Materiaal Per speler een pion. Spelbord. Kaartjes met redactieopgaven. Een controleblad met de antwoorden (de kaartjes zijn genummerd, de antwoorden zijn op nummer op te zoeken). Kladpapier/uitrekenpapier. Dobbelsteen Spelbeschrijving Iedere speler plaatst zijn pion bij start! Iedere speler gooit één keer met de dobbelsteen. De speler die het hoogste aantal ogen gooit begint. Komt een speler op een veld met een vraagteken, dan neemt hij/zij een kaartje. De opdracht op het kaartje wordt opgelost, hierbij mag eventueel een kladblaadje gebruikt worden. Lukt het de speler niet de opdracht alleen op te lossen, dan helpt de tegenspeler. Komt een speler op een veld met een vraagteken en een pijl, dan lost de speler eerst een opdracht op en volgt daarna de pijl. Komt een speler op een veld zonder vraagteken, maar met een pijl, dan volgt hij/zij de pijl direkt. Veel plezier!
Antwoorden kaart antwoord kaart antwoord kaart antwoord 1 c 21 b 41 b 2 b 22 b 42 b 3 a 23 b 43 b 4 c 24 c 44 d 5 d 25 d 45 b 6 b 26 b 46 b 7 d 27 a 47 b 8 b 28 c 48 c 9 c 29 b 49 b 10 c 30 b 50 a 11 c 31 c 51 b 12 b 32 b 52 b 13 d 33 b 53 c 14 c 34 c 54 c 15 a 35 b 55 c 16 d 36 c 56 a 17 c 37 b 57 c 18 a 38 d 58 d 19 b 39 b 59 d 20 b 40 a 60 c
Opdrachtenkaartjes kaart 1 Deel het derde deel van 792 door de helft van 264. a. 7 b. 4 c. 2 d. 8 kaart 2 Een boomgaard is 8 hm. lang en 750 m. breed. Hoeveel m. is de omtrek van deze boomgaard? a. 50 m. b. 3100 m. c. 1660 m. d. 3000 m. kaart 4 Het is 9 september. Drie weken geleden was het... a. 20 augustus b. 18 augustus c. 19 augustus d. 30 september kaart 3 Alette, Nita en Charlotte verdelen 22,50. Nita krijgt 1/10 deel. Hoeveel geld is dat? a. 2,25 b. 2,50 c. 2,75 d. 1,25
kaart 5 Een pakje schoolmelk heeft een inhoud van 25 cl. Hoeveel liter melk zit er in 16 pakjes? a. 16 liter b. 400 liter c. 3 liter d. 4 liter kaart 6 Jelle knikkert met Benno op het schoolplein. Jelle verliest precies de helft van zijn knikkers. Als ze ermee stoppen heeft hij nog 78 knikkers. Hoeveel knikkers had Jelle eerst? a. 39 b. 156 c. 234 d.153 kaart 7 Bij de groenteman kosten 8 sinaasappels 2,25. Sven moet er 24 halen van zijn vader. Hoeveel moet hij betalen? a. 6,68 b. 9,00 c. 67,50 d. 6,75 kaart 8 De trein uit Rotterdam moet om 13.24 uur in Den Haag aankomen. Hij arriveert pas om 13.35 uur. Hoeveel minuten is de trein te laat? a. 6 minuten b. 11 minuten c. 5 minuten d. 15 minuten
kaart 9 Opa koopt 500 gram gehakt. Het gehakt kost 0,85 per 100 gram. Hoeveel moet opa betalen? a. 5,00 b. 8,50 c. 4,25 d. 42,50 kaart 10 Een abonnement op de Top Tien kost per kwartaal 3,75. Een jaarabonnement kost 14,00. Hoeveel is een jaarabonnement voordeliger? a. 10,25 b. 37,50 c. 1,00 d. 0,10 kaart 11 In een emmer zit 18 liter water. Peter giet dat water in flessen van 9 dl. Hoeveel flessen kan hij vullen? a. 162 b. 18 c. 20 d. 2 kaart 12 Arnout wil een fiets kopen. Als hij contant betaalt kost de fiets 320,-. Hij kan ook 4 maanden lang 90,- per maand betalen. Hoe groot is het verschil? a. 75,- b. 40,- c. 20,- d. 15,-
kaart 13 Mirjam krijgt elke week 2,50 zakgeld. Daarvan geeft ze 2/5 deel uit. Hoeveel geld houdt zij elke week over? a. 1,- b. 0,50 c. 3,50 d. 1,50 kaart 14 De trein vertrekt om 13.46 uur uit Utrecht. 14.28 uur komt hij in Den Haag aan. Hoeveel minuten duurt de reis? a. 60 b. 30 c. 42 d. 52 kaart 15 Jolande koopt op de markt 6 meter stof van 5,- per meter. Zij krijgt 10,- korting. Hoeveel moet zij betalen? a. 20,- b. 30,- c. 25,- d. 60,- kaart 16 De afstand Amsterdam-Meppel is 180 km. De auto van moeder rijdt op 1 liter benzine 12 km. Hoeveel liter benzine gebruikt de auto op de heenen terugreis? a. 15 liter b. 18 liter c. 28 liter d. 30 liter
kaart 17 Rogier koopt 2 batterijen van 0,90 per stuk en een lampje van 0,55. Hij betaalt met 3,-. Hoeveel krijgt hij terug? a. 1,45 b. 2,10 c. 0,65 d. 0,55 kaart 18 Op een pleintje liggen 25 rijen tegels. Elke rij telt 30 tegels. Hoeveel tegels liggen er op het pleintje? a. 750 b. 55 c. 110 d. 5 kaart 19 Een potlood met gum kost 0,25. Hoeveel kosten 3 dozijn van deze potloden? a. 0,75 b. 9,00 c. 75,- d. 8,80 kaart 20 Een weiland is 3 hm lang en 125 m breed. De boer wil er een hek om heen zetten. Hoe lang wordt het hek? a. 310 m b. 850 m c. 425 m d. 175 m
kaart 21 Kim koopt 3 gebakjes en 500 gram koekjes bij de bakker. Een gebakje kost 0,90. Voor de koekjes moet zij 2,50 betalen. Hoeveel kost alles bij elkaar? a. 5,- b. 5,20 c. 6,25 d. 5,25 kaart 22 De afstand Delft-Rotterdam is 27 km. Jan fietst 18 km per uur. Hij gaat om 10.25 uur van huis. Hoe laat is hij in Rotterdam? a. 12.15 uur b. 11.45 uur c. 12.00 uur d. 11.15 uur kaart 23 Eén cd kost 12,50. Drie cd s kosten 35,- Bert koopt er zes. Hoeveel moet hij betalen? a. 75,- b. 70,- c. 72,50 d. 50,- kaart 24 Hoeveel is het vijfde deel van 1 m en 75 cm? a. 25 cm b. 30 cm c. 35 cm d. 40 cm
kaart 25 Moeder koopt een half brood voor 0,65. 150 gram kaas voor 0,90 per 100 gram en 200 gram ham voor 1,10 per 100 gram. Hoeveel moet zij betalen? a. 3,20 b. 2,65 c. 3,75 d. 4,20 kaart 26 Een pad is 150 m lang. Van het begin tot het eind plant de boswachter om de 3 m een boompje. Hoeveel bomen heeft hij nodig? a. 50 b. 51 c. 450 d. 49 kaart 27 Carlijn en Jessica kopen een cadeautje voor vaderdag van 18,-. Carlijn betaalt 2/3 deel. Hoeveel moet Jessica betalen? a. 6,- b. 12,- c. 18,- d. 3,- kaart 28 Oom Joop koopt een draagbare tv voor 300,-. Hij krijgt 10% korting. Hoeveel moet hij betalen? a. 330,- b. 170,- c. 270,- d. 240,-
kaart 29 Anita is over 40 dagen jarig. Nu is het 5 december. Wanneer is zij jarig? a. 13 januari b. 14 januari c. 15 januari d. 16 januari kaart 30 John zet de radio aan. Hij hoort dat het 10 voor half 9 is. Op zijn horloge is het 8.32 uur. Hoeveel minuten loopt zijn horloge voor? a. 10 b. 12 c. 8 d. 2 kaart 31 Twintig munten van 20 eurocent is evenveel als... euro. a. 20 euro b. 400 euro c. 4 euro d. 40 euro kaart 32 Hoeveel is de helft van 168 vermenigvuldigd met 15? a. 2500 b. 1260 c. 1200 d. 2520
kaart 33 Eén kg ham kost 7,60. Hoeveel kost 500 gram? a. 0,76 b. 3,80 c. 15,20 d. 3,60 kaart 34 Hetty heeft 7,50 in haar spaarpot. Zij heeft 1 munt van 2 euro en 3 munten van 1 euro. Hoeveel munten van 50 eurocent heeft Hetty in haar spaarpot? a. 15 b. 10 c. 5 d. 2 kaart 35 Gert poot 12 rijen van 8 afrikaantjes in zijn tuin. Hoeveel afrikaantjes zijn dat? a. 86 b. 96 c. 80 d. 20 kaart 36 Vier jongens verdelen 60 kastanjes. Christiaan krijgt 1/3 deel, Martin ¼ deel, Jelle 1/5 deel en Adwin krijgt de rest. Wie krijgt het minst? a. Christiaan b. Martin c. Jelle d. Adwin
kaart 37 Vier sinaasappels kosten 2,-. Hoeveel sinaasappels kun je kopen voor 7,50? a. 20 b. 15 c. 14 d. 12 kaart 38 Welk gewicht is het lichtst? ½ kg 250 g 2 hg 100g a. ½ kg b. 250 g c. 2 hg d. 100 g kaart 40 Eén zijde van een vierkant is 35 cm. Hoeveel is de omtrek? a. 140 cm b. 70 cm c. 1225 cm d. 35 cm kaart 39 Esther koopt 7 postzegels van 0,45, 8 postzegels van 0,60 en 15 postzegels van 0,55. Zij betaalt met 20 euro. Hoeveel krijgt zij terug? a. 6,45 b. 3,80 c. 3,45 d. 4,80
kaart 41 Een school heeft 156 leerlingen. Op een dag zijn 13 jongens en 14 meisjes ziek. Hoeveel kinderen zijn er die dag op school? a. 143 b. 129 c. 119 d. 170 kaart 42 Martin maakt 35 sommen. Hij heeft 1/5 deel fout. Hoeveel sommen heeft hij goed? a. 7 b. 28 c. 40 d. 25 kaart 43 Astrid en Fransien krijgen allebij nieuwe vloerbedekking. De kamer van Astrid is 4 m lang en 3 m breed. De kamer van Fransien is 5 m lang en 3 m breed. Hoeveel m vloerbedekking is er nodig? kaart 44 Het is nu 3 juni. Welke datum was het 14 dagen geleden? a. 21 mei b. 19 mei c. 16 mei d. 20 mei a. 12 m b. 27 m c. 15 m d. 37 m
kaart 45 Het is 10 voor half 9. Hoe laat is het over 1½ uur? a. 10.00 uur b. 9.50 uur c. 10.10 uur d. 9.45 uur kaart 46 Een pakje schoolmelk heeft een inhoud van 25 cl. Hoeveel liter melk zit er in 4 pakjes? a. 4 liter b. 1 liter c. ½ liter d. 2 liter kaart 47 Roy en Brian verdelen 624 knikkers. Roy krijgt er 375. Hoeveel knikkers krijgt Brian? a. 300 b. 249 c. 259 d. 239 kaart 48 Bert koopt voor 21,53. Hij betaald met 25,-. Hoeveel krijgt hij terug? a. 4,10 b. 3,57 c. 3,47 d. 3,37
kaart 49 De juf heet een touw van 160 cm. Dat knipt zij in 4 gelijke stukken. Hoe lang is elk stuk? a. 35 cm b. 40 cm c. 50 cm d. 30 cm kaart 50 Een kist is 40 cm lang, 30 cm breed en 25 cm diep. Hoeveel cm is de inhoud van de kist? a. 30.000cm b. 25.000cm c. 40.000cm d. 12.000cm kaart 51 Een groenteman koopt op de veiling 120 kg peren. Er gaan gemiddeld 6 peren in een kg. Hoeveel peren heeft hij gekocht? a. 126 b. 720 c. 620 d. 600 kaart 52 Een bus rijdt met een gemiddelde snelheid van 60 km per uur. De afstand van Arnhem naar Rotterdam is 100 km. Hoe lang rijdt de bus daar over? a. 1 uur b. 1 uur en 40 minuten c. 1 uur en 20 minuten d. 2 uur
kaart 53 Oom Ferdinand heeft een oude Amerikaanse auto. Die rijdt 1 op 5. Hoeveel liter benzine verbruikt de auto over 80 km? a. 74 liter b. 400 liter c. 16 liter d. 18 liter kaart 54 Een akker is 148 m lang en 52 m breed. Er komt een hek omheen van 12,50 per m. Hoeveel kost het hek? a. 1250,- b. 2500,- c. 5000,- d. 7500,- kaart 55 Jonna heeft 178 knikkers. Ze geeft er 28 aan Nikita. Later verliest ze er 25. Hoeveel knikkers houdt Jonna over? a. 150 b. 225 c. 125 d. 130 kaart 56 Oom Hans koopt 2 pakjes kauwgom voor 0,75 per pakje en 5 rolletjes drop voor 0,40 per rol. Hij geeft een biljet van 20 euro. Hoeveel geld houdt hij over? a. 16,50 b. 3,50 c. 19,50 d. 23,50
kaart 57 Edwin kijkt op de klok. Het is 5 over half 7. Hoe laat was het 5 kwartier geleden? a. 4 uur en 20 minuten b. 5 uur en 25 minuten c. 5 uur en 20 minuten d. 6 uur en 20 minuten kaart 58 Een mountainbike kost eerst 240,-. In de uitverkoop krijg je 10% korting. Hoeveel kost de fiets nu? a. 264,- b. 230,- c. 24,- d. 216,- kaart 59 Bij de ingang van de sporthal werden 15 kaarten van 1,- en 10 kaarten van 1,50 verkocht. Hoeveel brachten deze 25 kaarten op? a. 32,50 b. 25,- c. 37,50 d. 30,- kaart 60 Eén zakje snoep kost 0,20. Hoeveel kosten 10 zakjes? a. 0,20 b. 2,20 c. 2,- d. 20,-