1 Naam: ROC: Datum: Docenten: Ad Goverde Novacollege Techniek Jan 2012 Dr. Eline Raaphorst Drs. Rika Schut MLD Aanleiding: Hoorcollege Guuske Ledoux.. Inleiding: Werken in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is voor mijzelf een avontuurlijke zoektocht naar de beste leerstrategieën, opdrachten, projecten en context. Wat het avontuurlijk maakt, zijn de veranderingen. Veranderingen uit de politiek en arbeidsmarkt (wetten, kwalificatienormen) hebben invloed op onderwijsconcepten, opleidingsruimten en opleidingstijd. Veranderingen ondergaan ook de studenten die gevoelig zijn voor de tijdgeest en de bijbehorende mogelijkheden. In welke mate de studenten veranderen is lastig te voorspellen omdat er verschillende variabelen zijn die daar invloed op hebben (ouders, leefomgeving, technische mogelijkheden). De verwachting van de student dat docenten de lijnen uit zetten is niet veranderd, maar de student van nu wil dat de docent op een actieve manier gebruikmaakt van de kennis en vaardigheden die ze al hebben. Genietend (maar ook een beetje jaloers) van de prachtige successen van de expeditiescholen van het innovatieproject van de Vo- raad (Ledoux & Volman, 2011) vraag ik mij af wat is het MBO avontuur? Waarom is het MBO van oud leren op weg gegaan naar het nieuwe leren? Van onderwijzen (oud) naar leren (nieuw) De doelstellingen van de MBO onderwijsinnovaties vanaf 1996 zijn: a. de opleidingen beter aan te laten sluiten op de vraag van de arbeidsmarkt; b. anticiperen op de veranderde studenten. Van Veen (2004) trekt de conclusie dat de arbeidsmarkt in toenemende mate procesonafhankelijke vaardigheden vraagt, zoals sociaal- communicatieve en probleemoplossende vaardigheden, in plaats van procesafhankelijke vaardigheden zoals vakkennis en vakvaardigheden (p. 1). Dat heeft geleid tot een verandering van de kwalificatienormen waarin de vooral op reproductie gerichte eindtermen vervangen werden door competenties, gebaseerd op kennis, houding en vaardigheden. Om de nieuwe opleidingsdoelen waar te kunnen maken was er een verschuiving nodig van onderwijzen naar leren (Van Driel, 2006; Simmons, 2001). Studenten komen naar school om te leren maar wat is leren eigenlijk? Bransford, Brown, & Cocking (2000) omschrijven leren als een proces waarin de lerende de eigen kennis construeert vanuit dat wat hij al weet of gelooft, in verschillende wetenschappelijke publicaties wordt er naar verwezen verwezen (Bolhuis, 2009; Marzano & Miedema, 2011; Simmons, 2001; Van der Sanden, 2004). Alexander (2006, pp. 68-70) beschrijft drie vormen van constructivitische benaderingen: radicaal,-,cognitieve,- en sociaal
2. constuctivisme. Het cognitive constuctivisme op basis van werk van Piaget(1952 in Alexander,2006) en de sociale vorm op basis van werk van Vygotsky(1978 in Alexander, 2006)) zijn in het beroepsonderwijs bruikbaar omdat (vooral in de sociale vorm) samenwerken een belangrijke plaats in neemt. Bij een constructivistische leertheorie verandert de rol van de student van passief luisteren naar actief bezig zijn met de leerstof. Door studenten actief in een beroepscontext te laten leren beperk je problemen met kennistransfer zoals die optreedt bij het reproductief leren. Uit onderzoek (PEA, 1987; Simmons, 1990) is gebleken dat er een matige relatie bestaat tussen formele scholing (theorie) en het oplossen van problemen. Samen met negen omliggende ROC s zijn we als ware pioniers het avontuur van de onderwijsinnovatie aangegaan. Met vallen en opstaan ontdekken we wat het nieuwe leren nodig heeft om gewaardeerd te worden. De studenten hoe vernieuwd zijn die? De huidige generatie studenten worden ook wel homozappiens (Veen & Vrakking, 2006), de netgeneratie (Oblinger & Oblinger, 2005) of generatie Einstein (Boschma & Groen, 2006) genoemd. De perspectieven zijn anders maar op hoofdlijnen komen die drie typeringen redelijk overeen (Kral, 2009). Groeneveld & van Steensel (2009) onderzochten voor de brancheorganisatie elektrotechniek en werktuigbouw in hoeverre de MBO student overeen komt met generatie Einstein (GE). Uit het onderzoek komt naar voren dat de MBOers net als de GE graag lateraal leren (met behulp van associaties) en kritisch zijn naar de media. Het verwerken van tekstuele informatie vinden MBOers moeilijk. Zij zijn minder goed in staat om tekst te duiden, in te passen en er structuur in aan te brengen. MBOers hebben in tegenstelling tot de GE voornamelijk horizontale netwerken (vrienden met dezelfde demografische achtergrond). Met name de techniekstudent organiseert voor zich zelf weinig verticale netwerken. Het combineren van taken lijkt ook geen talent van de MBOers, Groeneveld & van Steensel (2009) vermoeden dat het relatief grote aantal studenten met concentratiestoornissen daarbij een rol speelt. De stelling dat de GE kan multitasken wordt inmiddels in twijfel getrokken. Onderzoek van Toffanin (2009) leert dat er sprake is van aandacht afwisselen, in plaats van multitasken. Uit het onderzoek van Groeneveld & van Steensel (2009) komt naar voren dat MBOers doeners zijn, een grote groep doet vrijwilligerswerk. Passie voor het vak en sociale contacten zijn voor de MBOers belangrijk maar zij hechten meer aan zekerheid en status dan de GE, vermoedelijk doordat de MBOers hun carrière kansen lager achten. Van Driel(2006) typeert de nieuwe MBO studenten kernachtig en bruikbaar: Zij zijn opgegroeid in een kenniscultuur. Zij zijn zelfstandiger, assertiever en minder gevoelig voor gezag geworden (p,49). Hij merkt op dat de nieuwe eigenschappen van de student consequenties heeft voor de werkwijze en voor de verhoudingen tussen student en docent, verschillende onderzoekers delen die opvatting (de Bruin, Leeman, & Overmaat,
3 2006; Volman, 2006; Breemer & Voncken, 2008). De assertiviteit en zelfstandigheid van de studenten van nu komen positief tot uiting in de tien gouden regels (10 GR) die het JOB (Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs) heeft opgesteld voor competentiegericht onderwijs (JOB, 2006). Tabel 1 De 10 gouden regels voor competentiegericht onderwijs Bron: www.job- site.nl 1 Sterke studenteninspraak 2 Voldoende begeleiding 3 Ook theorie 4 Docenten op één lijn 5 Goede en tijdige communicatie 6 Maatwerk 7 Handleiding hoe te leren 8 Heldere beoordeling en registratie 9 Leren gaat boven bewijzen 10 Mogelijkheid buiten de school leren Deze tien regels sluiten aan bij het onderzoek van Groeneveld & van Steensel, (2009) en worden bevestigd door de rapportage van het Procesmanagement herontwerp MBO (Groen, 2007). In de rapportage komt tevens naar voren dat de studenten het onderwijs belangrijk vinden en hun betrokkenheid bij het onderwijs groot is. De MBOers staan achter het competentiegericht onderwijs, de manier waarop het gegeven wordt, daar is de student nog niet tevreden over. Wat hebben we geleerd? Om het nieuwe leren te kunnen waarderen moet de structuur van de opleiding dermate helder zijn dat studenten (maar ook docenten) weten waar ze aan toe zijn, wat er van hen verwacht wordt, welke waarde studieresultaten hebben en waar studieresultaten in de (totaal)beoordeling meetelt. In de beginfase was het idee dat je bij prestaties (projecten) niet teveel moest sturen als docent want dat beperkte de creativiteit van de student. Inmiddels weten we beter en ontwikkelde we het prestatie protocol met als doel de prestaties overzichtelijk en bestuurbaar te maken. Het prestatieprotocol (dat in het begin grotendeels door de docenten is ingevuld) bevat: de taakverdeling, de (deel)producten, de beoordelingsmomenten de go of no go momenten, leerstof, experimenten (practicumopdrachten), toetsen, planning. Met het prestatie protocol van een prestatiegroep kun je als docent de studenten gestructureerd door de prestatie leiden (10 GR: 2, 3, 5, 7). Na 2 à3 prestaties is de structuur duidelijk en komen de studenten die daaraan toe zijn, met voorstellen om aanpassing van de voor gestructureerde items, technieken of experimenten (10 GR: 1). Studenten kunnen in dit systeem meedenken omdat het overzichtelijk is. Als docent kun je door de inbreng van de studenten werken aan maatwerk en overgaan tot gedeelde sturing (10 GR: 1, 2, 6, 7). Als docententeam moet je het systeem zelf organiseren, bewaken en uitdragen. Meer dan voorheen moet je als docententeam samen de speelruimte en keuzemogelijkheden uitwerken, bespreken en aan de studenten (en ouders) duidelijk maken. Dat heeft te maken met het feit dat studenten het maken van keuzes moeilijk vinden en zich op tijd over de keuzes wil kunnen beraden (10 GR: 4, 5, 8 ). Ik denk dat elke mbo- docent droomt van zelfsturende studenten maar jammer genoeg tegen de tijd dat ze dat een beetje kunnen, gaan ze van school. Zelfsturing moet geleerd en gedoceerd worden daar hoort keuzestrategie, reflectievaardigheden en zelfvertrouwen bij (Marzano & Miedema, 2011). Vorige maand is de opbouw van zelfsturing samen met de studievaardigheden in
4. het team hoog op de agenda gezet met als doel voor komend jaar die onderwerpen (bewust) planmatig aan te pakken en niet over te laten aan toeval. In de 19 achterliggende jaren dat ik in het onderwijs werk kwamen discussies over dergelijke onderwerpen in het geheel niet voor. De strijd tussen kennisopbouw en projecten is nog niet gestreden dat hangt samen met het aandeel en de vorm van de BPV (10 GR: 10). Doordat enige tijd geleden de Nova- academie in het leven is geroepen, kun je als docent of als team ook zelf trainingen volgen (studieloopbaan begeleiding, gesprekstechnieken, coaching) of als je dat wenst coaching krijgen. Er zijn regelmatig themabijeenkomsten over actuele onderwerpen zoals het strategisch beleidsplan en socialmedia in het onderwijs. Onderwijsvernieuwing is net als vuurwerk, als je niet voorzichtig bent knalt het in je hand, maar met een goede voorbereiding is het een prachtig schouwspel.
5 Literatuur: Alexander, P. (2006). Psychology in learning and Instruction. Upper Saddle River, New Jersey: Pearson Merrill Prentice Hall. Bolhuis, S. (2009). Leren en veranderen. Bussum: Coutinho. Boschma, J., & Groen, I. (2006). Generatie Einstein, slimmer sneller en socialer communiceren met de jongeren van de 21e eeuw. Amsterdam: Pearson Education. Bransford, J., Brown, A., & Cocking, R. (2000). How People Learn Brain, Mind, Expirience, and school (Expanded edition ed.). Washington: National Academy Press. Breemer, F., & Voncken, E. (2008). Een rol van betekenis. Max Goote Kenniscentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, BVE. Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum. de Bruin, E., Leeman, Y., & Overmaat, M. (2006, 1). Authentiek en zelfgestuurd leren in het mbo. Pedagogiek, 45-63. Groen, I. (2007). De balansschool; De generatie Einstein over herontwerp mbo. Procesmanagement herontwerp mbo. Ede: http://www.herontwerpmbo.nl. JOB. (2006, juni 13). www.job- site.nl. Opgeroepen op dec 27, 2011, van http://www.job- site.nl/bestellen.php Kral, M. (2009). Vijftien jaar onderwijs in vogelvlucht & ICT in vogelvlucht. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ledoux, G., & Volman, M. (2011). Op Zoek naar talent. Talentontwikkeling op expeditiescholen. Durven delen Doen. Utrecht: VO- Raad. Marzano, R., & Miedema, W. (2011). Leren in vijf dimensies (5e ongewijzigde druk 2011 ed.). Assen, The Nederlands: Van Gorcum. Oblinger, D., & Oblinger, J. (2005). In Education the Net Generation. Boulder, CO, Washington, DC: Educause. [Online] http://www.educause. edu/educationthenetgen. PEA, R. (1987). Socializing the knowledge transfer problem. International Journal of educational research, 11 (6), 639-663. Simmons, P. (1990). Transfervermogen. Inaugurele rede, Katholiek Universiteit Nijmegen, Onderwijs & Educatie, Nijmegen. Simmons, P. (2001). Van opleiden naar Human resourrce development. paper, Katholiek Universiteit Nijmegen, Onderwijs & Educatie, Nijmegen. Toffanin, P. (2009). Brain Economics housekeeping routines in the brain. Rijksuniversiteit Groningen, Medische Wetenschappen. Groningen: http://paolo.mp- concepts.net/pubfolder/thesis_paolotoffanin_final_png.pdf. Van der Sanden, J. (2004). Ergens goed in worden. Naar leerzame loopbanen in het beroepsonderwijs. Fontys hogescholen, Pedagogische hogeschool Eindhoven. Eindhoven: Fontys. Van Driel, L. (2006). Professionalisering in school: een studie naar verbetering van het pedagogisch- didaktisch handelen. Universiteit van Utrecht. Utrecht: info@kwc- Culemborg.nl. van Veen, K. (2004). De invloed van vakachtergron op de betekenisconstructie van docenten in de context van vernieuwing. ORD conferentie. Utrecht. Veen, W., & Vrakking, B. (2006). Homozappiens. Growup in digital age. London: Continuum Internationaal Publishing Group Ltd. Volman, M. (2006, 1). Het 'nieuwe leren': oplossing of nieuweprobleem. Pedagogiek, 14-25.