Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Vergelijkbare documenten
Integrale Veiligheidsmonitor Tabellenrapport

Integrale Veiligheidsmonitor Tabellenrapport

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Veiligheidsmonitor Rijk 2008 Tabellenrapport

Integrale Veiligheidsmonitor 2008 Tabellenrapport

Veiligheidsmonitor Rijk 2007 Tabellenrapport

Politiemonitor Bevolking 2004 Tabellenrapport

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Integrale Veiligheidsmonitor Landelijke rapportage

Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Politieregio Utrecht Tabellenrapport

Veiligheidsmonitor Rijk 2008 Landelijke rapportage

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor 2008 Landelijke rapportage

Integrale Veiligheidsmonitor Landelijke rapportage

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Hoe veilig is Leiden?

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

VeiligheidsMonitor. Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

Veiligheidsmonitor Rijk 2007 Landelijke rapportage

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. RECHT Slachtofferschap van criminaliteit, Rechtshulp DOCUMENTATIE

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

Politiemonitor Bevolking Uitkomsten voor Leiden

Leefbaarheid Inhoud. Gekozen gebied: Provincie: Gelderland Gekozen vergelijkingsgebied: Nederland

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Hoe veilig is Kapelle?

4 Onderzoeksverantwoording

Breuk in de tijdreeks internationale ale handel in diensten0t

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Veiligheidsmonitor 2012

van de COROP-gebieden Achterhoek en Arnhem/Nijmegen

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007

Hoe veilig is Coevorden?

Leefbaarheid en overlast in buurt

BIJLAGE II OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID

Groningen. Samenhang. Samenwerking. Operationele prestaties. Kwaliteit

Veiligheidsbeleving 2013 Utrecht vergeleken

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid VEENDAM

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

Microdata Services. Documentatie Veiligheidsmonitor 2017

BABVI/U Lbr. 12/109

Hoe veilig is Veere? Veiligheidsmonitor gemeente Veere april 2014

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Statistisch Bulletin. Jaargang

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

Hoe veilig is Katwijk?

Statistisch Bulletin. Jaargang

Hoe veilig is Nijkerk?

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Microdata Services. Documentatie Veiligheidsmonitor 2016

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid HAREN

Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen

Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Proces- en onderzoeksdocumentatie 1

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Vrijwillige inzet 2008

Hoe veilig is Hof van Twente?

Ic rfo. E QC, Pt' _D9co. Pin] Ra

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Criminaliteit en slachtofferschap

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

HOE VEILIG IS ELBURG?

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Bevolkingstrends Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken

Veiligheidsbeleving 2016 Utrecht vergeleken

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid BEDUM

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

Statistisch Bulletin. Jaargang

HOE VEILIG IS BLOEMENDAAL?

Transcriptie:

Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 07 08 09 10 11 12 13 14

Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport

Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2011 2012 2011 tot en met 2012 2011/2012 het gemiddelde over de jaren 2011 tot en met 2012 2011/ 12 oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2011 en eindigend in 2012 2009/ 10 2011/ 12 oogstjaar, boekjaar enz., 2009/ 10 tot en met 2011/ 12 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Prepress Grafimedia Omslag Teldesign, Rotterdam Inlichtingen Tel. (088) 570 70 70 Fax (070) 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Bestellingen E-mail: verkoop@cbs.nl Fax (045) 570 62 68 Internet www.cbs.nl ISSN: 1877-6159 Oplage: 420, Den Haag/Heerlen, 2012. Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. 60189201201 W-42

Onderzoekspartners In deze rapportage treft u de belangrijkste landelijke en regionale resultaten aan van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), die in het najaar van 2011 voor het vierde opeenvolgende jaar in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het (CBS) is uitgevoerd. Bij de IVM zijn zowel op landelijk/regionaal niveau als op regionaal/lokaal niveau gegevens verzameld over de sociale veiligheid van inwoners in Nederland. Dit op basis van een gestandaardiseerde vragenlijst en onderzoeksmethode. Hierdoor zijn uitkomsten op verschillende beleidsniveaus goed met elkaar te vergelijken. Het landelijke/regionale deel is uitgevoerd door het CBS. Tegelijkertijd werd dit onderzoek in 225 gemeenten op lokaal niveau of in (politie)regionaal verband uitgevoerd. Hierbij heeft het bureau Veiligheidsmonitor de taak om de uitvoering van deze lokale onderzoeken te coördineren en te faciliteren. Dit bureau is gevestigd bij het NICIS in Den Haag. Het onderzoek werd naast de vertegenwoordigers van de opdrachtgevers, mr. M.T.H. Hendriks (ministerie van Veiligheid en Justitie), Drs. W. van Nunspeet (CBS), begeleid door de Raad voor de Veiligheidsmonitor en het bureau Veiligheidsmonitor. Voor vragen kunt u zich wenden tot:, de Heer G.J.H. Linden, telefoon 045-5707486, of via e-mail: glnn@cbs.nl Drs. C.C. Schreuder van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, telefoon 070-4267164, of via e- mail: cas.schreuder@dgv.minvenj.nl Bureau Veiligheidsmonitor, Drs. R.R.R. Ghauharali, telefoon 070-3494386, of via e-mail: razia.ghauharali@veiligheidsmonitor.nl Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 3

4

Inhoudsopgave 1. Inleiding 7 1.1 Achtergronden 7 1.2 Veranderingen ten opzichte van de IVM 2010 9 1.3 Betrouwbaarheid van de resultaten 10 1.4 Presentatie van de resultaten 11 1.5 Verschillen met eerdere rapportages 12 1.6 Leeswijzer 13 TABELLEN 2. Leefbaarheid van de woonomgeving 15 3. Buurtproblemen 27 4. Onveiligheidsbeleving 47 5. Slachtofferschap en ondervonden delicten 65 6. Melding en aangifte van delicten 97 7. Contacten tussen politie en burgers 121 8. Functioneren van de politie 145 9. Voorzorgsmaatregelen tegen criminaliteit 159 BIJLAGEN 1 Indeling Nederland in politieregio s 167 2 Publicatievariabelen 169 3 Rechte tellingen enquêtevragen IVM 2011 193 Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 5

6

1. Inleiding 1.1 Achtergronden Algemeen In het najaar van 2011 is voor de vierde achtereenvolgende keer de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) uitgevoerd op landelijk/(politie)regionaal niveau (verder aangeduid als landelijk) en op (politie)regionaal/lokaal niveau (verder aangeduid als lokaal). De IVM is een jaarlijks terugkerend onderzoek waarin zaken als leefbaarheid van de woonbuurt, beleving van buurtproblemen, onveiligheidsgevoelens, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit, het oordeel van de bevolking over het optreden van de politie en gemeenten en preventiegedrag worden onderzocht. De IVM is de opvolger van de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR), die in de periode 2005-2008 door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uitsluitend op landelijk/regionaal niveau is uitgevoerd en waarover jaarlijks is gerapporteerd. Met de IVM is een verdere stap gezet op weg naar integratie van het verzamelen van gegevens over zowel de subjectieve veiligheid als de objectieve veiligheid in Nederland. Bij subjectieve veiligheid gaat het vooral om wat mensen hiervan vinden, terwijl objectieve veiligheid doelt op wat mensen daadwerkelijk ondervinden en ervaren. De IVM is opgebouwd rondom een gestandaardiseerde vragenlijst met verplichte en facultatieve vragenblokken. Bovendien biedt de vragenlijst de mogelijkheid om naast onderwerpen van landelijk belang ook lokale onderzoeksvragen op te nemen. Hierdoor is de IVM als meetinstrument ook bruikbaar voor lokale overheden. Naast de inhoudelijke afstemming van de themagerichte vragenblokken is er bij de uitvoering ook sprake van vérgaande methodologische afstemming. Zo zijn afspraken gemaakt over de periode van dataverzameling (medio september t/m eind december van elk kalenderjaar) en de wijze waarop de dataverzameling plaatsvindt. Deze dataverzameling start met waarneming via internet (CAWI), waarbij de mogelijkheid wordt geboden om een schriftelijke vragenlijst aan te vragen (PAPI). Steekproefpersonen die van deze beide modes geen gebruik maken worden later telefonisch benaderd (CATI) indien van hen een telefoonnummer beschikbaar is. De resterende steekproefpersonen zonder telefoonnummer worden aan huis bezocht voor een persoonlijk interview (CAPI). Deze laatstgenoemde methode van dataverzameling is niet verplicht gesteld voor lokale deelnemers. Opdrachtgevers voor het landelijke deel van de IVM zijn het ministerie van Veiligheid en Justitie (de eerdere ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie) en het (CBS). Voor de regionale uitvoering zijn politieregio s, gemeenten en andere (semi-)overheidsinstanties de opdrachtgever. De coördinatie van de lokale onderzoeken is in handen van het bureau Veiligheidsmonitor (bvm), dat met dat doel door BZK en Justitie is opgericht. Dit bureau is gevestigd bij het NICIS in Den Haag. Door deze verdere samenwerking rond de gegevensverzameling komen meer eenduidige cijfers over subjectieve en objectieve veiligheid beschikbaar. Daarmee vormt de IVM een bruikbaar meetinstrument voor meerdere bestuurlijke niveaus binnen de (semi- )overheid. Doelstellingen De IVM wordt om vier redenen uitgevoerd. In de eerste plaats levert de IVM gegevens die op een andere manier niet of onvoldoende betrouwbaar kunnen worden verkregen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het daadwerkelijke slachtofferschap: omdat niet alle gevallen van slachtofferschap bij de politie worden aangegeven blijft een deel van het feitelijke slachtofferschap buiten beeld. Gezien de omvang van de steekproef valt aan de hand van de IVM in principe een betrouwbare schatting te maken van de daadwerkelijke omvang van ondervonden delicten en slachtofferschap. In paragraaf 1.3 wordt hierop verder ingegaan. In de tweede plaats levert de IVM informatie op waarmee vergelijkingen zowel in de tijd als tussen verschillende gebieden mogelijk zijn. Het onderzoek is immers gestandaardiseerd. In de derde plaats levert de IVM bruikbare informatie voor de verschillende niveaus waarop beleid wordt gemaakt. In de vierde plaats levert de IVM gegevens die gebruikt worden om beleidsmatig relevante ontwikkelingen, zowel landelijk als regionaal, te monitoren aan de hand van specifieke indicatoren. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 7

Historie De ontstaansgeschiedenis van enquêtes in Nederland op het gebied van veiligheid in het algemeen en van slachtofferenquêtes in het bijzonder voert terug naar de jaren zeventig. Het besef dat cijfers over de officieel geregistreerde criminaliteit geen adequaat beeld geven van de onveiligheidsproblematiek is steeds verder gegroeid. Het deel van de criminaliteit waarvan slachtoffers geen aangifte doen, vooral de minder ernstige vormen, blijft daarbij namelijk onzichtbaar ( dark number ). De eerste slachtofferenquête in Nederland werd in 1973 gehouden. Sindsdien hebben het WODC en/of het CBS periodiek gestandaardiseerde landelijke slachtofferenquêtes uitgevoerd. De laatste CBSslachtofferenquête die primair gericht was op landelijke cijfers vormde de module Recht uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) van het CBS, die in 2004 werd uitgevoerd. Daarnaast werden door tal van gemeenten en politiekorpsen op eigen initiatief bevolkingsonderzoeken verricht. De onderling niet vergelijkbare vraagstellingen en onderzoeksmethoden, het ontbreken van inzicht in de lokale behoefte aan veiligheidszorg en de onvolledigheid van de gegevens op basis van registraties vormden de aanleiding voor een gestandaardiseerd bevolkingsonderzoek op kleinere dan landelijke schaal. Hiertoe werd eind jaren tachtig besloten door de toenmalige ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie. In het najaar van 1990 werd deze standaard, onder de naam Politiemonitor Bevolking (PMB), uitgevoerd in 25 gemeenten van uiteenlopende grootte. Sindsdien is de PMB in veel afzonderlijke politieregio's toegepast. De eerste landelijke uitvoering vond plaats in 1993 en werd herhaald in 1995, 1997, 1999, 2001 en 2003. In 2002 is bovendien een tussenmeting uitgevoerd. In 2003 hebben de ministeries besloten het onderzoek jaarlijks af te nemen Op lokaal niveau hebben vooral de grotere gemeenten via eigen enquêtes - onder de noemer Leefbaarheid en Veiligheid - periodiek aandacht besteed aan dit thema. Vanaf 2005 zijn (onderdelen uit) de drie eerdere afzonderlijke reguliere onderzoeken op het terrein van veiligheid en politiecontacten (de POLS-module Recht, de PMB, en rijksrelevante delen uit de Enquête Leefbaarheid en Veiligheid van de grotere gemeenten) geïntegreerd in één nieuw onderzoek: de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). Reden voor de integratie van deze onderzoeken is de wens van de eerder genoemde ministeries en het CBS om vanaf 2006 te komen tot één gezamenlijke monitor. Deze integratie leidt niet alleen tot eenduidige relevante cijfers, maar ook tot efficiencywinst en meer mogelijkheden tot nadere analyses (bijvoorbeeld door verrijking van de Veiligheidsmonitor met gegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand van het CBS). In het najaar van 2004 hebben de beide ministeries en het CBS een overeenkomst gesloten waarin de samenwerking rond de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) is vastgelegd. In 2006 is de VMR voor het eerst op landelijke en regionale schaal uitgevoerd. In 2007 en 2008 is dit onderzoek op dezelfde schaal herhaald 1. Door deze integratie en de tegelijkertijd doorgevoerde verbeterde opzet van het onderzoek zijn de uitkomsten van de VMR echter niet direct vergelijkbaar met die uit de eerdere afzonderlijke onderzoeken. Medio september 2008 is de VMR opgevolgd door de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). Daarbij zijn belangrijke wijzigingen doorgevoerd in het dekkingsgebied (van landelijk en regionaal naar lokaal), de wijze van waarneming (via internet en op papier naast telefonisch en face-to-face), de interviewperiode (van voorjaar naar najaar) en de structuur en inhoud van de vragenlijst (modulaire opbouw met verplichte en facultatieve standaardvragenblokken in een vaste volgorde). Voor meer informatie over de verschillen tussen de VMR en de IVM wordt verwezen naar de eerdere Landelijke rapportages over 2008, 2009 en 2010. De IVM 2011 De IVM is in 2011 voor de vierde achtereenvolgende keer zowel landelijk als lokaal uitgevoerd. De veldwerk periode liep van 15 augustus tot 30 november. De doelpopulatie wordt gevormd door de in Nederland wonende personen van 15 jaar en ouder. Voor het landelijke deel, dat door het CBS is uitgevoerd, werd gestreefd naar minimaal 18 750 respondenten met een gelijkmatige verdeling over alle politieregio s. Gemiddeld komt dit neer op 750 respondenten (netto) per regio. Uiteindelijk zijn op dit niveau van ruim 20 000 personen onderzoeksgegevens verkregen. De lokale onderzoeken werden in dezelfde periode uitgevoerd. Leidraad hierbij vormde het door bvm opgestelde Handboek Veiligheidsmonitor. Het CBS leverde hiervoor de steekproeven. Het veldwerk voor de lokale opdrachtgevers werd deels uitgevoerd door eigen gemeentelijke statistische bureaus en deels door een aantal veldwerkbureaus die voldeden aan de door bvm gestelde eisen. Terwijl in het eerste jaar 78 gemeenten betrokken waren bij het lokale onderzoek, deed in 2009 een veel groter aantal (239) gemeenten mee. Voor de IVM 2010 was dit aantal 1 In 2005 is de VMR alleen op beperkte schaal landelijk uitgevoerd, vooral ten behoeve van de trendbreukanalyse met de eerdere enquêtes. 8

met 21 aanzienlijk lager, terwijl in 2011 weer een veel groter aantal gemeenten (225) meedeed. Evenals in eerdere jaren zijn ook in 2011 sommige politieregio s volledig oversampled (alle gemeenten in de regio doen mee), terwijl in andere regio s sprake is van gedeeltelijke oversampling (slechts enkele gemeenten participeren). Voor meer informatie hierover zie de onderzoekdsdocumentatie in de Landelijke rapportage over 2011(bijlage 1.2 Veranderingen ten opzichte van de IVM 2010 In 2010 is, anders dan in eerdere jaren, de VMR niet meer op beperkte schaal parallel aan de IVM uitgevoerd ten behoeve van extra analyses om trendbreuken tussen VMR en IVM in kaart te brengen. Daarom zijn in deze editie van het tabellenrapport geen (landelijke) VMR-resultaten meer opgenomen 2. In de rapportage over de IVM-2011 wordt wel aandacht besteed aan de vergelijkbaarheid van de VMR- en de IVMuitkomsten op politieregionaal niveau. De resultaten hiervan zijn onder meer opgenomen in hoofdstuk 10 van de Landelijke Rapportage 2011 (zie aldaar). De methodologische opzet van de IVM 2011 is in wezen dezelfde als van de beide voorgaande edities. Dit houdt in: een landelijke steekproef van netto minimaal 750 respondenten per regio plus lokale steekproeven, variërend in omvang overeenkomstig de lokale wensen; trekking van zowel de landelijke steekproef als de lokale steekproeven door het CBS op basis van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA); een vragenlijst die is opgebouwd uit dezelfde verplichte en facultatieve vragenblokken; steekproefpersonen die in eerste instantie via internet (CAWI) en eventueel een papieren vragenlijst (PAPI) worden benaderd; de resterende steekproefpersonen worden daarna telefonisch (CATI) of face-to-face (CAPI) benaderd; de mixed-mode die zowel landelijk als lokaal geldt, maar waarbij de lokale participanten niet verplicht zijn tot CAPI-benadering. Vragenlijst Ten opzichte van 2010 zijn er geen wijzigingen doorgevoerd in de IVM-vragenlijst. In de vrije ruimte van het landelijke deel is, evenals in 2010, wederom een aantal testvragen opgenomen over cybercrime. Dit onderwerp draagt nog steeds een voorlopig karakter en valt buiten de reguliere IVM thema s. De gegevens worden nader geanalyseerd en gepubliceerd buiten het IVM-kader. Steekproefomvang Een van de belangrijke verschillen tussen de jaarlijkse IVM-uitvoeringen is de mate waarin buiten het landelijke deel regionale en lokale instanties als gemeenten aan dit onderzoek meedoen. In 2011 hebben in totaal 225 gemeenten aan het onderzoek meegedaan, waarbij van ruim 200 000 respondenten gegevens zijn verzameld bovenop de landelijke steekproef. Ter vergelijking: in 2010 hebben 21 gemeenten aan het onderzoek meegedaan, met ca. 20 000 extra respondenten. In 2009 betrof het 239 gemeenten met ca. 180 000 extra respondenten; in 2008 ging het om 77 gemeenten en ongeveer 46 000 respondenten extra. Interviewmethode Vergeleken met 2010 is het relatieve aandeel van internet als instrument om de vragen te beantwoorden in de IVM 2011 met bijna twaalf procentpunten gestegen: van 61 naar 73 procent. Tussen 2009 en 2010 vond juist een daling plaats in het aandeel internetwaarneming van 69 naar 61 procent, terwijl tussen 2008 en 2009 juist een sterke toename plaatsvond van dertien procentpunten. Het aandeel respondenten dat de vragen schriftelijk beantwoordde bleef vrijwel gelijk (12 procent), terwijl het aandeel telefonisch beantwoorde interviews ten opzichte van 2010 daalde (van 20 naar 14 procent). In 2009 bedroeg dit aandeel nog 17 procent; in de IVM 2008 lag het aandeel telefonische interviews met 27 procent veel hoger. Het percentage interviews dat face-to-face werd afgenomen is zeer beperkt (ruim 1 procent). Dit is vergelijkbaar met het niveau van 2009 (2 procent) In 2010 en 2008 was dit met respectievelijk zeven en zes procent naar verhouding veel hoger. Daarmee lijkt de wijze van antwoorden in de IVM 2011, vooral voor de 2 De belangrijkste landelijke VMR-resultaten over de jaren 2008-2010 zijn als bijlage opgenomen in het tabellenrapport van 2010. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 9

internet- en persoonlijke interviews, naar verhouding meer op het patroon van de IVM 2009 dan op dat van 2010. Om de verhoudingen tussen deze interviewmodes over de jaren heen zoveel mogelijk constant te houden is ook voor de IVM 2011 hetzelfde weegmodel gebruikt als voor de IVM van 2010 en 2009 en na herziening voor de herziene cijfers van de IVM 2008. Daarbij worden de verhoudingen tussen enerzijds internet- en papieren interviews en telefonische en face-to-face interviews anderzijds vastgesteld op 60 resp. 40 procent 3. 1.3 Betrouwbaarheid van de resultaten De betrouwbaarheid van uitkomsten moet uiteraard worden bezien binnen de kaders en kwaliteitseisen die zijn gesteld bij de opzet van het onderzoek, gegeven de wijze waarop de uitkomsten worden gebruikt. Wanneer deze randvoorwaarden veranderen, zullen doorgaans ook de uitkomsten en vaak ook het niveau hiervan veranderen. Bij de overgang van de VMR naar de IVM is dit het geval geweest. Algemeen De hierna beschreven betrouwbaarheid van de uitkomsten geldt voor het onderzoeksdesign van de IVM in het algemeen. De in dit rapport gepresenteerde gegevens zijn gebaseerd op onderzoek onder de bevolking. Hiertoe zijn steekproeven getrokken die een representatief beeld moeten opleveren van de feitelijke situatie voor zowel de gehele bevolking en voor de afzonderlijke politieregio s als voor andere lokale gebieden. Het steekproefkarakter van het onderzoek brengt met zich mee dat voor de uitkomsten een bepaalde mate van betrouwbaarheid geldt. Zeker bij kleine steekproeven en weinig voorkomende verschijnselen kan het gebeuren dat door toevalsfactoren het aangetroffen beeld niet volledig overeenstemt met de werkelijkheid. De verplichte vragenblokken binnen het geïntegreerde onderzoek zijn gebaseerd op de antwoorden van in totaal meer dan 220 000 ondervraagde personen. Het aantal respondenten per politieregio varieert ook in de IVM 2011 sterk met het al dan niet participeren van gemeenten in het lokale deel. Dit varieert van rond 800 in de regio s waar het onderzoek alleen op landelijk/regionaal niveau is uitgevoerd, tot bijna 24 000 in de regio Twente. In sommige regio s zijn alle gemeenten of specifieke buurten en wijken van gemeenten in het onderzoek betrokken. Daardoor verschillen de s rondom de uitkomsten per afzonderlijke politieregio. Hierdoor is het mogelijk dat een in relatieve zin klein verschil in resultaat tussen een politieregio en het landelijke gemiddelde wel significant is (bij oversampling) en een groter verschil niet (bij geen oversampling). Over het algemeen leidt oversampling tot een verkleining van de s. In sommige politieregio s met oversampling zijn de s echter minder gereduceerd omdat de extra steekproeven niet over de hele politieregio zijn gespreid, maar alleen binnen één of enkele (delen van) gemeenten. De betrouwbaarheid van de uitkomsten is van belang voor het maken van vergelijkingen, bijvoorbeeld tussen landelijke en regionale uitkomsten, tussen regio's onderling, of voor vergelijkingen in de tijd. Bij elke gevonden waarde (bijvoorbeeld een percentage) behoort een bepaalde betrouwbaarheids. Deze is afhankelijk van de spreiding in de antwoorden, van het aantal ondervraagde personen (in deze publicatie minimaal 50 waarnemingen), van het gekozen steekproefontwerp en van de toegepaste wijze van dataverzameling. In de tabellen is voor alle onderzoeksjaren telkens de bij de gevonden waarden behorende opgenomen. Dit betekent dat de werkelijke waarde met een waarschijnlijkheid van 95% tussen de waarde minus de en de waarde plus die zal liggen. De gepresenteerde waarden zijn gebaseerd op gewogen data. De s zijn gebaseerd op ongewogen data, waarbij rekening is gehouden met het steekproefontwerp. Slachtofferschap en ondervonden delicten Uit de literatuur blijkt dat er veel factoren van invloed zijn op de beantwoording van vragen over ondervonden delicten door respondenten. En ook dat het effect van deze factoren niet altijd goed voorspelbaar is. Het betekent ook dat de gevonden niveaus met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd 4. Hoewel elk nieuw instrument veranderingen tot gevolg heeft, zijn de gevonden verschillen tussen IVM en VMR in het geschatte aantal delicten soms opvallend groot en voor- 3 Voor de aanpassingen die in de IVM 2009 zijn doorgevoerd wordt verwezen naar de Landelijke Rapportage en het Tabellenrapport 2009 4 Voor een meer uitvoerige toelichting van het onderwerp delicten en slachtofferschap in de IVM wordt verwezen naar bijlage 2 van de Landelijke rapportage 2010. 10

alsnog moeilijk te verklaren. Vooral bij vermogensdelicten zoals autodiefstal en diefstal uit en/of vanaf de auto worden bij de IVM hogere aantallen delicten gemeten dan bij de vroegere VMR. Bovendien komen deze schattingen minder goed overeen met aantallen op basis van registraties, zoals in de Politiestatistiek. Gegevens uit een enquête zullen in het algemeen meestal verschillen van de geregistreerde criminaliteit. In veel gevallen worden delicten niet aangegeven of worden vanwege een andere doelstelling bij de registratie in een andere categorie vermeld. Een belangrijk doel van de Veiligheidsmonitor is juist om een beter beeld van de totale criminaliteit te geven, doordat ook de niet geregistreerde (verborgen) criminaliteit kan worden benoemd. Uit nadere analyses van gegevens uit enquêtes en registraties is gebleken dat de niveauschattingen op basis van de IVM over slachtofferschap en ondervonden delicten voor verbetering vatbaar zijn. Dit geldt met name voor vermogensdelicten als autodiefstal en diefstal uit de auto. Daarom is de presentatie van de cijfers over autodelicten (autodiefstal, diefstal uit de auto, beschadiging en/of diefstal vanaf de auto) voor de volledige IVM-periode (2008-201 aangepast en is aan alle IVM-cijfers over slachtofferschap en ondervonden delicten de status voorlopig toegekend. Ook zijn de schattingen over absolute aantallen ondervonden delicten (voorlopig) vervallen. Daarnaast wordt de vragenlijst herzien en wordt een benaderingsstrategie overwogen om vanaf de IVM-2012 een verantwoorde en stabiele(re) meting van de omvang van de ondervonden criminaliteit mogelijk te maken. Dit kan ertoe leiden dat eerdere niveauschattingen op dit terrein worden aangepast. Ondanks het voorlopige karakter van de niveauschattingen over slachtofferschap en ondervonden delicten zijn relatieve cijfers wel bruikbaar voor onderlinge vergelijking, bijvoorbeeld in de tijd of tussen regio s. Het onderzoeksinstrument van de IVM is in de onderzochte periode immers niet veranderd 5. 1.4 Presentatie van de resultaten In dit tabellenrapport staan de landelijke en de (politie-)regionale cijfers van de IVM 2011 in vergelijking met de resultaten van de IVM 2010 en 2008 centraal. Daarbij komen zowel de verplichte als de facultatieve onderwerpen aan de orde. In bijgaand schema is aangegeven welke onderwerpen in deze rapportage aan de orde komen. Hoofdstuk Vragenlijst Inhoud Verplicht/ blok volgens vragenlijst facultatief (IVM-201 2 1 Leefbaarheid woonbuurt verplicht 9 Oordeel functioneren gemeente facultatief 3 2 Beleving buurtproblemen verplicht 4 3 Onveiligheidsbeleving verplicht 12 Onveilige plekken facultatief 11 Preventie II facultatief 13 Respectloos gedrag facultatief 5 4 Slachtofferschap verplicht 6 5 Aangiftegedrag facultatief 7 6 Tevredenheid laatste politiecontact facultatief 8 7 Oordeel functioneren politie in de buurt facultatief 8 Oordeel functioneren politiealgemeen facultatief 9 10 Preventie I facultatief - 14 Achtergrondkenmerken verplicht - Vrije ruimte Vragen landelijk deel: ( cybercrime ; facultatief geen cijfers opgenomen) Vragen lokale participanten facultatief (geen cijfers opgenomen) Ieder hoofdstuk begint met een landelijke overzichtstabel van de indicatoren. In sommige hoofdstukken zijn meerdere van deze overzichtstabellen opgenomen. 5 In bijlage 2 van de Landelijke rapportage 2010 is een meer uitvoerige toelichting opgenomen over slachtofferschap en ondervonden delicten in de IVM. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 11

Bij de berekening van de gepresenteerde cijfers uit de afzonderlijke vragenlijst-items (zoals afzonderlijke stellingen) zijn de weigert - en weet niet -antwoorden niet buiten beschouwing gelaten. Daardoor wordt de percentering van de overige categorieën niet beïnvloed. Dit sluit aan op de werkwijze die ook is gehanteerd bij de eerdere VMRrapportages. Bij afgeleide gegevens zoals schaalscores zijn deze categorieën wel buiten beschouwing gebleven. Hierbij is het handboek Veiligheidsmonitor gevolgd. De percentering van het aandeel (zeer) tevreden bij politiecontacten (hoofdstuk 7) is in 2011 en met terugwerkende kracht voor de eerdere IVM-jaren in overeenstemming gebracht met de standaardafleiding, waarbij de categorieën weet niet en weigert/geen antwoord worden meegenomen in de percenteringsbasis. Eerder werden deze categorieën daarbij buiten beschouwing gelaten. De herziene cijfers vallen hierdoor iets lager uit dan eerder gepubliceerde cijfers. Omdat de cijfers betrekking kunnen hebben op een deel van de antwoordcategorieën is niet altijd duidelijk in hoeverre respondenten ook andere antwoorden hebben gegeven. Daarom wordt in bijlage 3 van dit tabellenrapport een overzicht gegeven van alle antwoordscores bij alle enquêtevragen (uitgezonderd de vrije ruimte ) van de IVM-2011. Een aantal resultaten wordt gepresenteerd als schaalscores. Deze worden voor alle jaren weergegeven op een schaal van 0-10. Gegevens op basis van minder dan 50 waarnemingen zijn in de tabellen niet vermeld. Dit is in de tabellen aangegeven met een punt (.); zie ook de verklaring van tekens (pagina. In de tabellen zijn ook de 95-procent betrouwbaarheidss opgenomen, waarbij rekening is gehouden met het steekproefontwerp. In een beperkt aantal gevallen is de bij de gevonden waarde groter dan die waarde zelf. Daarmee zou de bijbehorende ondergrens volgens bovenstaande benadering negatief worden. In dergelijke gevallen moet een ondergrens van 0 worden aangehouden. Schaalscores en de bijbehorende s zijn in de tabellen weergegeven tot op één decimaal nauwkeurig. Hierdoor is het mogelijk dat verschillen tussen schaalscores op één decimaal nauwkeurig blijkens de vermelde symbolen wel significant zijn, terwijl dit niet rechtstreeks uit de vermelde (kleine) s kan worden afgeleid. Bij de regionale gegevens (politieregio s) is in de laatste kolom telkens aangegeven of de IVM-uitkomst voor die regio op 95-procent betrouwbaarheidsniveau significant hoger (+) of lager (-) is dan het gemiddelde voor Nederland als geheel. Ook is landelijk en per regio aangegeven of de uitkomst volgens de IVM 2011 significant hoger (+) of lager (-) is dan de uitkomsten van de IVM 2010 en van de IVM 2008, het eerste jaar dat de IVM op een dergelijke schaal is uitgevoerd. Indien geen symbool is opgenomen betekent dit dat het percentage of de schaalscore niet significant hoger of lager is dan het gemiddelde van Nederland, resp. dan in het voorgaande jaar. De gebruikte symbolen in de tabellen geven geen waardeoordeel. Het gebruik van een + of een - wijst dus niet op een positieve of negatieve ontwikkeling. Een significante stijging van bijvoorbeeld slachtofferschap wordt ook middels een + aangegeven. 1.5 Verschillen met eerdere rapportages In de tabellen zijn landelijke en regionale cijfers uit de IVM 2008 tot en met 2011 opgenomen. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de rapportage over 2010 vloeien voort uit de hierboven in paragrafen 1.3 en 1.4 beschreven aanpassingen. Dit heeft vooral gevolgen voor de tabellen in de hoofdstukken 5 (Slachtofferschap en ondervonden delicten), 6 (Melding en aangifte) en 7 (Contacten tussen politie en burgers). Verder is de beschrijving van de doelvariabelen niet langer beperkt tot schaal- en andere scores, maar uitgebreid tot alle variabelen. Daarnaast zijn twee regiotabellen vervallen (onveiligheidsgevoelens op plekken waar jongeren rondhangen (tabel 4.9) en respectloos gedrag door onbekenden op straat (tabel 4.17)). Deze tabellen omvatten gedetailleerde regionale informatie over slechts één aspect voor alle IVM-jaren, terwijl voor de overige aspecten alleen de gegevens voor het meest recente jaar in tabelvorm worden gepresenteerd. Ten slotte zijn enkele zeer beperkte tekstuele aanpassingen doorgevoerd, die verder geen inhoudelijke consequenties hebben. In concreto gaat het om de volgende aanpassingen: De afzonderlijke vermogensdelicten autodiefstal en diefstal uit de auto zijn samengevoegd tot één categorie diefstal van en uit de auto. De afzonderlijke vandalismecategorieën beschadiging/diefstal vanaf auto en overige vernielingen zijn vervallen. Gegevens over aantallen ondervonden delicten (x 1000) zijn vervallen. 12

De status van alle gegevens over de omvang van slachtofferschap en ondervonden delicten is gewijzigd in voorlopig. De gegevens over tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact voor de jaren 2008-2010 zijn herzien. De tabellen 4.9 (Onveiligheidsgevoelens op plekken in eigen gemeente waar jongeren rondhangen - naar politieregio) en 4.17 (Respectloos gedrag door onbekenden op straat - naar politieregio) zijn vervallen. De beschrijving van de afleiding van de doelvariabelen (bijlage is uitgebreid tot alle variabelen. 1.6 Leeswijzer Dit tabellenrapport omvat een cijfermatige uitdieping van de landelijke gegevens naar het niveau van de 25 afzonderlijke politieregio s. Het rapport bestaat uit drie onderdelen: deze inleiding (deel, gevolgd door het centrale middendeel met de tabellen in de hoofdstukken 2 tot en met 9 (deel en een aantal bijlagen (deel 3). In hoofdstuk 2 staat de leefbaarheid van de woonomgeving centraal, inclusief de opinie over het functioneren van de gemeente t.a.v. de leefbaarheid. Hoofdstuk 3 sluit daarop aan en gaat verder in op ervaren buurtproblemen. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan onveiligheidsgevoelens, gepercipieerde slachtofferkans, vermijdingsgedrag en respectloos gedrag. Hoofdstuk 5 heeft betrekking op ervaren eigen slachtofferschap van criminaliteit en ondervonden delicten. In de drie daaropvolgende hoofdstukken staat de relatie tussen politie en burgers centraal. In hoofdstuk 6 komt de melding en aangifte van ondervonden delicten aan de orde; hoofdstuk 7 heeft betrekking op contacten tussen burgers en politie in het algemeen, terwijl in hoofdstuk 8 aandacht wordt besteed aan het oordeel over het functioneren van de politie in de buurt en in het algemeen. In het laatste hoofdstuk (9) komt het thema preventie aan de orde. Het derde deel van deze rapportage omvat een drietal bijlagen met aanvullende informatie. Bijlage 1 omvat een kaart met de indeling van Nederland in 25 politieregio s. Bijlage 2 geeft inzicht in de afleiding van alle publicatievariabelen (waaronder schaalscores) zoals die in deze rapportage zijn gebruikt. Bijlage 3 geeft een overzicht met de landelijke gewogen procentuele verdeling en de ongewogen absolute aantallen van de antwoorden op alle vragen in de IVM 2011 (met uitzondering van de vragen in de vrije ruimte ). Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 13

14

2. Leefbaarheid van de woonomgeving Tabel 2.1 Leefbaarheid woonbuurt landelijk overzicht ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 2008 2009 2010 2011 Verschil 2011 t.o.v. ---------------------- 2008 2010 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ Fysieke leefbaarheid woonbuurt %(helemaal) eens In de buurt zijn de wegen, paden en pleintjes goed onderhouden 64,8 0,7 63,6 0,5 66,4 0,7 65,8 0,4 In de buurt zijn perken, plantsoenen en parken goed onderhouden 65,2 0,7 64,2 0,4 66,4 0,7 65,5 0,4 In de buurt is het buiten goed verlicht 73,0 0,7 72,9 0,4 73,7 0,6 74,4 0,4 + In de buurt zijn goede speelplekken voor kinderen 53,3 0,8 52,8 0,5 57,1 0,7 56,0 0,5 + In de buurt zijn goede voorzieningen voor jongeren 19,0 0,6 18,9 0,4 20,5 0,6 20,6 0,4 + Sociale cohesie woonbuurt Demensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks 25,2 0,7 25,8 0,4 24,5 0,6 24,6 0,4 Demensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om 69,7 0,7 69,5 0,4 71,5 0,6 71,0 0,4 + Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is 45,2 0,8 45,0 0,5 45,4 0,7 46,9 0,5 + + Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen 63,3 0,8 63,8 0,5 64,1 0,7 64,4 0,4 Ik heb veel contact met andere buurtbewoners 38,9 0,8 39,7 0,5 39,4 0,7 40,6 0,5 + + Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in deze buurt 71,4 0,7 70,9 0,5 72,3 0,6 70,6 0,4 - schaalscore (0-10) Sociale cohesie 6,3 0,0 6,3 0,0 6,3 0,0 6,3 0,0 Eigen inzet voor woonbuurt % Actief geweest voor verbeteren buurt 16,4 0,5 17,5 0,4 17,6 0,5 17,6 0,3 + Oordeel ontwikkeling woonbuurt Is van mening dat de buurt in het afgelopen jaar is vooruitgegaan 14,3 0,5 13,8 0,3 14,1 0,5 14,3 0,3 gelijk is gebleven 67,6 0,7 67,1 0,4 68,6 0,7 67,4 0,4 - is achteruitgegaan 13,4 0,5 14,8 0,3 13,6 0,5 14,3 0,3 + Geen mening 4,7 0,4 4,3 0,2 3,8 0,3 4,1 0,2 - Verschil in aandeel 'buurt is vooruitgegaan' en 'buurt is achteruitgegaan' 0,9 0,8-1,0 0,5 0,5 0,8 0,0 0,5 Beoordeling woonbuurt rapportcijfer Woonomgeving 7,4 0,0 7,4 0,0 7,5 0,0 7,5 0,0 Leefbaarheid 7,4 0,0 7,3 0,0 7,4 0,0 7,4 0,0 Veiligheid 7,0 0,0 6,9 0,0 7,0 0,0 7,0 0,0 - - Oordeel over inzet gemeente voor leefbaarheid en veiligheid woonbuurt %(helemaal) eens De gemeente... heeft aandacht voor het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid in de buurt 49,6 0,8 49,0 0,7 48,7 0,8 48,9 0,7 informeert de buurt over aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt 47,0 0,8 47,3 0,7 47,1 0,8 47,7 0,7 betrekt de buurt bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt 39,9 0,8 39,8 0,7 39,3 0,7 39,4 0,7 is bereikbaar voor meldingen en klachten over leefbaarheid en overlast in de buurt 51,8 0,8 50,2 0,7 52,1 0,8 52,2 0,7 reageert op meldingen en klachten over leefbaarheid en overlast in de buurt 32,7 0,8 31,5 0,6 32,2 0,7 32,9 0,6 doet wat ze zegt bij het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid in de buurt 25,7 0,7 24,8 0,6 24,9 0,7 26,2 0,6 + ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ Significant hoger (+) of lager (-) dan genoemde jaren. Facultatief blok: deze vragen zijn niet aan alle respondenten gesteld. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 15

Tabel 2.2 Fysieke leefbaarheid woonbuurt naar politieregio, 2011 In de buurt... ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- zijn de wegen, zijn perken, is het buiten goed zijn goede zijn goede paden en pleintjes plantsoenen en verlicht speelplekken voor voorzieningen voor goed onderhouden parken goed kinderen jongeren onderhouden % (helemaal) eens Nederland 65,8 0,4 65,5 0,4 74,4 0,4 56,0 0,5 20,6 0,4 Groningen 66,0 2,9 65,9 2,9 73,5 2,7 49,6 3,2-25,4 2,9 + Fryslân 67,2 2,5 67,1 2,5 74,6 2,3 53,4 2,7 26,6 2,5 + Drenthe 63,8 3,5 62,4 3,5 72,7 3,3 57,7 3,6 20,6 2,9 IJsselland 69,4 2,8 + 66,7 2,8 71,1 2,7-61,5 2,9 + 24,7 2,6 + Twente 65,1 1,2 61,1 1,3-73,8 0,9 54,6 1,3 19,9 1,2 Noord- en Oost-Gelderland 68,2 3,2 63,0 3,3 76,9 2,9 58,7 3,4 21,4 2,8 Gelderland-Midden 67,8 2,4 67,6 2,4 76,6 2,2 56,3 2,6 18,7 2,1 Gelderland-Zuid 65,1 2,7 64,1 2,7 72,1 2,5 56,3 2,9 19,4 2,3 Utrecht 64,2 1,5 62,8 1,5-75,8 1,3 57,5 1,5 20,8 1,3 Noord-Holland Noord 66,4 1,3 66,2 1,3 77,2 1,1 + 56,8 1,4 21,6 1,2 Zaanstreek-Waterland 61,9 2,4-64,3 2,4 72,9 2,3 55,8 2,5 17,8 2,0 - Kennemerland 64,7 2,6 68,5 2,5 + 76,9 2,4 56,6 2,7 20,3 2,4 Amsterdam-Amstelland 67,3 1,5 69,0 1,5 + 72,7 1,5 54,7 1,6 19,8 1,4 Gooi en Vechtstreek 66,8 2,3 64,6 2,3 77,1 2,0 + 52,9 2,5-17,4 2,0 - Haaglanden 66,8 1,1 67,5 1,1 + 73,2 1,1 55,1 1,2 20,1 1,1 Hollands Midden 64,2 1,2 66,4 1,2 76,9 1,0 + 56,1 1,2 19,8 1,0 Rotterdam-Rijnmond 64,5 0,8-66,7 0,8 72,3 0,8-56,4 0,9 20,7 0,7 Zuid-Holland-Zuid 67,7 2,8 69,5 2,8 + 78,9 2,5 + 57,8 3,0 16,9 2,3 - Zeeland 67,9 3,2 71,4 3,1 + 76,1 2,9 57,6 3,4 22,1 2,8 Midden- en West-Brabant 64,2 1,5 62,8 1,7-72,8 1,6 53,8 1,8 19,5 1,6 Brabant-Noord 67,8 1,1 + 67,0 1,1 72,7 1,0-60,7 1,2 + 22,3 1,1 + Brabant-Zuid-Oost 65,2 2,0 65,5 2,0 73,5 1,9 59,3 2,2 + 23,4 2,1 + Limburg-Noord 67,7 3,0 61,5 3,1-74,4 2,8 56,8 3,2 20,0 2,6 Limburg-Zuid 61,6 3,4-64,7 3,4 76,1 3,1 47,1 3,5-14,8 2,6 - Flevoland 64,7 2,0 63,4 2,1 73,8 1,8 56,3 2,2 19,3 1,9 Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. 16

Tabel 2.3 Sociale cohesie in de woonbuurt naar politieregio, 2011 De mensen De mensen Ik woon in een Ik voel me thuis Ik heb veel Ik ben tevreden kennen elkaar gaan in deze gezellige buurt, bij de mensen contact met over de bevolin deze buurt buurt op een waar veel saam- die in deze andere buurt- kingssamennauwelijks prettige manier horigheid is buurt wonen bewoners stelling in deze met elkaar om buurt % (helemaal) eens Nederland 24,6 0,4 71,0 0,4 46,9 0,5 64,4 0,4 40,6 0,5 70,6 0,4 Groningen 24,5 2,8 72,8 2,8 44,2 3,2 64,4 3,0 34,2 3,0-68,0 2,9 Fryslân 17,5 2,0-75,5 2,3 + 54,0 2,7 + 65,5 2,6 44,5 2,7 + 73,0 2,3 Drenthe 16,4 2,7-75,8 3,2 + 53,5 3,6 + 70,1 3,4 + 49,2 3,6 + 75,7 3,2 + IJsselland 17,3 2,2-78,0 2,5 + 55,9 3,0 + 67,6 2,8 45,3 3,0 + 73,4 2,7 Twente 21,6 1,1-74,2 1,0 + 54,3 1,3 + 67,7 1,0 + 45,7 1,4 + 71,2 1,1 Noord- en Oost-Gelderland 18,0 2,6-79,7 2,7 + 55,4 3,4 + 69,8 3,1 + 47,8 3,4 + 78,4 2,8 + Gelderland-Midden 22,3 2,1 72,7 2,2 42,3 2,7-61,1 2,6-38,4 2,7 71,5 2,3 Gelderland-Zuid 23,7 2,3 72,5 2,3 48,3 2,9 65,4 2,6 41,8 2,9 71,9 2,4 Utrecht 26,9 1,4 + 71,8 1,4 45,5 1,6 63,9 1,5 41,1 1,6 71,9 1,4 Noord-Holland Noord 21,7 1,3-74,4 1,2 + 49,1 1,5 + 66,2 1,3 + 42,7 1,5 + 73,7 1,2 + Zaanstreek-Waterland 22,8 2,1 70,1 2,3 46,8 2,6 62,2 2,5 43,3 2,6 71,8 2,1 Kennemerland 27,0 2,5 71,2 2,4 42,3 2,8-61,8 2,6 35,4 2,7-72,5 2,3 Amsterdam-Amstelland 36,2 1,6 + 62,2 1,6-37,6 1,6-56,2 1,6-33,6 1,6-62,9 1,6 - Gooi en Vechtstreek 27,3 2,2 + 70,1 2,2 43,3 2,5-61,7 2,4 39,6 2,5 71,3 2,2 Haaglanden 31,2 1,1 + 64,7 1,1-42,2 1,3-59,7 1,2-35,7 1,3-64,6 1,1 - Hollands Midden 25,2 1,2 72,9 1,1 + 46,3 1,3 64,6 1,2 40,7 1,2 74,1 1,1 + Rotterdam-Rijnmond 32,5 0,8 + 62,5 0,8-41,2 0,9-60,2 0,8-38,0 0,9-63,8 0,8 - Zuid-Holland-Zuid 22,4 2,5 69,9 2,8 42,6 3,0-63,4 2,9 41,0 3,0 73,9 2,6 + Zeeland 15,6 2,4-74,7 2,9 + 50,0 3,4 69,6 3,1 + 44,4 3,4 75,7 2,9 + Midden- en West-Brabant 24,5 1,4 69,4 1,6 46,4 1,9 65,6 1,7 39,9 1,9 69,4 1,6 Brabant-Noord 20,1 1,0-75,6 1,0 + 53,0 1,2 + 71,2 1,1 + 44,0 1,2 + 73,8 1,0 + Brabant-Zuid-Oost 23,8 1,8 71,6 1,8 48,6 2,2 66,9 1,9 + 41,0 2,3 68,7 1,9 Limburg-Noord 19,0 2,5-74,6 2,7 + 52,5 3,2 + 69,8 2,9 + 41,6 3,2 72,5 2,8 Limburg-Zuid 24,4 3,1 69,2 3,3 46,7 3,5 66,1 3,4 39,9 3,4 71,0 3,3 Flevoland 29,4 2,0 + 66,7 2,0-42,5 2,3-59,2 2,2-36,8 2,2-68,8 2,0 Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 17

Tabel 2.4 Sociale cohesie in de woonbuurt (schaalscore) naar politieregio 2008 2009 2010 2011 Verschil 2011 t.o.v. ------------------------------- 2008 2010 schaalscore (0-10) Nederland 6,3 0,0 6,3 0,0 6,3 0,0 6,3 0,0 Groningen 6,2 0,2 6,1 0,1-6,3 0,1 6,3 0,1 Fryslân 6,5 0,2 + 6,6 0,1 + 6,6 0,1 + 6,7 0,1 + Drenthe 6,6 0,2 + 6,5 0,1 + 6,7 0,1 + 6,6 0,1 + IJsselland 6,6 0,2 + 6,6 0,1 + 6,8 0,1 + 6,7 0,1 + Twente 6,7 0,2 + 6,5 0,1 + 6,7 0,1 + 6,6 0,0 + Noord- en Oost-Gelderland 6,7 0,1 + 6,6 0,1 + 6,8 0,1 + 6,8 0,1 + Gelderland-Midden 6,3 0,2 6,3 0,0 6,3 0,1 6,3 0,1 Gelderland-Zuid 6,3 0,2 6,3 0,1 6,4 0,1 6,4 0,1 Utrecht 6,2 0,1 6,2 0,1 6,3 0,1 6,2 0,1 - Noord-Holland Noord 6,5 0,1 + 6,5 0,1 + 6,6 0,1 + 6,5 0,0 + Zaanstreek-Waterland 6,2 0,2 6,3 0,1 6,3 0,1 6,3 0,1 Kennemerland 6,1 0,2-6,1 0,1 6,1 0,1-6,2 0,1 - Amsterdam-Amstelland 5,8 0,1-5,8 0,1-5,7 0,1-5,8 0,1 - Gooi en Vechtstreek 6,2 0,2 6,2 0,1 6,1 0,1-6,2 0,1 - Haaglanden 5,9 0,0-5,9 0,0-5,9 0,1-6,0 0,0 - + Hollands Midden 6,3 0,0 6,3 0,1 6,4 0,1 6,3 0,0 Rotterdam-Rijnmond 5,9 0,1-5,9 0,0-5,8 0,1-5,9 0,0 - Zuid-Holland-Zuid 6,2 0,1 6,2 0,1 6,2 0,1 6,3 0,1 Zeeland 6,5 0,1 + 6,4 0,1 + 6,5 0,1 + 6,6 0,1 + Midden- en West-Brabant 6,2 0,2 6,2 0,1 6,2 0,1 6,3 0,1 Brabant-Noord 6,6 0,1 + 6,5 0,1 + 6,6 0,1 + 6,6 0,0 + Brabant-Zuid-Oost 6,4 0,1 6,4 0,1 + 6,5 0,1 + 6,4 0,1 Limburg-Noord 6,8 0,2 + 6,5 0,1 + 6,6 0,1 + 6,6 0,1 + Limburg-Zuid 6,0 0,2-6,2 0,1 6,2 0,1 6,3 0,1 + Flevoland 6,0 0,2-5,9 0,1-6,1 0,1-6,1 0,1 - Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. Significant hoger (+) of lager (-) dan genoemde jaren. 18

Tabel 2.5 Eigen inzet voor woonbuurt naar politieregio 2008 2009 2010 2011 Verschil 2011 t.o.v. ------------------------------- 2008 2010 % zelf actief geweest Nederland 16,4 0,5 17,5 0,4 17,6 0,5 17,6 0,3 + Groningen 15,3 3,3 15,2 1,9 17,3 2,8 16,8 2,3 Fryslân 17,3 3,0 19,7 1,8 + 20,2 2,9 19,5 2,1 Drenthe 18,1 3,1 18,4 2,7 18,9 2,8 21,2 3,0 + IJsselland 16,9 2,9 19,1 2,1 18,7 2,8 17,1 2,2 Twente 17,4 3,8 17,5 2,6 18,7 2,7 18,0 0,8 Noord- en Oost-Gelderland 17,3 3,1 19,1 2,2 17,7 2,8 20,0 2,7 Gelderland-Midden 17,3 3,2 17,3 0,9 16,1 2,5 17,0 2,0 Gelderland-Zuid 17,6 3,3 19,4 2,5 18,3 2,8 18,0 2,2 Utrecht 17,2 1,0 17,9 1,1 18,3 2,8 17,3 1,2 Noord-Holland Noord 16,7 2,9 19,3 1,5 + 19,8 2,9 19,3 1,2 + Zaanstreek-Waterland 15,0 3,3 18,7 2,8 16,2 2,3 17,3 1,9 Kennemerland 13,7 2,7 16,6 2,7 17,0 2,7 16,1 2,0 Amsterdam-Amstelland 16,8 1,3 16,8 1,2 16,1 1,1 18,0 1,2 Gooi en Vechtstreek 17,7 3,2 18,1 1,8 18,4 2,9 16,8 1,8 Haaglanden 15,6 0,9 15,9 0,8-16,8 1,1 16,6 0,9 Hollands Midden 16,1 0,9 15,5 2,3 18,8 2,6 16,8 0,9 Rotterdam-Rijnmond 14,8 1,7 16,8 0,5 17,9 2,8 17,1 0,7 Zuid-Holland-Zuid 15,8 3,1 15,8 2,4 18,0 2,5 13,0 1,9 - - Zeeland 16,7 3,0 16,9 1,3 14,8 2,5 14,4 2,3 - Midden- en West-Brabant 17,3 3,4 16,1 1,5 17,4 2,7 17,9 1,5 Brabant-Noord 18,4 3,0 19,5 1,4 + 19,4 2,8 19,6 1,0 + Brabant-Zuid-Oost 17,7 2,9 17,7 1,3 17,5 2,4 17,9 1,8 Limburg-Noord 15,7 3,0 19,7 2,2 17,5 2,7 18,5 2,5 Limburg-Zuid 13,1 2,8-15,6 2,6 14,5 2,6-15,8 2,5 Flevoland 15,5 3,2 18,4 1,9 14,7 2,5 17,1 1,6 Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. Significant hoger (+) of lager (-) dan genoemde jaren. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 19

Tabel 2.6 Oordeel over ontwikkeling woonbuurt naar politieregio, 2011 Vooruit gegaan Gelijk gebleven Achteruit gegaan Geen mening Verschil 'buurt is vooruitgegaan' 'buurt is achteruitgegaan' % Nederland 14,3 0,3 67,4 0,4 14,3 0,3 4,1 0,2 0,0 0,5 Groningen 15,3 2,4 65,6 3,0 14,4 2,1 4,6 1,4 0,8 3,5 Fryslân 13,5 1,9 72,4 2,4 + 10,8 1,6-3,3 0,9 2,8 2,7 Drenthe 13,6 2,5 72,8 3,3 + 9,6 2,1-4,1 1,5 4,1 3,5 + IJsselland 14,0 2,1 73,0 2,7 + 10,1 1,8-3,0 1,0 3,9 2,9 + Twente 14,0 1,1 67,8 1,3 13,7 0,8 4,5 0,4 0,4 1,5 Noord- en Oost-Gelderland 13,3 2,3 74,3 3,0 + 10,0 2,0-2,5 1,0-3,2 3,3 Gelderland-Midden 13,5 1,7 69,5 2,4 12,0 1,6-5,1 1,2 1,5 2,5 Gelderland-Zuid 14,1 2,0 67,5 2,6 13,9 1,9 4,5 0,9 0,2 3,0 Utrecht 14,0 1,1 68,7 1,4 13,6 1,0 3,7 0,5 0,4 1,6 Noord-Holland Noord 12,6 1,1-71,0 1,3 + 12,9 0,9-3,6 0,5-0,3 1,5 Zaanstreek-Waterland 13,0 1,8 66,7 2,3 16,5 1,7 + 3,8 0,9-3,5 2,6 - Kennemerland 16,0 2,1 67,2 2,6 12,8 1,7 4,0 0,9 3,1 2,9 Amsterdam-Amstelland 21,3 1,4 + 56,3 1,6-16,3 1,2 + 6,1 0,7 + 5,0 2,0 + Gooi en Vechtstreek 11,5 1,6-69,8 2,3 15,7 1,7 3,1 0,8 - -4,1 2,6 - Haaglanden 14,5 0,9 61,3 1,2-18,9 0,9 + 5,3 0,5 + -4,4 1,4 - Hollands Midden 12,6 0,9-69,9 1,2 + 13,5 0,8 4,0 0,4-0,9 1,3 Rotterdam-Rijnmond 16,8 0,7 + 56,2 0,9-22,0 0,7 + 5,1 0,4 + -5,2 1,1 - Zuid-Holland-Zuid 10,6 1,8-72,1 2,7 + 14,5 2,1 2,8 0,9 - -3,9 2,9 - Zeeland 12,2 2,3 72,6 3,0 + 12,8 2,3 2,3 1,0 - -0,7 3,4 Midden- en West-Brabant 12,3 1,3-69,4 1,6 + 14,6 0,9 3,8 0,4-2,3 1,7 - Brabant-Noord 13,2 0,8 71,3 1,1 + 12,0 0,8-3,5 0,4 1,1 1,2 Brabant-Zuid-Oost 14,8 1,9 67,5 2,1 13,3 1,4 4,4 0,8 1,5 2,5 Limburg-Noord 15,7 2,4 69,4 3,0 11,3 1,9-3,6 1,2 4,4 3,3 + Limburg-Zuid 13,3 2,5 67,9 3,4 15,6 2,5 3,2 1,4-2,3 3,9 Flevoland 12,9 1,7 66,3 2,1 16,8 1,5 + 4,0 0,9-3,9 2,4 - Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. 20

Tabel 2.7 Oordeel over ontwikkeling woonbuurt naar politieregio 2008 2009 2010 2011 Verschil 2011 t.o.v. ------------------------------- 2008 2010 verschil vooruitgegaan achteruitgegaan (%) 3) Nederland 0,9 0,8-1,0 0,5 0,5 0,8 0,0 0,5 Groningen 4,2 4,7-0,5 3,1 4,0 3,8 0,8 3,5 Fryslân 0,3 3,8 3,2 2,2 + 3,4 3,6 2,8 2,7 Drenthe 7,3 4,2 + 3,2 3,8 4,1 3,8 4,1 3,5 + IJsselland 6,6 4,6 + 2,3 2,4 + 2,2 3,6 3,9 2,9 + Twente 6,7 4,5 + -1,2 3,6 1,4 3,5 0,4 1,5 - Noord- en Oost-Gelderland 3,5 4,2 2,0 2,7 2,0 3,3 3,2 3,3 Gelderland-Midden 4,4 4,2-1,0 1,1 4,9 3,9 1,5 2,5 Gelderland-Zuid -2,5 4,4 1,0 3,1 0,4 3,6 0,2 3,0 Utrecht 0,5 1,5-1,5 1,6 2,4 3,7 0,4 1,6 Noord-Holland Noord 4,8 4,3 1,2 1,9 3,2 3,6-0,3 1,5 Zaanstreek-Waterland -7,7 4,1 - -4,9 3,9-5,0 3,1 - -3,5 2,6 - Kennemerland 7,7 5,3 + 0,8 3,8 2,1 3,8 3,1 2,9 Amsterdam-Amstelland 4,2 2,2 + 4,9 2,0 + 2,5 1,9 5,0 2,0 + Gooi en Vechtstreek -3,0 4,5-3,2 2,4-1,2 3,9-4,1 2,6 - Haaglanden -7,1 1,5 - -5,7 1,2 - -5,7 1,5 - -4,4 1,4 - Hollands Midden 0,1 1,3-2,0 3,3-0,8 3,2-0,9 1,3 Rotterdam-Rijnmond -8,3 2,7 - -4,6 0,9 - -8,3 4,6 - -5,2 1,1 - Zuid-Holland-Zuid -0,9 4,4-3,3 3,6-1,9 3,4-3,9 2,9 - Zeeland 0,9 4,3-1,5 1,9 3,7 3,5-0,7 3,4 Midden- en West-Brabant -0,5 4,5-2,7 2,0 1,3 3,7-2,3 1,7 - Brabant-Noord 4,1 4,3 1,0 1,8 4,0 3,6 1,1 1,2 Brabant-Zuid-Oost 3,2 3,8 0,5 1,7 1,1 3,3 1,5 2,5 Limburg-Noord 5,3 6,3-0,1 2,8 5,8 3,7 + 4,4 3,3 + Limburg-Zuid -1,1 5,9-6,7 3,7 - -4,1 3,9-2,3 3,9 Flevoland -1,0 5,4-3,9 2,7-1,1 3,9-3,9 2,4 - Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. Significant hoger (+) of lager (-) dan genoemde jaren. 3) Verschil tussen het aandeel dat vindt dat de buurt is vooruitgegaan en het aandeel dat vindt dat de buurt is achteruitgegaan. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 21

Tabel 2.8 Beoordeling woonbuurt naar politieregio, 2011 Beoordeling woonbuurt ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Woonomgeving Leefbaarheid Veiligheid rapportcijfer Nederland 7,5 0,0 7,4 0,0 7,0 0,0 Groningen 7,4 0,1 7,4 0,1 7,1 0,1 Fryslân 7,5 0,1 + 7,5 0,1 + 7,3 0,1 + Drenthe 7,6 0,1 + 7,6 0,1 + 7,3 0,1 + IJsselland 7,6 0,1 + 7,5 0,1 + 7,3 0,1 + Twente 7,5 0,0 7,4 0,0 7,0 0,0 Noord- en Oost-Gelderland 7,7 0,1 + 7,6 0,1 + 7,3 0,1 + Gelderland-Midden 7,5 0,0 7,4 0,1 7,0 0,1 Gelderland-Zuid 7,5 0,1 7,4 0,1 6,9 0,1 Utrecht 7,5 0,0 7,4 0,0 6,9 0,0 - Noord-Holland Noord 7,5 0,0 + 7,4 0,0 + 7,0 0,0 Zaanstreek-Waterland 7,4 0,1 7,3 0,1 7,0 0,1 Kennemerland 7,5 0,1 7,4 0,1 7,1 0,1 Amsterdam-Amstelland 7,2 0,0-7,2 0,0-6,7 0,1 - Gooi en Vechtstreek 7,5 0,1 + 7,5 0,1 + 7,0 0,1 Haaglanden 7,3 0,0-7,2 0,0-6,7 0,0 - Hollands Midden 7,5 0,0 7,4 0,0 7,0 0,0 Rotterdam-Rijnmond 7,2 0,0-7,1 0,0-6,7 0,0 - Zuid-Holland-Zuid 7,5 0,1 7,5 0,1 + 7,2 0,1 + Zeeland 7,6 0,1 + 7,5 0,1 + 7,4 0,1 + Midden- en West-Brabant 7,4 0,0 7,4 0,0 6,8 0,1 - Brabant-Noord 7,6 0,0 + 7,5 0,0 + 7,0 0,0 Brabant-Zuid-Oost 7,4 0,1 7,4 0,1 6,9 0,1 Limburg-Noord 7,5 0,1 7,5 0,1 + 7,1 0,1 Limburg-Zuid 7,5 0,1 7,4 0,1 6,8 0,1 - Flevoland 7,4 0,0-7,3 0,0-6,9 0,1 Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. 22

Tabel 2.9 Beoordeling woonomgeving naar politieregio 2008 2009 2010 2011 Verschil 2011 t.o.v. ------------------------------- 2008 2010 rapportcijfer Nederland 7,4 0,0 7,4 0,0 7,5 0,0 7,5 0,0 Groningen 7,4 0,1 7,4 0,1 7,5 0,1 7,4 0,1 Fryslân 7,5 0,1 7,5 0,0 + 7,6 0,1 + 7,5 0,1 + Drenthe 7,6 0,1 + 7,6 0,1 + 7,7 0,1 + 7,6 0,1 + IJsselland 7,7 0,1 + 7,5 0,1 + 7,6 0,1 + 7,6 0,1 + Twente 7,6 0,1 + 7,4 0,1 7,5 0,1 7,5 0,0 - Noord- en Oost-Gelderland 7,7 0,1 + 7,6 0,1 + 7,7 0,1 + 7,7 0,1 + Gelderland-Midden 7,5 0,1 7,5 0,0 + 7,5 0,1 7,5 0,0 Gelderland-Zuid 7,5 0,1 7,5 0,1 7,5 0,1 7,5 0,1 Utrecht 7,4 0,0 7,4 0,0 7,6 0,1 + 7,5 0,0 - Noord-Holland Noord 7,6 0,1 + 7,5 0,0 + 7,6 0,1 + 7,5 0,0 + - Zaanstreek-Waterland 7,4 0,1 7,4 0,1 7,4 0,1 7,4 0,1 Kennemerland 7,5 0,1 7,4 0,1 7,4 0,1 7,5 0,1 Amsterdam-Amstelland 7,2 0,1-7,2 0,0-7,2 0,0-7,2 0,0 - Gooi en Vechtstreek 7,6 0,1 + 7,5 0,1 + 7,5 0,1 7,5 0,1 + Haaglanden 7,3 0,0-7,3 0,0-7,3 0,0-7,3 0,0 - Hollands Midden 7,5 0,0 7,4 0,1 7,5 0,1 7,5 0,0 Rotterdam-Rijnmond 7,2 0,1-7,2 0,0-7,1 0,1-7,2 0,0 - Zuid-Holland-Zuid 7,4 0,1 7,4 0,1 7,4 0,1 7,5 0,1 Zeeland 7,5 0,1 7,5 0,0 + 7,7 0,1 + 7,6 0,1 + Midden- en West-Brabant 7,3 0,1 7,4 0,0 7,4 0,1 7,4 0,0 Brabant-Noord 7,5 0,1 7,5 0,0 + 7,5 0,1 + 7,6 0,0 + Brabant-Zuid-Oost 7,5 0,1 7,5 0,0 + 7,5 0,1 7,4 0,1 Limburg-Noord 7,5 0,1 7,5 0,1 + 7,6 0,1 + 7,5 0,1 Limburg-Zuid 7,4 0,2 7,3 0,1-7,3 0,1-7,5 0,1 Flevoland 7,4 0,1 7,3 0,1-7,4 0,1 7,4 0,0 - Significant hoger (+) of lager (-) dan het landelijk gemiddelde. Significant hoger (+) of lager (-) dan genoemde jaren. Integrale Veiligheidsmonitor 2011 Tabellenrapport 23