn gaan verkopen met de notionele interestaftrek als belangrijkste fiscale troefkaart, zal het slecht vallen bij de potentiële investeerders als er nu ineens, na alle eerdere ontkenningen, gesleuteld wordt aan die maatregel. Nog meer dan aan hoge tarieven hebben veel buitenlandse investeerders een grondige hekel aan wat zij zien als fiscale instabiliteit. Zij plannen immers op lange termijn. En er wordt duchtig aan gesleuteld («geoptimaliseerd» zegt de nota wel zeer eufemistisch). Niet alleen wordt het tarief geplafonneerd op 3 % (3,5 voor kmo s), maar bovendien wordt overdracht van niet-benutte NIA uitgesloten, en de «verplichte eigen fondsen» van de vennootschap worden uit de NIA-berekeningsbasis gehaald. Enkele kleine maatregelen zoals de afschaffing van de belastingvermindering voor woningrenovatie in een probleemwijk (art. 145 25 WIB 92), de groene lening of de korting op factuur voor auto s met lage CO 2 -uitstoot bieden tenminste nog het voordeel dat ze vereenvoudiging brengen in de wirwar van gunstmaatregelen. Nog meer een symboolkarakter heeft de heffing op vliegtuigtickets in eerste klasse en business class. Vliegen is veruit de meest vervuilende activiteit in termen van uitstoot van broeikasgassen. Toch wordt uitgerekend dat transportmiddel nauwelijks belast. In die zin moet elke maatregel die daar wat aan verandert, toegejuicht worden. Maar dan is het ook vrij absurd dat vliegen in tweede klasse blijkbaar verondersteld wordt geen enkele milieu-impact te hebben. Zou de reden kunnen zijn dat Ryanair geen eerste klasse heeft, en door de beperking van de heffing tot die categorie dus Charleroi en het Waalse Gewest ontzien wordt? Bijsturing van sommige maatregelen in de hierboven geschetste zin kan er al veel toe bijdragen om de keuzes die gemaakt zullen worden, draaglijker en efficiënter te maken. Maar dat mag niet verhelen dat ook fundamentelere kritiek aan de orde is. Het opvallendste is dat de voorgestelde maatregelen nauwelijks of niet beantwoorden aan de doelstellingen die de nota zelf vooropstelt. Zo wordt aangekondigd dat de lasten op arbeid verminderd worden. In het fiscale deel van de nota is daarvan geen

6 FISCALE ACTUALITEIT NR. 28 WEEK 21 27 JULI KLUWER en de internationale context? fundamentele hervormingen blijven (weer eens) uit spoor te bekennen. Er wordt aangekondigd dat het ondernemingsklimaat voor kmo s begunstigd wordt. In het fiscale deel van de nota wordt dat vertaald in welgeteld één maatregel. Er wordt een nieuwe groene fiscaliteit aangekondigd. In de nota is daarvan geen spoor te bekennen (op één symbolische maatregel na). Er wordt zelfs een hoog aantal nieuwe jobs in het vooruitzicht gesteld dankzij de terugverdieneffecten doordat het bedrijfsleven nieuwe zuurstof toegediend zou krijgen. Hoe dat laatste zal gebeuren, blijft echter in het ongewisse. Verder valt de geringe aandacht voor de internationale context op. Nu vaak gewaarschuwd wordt voor het risico op speculatie tegen België, is het bevreemdend dat de nota zo weinig rekening houdt met de gevoeligheden van de internationale financiële sector en internationale instellingen. Implementatie van een substantieel deel van de fameuze aanbevelingen van de Europese Commissie, zou internationaal al heel wat meer vertrouwen wekken. Ten slotte is te betreuren dat enige wezenlijke hervorming uitblijft. Er is geen verschuiving weg van lasten op arbeid, zoals nagenoeg iedereen bepleit. Er is geen sprake van een vergroening van de fiscaliteit. Van bereidheid om fundamentele scheeftrekkingen in onze fiscaliteit aan te pakken, is weinig te merken. Zoals altijd de voorbije jaren, blijft het ook nu weer bij lap- en haastwerk. Een steeds ingewikkelder fiscaliteit leidt tot nog meer administratie en laat nog meer ruimte voor misbruik, rechtsonzekerheid en aanslepende discussies. Wat België nodig heeft, is een goed bestudeerde hervorming om te komen tot een groener, arbeidsbevorderend, eenvoudig en coherent belastingstelsel een fiscaliteit van de 21e eeuw kortom. De redactie