Het doorbewegen bij een dwarslaesie Tetraplegie
Inhoud Inleiding 3 Algemene opmerkingen 3 Zelfstandig doorbewegen 4 Doorbewegen door een hulppersoon 9 De Sint Maartenskliniek 24 Colofon 24
Inleiding In deze brochure laten we de oefeningen voor het doorbewegen door uzelf of door een hulppersoon zo duidelijk mogelijk zien. De instructie in deze brochure is uitsluitend te gebruiken ter aanvulling en ondersteuning van de oefeningen die u geleerd hebt in het revalidatiecentrum van de Sint Maartenskliniek. Heeft u alsnog vragen, neemt u dan contact op met een van de fysiotherapeuten van de afdeling dwarslaesie, bereikbaar via het secretariaat van deze afdeling, telefoon (024) 365 94 60. Vraag of de fysiotherapeut u terugbelt. E-mailen kan ook: fysio.volwassenen@maartenskliniek.nl. Algemene opmerkingen Als u een cervicale dwarslaesie heeft is het zelfstandig doorbewegen slechts beperkt mogelijk. Daarom is het noodzakelijk dat u zich regelmatig ook door een hulppersoon laat doorbewegen (de frequentie in overleg met uw fysiotherapeut). Het doorbewegen dient ter: preventie van contracturen bestrijding van spasme behoud / verbetering van de mobiliteit Het doorbewegen gebeurt in drie uitgangshoudingen: in ruglig in zit in buiklig De oefeningen voor het doorbewegen zijn naar uitgangshouding gerangschikt zodat in die houding de gewrichten kunnen worden doorbewogen c.q. de spieren kunnen worden gerekt zonder steeds van uitgangshouding te hoeven veranderen. Elke beweging moet minstens tien keer worden herhaald; voor het rekken van spieren moet u tien seconden per rekking aanhouden. Beweeg altijd rustig tot de eindstand. Probeer bij een beperkte beweeglijkheid wat verder te komen, nooit rukken, trekken of veren. Spasticiteit kan het doorbewegen soms bemoeilijken. Ook nu geldt: werk nooit met geweld tegen het spasme in, wacht liever even op de ontspanning en probeer rustig te bewegen. 3
Het zelfstandig doorbewegen Afb. 1 Het zijwaarts bewegen van de armen in het schoudergewricht (abductie) Beweeg uw armen met de handpalmen naar boven gericht zover mogelijk zijwaarts tot naast het hoofd. Afb. 2 Het naar boven bewegen van de armen in het schoudergewricht (anteflexie) zonder actieve strekfunctie van de elleboog Zonder actieve strekfunctie van de elleboog is het noodzakelijk dat u beide handen tegen elkaar drukt waarbij de ellebogen zoveel mogelijk gestrekt en naar buiten gedraaid zijn. Vervolgens brengt u de armen zover mogelijk boven het hoofd. 4
Afb. 3 Het draaien van de onderarmen (supinatie) Buig de ellebogen in een rechte hoek (90 graden), draai de handpalmen zover mogelijk naar boven. 5
Afb. 4 Het draaien van de onderarmen (pronatie) Buig de ellebogen in een rechte hoek (90 graden), draai de handpalmen zover mogelijk naar beneden. 6
Afb. 5 Horizontale adductie Breng m.b.v. de andere arm de elleboog voorbij de middellijn. Afb. 6 Het rekken van de spieren aan de achterkant van het bovenbeen (hamstrings) De knie moet gestrekt zijn en mag niet naar buiten wijzen; Buig het bovenlichaam naar voren; tien seconden vasthouden. 7
Afb. 7 Het spreiden van de benen (abductie) Leg beide benen met gestrekte knieën zover mogelijk gespreid neer. Streef naar zo min mogelijk rotatie in de heupen. Vervolgens buigt u het bovenlichaam zover mogelijk naar voren; 10 seconden vasthouden. Afb. 8 Het strekken van de benen in het heupgewricht (extensie) In buiklig, steunend op de ellebogen worden uw heupen gestrekt. 8
Doorbewegen door een hulppersoon Afb. 9 Het voorwaarts heffen van de armen (anteflexie) Beweeg de arm met gestrekte elleboog en handpalm naar binnen gericht voorwaarts (omhoog) tot langs het hoofd. Afb. 10 Het zijwaarts bewegen van de armen (abductie) Beweeg de arm met de handpalm naar boven zijwaarts tot naast het hoofd. De onderarm van de revalidant steunt op de onderarm van de hulppersoon. 9
Afb. 11 Het naar buiten draaien van de arm in het schoudergewricht (exorotatie) Beweeg de onderarm naar buiten terwijl de bovenarm tegen de romp gefixeerd blijft. Afb. 12 Het naar binnen draaien van de arm in het schoudergewricht (endorotatie) Til de bovenarm tien cm op (elleboog gebogen) en breng de onderarm richting buik. 10
Afb. 13 Horizontale adductie Til de arm op tot 90 graden en breng de arm vervolgens voorlangs naar de andere schouder. Let op: één hand neemt het schouderblad mee naar voren. Afb. 14 Het buigen van de elleboog (flexie) 11
Afb. 15a Het strekken van de elleboog (extensie) Strek de elleboog met de handpalm naar boven gericht. Afb. 15b Het strekken van de elleboog (extensie) Strek de elleboog met de handpalm naar onder gericht. 12
Afb. 16a Het binnenwaarts draaien van de onderarm (pronatie) Houd de elleboog in een rechte hoek en draai de onderarm binnenwaarts. Afb. 16b Het buitenwaarts draaien van de onderarm (supinatie) Houd de elleboog in een rechte hoek en draai de onderarm buitenwaarts. 13
Afb. 17a Functiehand (buigen van de vingers) Breng de pols achterover in combinatie met het buigen van de vingers. Het met gemerkte vingergewricht blijft zoveel mogelijk gestrekt (dit geldt voor vingers 2 t/m 5). N.B. De andere vingergewrichten mag u in deze positie niet strekken. N.B. De duim wordt niet doorbewogen. Afb. 17b Functiehand (strekken van de vingers) Buig de pols naar beneden in combinatie met het strekken van de vingers (evt. één voor één). Het met een gemerkte gewricht blijft licht gebogen (dit geldt voor vingers 2 t/m 5). N.B. De andere vingergewrichten mag u in deze positie niet buigen. 14
Afb. 18 Het oprollen van de romp Afb. 19 Het buigen van het been in het heupgewricht (flexie) Het been dat niet wordt gebogen moet gestrekt op het bed blijven liggen. Als dit been toch omhoog komt, besteed dan speciale aandacht aan de oefening van afb. 32. 15
Afb. 20 Het binnenwaarts draaien van het been in het heupgewricht (endorotatie) Plaats bij afb. 20 en 21 de handen op het bovenbeen, zodat de beweging alleen plaats vindt in de heupen en niet in de knie. N.B. Als het onderbeen naar buiten wijst, is het bovenbeen in de heup naar binnen gedraaid; wijst het onderbeen naar binnen, dan is het bovenbeen naar buiten gedraaid. Afb. 21 Het buitenwaarts draaien van het been in het heupgewricht (exorotatie) Houd hierbij de knie zoveel mogelijk boven de heup. 16
Afb. 22 Het spreiden van de benen (abductie) Let er op dat de hand die het been beweegt op het bovenbeen wordt geplaatst, zodat er geen zijwaartse beweging in het kniegewricht ontstaat. Houd met de andere hand het andere bovenbeen tegen. Doe dit tien seconden per been. Streef naar zo min mogelijk rotatie in de heup. Afb. 23 Het rekken van de spieren aan de voorzijde van het bovenbeen (m.rectus femorus) Breng het been buiten het bed, zodat het onderbeen afhangt. Vervolgens buigt u de knie tot u een verende weerstand voelt. Houdt deze eindstand 10 seconden vast. Niet veren! 17
Afb. 24 Het buigen van de knie (flexie) Afb. 25 Het strekken van de knie (extensie) 18
Afb. 26a Het rekken van de spieren aan de achterzijde van het bovenbeen (hamstrings) Breng het been zo recht mogelijk omhoog, zonder uit te wijken naar binnen of naar buiten. De knie moet gestrekt zijn. Het andere been moet gestrekt zijn en het bed blijven liggen. Afb. 26b Het rekken van de spieren aan de achterzijde van het bovenbeen 19
Afb. 27 Het rekken van de kuitspieren met gestrekte knie Afb. 28 Het rekken van de kuitspieren met gebogen knie Pak bij afb. 27 en 28 de voet bij de hiel vast en trek de voet omhoog, in de richting van de knie. Zorg ervoor dat u de buitenkant van de voet wat hoger optrekt. 20
Afb. 29 a en b Kantel de voetwortel naar binnen en naar buiten 21
Afb. 30 Het doorbewegen van de middenvoetsbeentjes Beweeg de middenvoetsbeentjes ten opzichte van elkaar Afb. 31 Buig en strek de tenen (flexie en extensie) 22
Afb. 32 Het strekken van het heupgewricht (extensie) Druk met één hand het bekken op het bed. Plaats de andere hand onder het bovenbeen. De knie mag hierbij gebogen zijn. Zorg dat het been niet naar buiten wijst. Sint Maartenskliniek De Sint Maartenskliniek is als enige ziekenhuis in Nederland volledig gespecialiseerd in houding en beweging. U kunt op verschillende locaties in het land bij ons terecht voor behandeling van eenvoudige tot zeer complexe aandoeningen op het gebied van orthopedie, reumatologie en revalidatie na ziekte, een ongeval of hersenletsel. Doordat we ons volledig richten op aandoeningen aan het houding- en bewegingssysteem is onze ervaring en kennis groot. We staan dan ook bekend als een vooraanstaand ziekenhuis dat in de behandeling gebruikmaakt van de laatste inzichten. Op onze onderzoeksafdeling ontwikkelen we nieuwe behandelmethoden en doen we onderzoek naar het effect ervan. De Sint Maartenskliniek beschikt verder onder meer over een gespecialiseerde apotheek, een sportmedisch centrum en een pijnbehandelcentrum. Bij de Sint Maartenskliniek staat de patiënt centraal. U wordt persoonlijk benaderd, deskundig begeleid en u kunt rekenen op onze uitgebreide voorzieningen. Wij staan klaar om u gastvrij te ontvangen. Voor meer informatie over onze behandelingen en een overzicht van al onze behandellocaties, kunt u terecht op onze website www.maartenskliniek.nl 23
Meer informatie of vragen Colofon Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen of wilt u meer informatie, neemt u dan contact op met het secretariaat van de afdeling Fysiotherapie van het revalidatiecentrum, telefoon (024) 365 9640. E-mailen kan ook: Fysio.volwassenen@maartenskliniek.nl. Uitgave van de afdeling Communicatie, i.s.m. de afdeling Fysiotherapie van het Revalidatiecentrum. Januari 2016 Artikelcode 1038113 Bezoekadres Hengstdal 3, 6574 NA Ubbergen (bij Nijmegen) Postadres Postbus 9011, 6500 GM Nijmegen Telefoon (024) 365 99 11 Internet www.maartenskliniek.nl