de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang

Vergelijkbare documenten
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART.

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.

Babels A precommunicatieve werkvormen diverse taalhandelingen A1. Alfa Elleke Radstake

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Leesboekje de school

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon. SPREKEN NIVEAU A1

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. SPREKEN NIVEAU A1

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

werkbladen thema 5 werk

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Thema Informatie vragen bij een instelling

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

Werkplek H >> Startprojectboek Tendens

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Les 2 Vragen stellen Leestekst: Veiligheid. Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we voor de tweede keer een tekst lezen en daarbij vragen maken.

Techniekkit: Oost Nederland. Domein: Overbrengingen. Competentie: Ontwerpen Toepassen Reflectie. Leergebied: Aardrijkskunde

Spreken. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak OPDRACHTKAART.

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 2 Het lichaam

Praat-plaat. post. aad/thema/post werkblad 1

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Ik heb geen idee wat het betekent. Ik heb dit woord wel eens gezien of gehoord.

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Doe meer met de stagegids Werken in het magazijn!

Checklist Presentatie geven 2F - handleiding

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

TaalCompleet. InkijkExemplaar. Nederlands voor anderstaligen. Klassikaal leren

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

Het uitdeuken van een carrosseriedeel

Hoe leer ik uit... Naam: Klas:

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

ipad Module 4 Instellingen

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART.

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Thema beroepen. Deze werkbundel is van:

Les 4. Naar de apotheek.

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Les 2 Samenvatten. Leestekst: Lachen. 1. "We gaan vandaag weer proberen om de tekst die jullie krijgen samen te vatten."

SAMEN-WERKEN MET DE MENSEN OM JOU HEEN

Uitdaging Workshop 3 Een keuze maken Kun jij goed kiezen?

Veilig werken met machines

Lesbrief 4. Naar de apotheek.

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

DE TROOST DE AFLEIDING

Voorspellen en tekst lezen

Beroep Man Vrouw M/V Opmerking

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Veilig werken met machines

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Spreken. Les 5: Wat zeg je? Gezondheid OPDRACHTKAART.

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Spreekopdrachten thema 2 Geld

- Waarschuwing- dit is een pittige les!

Lesbrief Alles goed? Alles goed is een voorstelling van Timo van den Heuvel De Spraakversterker. Voor meer informatie:

Actielessen. Lesbrief 1. Nederlands leren. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1

Zin in schrijven! Workshop vrij en creatief schrijven voor jonge anderstaligen door Fros van der Maden - auteur Op Schrift -

Booglassen opdracht 2

september 2013 Huygens College Kernuur Leesles Muziek Engels Dans PROJECT TITEL Werkboek First ID

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

In het midden van de ruimte zien jullie een glazen kastje met schoolmateriaal hangen. Vertel aan elkaar wat je ziet.

Les 1. 1 En jij? O 2 keer per jaar O 3 keer per jaar O 4 keer per jaar. Wat is een rapport? 1. Krijgt jouw kind een rapport?

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Jezus en jij. Eerste Communieproject 53. Jij bent gedoopt

Tegenovergestelde: Draaien Ongeveer hetzelfde:

- je kan me wat - module 1. docere delectare movere. tekeningen -

De leerling: weet dat de aarde groter is dan de maan ontdekt dat iets kleiner lijkt als het verder weg staat. aarde en de maan

Aflevering: 31. Te + infinitief

Communicatie in het horecabedrijf. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Wat is communicatie?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Werkvormen beroepenkaarten

Transcriptie:

2.2 Gereedschappen deel 1 de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang the co2-rod

de elektroden lastang the electrode holder de gradenboog the protractor de guts tang the gouging torch de inbussleutel the allen de koevoet the crowbar

de koudbeitel the cold chisel de sleutel the wrench de slijptol the grinder de snijbrander the cutting torch de staalborstel the wire brush

de steekpasser the dividers de steekringsleutel the ringspanner de varkensbrander the welding torch Oefening 1 Lezen. Lees de gereedschappen hardop voor. Oefening 2 Luisteren. Luister naar de docent. Welke woorden leest hij voor? Zet een kruisje (x) voor de woorden die je hoort. Welke woorden heb je niet gehoord? de guts tang de gradenboog de koevoet de aansteker de co2-tang de centerpunt de bikhamer de gereedschapskist de sleutel de varkensbrander de koudbeitel de snijbrander de staalborstel de elektroden lastang de steekringsleutel de inbussleutel de steekpasser de slijptol

Oefening 3 Schrijven. Schrijf de woorden over. de gereedschapskist de aansteker de bikhamer de centerpunt de co2-tang de elektroden lastang de gradenboog de guts tang de koevoet de koubeitel de sleutel de slijptol de snijbrander de staalborstel de steekpasser de steekringsleutel de varkensbrander.................

Oefening 4 Woordzoeker. Zoek de volgende woorden: gereedschapskist, slijptol, gradenboog, koudbeitel, steekpasser, inbussleutel, sleutel, centerpunt, steekringsleutel, koevoet, varkensbrander, elektrodenlastang, gutstang, snijbrander, bikhamer, staalborstel C F E L S P T R X O E R G O L J C H F G L E T U E L S S U B N I H G H E T A R Z A E H N A L K I A A M O A V N B E T A F O V R E A L T H D H D G U E M A L S Z U O T T V S C H H K O P T A O B L S E S U X A A D E C O O R W H H O I V W E E S R L R T Y U B E T K O R J G S E L Y K N P Y M B N T S I K S P A H C S D E E R E G E E N D B T T T D A R G H N D S R G I D E I E C E O N V G N E S O I T L T A C A G E L L Y S N I J B R A N D E R S L E U T E L I A R N R T P S I L G Z E K O E V O E T K I A K A E G J O S T E E K P A S S E R N E A S Z M G S I U D M E D V T E E D L L E K E A N U M G Q O O Z U T O E E D E E C A O Q T D F P T A G S O R S N E E I H Oefening 5 Wat zie je op het plaatje? Kies uit: de gereedschapskist de koevoet de koudbeitel de centerpunt de varkensbrander de guts tang de co2-tang de gradenboog de inbussleutel de snijbrander de staalborstel de steekringsleutel de bikhamer de elektroden lastang de slijptol de steekpasser de aansteker de sleutel

Oefening 6 Welk gereedschap is het? Gebruik het Gereedschappenvel deel 1 aan het einde van deze les. Knip de plaatjes uit en maak een stapeltje. Draai een plaatje om en zeg welk gereedschap het is. Werk in tweetallen en doe hetzelfde als in oefening A. Cursist 1 draait het plaatje om, cursist 2 zegt welk gereedschap er op het plaatje staat. Draait het plaatje om. Een aansteker. Oefening 7 Welk gereedschap is het? vervolg. Werk in tweetallen. Cursist 1 draait het plaatje om en vraagt: Wat is dit?, cursist twee geeft antwoord. Wat is dit? Dit is een aansteker. Oefening 8 Heb je een aansteker voor mij? Werk in tweetallen. Cursist 1 draait het plaatje om en vraagt: Heb je een <plaatje> voor mij?, cursist twee reageert: Ja, alsjeblieft / nee, helaas. Heb je een aansteker voor mij? Ja, alsjebieft. Nee, helaas. Oefening 9 Waar is de gereedschapskist? Hier Daar In het magazijn.

Op de werkbank. Op de grond. Ik weet het niet. Werk in tweetallen. Cursist 1 leest de vraag, cursist 2 geeft antwoord en kiest uit de zes antwoorden hierboven. Waar is de gereedschapskist? Op de grond. 1. Waar is de bikhamer? 10. Waar is de co2-tang? 2. Waar is de koevoet? 11. Waar is de steekringsleutel? 3. Waar is de guts tang? 12. Waar is de slijptol? 4. Waar is de staalborstel? 13. Waar is de sleutel? 5. Waar is de inbussleutel? 14. Waar is de varkensbrander? 6. Waar is de koubeitel? 15. Waar is de centerpunt? 7. Waar is de gereedschapskist? 16. Waar is de gradenboog? 8. Waar is de aansteker? 17. Waar is de elektroden lastang? 9. Waar is de steekpasser? 18. Waar is de snijbrander? Oefening 10 Waar is de gereedschapskist vervolg. Werk in tweetallen. Cursist 1 draait het plaatje om en vraagt: Waar is de <plaatje>?, cursist twee antwoordt en kiest uit de antwoorden bij oefening 9. Waar is de gereedschapskist? Op de grond. Oefening 11 Hangt, ligt of staat? De koevoet hangt in het magazijn. De sleutel ligt op de werkbank. De gereedschapskist staat op de grond

Zet de gereedschappen van deel 1 in de goede categorie. Kan één stuk gereedschap in twee categorieën? hangen liggen staan de koevoet Oefening 12 Lezen. staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt. staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt staat / hangt / ligt

Oefening 13 Waar staat de gereedschapskist? Werk in tweetallen. Cursist 1 draait het plaatje om en vraagt: Waar <hangt/ligt/staat> de <plaatje>?, cursist twee antwoordt en kiest uit de antwoorden bij oefening 9. Waar staat de gereedschapskist? Hij staat in het magazijn. Oefening 14 Staat de gereedschapskist op de grond? Werk in tweetallen. Cursist 1 draait het plaatje om en vraagt: Hangt/ligt/staat de <plaatje> op de grond?, cursist twee antwoordt en kiest uit de antwoorden bij oefening 9. 1 Staat de gereedschapskist op de grond? Ja, hij staat op de grond. 2 Staat de gereedschapskist op de grond? Nee, hij staat daar.

4.1 Activiteiten deel 1 praten ik praat to talk luisteren ik luister to listen kijken ik kijk to look / to watch zien ik zie to see lopen ik loop to walk

zitten ik zit to sit staan ik sta to stand liggen- ik lig to lay pakken ik pak de brandblusser to fetch/take overleggen met ik overleg met to consult / deliberate

Oefening 1 Lezen. Lees de activiteiten hardop voor. Oefening 2 Luisteren. Luister naar de docent. Welke woorden leest hij voor? Zet een kruisje (x) voor de woorden die je hoort. Welke woorden heb je niet gehoord? ik overleg ik pak ik praat ik luister ik zie ik sta ik kijk ik lig ik loop ik zit Oefening 3 Schrijven. Schrijf de woorden over. praten ik praat luisteren ik luister lopen ik loop kijken ik kijk zien ik zie zitten ik zit liggen ik lig pakken ik pak staan ik sta overleggen ik overleg........................ Oefening 4 Verschillende personen. Zeg iedere activiteit in de verschillende personen. Kijk eerst naar het voorbeeld. kijken ik kijk - kijk jij? - hij kijkt - wij kijken Oefening 5 Maak zinnen. Zet eerst een streep onder de persoon. Zet de woorden daarna in de goede volgorde. Doe dat eerst mondeling. Schrijf daarna de zinnen op. 1. pakt hij de varkensbrander

2. hij naar de lassers kijkt 3. lopen wij naar de lasschool 4. met mijn baas ik overleg 5. hij op de ladder staat 6. luister naar je collega s jij? 7. zit ik op de bank 8. op de werkbank het lasruitje ligt 9. praat met de fitter jij? 10. hij de leren lashandschoenen ziet Vraag: Op welke plaats in de zin staat de persoon in zin 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, en 10? Op welke plaats in de zin staat de persoon in zin 6 en 9? Wat is het verschil? Oefening 6 Maak zinnen en vragen. Zet eerst een streep onder de persoon. Zet de woorden daarna in de goede volgorde. Doe dat eerst mondeling. Schrijf daarna de zinnen op. A. Maak een zin. B. Maak een vraag. 1. pak ik de brandblusser 2. hij naar de gutsmachine kijkt 3. lopen wij naar het magazijn 4. met mijn collega ik overleg

5. hij op het opstapje staat 6. luister naar je baas jij 7. zit ik op het kniematje 8. op de werkbank de lastang ligt 9. praat met de lasser jij 10. hij de lashelm ziet Oefening 7 Welke activiteit is het? Schrijf de goede activiteit onder het plaatje. Kies uit: ik kijk, ik lig, ik loop, ik praat, ik luister, ik zit, ik overleg, ik pak, ik zie, ik sta

Oefening 8 Maak een zin. Kies uit iedere kolom een element en maak zo veel mogelijk zinnen. Kijk eerst naar het voorbeeld. Ik luister naar mijn baas. persoon activiteit rest Ik Jij Hij Wij praat luister lopen overlegt zit staat pak loopt zie met mijn collega. naar mijn baas. op een stoel. naar het magazijn. de snijbrander. naar de lasmachine. Oefening 9 Maak een vraag. Kies uit iedere kolom een element en maak zo veel mogelijk vragen. Kijk eerst naar het voorbeeld. Luister jij naar jouw baas? activiteit persoon rest Praat Luister Lopen Overleg Zit Sta Pak Loop Zie jij met jouw collega? naar jouw baas? op een stoel? naar het magazijn? de snijbrander? naar de gutsmachine? in het magazijn?

5.7 Voorbewerking zagen sawing Ik ga eerst zagen. Je moet eerst gaan zagen. Je moet de pijp op maat zagen. schaven planing Ik ga eerst schaven. Je moet eerst gaan schaven. frezen milling Ik ga eerst frezen. Je moet eerst gaan frezen. slijpen to grind Ik ga eerst slijpen. Je moet eerst gaan slijpen. borstelen to brush Ik ga eerst borstelen. Je moet eerst gaan borstelen.

knippen cutting Ik ga eerst knippen. Je moet eerst gaan knippen. snijden cutting Ik ga eerst snijden. Je moet eerst gaan snijden. Oefening 1 Lezen. Lees de activiteiten en de zinnen hardop voor. Oefening 2 Wat ga je doen? Werk in tweetallen. Maak dialogen zoals in het voorbeeld. Kies zelf een activiteit uit de lijst met voorbewerkingen. Wissel steeds van rol. Wat ga je doen? Ik ga eerst slijpen. En jij? Ik ga eerst borstelen. Variant: Wat ga je doen? Ik ga eerst slijpen. En daarna? Ik ga eerst slijpen en daarna ga ik borstelen.

Oefening 3 Wat moet ik doen? Werk in tweetallen. Maak dialogen zoals in het voorbeeld. Kies zelf een activiteit uit de lijst met voorbewerkingen. Wissel steeds van rol. Wat moet ik doen? Je moet eerst gaan frezen en daarna gaan borstelen.