DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN MET FIDEÏ-COMMIS DE RESIDUO



Vergelijkbare documenten
De fiscale aspecten van het fideïcommissum de residuo

De fiscale aspecten van het fideïcommissium de residuo

De schenking van roerende goederen met fideï-commis de residuo

De zakenrechtelijk aspecten van het fideïcommis de residuo in vergelijking met de Angelsaksische trust en het Franse erfrecht

DE FISCALE ASPECTEN VAN HET

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

De conventionele vrijheid in het schenkingsrecht

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar

DE STRIJDIGHEID VAN DE BEDINGEN BETREFFENDE TOEKOMSTIGE NALATENSCHAPPEN MET DE OPENBARE ORDE ( noot bij Cass. 31 oktober 2008 )

3. Legaat onder algemene titel

De onherroepelijkheid van de schenking: de lege lata en de lege ferenda

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent DE VERSCHILLENDE FISCALE TECHNIEKEN OM ROERENDE GOEDEREN TE SCHENKEN. De Loore Anne-Sofie

Schenkingen van roerende goederen met beding van fideï-commis de residuo

DE ONHERROEPELIJKHEID VAN DE SCHENKING (Voorwaarden aan de schenking: een element van rechtsonzekerheid of een must?)

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

DE INBRENG VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

Het$verbod$van$erfovereenkomsten$$ binnen$de$hervorming$van$het$erfrecht$

INHOUDSTAFEL WOORD VOORAF... CONTRACTEN ONDER VOORWAARDE ALAIN VERBEKE & IRIS VERVOORT... 1

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar De gepaste sanctie van de schenking met ongeoorloofde last

De beheers- of bewindsvolmacht bij een schenking

Het bewijs van de gezondheid of ongezondheid van geest van de testator of schenker en de problematiek van het medisch beroepsgeheim

De Ascendentenverdeling

CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUGKEER MET OPTIE

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

BEDINGEN VAN AANWAS EN TERUGVALLING

Conventioneel recht van terugkeer met en zonder optie bij schenkingen

Het legaat de residuo als afgescheiden vermogen: oude wijn in een nieuwe zak? Link Peer-reviewed author version

Hoe beveilig ik mijn partner?

Structuur van het volume Schenking

HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN BIJ DE

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

HOOFDSTUK 4. De reserve

Auteur. Onderwerp. Datum

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord...

TITEL V. DE BEDINGEN VAN AANWAS EN DE TONTINEBEDINGEN

PRAKTIJKBOEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar De problematiek van de reserve bij schenking

INHOUD. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix ERFRECHT

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID

SUCCESSIEPLANNING VIA SCHENKINGEN BIJ EEN PERSOON DIE NIET GEZOND IS VAN GEEST

VEERTIG JAAR INSTITUUT VOOR FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Em. ROGER DILLEMANS... xi

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Cass. 31 oktober 2008: over de strijdigheid van de bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen met de openbare orde

DE IMPACT VAN HET NIEUWE ERFRECHT OP IN HET VERLEDEN UITGEWERKTE FAMILIALE VERMO- GENSPLANNINGEN.

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

Het bewijs van de gezondheid van geest van de testator of schenker en de problematiek van het beroepsgeheim

KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh en Dr. Charlotte Declerck.. 1

privé-vermogenvermogen

HET STANDPUNT VAN VLABEL INZAKE HET OPTIONEEL BEDING VAN TERUGKEER

MASTERPROEF: DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN BIJ NOTARIËLE AKTE

De onherroepelijkheid van de schenking

FAMILIAAL VERMOGENSRECHT IN 143 UITSPRAKEN

DE TAAK EN BEVOEGDHEID VAN DE TESTAMENTUITVOERDER

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 26 april 2018

Ann Claes Manager Wealth Services Beobank 14 november 2015

Estate Planning. crashed.life / photocase.com HOEZO, GEGEVEN IS GEGEVEN?

I. Inleiding: de maatschap: successie planning met behoud van inkomsten en controle. 2. Belangrijkste kenmerken van een burgerlijke maatschap...

Zakelijke subrogatie bij een fideicommis de residuo

Rechtsleer. De erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde. Een nieuw mijlpaalarrest inzake successieplanning

Noot onder Antwerpen 24 juni 2008

Sinds oktober 2007: docent Postgraduaat Estate Planning VUB-ULB-Stichting Vermogensplanning (

HUWELIJKSVOORDELEN EN SUCCESSIERECHT

Een zeer goedkope koop vs. een schenking met zware last

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting

De Private Stichting als modern alternatief voor successieplanning van ouders met een zorgenkind

DE CLAUSULES DIE EEN REGELING VOORZIEN BIJ OVERLIJDEN VAN EEN ECHTGENOOT IN DE GEMEENSCHAPSSTELSELS

Persoonlijke kopie van ()

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar Masterproef van de opleiding Master in de Rechten

REGELING HOUDENDE AFSTAND VAN RESERVE BIJ EEN SCHENKING IN BELGIË EN ONZE BUURLANDEN

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

Inhoud. Deel 1 Analyse van de situatie 17. Woord vooraf 3 Inleiding 11

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord... De auteurs... Verkrijgingen door de langstlevende echtgenoot via huwelijkcontract...

berekening en tarieven

Hof van Cassatie van België

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 1 februari 2018

Beknopte inhoudstafel

ENKELE PROBLEMEN INZAKE DE OMZETTING

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

Beknopte inhoudstafel

Planning van de toekomst van een meerderjarig zorgenkind

1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

De woonstvergoeding. De klassieke leer (opnieuw)

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Charlotte Declerck Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

Stéphanie Crombez. Promotor: Prof. dr. Annelies Wylleman Copromotor: Mevr. Lies Pottier. Aantal woorden: Studentennummer:

ROEREND SCHENKEN Alles over de handgift en de bankgift!

DOSSIER. Hoe de controle behouden na een schenking?

ACTUELE KNELPUNTEN FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Auteur. Onderwerp. Datum

OVERGANGSRECHT IN HET NIEUWE ERFRECHT.

Aanwas van het vruchtgebruik in het registratierecht

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN MET FIDEÏ-COMMIS DE RESIDUO Masterproef van de opleiding Master in het Notariaat Ingediend door Elissa Pieters (stamnummer 20042683) Promotor: Prof. Dr. Jan Bael

Inhoudsopgave Inleiding...3 Hoofdstuk 1. Burgerrechtelijke aspecten...4 Afdeling 1. Het fideï-commis de residuo...4 I. Begrip... 4 II. Vorm... 5 Afdeling 2. Het fideï-commis de residuo bij schenkingen... 5 I. Geldigheid... 5 1. Algemeen... 5 2. De algemeen geldende principes inzake schenkingen (art. 894 BW)... 6 3. Een verboden erfovereenkomst... 10 4. Een kwalitatieve aantasting van de reserve (van de eerste begunstigde)... 12 II. Toepassingsvereisten... 14 1. De afwezigheid van bewaarverplichting in hoofde van de eerste begunstigde... 14 2. Een dubbele en opeenvolgende beschikking... 15 3. Beide begunstigden moeten bestaan op het ogenblik van de schenking (art. 906 BW)... 15 4. Beide begunstigden moeten aanvaarden tijdens het leven van de schenker (art. 932 BW)... 16 5. De schenking moet gebeuren bij authentieke akte... 16 III. Gevolgen... 177 1. De rechtspositie van de eerste begunstigde (bezwaarde)... 17 1. De bevoegdheid om te beschikken ten bezwarende titel... 17 1) Algemeen... 17 2) Het beginsel van de goede trouw... 18 3) De theorie van de zaakvervanging... 19 1. Principe... 19 2. Alternatief: de last om de verkoopprijs van de vervreemde goederen terug te geven... 21 2. De bevoegdheid om te testeren... 22 3. De bevoegdheid om te schenken... 23 2. De rechtspositie van de tweede begunstigde (verwachter)... 25 1. De kwalificatie van de rechten van de tweede begunstigde (verwachter)... 25 2. De bewijsproblematiek... 26 Hoofdstuk 2. Fiscaalrechtelijke aspecten... 28 Afdeling 1. Algemeen... 28 Afdeling 2. De heffing van registratierechten... 28 I. De akte wordt in België ter registratie aangeboden... 28 1. De schenking aan de eerste begunstigde (bezwaarde)... 29 2. De schenking aan de tweede begunstigde (verwachter)... 29 II. De akte wordt niet in België ter registratie aangeboden... 30 Slotbeschouwingen... 31 Bibliografie... 32 2

Inleiding In deze bijdrage wordt de schenking met fideï-commis de residuo besproken. In het eerste hoofdstuk komen de burgerrechtelijke aspecten aan bod. Een eerste belangrijke vraag die zich stelt is die naar de geldigheid van een schenking met fideï-commis de residuo. Hierbij kunnen drie deelvragen worden geformuleerd: 1 Wordt door een schenking met fideï-commis de residuo afbreuk gedaan aan de algemeen geldende principes inzake schenkingen?; 2 Houdt de schenking de residuo een schending in van het verbod van erfovereenkomsten? en 3 Wat als het fideï-commis de residuo ook weegt op de reserve van de eerste begunstigde, die tevens (eventuele) reservataire erfgenaam is van de schenker? In het tweede deel van dit hoofdstuk worden de toepassingsvereisten voor een schenking met fideïcommis de residuo besproken. In het derde en laatste deel van dit hoofdstuk komen de gevolgen aan bod. Er wordt ingegaan op zowel de rechtspositie van de eerste begunstigde (de bezwaarde), als op deze van de tweede begunstigde (de verwachter). In het tweede hoofdstuk wordt kort ingegaan op de fiscaalrechtelijke aspecten van de schenking met fideï-commis de residuo en dan in het bijzonder de heffing van registratierechten. 3

Hoofdstuk 1. Burgerrechtelijke aspecten Afdeling 1. Het fideï-commis de residuo I. Begrip Het fideï-commis de residuo is een zogenaamde tweetrapsbeschikking: een gift waarbij de beschikker het geheel of een deel van zijn goederen vermaakt aan een eerste begunstigde (bezwaarde) en hetgeen van deze goederen overblijft bij het overlijden van de eerste begunstigde aan een tweede begunstigde (verwachter), die eveneens door de beschikker wordt aangewezen. Het fideï-commis de residuo leunt dicht aan bij de figuur van de erfstelling over de hand, die in de regel verboden is (art. 896 BW). Beide betreffen een dubbele en opeenvolgende beschikking, waarbij dezelfde goederen achtereenvolgens aan verschillende personen worden vermaakt. Zowel bij een fideïcommis de residuo als bij een erfstelling over de hand krijgt de tweede beschikking slechts uitwerking bij het overlijden van de eerste begunstigde. Het grote verschilpunt betreft de bewaarplicht in hoofde van de eerste begunstigde. In tegenstelling tot wat het geval is bij een erfstelling over de hand, wordt, bij een fideï-commis de residuo, de eerste begunstigde er niet toe verplicht de geschonken goederen te bewaren. De ontstentenis van bewaarverplichting in hoofde van de eerste begunstigde heeft tot gevolg dat de verbodsbepaling van artikel 896 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op het fideïcommis de residuo, wat meebrengt dat de geldigheid van het fideï-commis de residuo een feit is. 1 1 Cass. 25 juni 1959, Pas. 1959, I, 1106 en Rev.prat.not.b. 1960, 140; Cass. 26 februari 1953, Pas. 1953, I, 494; Brussel 22 oktober 1969, Pas. 1970, II, 12; Luik 5 mei 1968, Pas. 1968, II, 173; Brussel 9 mei 1956, R.W. 1956-57, 1206; Luik 8 juli 1941, Pas. 1942, II, 32; Rb. Kortrijk 27 mei 1955, J.T. 1956, 184; R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 563, nr. 870; B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 223, nr. 2; H. CASMAN, Notarieel Familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 654, nr. 1317; R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 218, nr. 123; R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 619, nr. 110; R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 354-355, nr. 3; A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, III, De schenkingen en testamenten, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, Standaard, 1955, 430, nr. 283; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 190, nr. 196; M. PUELINCKX-COENE, Wie is nog bang voor de erfstelling over de hand?, NjW 2004, (362) 362-363, nr. 4; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1029-1030, nr. 413; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 621-622, nr. 2-3 en 625, nr. 11. 4

De beschikking wordt als een dubbele gift gekwalificeerd en niet als een gift met last 2. De beschikker beschikt tweemaal over dezelfde goederen: de eerste maal zuiver en eenvoudig in het voordeel van de bezwaarde, de tweede maal in het voordeel van de verwachter, voor zover en in de mate waarin deze goederen bij het overlijden van de bezwaarde nog aanwezig zouden zijn. 3 De verwachter verkrijgt zijn rechten aldus rechtstreeks van de beschikker en niet uit de nalatenschap van de bezwaarde. 4 II. Vorm Het fideï-commis de residuo werd aanvankelijk voornamelijk aangewend bij testamenten en contractuele erfstellingen. De vraag stelt zich of een beding van fideï-commis de residuo ook geldig kan worden bedongen bij een schenking. Deze vraag wordt hieronder behandeld. Afdeling 2. Het fideï-commis de residuo bij schenkingen I. Geldigheid 1. Algemeen In het verleden bestond weinig duidelijkheid omtrent de geldigheid van een schenking de residuo. De oudere rechtsleer scheen de geldigheid van een fideï-commis de residuo bij een akte van schenking onder de levenden te aanvaarden, doch zonder veel verantwoording. 5 De Page laat uitschijnen dat de techniek van het fideï-commis de residuo ook bij schenkingen kan worden aangewend. 6 Ook Van 2 3 4 5 6 E. VAN HOVE, Het fideïcommis de residuo, T. Not. 1950, 219 (onder verwijzing naar H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/2, Brussel, Bruylant, 1973, 1883, nr. 1750 A). B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 223, nr. 3; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1029, nr. 412. Gent 23 mei 1951, R.C.J.B. 1952, 187, noot PIRSON, R.W. 1951-52, 355 (bevestigd door Cass. 26 februari 1953, Pas. 1953, 494); Luik 28 mei 1947, Pas. 1947, II, 28, J.T. 1947, 418, Rev.prat.not.b. 1947, 276 ; Rb. Luik 10 februari 1992, Rev trim.dr fam. 1993, 543; H. DE PAGE, VIII/2, 1885, nr. 1750; R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 218-219, nr. 123; R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 354, nr. 2-3; A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, III, De schenkingen en testamenten, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, Standaard, 1955, 431, nr. 283; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 914, nr. 2051; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 194, nr. 202-203; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1029, nr. 412; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 645-646, nr. 41. Zie hierover o.a. N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 193-194, nr. 7; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 191-192, nr. 197-198; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 199, nr. 101. H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/2, Brussel, Bruylant, 1973, 1885, nr. 1750 C. 5

Quickenborne stelt dat een schenking de residuo, onverminderd haar theoretisch karakter, geldig is. 7 Volgens Pirson moeten de geldigheid en de gevolgen van een schenking de residuo bepaald worden overeenkomstig de algemeen geldende regels inzake schenkingen. 8 Toen in 1991 de vraag naar de geldigheid uitdrukkelijk gesteld werd aan het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, veroordeelde dit het procédé. 9 Dit had tot gevolg dat in de praktijk grote terughoudendheid bestond om een beding van fideï-commis de residuo in een schenkingsakte op te nemen. In 2006 is het Comité voor Studie en Wetgeving op haar standpunt teruggekomen. Voortaan aanvaardt het de mogelijkheid en de geldigheid van een schenking met fideï-commis de residuo. 10 De recente rechtsleer sluit zich hierbij aan. 11 Bovendien heeft de Dienst van voorafgaande beslissingen van de Federale Overheidsdienst Financiën de geldigheid van een schenking met fideï-commis de residuo impliciet erkend, nu het er de fiscale aspecten van toelicht. 12 2. De algemeen geldende principes inzake schenkingen (art. 894 BW) De vraag stelt zich of er door een fideï-commis de residuo te koppelen aan een schenking geen afbreuk gedaan wordt aan het essentieel dadelijk en onherroepelijke karakter van een of beide schenkingen die daaruit voortvloeien. 13 Vooraleer op deze vraag een antwoord kan worden geformuleerd, is het noodzakelijk eerst even in te gaan op de juridische structuur van een fideï-commis de residuo bij schenkingen. 7 8 9 10 11 12 13 M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 622, voetnoot 1. R. PIRSON, Le fideicommis de residuo et la faculté de disposition de celui qui en est chargé (noot onder Gent 23 mei 1951), R.C.J.B. 1952, (190) 191, nr. 4. Dossier nr. 6180 in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 1991-1992, 386-404; zie hierover M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 192-195, nr. 199-203. Dossier nr. 4380, in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 2006-2007, Brussel, Bruylant, 2008, 254-282. R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 564, nr. 871; B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 7; J.-P. DELOBBE en F. DELOBBE, Le fideicommis de residuo in Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, Larcier, 2005, (201) 214; N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 195, nr. 7; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 200, nr. 214; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 203, nr. 110; A. VERBEKE, Fi-Quoi?, T.E.P. 2007, (187) 188. Besliss. 19.05.2005, nr. 400.402 en Besliss. 17.05.2004, nr. 400.071, Fiscoloog 2005, afl. 970, 14-15; zie hierover B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 232-233, nr. 40. Een schenking onder de levenden is een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanneemt. (art. 894 BW). 6

Volgens Van Quickenborne dient een schenking de residuo gekwalificeerd te worden als een beding ten behoeve van een derde. 14 Cardoen betwist dit: Er is sprake van een beding ten behoeve van een derde wanneer in een tussen twee personen afgesloten contract de één van de ander bedingt dat hij iets zal doen of zal geven ten voordele van een derde persoon, die uit juridisch oogpunt vreemd blijft aan de verrichting. Bij een schenking van actuele goederen met beding van fideï-commis de residuo verbindt de eerste begiftigde er zich evenwel geenszins toe hetgeen rest van de goederen bij zijn overlijden over te dragen aan de tweede begiftigde. 15 Deze laatste verkrijgt zijn rechten immers rechtstreeks van de beschikker zelf en niet via (de nalatenschap van) de eerste begiftigde. 16 Eén en ander is conform de klassieke rechtsleer en rechtspraak inzake het fideï-commis de residuo bij legaten, die zeer snel tot de bevinding kwam dat de testator tweemaal over de goederen beschikt, dat er twee legaten zijn uitgaande van de testator (één aan de eerste begunstigde en één aan de verwachter) en dat de verwachter zijn rechten niet van de eerste begunstigde verkrijgt, doch wel rechtstreeks van de beschikker. 17 Geelhand merkt op: Als dit zo aanvaard wordt bij legaten, waarom zou het dan anders moeten zijn bij schenkingen. 18 Eenmaal dat men aanneemt dat er twee schenkingen zijn, rijst de vraag naar de modaliteiten van deze twee schenkingen: ofwel neemt men aan dat de eerste schenking werd gedaan onder een ontbindende voorwaarde en de tweede onder een opschortende voorwaarde, ofwel neemt men aan dat de eerste gift werd gedaan onder een ontbindende termijn en de tweede onder een opschortende termijn (met een aleatoir voorwerp). 1) De schenking onder ontbindende/opschortende voorwaarde Er wordt algemeen aangenomen dat schenkingen onder een ontbindende voorwaarde geldig zijn. De overdracht is dadelijk en onherroepelijk (de ontbinding van de schenking, bij de vervulling van de 14 15 16 17 18 M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 622, voetnoot 1. Aanvaarden dat de eerste begunstigde de last op zich neemt wat rest van de goederen bij zijn overlijden over te dragen aan de verwachter, zou impliceren dat een schenking met fideï-commis de residuo neerkomt op een verboden overeenkomst over de nog niet opengevallen nalatenschap van de eerste begunstigde. (B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, voetnoot 11; M. PUELINCKX- COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 201-202, nr. 107). B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 7. N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 196, nr. 8; zie ook M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 201-202, nr. 107. N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 196, nr. 8. 7

voorwaarde, is niet het gevolg van de loutere wil van de schenker, maar van de werking van het contract). 19 Ook een schenking onder opschortende voorwaarde wordt in principe mogelijk geacht. Er is geen inbreuk op de eis van dadelijke afstand omdat enkel de uitvoering van de schenking wordt uigesteld. Ook de principiële onherroepelijkheid van de schenking komt door de opname van een opschortende voorwaarde niet in het gedrang. De verwezenlijking van de afgesproken gebeurtenis is immers niet afhankelijk van de loutere wil van de schenker, maar wel een gevolg van de werking van het contract. 20 2) De schenking onder ontbindende/opschortende termijn (met aleatoir voorwerp) Men maakt evenmin problemen van een schenking onder opschortende termijn. De invoering van een opschortende termijn tast het bestaan van de overeenkomst niet aan. Ze heeft alleen de opschorting tot gevolg van de verbintenis die eruit voortvloeit. 21 Wat de geldigheid van een schenking onder ontbindende termijn betreft, rijst er wel een probleem. Het traditionele argument tegen de geldigheid luidt dat de onherroepelijkheid in het gedrang komt aangezien de geschonken goederen bij het verstrijken van de termijn noodzakelijkerwijs terugkeren naar de schenker. Barbaix betwist dit: Dat de goederen terugkeren naar de schenker is niet problematisch. De wet voorziet deze mogelijkheid zelfs expressis verbis in artikel 951 van het Burgerlijk Wetboek inzake het beding van conventionele terugkeer. Ook het feit dat de terugkeer zeker en noodzakelijk is, is niet problematisch. De onherroepelijkheid komt niet in het gedrang. De versterkte onherroepelijkheid impliceert (enkel) dat de schenker zich noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enig middel mag 19 20 21 M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 196, nr. 207; zie hierover o.a. M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte in Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier, Gent, Larcier, 2007, 98-100, nr. 153-156; M. PUELINCKX-COENE, Schenkingen onder ontbindende voorwaarde in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, 463-469; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 154, nr. 13. M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 196-197, nr. 208; zie hierover o.a. M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte in Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier, Gent, Larcier, 2007, 102-103, nr. 158-159; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 151-152, nr. 9; I. VERVOORT en R. ABIUSO, Schenkingen onder opschortende voorwaarde in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, 459-461. M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 197, nr. 209; zie hierover o.a. R. BARBAIX, Schenking onder opschortende termijn in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, 447-451; M. PUELINCKX- COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 152-153, nr. 10. 8

voorbehouden om eenzijdig op de schenking terug te komen. 22 Puelinckx-Coene sluit zich hierbij aan en zegt: De ontbindende termijn is meteen in de schenking ingelast. Na verloop van de termijn wordt de schenking ontbonden omdat dit meteen in de overeenkomst zo was voorzien zonder dat de schenker daar nog enige vat op had. 23 Bovendien merkt Puelinckx-Coene het volgende op : Zelfs zo wordt aanvaard dat we hier met een ontbindende en opschortende termijn te maken hebben, moet nog steeds worden aanvaard dat de tweede schenking (onder opschortende termijn en dus geldig) alleen slaat op wat rest van de goederen en dus eigenlijk toch een schenking is onder de opschortende voorwaarde dat de eerste begiftigde niet over de goederen beschikt heeft. Dit leidt dan hoogstens tot de ontbinding van de schenking aan de eerste begiftigde in de mate dat deze niet zelf over de geschonken goederen beschikt heeft. Maar of en over hoeveel de eerste begiftigde beschikt heeft, staat slechts vast bij zijn overlijden, zodat pas dan en alleen t.a.v. wat rest de nietigheid van de schenking onder ontbindende termijn kan worden ingeroepen. Maar dit heeft hoe dan ook tot gevolg dat die rest terugkeert naar het vermogen van de schenker en dus meteen toch naar de tweede begiftigde gaat omdat deze schenking onder opschortende termijn aan de tweede begiftigde wel geldig is. 24 Geelhand voegt hieraan toe: Ingevolge de retroactiviteit van de nietigheidssanctie bekomt men uiteindelijk hetzelfde gevolg als bij het samenspel van de ontbindende en opschortende voorwaarde. 25 Het voorwerp van de tweede schenking is aleatoir: ze heeft slechts wat rest tot voorwerp. Kan dat? Puelinckx-Coene zegt: Het element van potestativiteit (of van onzekerheid) dat door de artikelen 944 e.v. van het Burgerlijk Wetboek wordt veroordeeld, viseert de schenker, die geen middel achter de hand mag houden om de schenking uit te hollen. Hier is het de eerste begunstigde die het recht krijgt om nog over de geschonken goederen te beschikken, niet de schenker die in de mate dat er nog wat overblijft, wat hij niet in de hand heeft, zich onherroepelijk verboden heeft die rest aan de tweede begiftigde te laten toekomen. 26 Tot slot dient te worden opgemerkt dat het Comité voor Studie en Wetgeving (van de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen) intussen teruggekomen is op haar, in het verleden ingenomen, 22 23 24 25 26 R. BARBAIX, Schenking onder ontbindende termijn in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (453) 455, nr. 716-717. M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 197-198, nr. 210; zie ook M. PUELINCKX- COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 154, nr. 14. M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 200, nr. 102. N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 199, nr. 10. M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 200, nr. 104; zie ook M. PUELINCKX- COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 198-200, nr. 211-213. 9

standpunt. 27 Voortaan gaat het Comité voor Studie en Wetgeving principieel akkoord met de mogelijkheid en de geldigheid van een schenking met fideï-commis de residuo. 28 3. Een verboden erfovereenkomst Volgens het Hof van Cassatie is een beding over een toekomstige nalatenschap een beding waardoor louter eventuele rechten op een niet opengevallen nalatenschap of op een bestanddeel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan. 29 Bael onderzoekt aan de hand van vier vragen of een fideï-commis de residuo opgenomen in een akte van schenking strijdig is met het verbod van erfovereenkomsten. 1) Worden door de schenker aan de bezwaarde louter eventuele rechten toegekend op de toekomstige nalatenschap van de schenker of op een bestanddeel van die toekomstige nalatenschap? De schenker kent de geschonken goederen toe aan de eerste begunstigde (bezwaarde). Er worden door de schenker aan de bezwaarde geen louter eventuele rechten betreffende (een bestanddeel van) zijn toekomstige nalatenschap toegekend, omdat de schenking (in principe) geen uitwerking krijgt bij het overlijden van de schenker. Bovendien zijn de rechten die door de schenker toegekend worden aan de eerste begunstigde geen louter eventuele rechten, doch wel actuele rechten, aangezien de schenker zich niet het recht heeft voorbehouden om nog over de geschonken goederen te beschikken. Er is in casu geen sprake van een verboden erfovereenkomst. 30 2) Worden door de bezwaarde aan de schenker louter eventuele rechten toegekend op de toekomstige nalatenschap van de bezwaarde of op een bestanddeel van die toekomstige nalatenschap? Bij het overlijden van de bezwaarde verdwijnen de niet-vervreemde goederen uit diens vermogen en keren terug naar het vermogen van de schenker. De schenker bekomt aldus louter eventuele rechten betreffende (een bestanddeel van) de toekomstige nalatenschap van de bezwaarde, aangezien het niet 27 28 29 30 Dossier nr. 6180 in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 1991-1992, 386-404. Dossier nr. 4380, in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 2006-2007, Brussel, Bruylant, 2008, 254-282. Cass. 9 maart 1989, Pas. 1989, I, 701, noot, Arr.Cass. 1988-89, 783, noot, Rev.not.b. 1989, 425, noot, R.W. 1989-90, 118, noot, Rec.gén.enr.not. 1991, 394, nr. 24039, noot en Bull. 1989, 701, nr. 386, noot; Cass. 11 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 996, noot, Pas 1980, I, 991, noot, Rec.gén.enr.not. 1982, 442, nr. 22824, noot en Bull. 1980, 991; Cass. 10 november 1960, Pas. 1961, I, 259, noot, Arr.Verbr. 1961, 222, noot, Rec.gén.enr.not. 1962, 337, nr. 20520, noot, R.C.J.B. 1961, 8, noot J. RENAULD en Rev.prat.soc. 1961, 89, nr. 4959, noot. J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in Reeks notariële praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 253, nr. 416. 10

zeker is dat de fideï-commissaire goederen, bij het overlijden van de bezwaarde, zullen terugkeren naar het vermogen van de schenker. Bael merkt op dat, hoewel de schenker louter eventuele rechten bekomt betreffende (een bestanddeel van) de toekomstige nalatenschap van de bezwaarde, deze hem niet zijn toegekend door de bezwaarde. Bijgevolg is er ook in deze hypothese geen sprake van een verboden erfovereenkomst. 31 3) Worden door de schenker aan de verwachter louter eventuele rechten toegekend op de toekomstige nalatenschap van de schenker of op een bestanddeel van die toekomstige nalatenschap? Bij het overlijden van de bezwaarde verdwijnen de niet-vervreemde goederen uit diens vermogen en keren terug naar het vermogen van de schenker, waarop ze uit het vermogen van de schenker opnieuw vertrekken naar het vermogen van de verwachter. Bij een schenking met fideï-commis de residuo is er geen sprake van bedingen die uitwerking moeten krijgen bij of na het overlijden van de schenker. Daaruit kan men afleiden dat de schenking met fideïcommis de residuo geen bedingen bevat over (een bestanddeel van) de toekomstige nalatenschap van de schenker. Bovendien zijn de rechten die door de schenker aan de verwachter worden toegekend geen louter eventuele rechten betreffende het vermogen van de schenker, aangezien de schenker zich niet het recht heeft voorbehouden om nog over de geschonken goederen te beschikken of om op zijn schenking terug te komen. Hieruit volgt dat er ook in deze hypothese geen sprake kan zijn van een verboden erfovereenkomst. 32 4) Worden door de schenker aan de verwachter louter eventuele rechten toegekend op de toekomstige nalatenschap van een derde (met name de nalatenschap van de bezwaarde)? Het verbod om te bedingen over de toekomstige nalatenschap van een derde wordt ingegeven door de vrees voor benadeling (van de beschikker) ingevolge een onberedeneerde afstand van rechten in de toekomstige nalatenschap van de derde. Bael stelt vast dat er in casu geen sprake kan zijn van benadeling van de schenker, aangezien de schenker, bij de toekenning van de rechten aan de eerste begunstigde en aan de tweede begunstigde, beschikt met betrekking tot zijn eigen goederen en niet met betrekking tot goederen die hij hoopt te bekomen in de nalatenschap van de bezwaarde. Bovendien wordt er door de schenker definitief en onherroepelijk afstand gedaan van de geschonken goederen, zodat het fideï-commis de residuo geen 31 32 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in Reeks notariële praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 253-254, nr. 417. J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in Reeks notariële praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 254, nr. 418. 11

bijkomend nadeel meer kan inhouden voor de schenker. Bijgevolg is er ook in deze laatste hypothese geen sprake van een verboden erfovereenkomst. 33 4. Een kwalitatieve aantasting van de reserve (van de eerste begunstigde) De volgende vraag die zich stelt is of er sprake kan zijn van een kwalitatieve aantasting van de reserve. Volgens de traditionele rechtspraak en rechtsleer gebeurt de overgang van de nalatenschap van een persoon die reservatairen nalaat, steeds ab intestato ten belope van het voorbehouden erfdeel. Een reservataire erfgenaam heeft het recht zijn reserve vrij en onbelast te ontvangen. Hieruit volgt dat de eerste begiftigde de fideï-commissaire goederen, althans in de mate waarin ze dienen om zijn reserve op te vullen, vrij van voorwaarden en lasten moet verkrijgen. 34 Een fideï-commis de residuo wordt aanzien als een ongeoorloofde belasting van het voorbehouden erfdeel van de eerste begunstigde omdat het diens vrije beschikking beperkt. De eerste begunstigde heeft immers, tenzij wanneer dit door de schenker uitdrukkelijk werd toegelaten, niet het recht om bij testament over de fideï-commissaire goederen te beschikken. 35 Men leidt hieruit af dat een fideï-commis de residuo slechts ten belope van het beschikbaar deel (van de nalatenschap van de schenker) uitwerking kan hebben. 36 In de recente rechtsleer wordt meer en meer aangenomen dat de reserveregeling werd ingesteld in het belang van de reservatair(en). Men stelt dat enkel beperkingen waardoor het belang van de reservatair geschaad wordt aanvechtbaar zijn. Een fideï-commis de residuo zal de belangen van de reservataire erfgenaam niet noodzakelijk aantasten. 37 Bael zegt: Wanneer geen enkele verplichting wordt opgelegd om de goederen te bewaren en als geen enkele beperking aan de beschikkingsbevoegdheid wordt aangebracht, kan men moeilijk voorhouden dat het fideï-commis de residuo de reserve bezwaart 33 34 35 36 37 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in Reeks notariële praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 256-259, nr. 422-425. Zie hierover o.a. J. BAEL, Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Belgisch recht, Brussel, Bruylant, 1997, (301) 312, nr. 9; J. BYTTEBIER, Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve (noot onder Cass. Fr. 31 januari 1995), T.Not. 1996, (96) 99, nr. 5; M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 368-369, nr. 298; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 643-645, nr. 39. Cardoen merkt op dat ook andere beperkingen die zouden worden opgelegd aan de beschikkingsbevoegdheid van de eerste begiftigde diens reserve op ongeoorloofde wijze kunnen bezwaren. (B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 10). R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 564, nr. 872; N. LABEEUW, Last van fideïcommis de residuo als modaliteit van een testament in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning, V, Vermogensplanning met effect na overlijden. Erfrecht en testament, Gent, Larcier, 2005, (197), 198, nr. 338; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 915, nr. 2052; zie hierover M. PUELINCKX-COENE, De terechte bezorgdheid van ouders met een mentaal gehandicapt kind. Enkele suggesties, Not.Fisc.M. 1992, (27) 39, nr. 43; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 202, nr. 218; ; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1085, nr. 508. Zie hierover o.a. J. BYTTEBIER, Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve (noot onder Cass. Fr. 31 januari 1995), T.Not. 1996, (96) 99-100, nr. 6; M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 369-371, nr. 298; Deze stelling werd bevestigd door het Franse Hof van Cassatie. (Cass. Fr. 31 januari 1995, T.Not. 1996, 95). 12

ten nadele van de reservatair. 38 Men raadt dan ook aan de eerste begunstigde expliciet de bevoegdheid te geven om (ook) om niet, zowel bij testament als bij schenking over de goederen te beschikken. 39 Het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke Federatie van Belgische notarissen stelt het volgende: Als er beperkingen zijn opgelegd door de schenker aan de beschikkingsbevoegdheid van de eerste begunstigde, dan mogen deze beperkingen de rechten van de eerste begunstigde ten belope van zijn reserve niet aantasten aangezien deze onbezwaard moet blijven. 40 De vraag stelt zich of de reservataire erfgenaam (en zijn rechtsopvolgers) zich kan verzetten tegen een (eventuele) aantasting van zijn reserve. 41 Volgens Byttebier kunnen de beschermingsregels van de reserve alleen worden ingeroepen door de reservataire erfgenaam of zijn rechtverkrijgenden wanneer de reserve is aangetast. 42 In de mate waarin zijn reserve is aangetast, kan de reservatair een vordering tot nietigverklaring van de ongeoorloofde last instellen. 43 Volgens Puelinckx-Coene is er impliciet sprake van een schrapping van de last, wanneer de reservatair, ondanks het doorgeefbeding, toch om niet over de fideï-commissaire goederen beschikt. 44 Grimaldi merkt op dat, voor zover de reservatair deze vordering niet zelf tijdens zijn leven heeft ingesteld, zijn rechtsopvolgers dit ook niet kunnen doen bij gebrek aan persoonlijk belang. 45 Wel een persoonlijk belang heeft diegene aan wie de eerste 38 39 40 41 42 43 44 45 J. BAEL, Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Belgisch recht, Brussel, Bruylant, 1997, (301) 309, nr. 6. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 10; N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 194, voetnoot 61; M. PUELINCKX-COENE, De terechte bezorgdheid van ouders met een mentaal gehandicapt kind. Enkele suggesties, Not.Fisc.M. 1992, (27) 39, nr. 43; M. PUELINCKX- COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 205, nr. 224; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1085, nr. 508; A. VERBEKE, Fi-Quoi?, T.E.P. 2007, (187) 188. Dossier nr. 4380, in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Verslagen en debatten van het Comité voor Studie en Wetgeving 2006-2007, Brussel, Bruylant, 2008, (254) 282. Geelhand merkt op: Doch wel moet gezegd worden dat het belang dat de bezwaarde (of de rechter die over de belangen van de handelingsonbekwame moet waken) heeft om de schrapping van de last te vorderen, niet opweegt tegen de schade die daardoor wordt veroorzaakt in hoofde van de tweede begunstigden of verwachters. Er dient dringend werk te worden gemaakt van het proportionaliteitsbeginsel inzake bescherming van minderjarigen en meerderjarige handelingsonbekwamen in het raam van de successieplanning. (N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 194, voetnoot 61). J. BYTTEBIER, Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve (noot onder Cass. Fr. 31 januari 1995), T.Not. 1996, (96) 100, nr. 7. Men spreekt over een vordering tot nietigverklaring van de ongeoorloofde last en niet over een vordering tot inkorting omdat de reserve alleen kwalitatief is aangetast en niet kwantitatief. (J. BAEL, Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Belgisch recht, Brussel, Bruylant, 1997, (301) 308, voetnoot 10; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 915, nr. 2052; M. PUELINCKX-COENE, De terechte bezorgdheid van ouders met een mentaal gehandicapt kind. Enkele suggesties, Not.Fisc.M. 1992, (27) 39, nr. 43 M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 205-206, nr. 225. Zie hierover M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 206, nr. 226; M. PUELINCKX- COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1087-1088, nr. 511; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 202, nr. 109. 13

begunstigde toch een van de fideï-commissaire goederen zou geschonken of gelegateerd hebben en opgeworpen wordt dat het daartoe niet de bevoegdheid had. 46 II. Toepassingsvereisten 1. De afwezigheid van bewaarverplichting in hoofde van de eerste begunstigde De essentiële geldigheidsvereiste is het ontbreken van een bewaarverplichting in hoofde van de eerste begunstigde. Dit criterium maakt het onderscheid uit tussen een geldig fideï-commis de residuo en een verboden erfstelling over de hand. 47 Hierbij dient te worden opgemerkt dat de geldigheid van dubbele beschikkingen in het verleden met wisselend succes werd bepleit. 48 In de rechtspraak is een grote soepelheid vast te stellen. Beschikkingen zijn geldig op voorwaarde dat aan de eerste begunstigde geen uitdrukkelijke bewaarverplichting wordt opgelegd. De verplichting tot bewaren in hoofde van de eerste begunstigde wordt niet vermoed, zodat ze, in geval van twijfel, geacht wordt niet te bestaan. Indien de bedoelingen van de beschikker niet kunnen worden achterhaald en er twijfel bestaat over de vraag of er nu al dan niet een bewaarplicht is opgelegd, neemt men in de regel de geldigheid van de beschikking aan door ze als een fideï-commis de residuo te kwalificeren. 49 Voor deze interpretatie is steun te vinden in artikel 1157 van het Burgerlijk Wetboek: wanneer een beding voor tweeërlei zin vatbaar is, moet men het veeleer 46 47 48 49 M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 202-203, voetnoot 170. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 11; R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 221, nr. 123; R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 623, nr. 116; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 914, nr. 2051, 916, nr. 2053 en 918, nr. 2059; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 190, nr. 196; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 198, nr. 101; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1030, nr. 415; E. VAN HOVE, Problemen rond het voorwerp van het legaat in Koninklijke Federatie van Belgische notarissen (ed.), De legatarissen en hun legaat, Antwerpen, Kluwer, 1987, (51) 66; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 634, nr. 23. Cass. 16 juni 1950, Rec.gén.enr.not. 1951, 334, nr. 19063; Brussel 15 juli 1905, J.T. 1905, 1429; Gent 2 mei 1900, Pas. 1900, II, 326; Rb. Luik 9 juli 1913, Pas. 1914, III, 89; contra Rb. Dinant 4 november 1976, R.R.D. 1979, 189; voor een overzicht van de oudere rechtspraak: zie E. VAN HOVE, noot onder Antwerpen 18 februari 1987, T.Not. 1987, 389-393; en van de recentere mildere rechtspraak R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 619-620, nr. 111. C. DECLERCK, Over art. 896 en art. 1003 B.W. (noot onder Cass. 30 mei 2003), R.W. 2003-04, (977) 977, nr. 6; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 916, nr. 2053; M. PUELINCKX-COENE, Wie is nog bang voor de erfstelling over de hand?, NjW 2004, (362) 363, nr. 6; V. SAGAERT, Het verbod van erfstellingen over de hand voorbijgestreefd? Naar een moderne invulling van de beschikkingsbevoegdheid in het vermogensrecht Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (387) 399, nr. 19. 14

opvatten in de zin waarin het enig gevolg kan hebben, dan in die waarin het geen gevolg kan teweegbrengen. 50 2. Een dubbele en opeenvolgende beschikking Het fideï-commis de residuo moet noodzakelijk een dubbele en opeenvolgende beschikking inhouden. Deze dubbele beschikking moet duidelijk en uitdrukkelijk door de beschikker worden geformuleerd. 51 3. Beide begunstigden moeten bestaan op het ogenblik van de schenking (art. 906 BW) Bij toepassing van artikel 906 van het Burgerlijk Wetboek moet de bij schenking begunstigde bestaan op het ogenblik van de schenking. Hij moet m.a.w. op het moment van de schenking reeds geboren of reeds verwekt zijn, in het laatste geval op voorwaarde dat hij nadien levensvatbaar geboren wordt. Toegepast op een schenking met fideï-commis de residuo en gelet op het feit dat deze gekwalificeerd wordt als een dubbele schenking, waarbij zowel de eerste begunstigde als de verwachter geacht wordt zijn rechten rechtstreeks te verkrijgen van de beschikker, dient zowel de eerste begunstigde alsook de verwachter te bestaan op het moment van de schenking. 52 Hierbij dient te worden opgemerkt dat Puelinckx-Coene pleit voor een niet-letterlijke interpretatie van artikel 906 van het Burgerlijk Wetboek: Zo men rekening houdt met de ratio legis van de wet (in casu art. 906 BW), eerder dan met zijn letterlijke betekenis, moet men nochtans niet noodzakelijkerwijze tot de ongeldigheid van de aanduiding besluiten. Testeren is een manier om eigendom te doen overgaan en artikel 906 van het Burgerlijk Wetboek wil vermijden dat eigendom zonder titularis zou ontstaan. Maar dit gevaar is in casu niet aanwezig. Onmiddellijk na het overlijden van de beschikker wordt de eerste begunstigde eigenaar van de goederen en het is pas bij diens overlijden dat de tweede begunstigde er aanspraak op kan maken. Zo hij op dat ogenblik bestaat en bepaalbaar is, blijft het gevreesde gevaar uit. Daarom werd ook uitdrukkelijk voorzien in artikel 1048 van het Burgerlijk Wetboek dat bij de toegelaten erfstelling een substitutie ten voordele van de nog niet geboren kinderen geldig is. 53 Bael sluit zich hierbij aan, doch merkt op: De tegenstanders van de progressieve opvatting zullen 50 51 52 53 B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 12; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 625-626, nr. 12. W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 916, nr. 2054. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 8; N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx- Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 195, nr. 8; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 916, nr. 2055; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 201, nr. 215; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 200, nr. 103. M. PUELINCKX-COENE, De terechte bezorgdheid van ouders met een mentaal gehandicapt kind. Enkele suggesties, Not.Fisc.M. 1992, (27) 41, nr. 50. 15

daaraan toevoegen dat artikel 1048 van het Burgerlijk Wetboek een uitzondering vormt op de normale regel van artikel 906 en dus strikt moet worden geïnterpreteerd. 54 Barbaix zegt inzake de schenking de residuo: De schenking met fideï-commis de residuo is een dubbele schenking. De tweede schenking, aan de verwachter, komt pas tot stand op het ogenblik dat hij het schenkingsaanbod aanvaardt. Pas op dat ogenblik is artikel 906 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. 55 4. Beide begunstigden moeten aanvaarden tijdens het leven van de schenker (art. 932 BW) Bovendien moeten beide begiftigden de schenking tijdens het leven van de schenker aanvaarden (art. 932 BW). 56 Cardoen zegt: De tweede begunstigde dient de bevoordeling te aanvaarden tijdens het leven van de beschikker (hetzij in het schenkingscontract zelf, hetzij in een latere akte doch voor het overlijden van de schenker). De beschikking wordt immers beschouwd als een dubbele schenking, die enkel tijdens het leven van de schenker kan worden aanvaard. Deze aanvaarding dient uitdrukkelijk te gebeuren en zou niet kunnen voortvloeien uit de verschijning in de akte of uit de handtekening. 57 5. De schenking moet gebeuren bij authentieke akte Daar de verwachter hoe dan ook een recht onder opschortende voorwaarde of termijn verkrijgt, is het aangewezen de schenking notarieel te laten gebeuren. De opschortende voorwaarde of termijn kan niet worden bedongen bij een handgift, nu onmiddellijke traditio t.a.v. de verwachter uitgesloten is. Ook een onrechtstreekse schenking impliceert meestal een onmiddellijke en definitieve overdracht, bv. bij schenking via overschrijving naar een andere (effecten)rekening. 58 54 55 56 57 58 J. BAEL, De planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind anno 2004 in X (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (405) 426, voetnoot 47. R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 564-565, nr. 874. J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in Reeks notariële praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 259, voetnoot 753; R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 565, nr. 875; B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 9; N. GEELHAND, De schenking de residuo en de inkomsten in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (179) 195, nr. 8; M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte in Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier, Gent, Larcier, 2007, 71-73, nr. 116-118; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 916, nr. 2057; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 201, nr. 216; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 200, nr. 103. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 225, nr. 9. M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 201-202, nr. 217; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy 16

III. Gevolgen 1. De rechtspositie van de eerste begunstigde (bezwaarde) 1. De bevoegdheid om te beschikken ten bezwarende titel 1) Algemeen Eén ding is zeker: de eerste begunstigde moet ten bezwarende titel over de fideï-commissaire goederen kunnen beschikken. 59 Een bewaarverplichting of vervreemdingsverbod maken van een fideï-commis de residuo een verboden erfstelling over de hand (art. 896 BW). 60 De rechtsleer raadt aan, om te vermijden dat het procédé als nietig zou worden beschouwd op grond van artikel 896 van het Burgerlijk Wetboek, uitdrukkelijk en duidelijk in de schenkingsakte te bepalen dat de eerste begunstigde het recht behoudt om de geschonken goederen te vervreemden (en te verteren) 61, met hypotheken te bezwaren en er zakelijke rechten op te vestigen. 62 Deze beschikkingsbevoegdheid kan evenmin worden beperkt tot bepaalde omstandigheden of aan bepaalde limieten worden gebonden, omdat hierdoor steeds een vorm van bewaarplicht wordt ingevoerd. Zo is het niet mogelijk een beding op te nemen dat de eerste begunstigde slechts over de goederen kan beschikken, indien dit noodzakelijk is tenzij de eerste begunstigde zelf over de noodzakelijkheid mag oordelen 63. 64 59 60 61 62 63 Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 200, nr. 103; I. VERVOORT en R. ABIUSO, Termijn/Voorwaarde/Handgift (bij leven) in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (489) 489, nr. 779. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 11; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 914, nr. 2051 en 916, nr. 2053; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 634, nr. 23. R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 563, nr. 870; R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 221, nr. 123; R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 623, nr. 116; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 918, nr. 2059; M. PUELINCKX-COENE, Over schenkingen de residuo, T.E.P. 2007, (190) 190, nr. 196; M. PUELINCKX-COENE, Valkuilen van het schenkingsrecht in X. (ed.), Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, (147) 198, nr. 101; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1030, nr. 415; E. VAN HOVE, Problemen rond het voorwerp van het legaat in Koninklijke Federatie van Belgische notarissen (ed.), De legatarissen en hun legaat, Antwerpen, Kluwer, 1987, (51) 66. Verteren is eerder een economisch begrip. Men kan het omschrijven als het aanschaffen van niet-duurzame goederen of het kopen van diensten, teneinde in het levensonderhoud te voorzien en het bestaan zo aangenaam mogelijk te maken. (M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 636-637, nr. 27). B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 13; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1030, nr. 413. P. DELNOY, Le legs de residuo in P. DE PAGE en A. CULOT (eds.), Actualités civiles et fiscales en droit successoral, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2006, (49) 64; C. DE WULF m.m.v. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, I, Organieke Wet Notariaat Notariële akten in het algemeen, Personen- en Familierecht, Familiaal Vermogensrecht, Mechelen, Kluwer, 2003, 559, nr. 627. 17

2) Het beginsel van de goede trouw De eerste begunstigde moet zich steeds gedragen naar de regels van de goede trouw en mag de rechten van de verwachter niet miskennen. Zo mag hij bijvoorbeeld geen daad van beschikking stellen met als enige doel de verwachter te benadelen. De goede trouw vereist eveneens dat de eerste begunstigde niet systematisch inteert op de fideï-commissaire goederen, terwijl het eigen vermogen gespaard blijft. 65 Sommigen benadrukken het bestemmingsgebonden karakter van de fideï-commissaire goederen: De eerste begunstigde moet te goeder trouw handelen, goede trouw die streng beoordeeld dient te worden nu de residuaire goederen een bestemmingsvermogen vormen en deze bestemming niet zomaar door de bezwaarde mag miskend worden. 66 Het gebod dat de bezwaarde zich moet gedragen naar de regels van de goede trouw is een toepassing van het leerstuk van het rechtsmisbruik. Geen enkel recht mag namelijk zo worden uitgeoefend dat er van misbruik sprake is. Wanneer een daad van beschikking onder de toepassingsvoorwaarden van het rechtsmisbruik valt, kan de eerste begunstigde worden veroordeeld tot schadevergoeding. Het is vaste cassatierechtspraak dat de sanctie van rechtsmisbruik bij de uitoefening van contractuele rechten bestaat in het opleggen van de normale uitoefening ervan of in herstel van de schade. Het opleggen van de normale handeling zou erin bestaan dat de eerste begunstigde niet mocht beschikken, en hieruit zou men dan niet-tegenwerpelijkheid kunnen afleiden. In de mate er echter rechten worden toegekend aan een derde, kan hier via obligatoire technieken niet meer aan worden geraakt, tenzij is voldaan aan de vereisten voor derdemedeplichtigheid of de Pauliaanse vordering. 67 64 65 66 67 R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 566, nr. 877; B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 226, nr. 12; R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 623, nr. 116; M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte in Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier, Gent, Larcier, 2007, 165-166, nr. 262; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 918, nr. 2059; E. VAN HOVE, Problemen rond het voorwerp van het legaat in Koninklijke Federatie van Belgische notarissen (ed.), De legatarissen en hun legaat, Antwerpen, Kluwer, 1987, (51) 66. R. BARBAIX, Last van fideï-commis de residuo in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate Planning (Algemeen deel 2), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Gent, Larcier, 2009, (563) 566, nr. 877; H. CASMAN, Notarieel Familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 540, nr. 1317; R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 359-360, nr. 12; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 919, nr. 2061; V. SAGAERT, Verbod van erfstellingen over de hand voorbijgestreefd? Naar een moderne invulling van de beschikkingsbevoegdheid in het vermogensrecht in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (387) 398-399, nr. 18; E. VAN HOVE, Problemen rond het voorwerp van het legaat in Koninklijke Federatie van Belgische notarissen (ed.), De legatarissen en hun legaat, Antwerpen, Kluwer, 1987, (51) 67. R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 624, nr. 118. R. JANSEN, Beschikkings(on)bevoegdheid, Antwerpen, Intersentia, 2009, 224, nr. 374 en voetnoot 943; R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 361, nr. 14 en voetnoot 24. 18

3) De theorie van de zaakvervanging 1. Principe Over de vraag of zaakvervanging 68 kan worden toegepast met betrekking tot de goederen die de eerste begunstigde verkrijgt bij vervreemding van de fideï-commissaire goederen, zijn de meningen verdeeld. In de oudere rechtsleer werd de toepassing van zakelijke subrogatie verworpen. 69 Men nam aan dat de verwachter een louter voorwaardelijke aanspraak had, die slechts tot stand kwam bij het overlijden van de eerste begunstigde. Het ging om een loutere verwachting, die op geen enkele wijze zakenrechtelijk beschermd werd. 70 Volgens het Hof van Beroep te Luik kon de verwachter slechts aanspraak maken op het overschot van de fideï-commissaire goederen, dat bij het overlijden van de eerste begunstigde nog in natura aanwezig was: Wanneer de eerste begunstigde fideï-commissaire goederen heeft verkocht, maakt de prijs van deze verkoping geen deel uit van het overschot waarop de verwachter recht zou hebben, daar deze prijs geen bestanddeel heeft uitgemaakt van de boedel van de beschikker. 71 Volgens deze opvatting gaat het recht van de verwachter teniet in de mate dat de eerste begunstigde de goederen vervreemdt. 72 Van Quickenborne uit kritiek op deze zienswijze: Indien de rechten van de tweede begunstigde zich niet uitstrekken tot de goederen die in de plaats zijn gekomen, wordt het voor de bezwaarde al te gemakkelijk om de fideï-commissaire opdracht te omzeilen. Het zou ook indruisen tegen de zin van het fideï-commis de residuo: de goederen zijn weliswaar vervreemd, maar hoegenaamd niet verteerd. 73 68 69 70 71 72 73 Zaakvervanging of zakelijke subrogatie is de figuur die verklaart waarom een zakenrechtelijke aanspraak kan voortleven op een vervanggoed wanneer het oorspronkelijke onderpand materieel (bv. door brand) of juridisch (bv. door een over-dracht aan een derde) verloren is gegaan. (Uitgebreid V. SAGAERT, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003, 793 p.). Vandervorst stelt voor om de verwachter, in gevallen als deze, schadevergoeding toe te kennen, ten laste van de nalatenschap van de bezwaarde. (J. VANDERVORST, Over het legaat van het overschot en het fideï-commis de residuo, T.Not. 1937, (49) 52, nr. 4) Doch, volgens Van Quickenborne en Cardoen lijkt deze oplossing in de praktijk onwerkbaar. Zij veronderstelt immers een misbruik van vertrouwen, hetgeen schadevergoeding uitsluit indien de herbelegging een daad van goed beheer is. Bovendien kan zij niet worden toegepast in gevallen van onvrijwillig verlies van de fideïcommissaire goederen door de eerste begunstigde (bv. in geval van diefstal of brand). (B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 227, nr. 15 en M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 634, nr. 24). Zie hierover o.a. R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 356-357, nr. 7-8; V. SAGAERT, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003, 240-241, nr. 275. Luik 6 februari 1937, R.W. 1936-37, 1131. Zie hierover o.a. B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 227, nr. 15; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1037, nr. 422; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 634, nr. 24. M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 634, nr. 24; in dezelfde zin B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 227, nr. 15. 19

De huidige rechtspraak en rechtsleer aanvaarden de zakelijke subrogatie. De fideï-commissaire boedel is immers een bestemmingsgebonden vermogen, dat zijn bestemming niet verliest indien de concrete samenstelling van dit vermogen wijzigingen ondergaat. Een niet-aanvaarden van zaakvervanging zou het fideï-commis de residuo alle betekenis ontnemen en de wil van de beschikker miskennen. Men neemt aan dat de rechten van de verwachter overgaan op de goederen die de eerste begunstigde verkrijgt bij de vervreemding van fideï-commissaire goederen. De rechten van de verwachter strekken zich uit tot de gelden die voortspruiten uit de verkoop van de fideï-commissaire goederen en tot de goederen die ingevolge wederbelegging worden verkregen. 74 De gevolgen hiervan zijn bijzonder belangrijk: de eerste begunstigde kan nog wel beschikken over de materialiteit van de goederen, maar kan de waarde van de goederen niet meer onttrekken aan de aanspraken van de verwachter. Sagaert zegt: De waarde van de goederen is onbeschikbaar geworden. 75 De aanvaarding van zakelijke subrogatie versterkt de positie van de verwachter aanzienlijk. Zo hoeft hij de daden van beschikking van de eerste begunstigde niet meer te vrezen. Enkel wanneer de eerste begunstigde inteert op de goederen of wanneer de surrogatoire keten doorbroken wordt, riskeert de verwachting van de tweede begunstigde gefrustreerd te worden. 76 Volgens sommigen dient het principe van de zaakvervanging zo ruim mogelijk te worden toegepast, wat ook de materiële aard (roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk) is van de goederen die elkaar opvolgen en ongeacht de complexiteit van de opeenvolgende operaties. 77 74 75 76 77 Antwerpen 23 februari 1976, Rev.not.b. 1976, 265; Gent 9 maart. 1949, R.W. 1949-50, 753, noot; Arbit.Besl. Antwerpen 8 september 1949, R.W. 1949-50, 757; J. BYTTEBIER, Het legaat de residuo en de erfrechtelijke reserve (noot onder Cass. Fr. 31 januari 1995), T.Not. 1996, (96) 99, nr. 6; B. CARDOEN, Het fideïcommis de residuo toegepast op een schenking van actuele goederen, Not.Fisc.M. 2004, (223) 227, nr. 16; H. CASMAN, Notarieel Familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, 541, nr. 1317; J.-P. DELOBBE en F. DELOBBE, Le fideicommis de residuo in Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, Larcier, 2005, (201) 205; R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 221-222, nr. 123; R. DILLEMANS, M. PUELINCKX-COENE, W. PINTENS m.m.v. N. TORFS, Overzicht van rechtspraak. Schenkingen en testamenten (1970-1984), T.P.R. 1985, (539) 623-624, nr. 117; E. DIRIX, Zakelijke subrogatie, R.W. 1993-94, (273) 278, nr. 11; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 918-919, nr. 2060; R. PIRSON, Le fideicommis de residuo et la faculté de disposition de celui qui en est chargé (noot onder Gent 23 mei 1951), R.C.J.B. 1952, (190) 201, nr. 6; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998), T.P.R. 1999, (779) 1036-1037, nr. 422; V. SAGAERT, Verbod van erfstellingen over de hand voorbijgestreefd? Naar een moderne invulling van de beschikkingsbevoegdheid in het vermogensrecht in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (387) 400, nr. 20; V. SAGAERT, Zakelijke subrogatie, Antwerpen, Intersentia, 2003, 242-243, nr. 276; E. VAN HOVE, Problemen rond het voorwerp van het legaat in Koninklijke Federatie van Belgische notarissen (ed.), De legatarissen en hun legaat, Antwerpen, Kluwer, 1987, (51) 67; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 635, nr. 25. V. SAGAERT, Verbod van erfstellingen over de hand voorbijgestreefd? Naar een moderne invulling van de beschikkingsbevoegdheid in het vermogensrecht in Over Erven. Liber Amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, (387) 400, nr. 20. R. JANSEN, Verstrooide gedachten over zakelijke subrogatie bij het fideïcommis de residuo in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (353) 356, nr. 6. R. DILLEMANS, Testamenten in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Gent, E.Story-Scientia, 1985, 222, voetnoot 69; M. VAN QUICKENBORNE, Het legaat de residuo, T.P.R. 1972, (621) 635, nr. 25. 20