Criteria en aanbevelingen voor het doctoraatsvoorstel

Vergelijkbare documenten
Richtlijnen voor het opstellen van een doctoraatsvoorstel ten behoeve van de facultaire doctoraatscommissie

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig.

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Beoordeling van het PWS

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

Aanvraag voor steun van Kom op tegen Kanker

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Competentie-invullingsmatrix

Seminarie kwalitatieve onderzoeksmethoden

1

Rubrics onderzoeksopzet

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Hoofdstuk 1 Het soort onderzoek waar dit boek op gericht is 15

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

Toetsing Let op! Belangrijke data:

MODULE Evidence Based Midwifery

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Onderzoeksvoorstel voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de Onderzoeksagenda Veteranenzorg Defensie

tudievragen voor het vak TCO-2B

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is.

BEOORDELINGSFORMULIER

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden !!

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

BEOORDELINGSFORMULIER HAVO PWS Beoordeling 1: Pitch Datum: 26 juni Weging: 5 % Beoordelingscriteria met betrekking tot: Behaalde Punten

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Methodologie voor de sociale wetenschappen. Voorwoord. Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1. H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek?

Beoordelingsmodel bij een PWS binnen het natuurprofiel

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Methodologie. NWO promotiebeurs leraren. dr Frits van Engeldorp Gastelaars docent Hora est! Promoveren kun je leren (Erasmus Academie)

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

De kunst van wetenschappelijk schrijven

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Wanneer is onderzoek goed: de kwaliteitscriteria

Methodologie & Profielwerkstukken

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Overzicht van tabellen 13. Overzicht van figuren 15. Voorwoord 17. Inleiding 19

Non satis scire WP 4 Pilot opzet peer feedback. Aanleiding

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

IMPRESSIE WORKSHOP 4. praktijkgericht juridisch onderzoek. G.A.F.M. van Schaaijk

INHOUDS- OPGAVE. Voorwoord 19. Voorwoord bij de nieuwe druk 20. Inleiding 23

UITGEBREIDE INHOUDSOPGAVE

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Onderzoek doen

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

6 7 NORM= het niveau waarop het vak volgens de doelstelling van het onderwijsprogramma wordt afgesloten 8 9 Excellent

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Afdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht.

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING AFDELINGSHOOFD VERSIE 4 APRIL 2017

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo vanaf schooljaar

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE

Aanvraag voor steun van Kom op tegen Kanker

Take-home toets: Kwalitatief onderzoek

Kris Verbeeck (KPC Groep) en Liesbeth Baartman (TU Eindhoven) Waarom samenhangend toetsbeleid?

Rekenkamercommissie Wijdemeren

Faculteit Economie en Management Opleiding HBO-Rechten AFSTUDEEROPDRACHT (AOD) BEOORDELINGSFORMULIER VERDEDIGINGSWAARDIGHEID. studiejaar

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Eindbeoordeling Stage 1 Code: ST1

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Schema van een praktijkgericht juridisch onderzoek 18 Schema s van vier typen beroepsproducten 20

Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)

Bijlage 2-9. Richtlijnen voor de prestatie

Mijn masteronderzoek: wat en waarom? DIANA SCHAEFFER ELSINGA I GEMEENTE HEERENVEEN I

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Juridische medewerkers op de rechtbank: administratieve ondersteuners of invloedrijke adviseurs?, Universitair Docent Erasmus School of Law

Faculteit Rechten. Universiteit Hasselt. Reglement betreffende de bachelorscriptie (derde bachelor rechten)

Profilering derde graad

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Onderzoeksmethodologie van praktijkgericht en toegepast onderzoek. Jac Christis, 14 februari 2013

Afdeling VAVO. Praktische opdracht VMBO. Handleiding

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Onderzoeksrapport Onderzoek in de opleiding

Onderzoeksontwerp. Module 1 (29 sept 2015) Jac Christis en Annet Jantien Smit

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Unieke Herculescode:... Titel Hercules Investeringsproject:... Promotor-coördinator: Onthaalinstelling: Hercules 1 Hercules 2

OVERZICHT VAN TOETSVORMEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Transcriptie:

Criteria en aanbevelingen voor het doctoraatsvoorstel November 2012 Inhoud 1. Waarom een doctoraatsvoorstel?... 2 2. Criteria gehanteerd door de doctoraatscommissie... 2 2.1 Algemene criteria... 2 2.2 Specifieke criteria... 3 3. Enkele suggesties voor het schrijven van een doctoraatsvoorstel... 4 3.1 Algemeen... 4 3.2 Inhoudelijke suggesties... 4 3.2.1 Probleemstelling en de doelstelling(en)... 4 3.2.2 Onderzoeksvragen of onderzoekshypothesen... 5 3.2.3 Onderzoeksdesign: gebruikte onderzoeksmethoden... 6 3.2.4 Onderzoeksopbouw... 8 3.2.5 Planning... 8 1

1. Waarom een doctoraatsvoorstel? Een onderbouwd doctoraatsvoorstel, met een goed afgebakende onderzoeksvraag, een duidelijke structuur en een doordachte en geëxpliciteerde methodologie, kan een nuttige hulp zijn bij het verder ontwikkelen van het onderzoek en wellicht ook een belangrijke tijdwinst opleveren. De faculteit wil, o.m. door de doctoraatsopleiding en door de adviezen vanuit de doctoraatscommissie, daarin een coachende rol spelen. De faculteit wil hiermee geenszins op het terrein treden van de promotoren en copromotoren, maar wil uitsluitend, in het belang van de onderzoeker, meehelpen en een bijdrage leveren tot een zo goed en efficiënt mogelijk verloop van het doctoraatsonderzoek. In uitvoering van art. 10 3 van het doctoraatsreglement expliciteert de doctoraatscommissie op deze pagina de criteria op basis waarvan zij haar beslissing neemt. Vervolgens worden ook enkele inhoudelijke suggesties gegeven over het doctoraatsvoorstel bij wijze van vrijblijvend hulpmiddel aan de onderzoekers. 2. Criteria gehanteerd door de doctoraatscommissie De doctoraatscommissie houdt bij het formuleren van haar advies rekening met een aantal criteria. Al naargelang de aard van het project kan het relatieve belang van de criteria sterk verschillen. 2.1 Algemene criteria De wetenschappelijke originaliteit van het project: Het voorstel kan zich niet beperken tot een louter beschrijvende weergave van primair bronnenmateriaal of empirische gegevens. De tekst dient blijk te geven van een eigen inbreng van de auteur bij de analyse van de vraagstelling en/of van het bronnen- of empirisch materiaal. Deze eigen inbreng kan diverse vormen aannemen, waarvan hierna slechts enkele voorbeelden volgen. - Inhoudelijke originaliteit omvat de contextualisering (het situeren van het onderwerp in een context) en conceptualisering (het aansluiten bij bestaande of uitbouwen van nieuwe concepten), de duiding van de data en de (aanzet tot) nieuwe theorieën, concepten, inzichten of onderzoeksmethoden en -technieken. 2

- De structurele originaliteit omvat de ordening en structuur van het project en de mate waarin deze de toegankelijkheid en begrijpbaarheid van het bronnen- of empirisch materiaal kan verhogen. De eigen inbreng moet diepgang aan het onderzoek verlenen. De onderzoeksvragen worden op diepgravende wijze onderzocht, met voldoende onderbouwde argumenten, teneinde tot wetenschappelijke conclusies te komen. Bij de beoordeling van de wetenschappelijke originaliteit van het project wordt ook het belang van het project binnen de wetenschap en de meerwaarde ten aanzien van de status quaestionis in het betreffende wetenschapsdomein mee in rekening genomen. De grondigheid van het project: Het criterium grondigheid verwijst naar de mate waarin de bijdrage binnen de betrokken discipline volledigheid bereikt in de beantwoording van de onderzoeksvraag en hierbij steunt op voldoende relevant bronnen- of empirisch materiaal. Volledigheid wordt bereikt indien de onderzoeksvraag in inhoudelijk opzicht in alle relevante aspecten is onderzocht. Wat het bronnenmateriaal betreft, primeert niet de exhaustiviteit, maar de effectieve verwerking van het relevante bronnenmateriaal in het voorstel. Het overschrijdende karakter van het project: Het overschrijdende karakter van een project kan er enerzijds in bestaan dat men verschillende cases (rechtsstelsels, landen, organisaties, tijdsvakken, etc...) met elkaar vergelijkt, waarbij de vergelijking substantieel en daadwerkelijk (dus geen loutere nevenplaatsing of juxtapositie) is. Anderzijds kan het overschrijdende karakter ook verwijzen naar de interdisciplinariteit van het project: er wordt geput uit verschillende disciplines waarbij naar een systematische vergelijking en/of integratie wordt gestreefd. 2.2 Specifieke criteria M.b.t. de methodologie (probleemstelling, onderzoeksvragen, onderzoeksmethode(s), planning): De methode moet helder en duidelijk worden beschreven, zodat anderen het kunnen begrijpen (transparantie met het oog op intersubjectiviteit). De methode moet geschikt zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden rekening houdend met eventuele alternatieve methoden (adequaatheid van de methode). De gekozen methode moet nauwkeurige gegevens en heldere en hanteerbare inzichten opleveren (accuraatheid van de methode). Het voorgestelde onderzoeksdesign moet haalbaar zijn binnen het vooropgezette tijdsperspectief. M.b.t. de kandidaat: Er wordt nagegaan of de kandidaat inderdaad over de competenties beschikt om het voorliggende onderzoeksproject uit te voeren, rekening houdend met het thema en de onderzoeksmethoden. 3

3. Enkele suggesties voor het schrijven van een doctoraatsvoorstel 3.1 Algemeen Het doctoraatsvoorstel is een op zichzelf staande schrijfvorm die er op gericht is een duidelijk beeld te scheppen van het geplande doctoraal onderzoek en de wijze waarop dit zal worden uitgevoerd. Het doctoraatsvoorstel moet dus geenszins de vorm van een publiceerbare paper aannemen. De titel van het voorstel is geen loutere werktitel, maar moet de inhoud dekken. De titels van de door de doctoraatscommissie goedgekeurde doctoraatsvoorstellen worden immers bekend gemaakt en moeten overige onderzoekers hetzij van de eigen universiteit, hetzij van een andere onderzoeksinstelling in staat stellen om een correcte inschatting te kunnen maken van het opzet van het goedgekeurde voorstel. Voetnoten kunnen een meerwaarde geven aan het voorstel indien zij goed gekozen en selectief gehanteerd worden. Het doctoraatsvoorstel omvat maximum 6000 woorden, voetnoten inbegrepen. Het gaat daadwerkelijk om een maximum, geen beoogd aantal. Doctoraatsvoorstellen die substantieel korter zijn dan 6000 woorden (vb. omdat men gebruik maakt van een bestaand format als dat van FWO-aspirant) worden aanvaard en zelfs gestimuleerd. 3.2 Inhoudelijke suggesties De doctoraatscommissie wil de autonomie van doctorandus en promotor uiteraard respecteren. Anderzijds wordt zij ook vaak geconfronteerd met vragen om hulp en coaching over het schrijven van een goed voorstel. Wat volgt is een poging tot verzoening van beide tegengestelde doelstellingen. In wat volgt worden enkele inhoudelijke suggesties geformuleerd. Deze moeten gezien worden als suggesties ter ondersteuning van de onderzoeker, geenszins als dwingende richtlijnen. Men kan bijvoorbeeld op epistemologische gronden afwijken van de inhoudelijke suggesties. Die suggesties worden trouwens georganiseerd volgens verschillende hoofdingen, waarbij ook enkele typische onderdelen van een doctoraatsvoorstel worden gepresenteerd. Ook deze indeling is geenszins dwingend. Andere indelingen zijn mogelijk, zowel om inhoudelijke redenen als bijvoorbeeld omdat het format van een financieringsaanvraag dat vereist. 3.2.1 Probleemstelling en de doelstelling(en) Doorgaans vertrekt een onderzoek van een probleemstelling die o.m. een antwoord omvat op volgende vragen. Wat is (zijn) de doelstelling(en) van het proefschrift? Wat is het belang van het project binnen de wetenschap en wat is de meerwaarde ervan ten aanzien van de status quaestionis? Wat is de eventuele meerwaarde voor de praxis? 4

3.2.2 Onderzoeksvragen of onderzoekshypothesen Doorgaans wordt een doctoraatsonderzoek gedreven door een onderzoeksvraag of -vragen waarop het proefschrift een antwoord tracht te geven. Deze vragen moeten scherp geformuleerd zijn en (abstractie makend van eventuele deelvragen) beperkt blijven in aantal. Onderzoeksvragen kunnen soms ook geformuleerd worden als onderzoekshypothesen (zie. infra voor voorbeelden). Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen normatieve of evaluatieve vragen en hypothesen (hoe het zou moeten zijn) enerzijds en empirische vragen en hypothesen (hoe het is en hoe we dit kunnen verklaren) anderzijds. Normatieve onderzoeksvragen- en hypothesen 1 zullen vooral (maar zeker niet uitsluitend) voorkomen in juridisch onderzoek. Bij het beantwoorden van dit soort vragen is het belangrijk dat men de normatieve criteria waartegen men zal evalueren expliciteert zodat het uiteindelijke antwoord kan worden verantwoord. Voorbeeld van een normatieve onderzoeksvraag: Wat is de meest transparante wijze van operationalisering van het gelijkheidsbeginsel in de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers? Indien er over het thema al een substantiële literatuur bestaat of indien men zelf reeds een vermoeden heeft, dan kan men de normatieve onderzoeksvraag ook verder verfijnen en herformuleren als een onderzoekshypothese. In het onderzoek probeert men dan na te gaan of deze onderzoekshypothese, tegen de achtergrond van bepaalde criteria, justifieerbaar is. Voorbeeld van een normatieve onderzoekshypothese: Een operationalising van het gelijkheidsbeginsel in de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers die vertrekt vanuit een positieve invulling van het gelijkheidsbeginsel (eerder dan vanuit een negatieve invulling zoals het verbod van discriminatie) levert een transparanter discriminatierecht op. Empirische onderzoeksvragen en -hypothesen komen vooral (maar niet uitsluitend) voor in sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Ze kunnen van beschrijvende aard (vb. hoe vaak komt iets voor?) of van verklarende aard (waarom is dat zo?) zijn. Onderzoek dat op dergelijke onderzoeksvragen wordt gebaseerd, tracht deze op een gefundeerde manier te beantwoorden door het verzamelen en verwerken van empirische gegevens. Voorbeeld van een empirische onderzoeksvraag: Welke risicofactoren vergroten de kans op fysiek geweld bij stalking? Ook een empirische onderzoeksvraag kan soms (maar niet altijd) geherformuleerd worden tot een hypothese, die verder bouwt op vroeger empirisch onderzoek of op een theoretisch 1 Daar waard empirische hypothese heel courant gebruikt wordt, is dat voor normatieve hypothese minder het geval. Men spreekt dan eerder bijvoorbeeld over normatieve claim, normatieve propositie of normatieve stelling. 5

kader. Empirische onderzoekshypothesen moet zo geformuleerd zijn dat ze falsifieerbaar zijn, d.w.z. dat ze weerlegd kunnen worden op basis van het empirisch onderzoek. Voorbeeld van een empirische onderzoekshypothese: Het risico op geweld is groter bij stalkers jonger dan 30 jaar dan bij stalkers ouder dan 30 jaar. Hoewel de conceptie van een onderzoek fundamenteel zal verschillen al naargelang men te maken heeft met normatieve, dan wel met empirische onderzoeksvragen en -hypothesen, sluit niets uit dat beide voorkomen in één onderzoek. Integendeel, het kan het onderzoek versterken indien men beide combineert. Men kan empirische onderzoeksvragen eerst aan een normatief onderzoek onderwerpen alvorens ze in een empirisch onderzoek te proberen beantwoorden. Omgekeerd kan een empirisch onderzoek helpen om een beter gefundeerd antwoord te formuleren op een normatieve onderzoeksvraag. Echter, indien men beide soorten vragen combineert, is het belangrijk dat men het conceptueel onderscheid tussen beide wel voor ogen blijft houden. Men kan er om wetenschapsfilosofische of andere redenen voor kiezen om af te wijken van dit onderscheid of om de onderzoeksvragen in meer algemene zin te formuleren. Het is dan wel belangrijk om deze keuze goed te verantwoorden. 3.2.3 Onderzoeksdesign: gebruikte onderzoeksmethoden Doorgaans wordt in een doctoraatsvoorstel aangegeven welke onderzoeksmethoden gebruikt zullen worden voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag of onderzoeksvragen. In de sociale wetenschappen spreekt men in dit verband vaak over onderzoeksdesign. De keuze voor een bepaalde onderzoeksmethode, alsook de eventueel gemaakte keuzes binnen de onderzoeksmethode moeten worden verantwoord. Expliciteer bijvoorbeeld welke de primaire informatiebronnen van het onderzoek zijn en hoe die keuze kan worden verantwoord. Denk bijvoorbeeld aan de keuze om enkel hogere rechtspraak te betrekken in de analyse of om zich te beperken tot de deelstatelijke regelgeving met betrekking tot het onderwerp van het project. In sociaal-wetenschappelijk onderzoek kan men bijvoorbeeld al een idee geven van de wijze waarop men de steekproef zal trekken voor het (kwalitatief of kwantitatief) empirisch onderzoek. Wat de specifieke methodes betreft, is het aangewezen een onderscheid te maken tussen sociaal-wetenschappelijk onderzoek en juridisch onderzoek. Binnen de sociaal-wetenschappelijke traditie maakt men klassiek een onderscheid tussen kwantitatieve benaderingen (die vb. gebruik maken van surveys) en kwalitatieve benaderingen (die vb. gebruik maken van open interviews of participerende observatie). Steeds vaker kiest men voor een combinatie van beide. Men kan er bijvoorbeeld voor kiezen om een beperkt aantal cases (vb. organisaties) te bestuderen en daarbij naast kwalitatieve data ook gebruik te maken van een survey binnen elke case. Men kan beide ook op elkaar laten volgen in de tijd, waarbij men vb. een verkennend kwalitatief onderzoek doet om hypothesen te formuleren die vervolgens getest worden in kwantitatief onderzoek. Men kan ook voor methoden kiezen die zich bevinden tussen de kwalitatieve en de kwantitatieve methoden in, zoals Qualitative Comparative Analysis. 6

De doctoraatscommissie wil in elk geval geen enkel onderzoeksparadigma a priori uitsluiten en staat open voor het brede gamma aan mogelijke benaderingen: experimenteel onderzoek, survey-onderzoek, gevalstudies, interpretatieve benaderingen, fenomenologisch onderzoek, kritische benaderingen, onderzoek dat gebruik maakt van grounded theory, etnografie, enz. Echter, welke methode of benadering men ook kiest, het is belangrijk dat men deze keuze verantwoordt door aan te tonen dat deze de geschikte methode is om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Het is ook aangewezen dat men verduidelijkt hoe men, met gebruik van deze methode, de kwaliteit van het empirisch onderzoek kan garanderen. In sommige benaderingen zal men hiervoor gebruik maken van termen als betrouwbaarheid of validiteit, in andere benaderingen gebruikt men andere kwaliteitscriteria. Indien de onderzoeksmethode specifieke technische vaardigheden vergt, geeft men ook best aan of men reeds over deze vaardigheden beschikt of hoe men van plan is deze te verwerven. Binnen de rechtswetenschap kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de ideeënhistorische methode, de rechtshistorische methode, de rechtseconomische methode of de rechtsvergelijkende methode. Het merendeel van deze methoden werd reeds in wetenschappelijke literatuur beschreven en verfijnd. Het spreekt voor zich dat deze bijdragen aanbevolen lectuur zijn. Hoewel de doctoraatscommissie geenszins de indruk wil wekken dat het toepassen van de rechtsvergelijkende methode valt te verkiezen boven andere methoden van onderzoek, lijkt het gelet op het grote aantal doctoraatsvoorstellen waarin gebruik wordt gemaakt van de rechtsvergelijkende methode gepast om specifiek voor deze methode kort enkele aandachtspunten te benadrukken. De vergelijkende methode moet geïntegreerd zijn. Men kan niet volstaan met een louter naast elkaar plaatsen van de verschillende elementen van de vergelijking (juxtapositie). Het onderzoek vertrekt van een onderzoeksvraag die verduidelijkt wat wordt gezocht en hoe een antwoord daarop zal worden uitgewerkt. Om de onderzoeksvraag en het bredere onderzoeksdesign voldoende scherp te krijgen kan het ook nuttig zijn zich af te vragen of men zoekt naar gelijkenissen dan wel naar verschillen. Het is belangrijk dat men de keuze van de te vergelijken rechtsstelsels, tijdsvakken, etc. expliciteert en verantwoordt. De te vergelijken elementen moeten adequaat zijn in het licht van de onderzoeksvragen en -hypothesen. Anderzijds moet bij de keuze van de te vergelijken elementen ook rekening worden gehouden met de praktische haalbaarheid van de beoogde vergelijking. Wanneer de onderzoeker bijvoorbeeld de taal waarin zijn bronnen voor een bepaald land zijn opgesteld, niet beheerst, lijkt een vergelijking met het land in kwestie moeilijk. Voor een uitdieping van deze uitgangspunten en een verdere bespreking van de vergelijkende methode kan hier worden volstaan met een verwijzing naar de ruime literatuur hieromtrent. Criminologisch onderzoek kan een sociaal-wetenschappelijk of juridisch perspectief innemen, maar ook bijvoorbeeld een historisch of ethisch-filosofisch. Welke benadering men ook kiest, het is belangrijk dat men de criminologische relevantie van het onderzoek aantoont en 7

dat men, in het geval men hulpwetenschappen gebruikt, voldoet aan de kwaliteitsstandaarden van de respectievelijke hulpwetenschap(pen). Men kan er tot slot, bijvoorbeeld om wetenschapsfilosofische redenen, ook voor opteren om de methodologie anders uit te werken dan hier voorgesteld. Het is dan belangrijk om dit dan goed te motiveren. 3.2.4 Onderzoeksopbouw De intellectuele opbouw van het onderzoek kan op verschillende manieren voorgesteld worden, die ook met elkaar kunnen gecombineerd worden. Men kan een conceptueel kader uitwerken met daarin de centrale concepten van het onderzoek in hun onderling verband. Dat conceptueel kader kan bestaan uit empirische hypothesen die men zal testen of verder zal ontwikkelen in empirisch onderzoek. Het kan ook gaan om een normatief kader waarin criteria worden verduidelijkt die men kan gebruiken om normatieve uitspraken te toetsen en desgevallend te motiveren. Men kan ook de verschillende analytische onderdelen van het onderzoek schetsen. Dat kan in de vorm van een concreet stappenplan dat zal doorlopen worden bij het onderzoek. Het kan ook in de vorm van een presentatie van de verwachte onderdelen van het uiteindelijk proefschrift (een inhoudstafel met toelichting). 3.2.5 Planning Naast de presentatie van de inhoudelijke onderzoeksopbouw is het aangewezen om ook een praktische en concrete tijdsplanning uiteen te zetten. Deze laat immers toe om de haalbaarheid van het onderzoek te beoordelen. 8