Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Vergelijkbare documenten
Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken.

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

instapkaarten taal verkennen

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Schoolplein groep 3-4. Schoolplein

Benodigde voorkennis spelling groep 5

En, wat hebben we deze les geleerd?

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Kwartetten met klinkers

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

Tips voor aanvankelijk technisch lezen (groep 3)

Voordoen (modelen, hardop denken)

BLOKMENU BLOKLESSEN. halfslagsymmetrie. 2 De wereld in getallen groep 4 Handleiding Malmberg 's-hertogenbosch. toetsboek. werkboek

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Gedicht groep 7-8. Gedicht

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

- Laat de leerlingen afbeeldingen zien van gebouwen door de jaren heen met verschillende architectuur.

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

1 DISK, Boom Amsterdam

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Liggen of leggen / kennen of kunnen

China. Stadsgeluiden in China. 3 lessen rond geluiden in een Chinese stad. Vakgebied: Muziek. Lesduur: 60 minuten per les

Woordsoorten. Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Inhoud Voor de leerling Voor de leraar Algemeen

Waarom ga je schrijven? om de directeur te overtuigen. Wat voor tekst schrijf je? een overtuigende tekst. Voorbereiden van je overtuigende tekst

De Kracht van Herhaling 28 september 2019

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Leesboekje de school

7.4 Script en plaatjes les

WELKOM BIJ BOMBERBOT! LES 2: SEQUENTIES I LES 2: SEQUENTIES I WAAR GAAT DEZE LES OVER? INTRODUCTIE

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht

Wie ben jij? HANDLEIDING

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

zelfstandig naamwoord

Kijk na! Buiten spelen

Luister naar het lied en lees mee met de tekst. Kies telkens het juiste woord.

Benodigdheden: A. Inleiding: voorbeeld 5 minuten. B. Spel: wat klopt wel, wat klopt niet? 15 minuten.

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Algoritmes in het dagelijks leven:

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

(Eerlijk) verdelen, breuken (taal), meetkunde, meten

Schrijven op het menu

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

Lesplan theaterlezen. Voorlezen? Herhaald lezen?

De ontwikkelde materialen per unit.

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?

Begrijpend lezen Strategie 6 en 7. Extra oefenen Niveau A

Magnetische en beschrijfbare dobbelsteen: de taalontwikkeling (1)

Grammatica - Zelfstandig naamwoord vmbo-kg12

Voordoen (modelen, hardop denken)

Babels A precommunicatieve werkvormen diverse taalhandelingen A1. Alfa Elleke Radstake

LESBRIEF LES 1 DE VOEDSELKETENLES SAMENVATTING LES 1 VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD. Wat is voedselverspilling?

Les 3 Voorspellen Leestekst: Mijn droom. Introductiefase:

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4

Start met voorlezen van het verhaal. De kinderen kunnen lekker luisteren en griezelen, of lachen.

DUUR WAT HOE MATERIAAL

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Ruilen groep 5-6. Ruilen

Juf is Ziek boekje. Groep 8

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Wie ben ik? Benodigheden. Lesdoelen. Begrippen. Ik, jij, groot, klein, uiterlijk, verschillen, overeenkomsten, haar, ogen, gezicht, lichaam

SPOT EEN JOB! Later wil ik worden. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

3 Hoogbegaafdheid op school

40 Suggesties met...

Werkvormen: Basis 6.1 Kwaliteiten van een vriend Reflectie Subgroepen 30 min 6.2 Hyves-profiel Reflectie Subgroepen (digi) 20 min.

Dobbelstenenrace LESRICHTLIJN OVERZICHT LES LESDOELEN MATERIALEN, MIDDELEN EN VOORBEREIDING. Opstarten - 15 minuten

Handleiding Les 1: Een verklarende tekst schrijven over waarom er onrust is in Oekraïne

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Dag 2 Rare rijmende regels

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les:

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Opa, wie is God? Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van kinderen van 0-8 jaar

Handleiding Instapprogramma Staal taal

Les 9a Gevoelens in een doos

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Woorden in prenten. 5 Voorwoord 6 Inleiding

Prettige en niet prettige aanrakingen

De Drakendokter: Gideon

week 37 8 september 2014 Handleiding niveau A en B les 1 en 2

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

BLOK 1 thema 1 Kennismaking

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

Jongens en meisjes. Benodigheden. Lesdoelen. Begrippen. Jongens, meisjes, lichaam, piemel, vagina, seksestereotiep

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

Introductie: Stel jezelf voor en leg uit wat je komt doen. Vertel kort over de samenwerking in 4 Vuurwerk Veilig (bijv. aan de hand van de logo s).

Handleiding basiswoordenschat.

Breuknotatie, breuken in verschillende verschijningsvormen

LES. les 1 rap rat, rap! THEMA 5. dit kan ik al! deze les gaat over... de a van rat. aan de slag! man, man, man SPELLINGBOEK

Prikkelmijders+en+Prikkelzoekers+

Boer zoekt hulp NME-les voor groep 3 en 4

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6

Transcriptie:

groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Verlengde instructie: kaartjes met de woorden: tellen, geit, beer, meisje, klimt, stoer, zwaan, oom, vroeg, juf Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze instaples is een voorbereiding op les 2 van thema 1. In deze les ervaren de kinderen dat er woorden in een zin staan die de (soort)naam van een mens of dier aanduiden en woorden die dat niet doen. In een zin staan dus verschillende soorten woorden. Het gaat alleen om de herkenning van zelfstandige naamwoorden op een concrete manier. Dat kan bijvoorbeeld door mensen in de klas aan te wijzen of door afbeeldingen van dieren te laten zien en die in een zin te gebruiken. Stap 1 Introductie Wijs een kind aan en vraag: wat is dit? (Bijvoorbeeld een jongen.) Wijs een dier op een afbeelding aan en vraag: wat is dit? (Bijvoorbeeld een kat.) Vertel: vandaag leren jullie over woorden voor mensen en dieren. Stap 2 Instructie 1 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Vertel dat alle mensen en dieren een eigen woord hebben. Dat is handig om precies te kunnen zeggen over welk mens of dier je iets wilt vertellen. Vraag de kinderen wat zelfstandig werken betekent. (Zelfstandig wil zeggen: je kunt het alleen.) Zelfstandig naamwoord wil zeggen: het woord kan alleen, zonder hulp van andere woorden, zeggen over welk mens of dier het gaat. 2 Schrijf op het bord: De jongen speelt met de hond. Het meisje eet een vis. Vraag: welke woorden zijn woorden voor een mens? En welke woorden zijn woorden voor een dier? Onderstreep jongen, meisje, hond en vis. 3 Vraag de kinderen om zelfstandige naamwoorden voor mensen en dieren op te noemen. Bij mensen mogen ze ook denken aan beroepen, zoals bakker en slager. Schrijf op het bord: zelfstandig naamwoord. Schrijf de woorden die de kinderen noemen eromheen. Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken item 2 en 3 (kwal, krab) van opdracht 2. Bij het eerste item kunnen ze zien wat de bedoeling is. 2 Bespreek de items na met de kinderen. Is het een woord voor een mens of een dier? Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 4 vakantie instaples 1 taal Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Leg de kaartjes met woorden neer. (Zie Materiaal.) Vraag de kinderen om de woorden voor een mens aan te wijzen. (meisje, oom, juf) Zeg: dit zijn zelfstandige naamwoorden: woorden voor een mens. Doe hetzelfde met de woorden voor een dier. (geit, beer, zwaan) Vraag: waarom zijn de andere woorden geen zelfstandige naamwoorden? (Dat zijn geen woorden voor een mens of dier.) 2 Vertel: een zelfstandig naamwoord kan met één woord zeggen over welk mens of dier het gaat. Elk mens of dier heeft een eigen woord; dat is zijn zelfstandig naamwoord. 3 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1, 2 en 3 z elfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Vraag waarom het handig is dat alle mensen en dieren een eigen woord hebben. (Zo kun je precies zeggen over welk mens of dier je iets wilt vertellen.) 2 In de volgende taalles gaan we nog een keer oefenen met zelfstandige naamwoorden. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 2/2

groep 4 vakantie instaples 21 taal Lesdoelen De kinderen breiden hun kennis van zelfstandige naamwoorden uit. Materiaal Oefenblad instaples 2 taal Antwoordblad instaples 2 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze instaples is een vervolg op instaples 1 en een voorbereiding op les 2 van thema 1. De kinderen hebben in de vorige instaples geleerd dat zelfstandige naamwoorden woorden voor mensen en dieren zijn. In deze les breiden ze hun kennis uit. Ze leren dat namen voor dingen (hier vallen ook planten onder) ook zelfstandige naamwoorden zijn. In deze les komen alleen concrete zelfstandige naamwoorden aan de orde en nog geen abstracte zelfstandige naamwoorden als droom, liefde en geluk. Stap 1 Introductie Wijs op een schrift en zeg: geef me dat schrift even aan. Wijs op een boek in de kast en vraag: pak jij dat boek even voor me? Vertel: voor mensen en dieren heb je een woord. We noemen dat een zelfstandig naamwoord. Hebben dingen ook een naam? Laat de kinderen noemen welke dingen u wilde hebben. (schrift, boek) Vertel: vandaag ga je nog meer leren over zelfstandige naamwoorden. Stap 2 Instructie 1 Haal even op wat de kinderen uit de vorige les al weten: zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen en dieren. Laat de kinderen een paar voorbeelden noemen en schrijf die op het bord. Vraag waarom het handig is dat alle mensen en dieren een eigen woord hebben. (Zo kun je precies zeggen over welk mens of dier je iets wilt vertellen.) 2 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Zien de kinderen dat er iets bij is gekomen? Ook woorden voor dingen zijn zelfstandige naamwoorden. Bespreek de voorbeelden. Fiets is een woord voor een ding. Een fiets kun je zien en aanraken. 3 Wijs allerlei voorwerpen in de klas aan. Laat de kinderen de namen van de voorwerpen noemen (bord, stoel, gordijn) en schrijf deze op het bord. Vertel: nu kennen jullie nog veel meer zelfstandige naamwoorden. 4 Schrijf op het bord: Mijn vader leest een boek. Mijn zusje aait de hond. Vraag: welke woorden zijn woorden voor een mens? En welke woorden zijn woorden voor een dier? En voor een ding? Onderstreep vader, zusje, hond en boek. Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken twee items van opdracht 2. 2 Bespreek de items na met de kinderen. Zien ze dat het allemaal namen voor mensen, dieren of dingen zijn? Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 4 vakantie instaples 21 taal Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Wijs twee kinderen in de klas aan en zeg: dit is een jongen en dat is een meisje. Vraag de kinderen om de zelfstandige naamwoorden in de zin te benoemen (jongen en meisje) en schrijf de woorden op het bord. Laat steeds een ander kind voorwerpen in de klas aanwijzen en er een zin mee maken. Laat de andere kinderen de zelfstandige naamwoorden benoemen en schrijf deze op het bord. Deel tot slot alle zelfstandige naamwoorden samen in, in namen voor mensen, dieren of dingen. 2 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1, 2 en 3 zelfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Vraag waarom het handig is dat alle mensen, dieren en dingen een eigen woord hebben. (Zo kun je precies zeggen over welk mens, dier of ding je iets wilt vertellen.) 2 In thema 1 gaan we nog een keer oefenen met zelfstandige naamwoorden. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 2/2

groep 4 vakantie instaples 3 taal Lesdoelen De kinderen leren wat een lidwoord is. De kinderen leren dat een lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort. Materiaal Oefenblad instaples 3 taal Antwoordblad instaples 3 taal Kaartjes met daarop: de meester, de vis, de bal, het spel, het touw, het kind, een huis, een tas, een kwal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene informatie over het instapprogramma vindt u op Mijnmalmberg.nl. Deze les is een voorbereiding op les 4 van thema 1. In de twee eerdere instaplessen hebben de kinderen geleerd wat het zelfstandig naamwoord is. In deze les leren ze dat een lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort. Vooral kinderen die Nederlands niet als moedertaal hebben, vinden het moeilijk het juiste lidwoord bij het zelfstandig naamwoord te gebruiken. Er is weinig regelmaat te ontdekken in het gebruik van de of het bij zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud zonder verkleinvorm. Daarom wordt in Taal actief het lidwoord steeds bij het zelfstandig naamwoord vermeld. Verbeter een verkeerd gebruikt lidwoord door de inhoud positief te waarderen en op correcte wijze de zin te herhalen zonder nadruk te leggen op de correctie. Stap 1 Introductie Vertel, met nadruk op de lidwoorden: Jullie hebben een groep woorden geleerd. Dat zijn de zelfstandige naamwoorden. Dit is een groep met heel veel woorden erin. Nu gaan jullie een heel klein groepje woorden leren. Het groepje heet: de lidwoorden. Stap 2 Instructie 1 Schrijf op het bord: kind, vos, fiets. Vertel: dit zijn zelfstandige naamwoorden: namen voor mensen, dieren en dingen. Een lidwoord is een woordje dat heel vaak voor een zelfstandig naamwoord staat. Welk woordje zou het kunnen zijn? Laat de kinderen zelf nadenken. 2 Neem Dit moet je weten met de kinderen door. Bespreek de voorbeelden. Geef steeds een ander kind de beurt en laat hem/haar het woord uitspreken met het goede lidwoord. 3 Kijk welk lidwoord bij de woorden op het bord kan staan. (Het/een kind, de/een vos, de/ een fiets.) Vraag: kan het ook andersom? Kind de? Vos een? (Nee, het lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord.) Vraag dan: kan de kind ook? (Nee.) Hoe kun je dat weten? (Door het vaak goed te horen.) Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 1/2

groep 4 vakantie instaples 3 taal Stap 3 Oefenen 1 De kinderen maken item 2 en 3 van opdracht 2. Bij het eerste item kunnen ze zien wat de bedoeling is. 2 Bespreek de items na met de kinderen. Als kinderen moeite hebben met de keuze tussen de en het, geeft u ze verlengde instructie. Ga eventueel in op het verschil tussen een en de/het. Met de en het wijs je op één bepaald mens, dier of ding; met een maak je een keuze uit meer mensen, dieren of dingen. Voorbeeld: Hij zit op de stoel. (Er is maar één stoel waaruit gekozen kan worden.) Hij zit op een stoel. (Er zijn meer stoelen waaruit gekozen kan worden.) Stap 4 Zelfstandig werken De kinderen die alles goed hebben, gaan zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2 en 3. Geef de andere kinderen verlengde instructie. Verlengde instructie 1 Geef de kinderen de k aartjes (zie Materiaal) met een combinatie van een lidwoord en een zelfstandig naamwoord: Laat ze het lidwoord aanwijzen. 2 Zet de volgende zinnetjes op het bord: De maan staat voor het raam. De duif zit op het dak. Het meisje speelt met een bal. Laat de lidwoorden onderstrepen. Laat ook de zelfstandige naamwoorden aanwijzen waar het lidwoord bij hoort. Wijs er nogmaals op dat het lidwoord altijd voor het zelfstandig naamwoord staat. 3 Maak item 2 van opdracht 1 samen met de kinderen. Laat ze dan opdracht 1, 2 en 3 zelfstandig afmaken. Stap 5 Reflectie 1 Vraag welke kinderen het nog lastig vinden om het lidwoord voor een zelfstandig naamwoord te plaatsen. Vertel dat je leert welk lidwoord bij een woord hoort door het heel vaak goed te horen. 2 In les 4 van thema 1 gaan we nog een keer oefenen met het lidwoord. Taal actief Handleiding instaplessen taal groep 4 Malmberg s-hertogenbosch 2/2