AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:



Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2010:BL1497

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

ECLI:NL:RVS:2011:BV0418

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

vanstate /1. Datum uitspraak: 7 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 17 mei 2011

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet - bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 5 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie:

Raad vanstatc 201203096/1 A/3. Datum uitspraak: 20 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 19 maart 2012 in zaak nr. 1 2/8084 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

201 203096/1/V3 2 20 april 2012 1. Procesverloop Bij besluit van 17 oktober 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bi] uitspraak van 19 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de bewaring door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 maart 2012, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 {hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vw 2000. Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, derde lid, hoger beroep open bij de Afdeling. 2.2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 59. De uitspraak van de rechtbank van 19 maart 2012 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling. 2.3. Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Hetgeen de vreemdeling daarover heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is. 2.4. De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201203096/1A/3 3 20 april 2012 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, ambtenaar van staat. w.g. Lubberdink lid van de enkelvoudige kamer w.g. Wijker-Dekker ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2012 562. Verzonden: 20 april 2012 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

23-MRA-2012 20:37 From:Uoolen Senczuk Galen 0302722889 To:07036S1380 Pa«*ï6'li uitspraak RECHTBANK 'S-CRAVENHAGE Zittingsptaats Roermond Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 12 / 8084 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2012 in de zaak tussen.; eiser (gemachtigde: mr. Senczuk), en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder. Procesverloop Op 17 oktober 2011 heeft verweerder eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Tevens is om schadevergoeding verzocht. Verweerder heeft een voortgangsrapportage ingezonden. Eiser heeft daarop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft op 15 maart 2012 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven. Overwegingen 1 - Eiser is volgens zijn eigen verklaring geboren op en van Iraakse nationaliteit. 2. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring laatstelijk bij uitspraak van 27 februari 2012 (AWB 12 / 5384) Ongegrond is verklaard. Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of het voortduren van de bewaring sedert het sluiten van het vooronderzoek in de vorige procedure op 23 februari 2012, rechtmatig kan worden geacht 3. Anders dan de gemachtigde van eiser is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven. Hierbij heeft de rechtbank het navolgende in overweging genomen. 4. Uit de gedingstukken - met name de door verweerder ingezonden voortgangsrapportage - blijkt dat op 2 maart 2012 een vertrekgesprek is gevoerd met eiser.

MPA-2012 20:20 From:Uoolen Senczuk Gaten 0302722889 To:0703651380 Page:7'll Zaaknummer AWB 12 / 8084 2 5. De rechtbank is, onder verwijzing naar rechtsoverweging 3 van voormelde uitspraak van 27 februari 2012, van oordeel dat nog niet gezegd kan worden dat zicht op verwijdering ontbreekt. In hetgeen door eiser is aangevoerd ziet de rechtbank nog geen aanleiding om nu anders te oordelen. Het betoog van eiser dat verweerder zijn brief van 23 januari 2012 ten onrechte niet in de procedure heeft gebracht waardoor de inhoud van deze brief onvoldoende kenbaar is gemaakt, overweegt de rechtbank dat deze brief via openbare bronnen geraadpleegd kan worden, onder meer op www.rtjksoverheid.nl. Derhalve kan deze beroepsgrond niet slagen. 6. Evenmin kan worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder maandelijks vertrekgesprekken voert met eiser en maandelijks rappelleert bij de I raak se autoriteiten inzake de in onderzoek zijnde aanvraag tot afgifte van een laissez-passer. Voorts ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van eiser had moeten uitvallen. 7. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren en het verzoek om schadevergoeding afwijzen. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding,

23-MAA-2012 20:28 Fro»:Uoolen Senczuk Galen 0302722889 To : 0703651380 P-eîS'U Zaaknummer: AWB 12 / 8084 Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nolten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2012. w.g. mr. M.M.A. Akkers, griffier w.g. mr. C.M. Nollen, rechter Voor eensluidend afschrift: de wnd. griffier: Afschrift verzonden aan partijen op: 19 N/UUI 2012 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

2Ä-Mflfl -2012 20:25 From.-Uoolen Senczuk Galen 0302722889 To :07036513S0 Page:I'll Advocatenkantoor Van Voolen Senczuk Van Galen Mr E.W. van Voolen T 030-2711347 van Humboldtstraat 36 3514 GR Utrecht Fax 030-2722889 Mr V. Senczuk M 06-22069901 Mr P.J.M. van Galen T 030-2713735 M 06-51272732 Raad van State Vreemdelingenkamer, Vreemdelingenbewaring - hoger beroep Fax:070-3651380 HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN VailtetofheHnsteUen van dit hoger beroep bepaaldelijk gevolmachtigde: f^ad VAN STATE mr V. Senczuk, advocaat te Utrecht van Humboldtstraat 36 3514 GR Utrecht telefoon 06-22069901 fax: 030-2722889 kenmerk: 1102.551 Ten behoeve van de vreemdeling: geboren op domicilie kiezende ten kantore van gemachtigde. INGEKOMEN 2 3 MRT 2012 AAN: \A V$ {J BEHANDELD DD: h\r. van Irakese nationaliteit, in dezen SS C S V vits SSeŒ e fsr echtb^ te 's-gravenhage, zittingsplaats <e Roermond 19 mäa." beroep op grond van de Vreemdelingenwet 2000 vawege doorbreng van het appelverbod. Het betreft zaak nummer AWB12/8084. Betreft de navolgende grieven: Grief I ( de bestreden uitspraak heeft de rechtbank zich op het standpunt gesteld dat er in casu zicht is op ketting en kan evenmin gezegd worden dat verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld heeft. Onderstaand beroep dient naar mening van gemachtigde in samenhang met het reeds ingediende btroeo met uw kenmerknummer 201202291/1/V3 beschouwd te worden. Onderhav.g beroep b «ft wenswl een zelfstandig beroep maar gaat voort op het eerdere beroep tegen de uuspraak van dè IcnZk Roermond d.d 27 februari 2012, 12/5384, danwei kan daar met los van gezten worden. De rechtbank te Roermond heeft namelijk wederom het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door ir, rechtsoverweging de verwerping van het ingestelde vervolgberoep te gronden op stukken die voor appellant ( gemachtigde) niet kenbaar waren. a^ocatenkamoor * eett samenwerkingsverband van de &tsw*w Het Mf E.W. van Voolen. Mr V SôflczuK en Mr P.J.M. van Gaian ondernemingen van

2B-MAA-2012 20:26 FromrUoolen Senczuk Galen 0302722889 To:0703S513S0 P«9e!2'il Advocatenkantoor Van Voolen * Senczuk * Van Galen In de namens appellant ingediende gronden van beroep d.d. 12 maart jl. die in dezen als herhaald en ingelast beschouwd dienen te worden is betoogd dat er door verweerder onvoldoende informatie middels de M120 in de procedure is gebracht om te kunnen oordelen over de voortgang van de voorbereidingen van de verwijdering van appellant. In deze gronden is aangevoerd dat in de vorige uitspraak, 12/5384, verwezen is naar een uitspraak terzake van een andere vreemdeling, BV6876, waarin weer verwezen is naar een brief van verweerder d.d. 23 januari jl. Aangezien gemachtigde niet meer informatie heeft dan dat het een brief van verweerder betreft, is verzocht om deze brief in de procedure te brengen en tevens verzocht om actualisatie. In de bestreden uitspraak acht de rechtbank ten onrechte het niet noodzakelijk om deze brief in de procedure te laten brengen aangezien de brief van openbare bronnen geraadpleegd kan worden, aldus de rechtbank. Gemachtigde heeft gezocht op www.rijksoverheid.nl maar een brief van verweerder bleek onvoldoende onderscheidend vermogen te hebben. Ook een aanvulling met zoektermen als Irak en consul etc. leverde geen resultaat. Pas na de brief bij DT&V opgevraagd te hebben blijkt het te gaan om een schrijven van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zelf, beantwoording schriftelijke vragen, gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Ten onrechte is de rechtbank van mening dat het in onderhavige procedure voldoende kenbaar is geweest dat het een brief van de minister betrof en dat deze op eenvoudige wijze voor gemachtigde te achterhalen. Immers de stukken van het dossier bieden geen enkele aanvullend aanknopingspunt dan de formulering een brief van verweerder. De rechtbank heeft haar oordeel over het zicht op uitzetting overwegend gebaseerd op feiten en omstandigheden die door verweerder in andere procedures dan die van appellant naar voren zijn gebracht. Ten onrechte heeft de rechtbank deze feiten, zoals blijkt uit de brief van de minister, aan haar uitspraak ten grondslag gelegd, zonder dat appellant in de gelegenheid is geweest zich daarover uit te laten. De rechtbank heeft ten onrechte miskent dat de grondslag voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het beroep in vreemdelingenbewaring de voortgangsrapportage is en dat deze in casu slechts zeer summier is. Op geen enkele wijze wordt in de M120 van verweerder d.d. 9 maart 2012 melding gemaakt van enig politiek overleg om gedwongen verwijdering mogelijk te maken. De rechtbank laat ten onrechte na verweerder te wijzen op de consequenties van het niet naleven van de informatieplicht cq de rechtbank heeft ten onrechte geen consequenties verbonden aan het niet voldoen aan de informatieplicht. Het beginsel van equality of arms is geschonden. Daarnaast heeft de rechtbank niet geoordeeld over de aangevoerde beroepsgrond dat de informatie uit de niet kenbare brief ondertussen verouderd is. In de gronden van beroep is aangevoerd dat de brief reeds 7 weken oud was en dat verweerder deze informatie diende te actualiseren om te kunnen oordelen Over het zicht op gedwongen verwijdering naar Irak. Immers noch het overleg tussen verweerder en de Irakese autoriteiten noch de brief van 23 januari jl. hebben tot nu toe geleid tot een standpuntwijziging, vanaf 14 november 2011 wordt er niet meegewerkt aan gedwongen verwijdering.

a3-maa- 20 ia 20:2Ô Fremden Senczuk Galen 0308788889 To:0703651380 P e:3'li Advocatenkantoor Van Voolen * Senczuk * Van Galen Door aldus te oordelen voldoet de rechtbank ten onrechte niet aan het motiveringsbeginsel. Immers gelet op hetgeen namens appellant is aangevoerd, in de gronden van het beroep die in dezen als herhaald en ingelast beschouwd dienen te worden, valt niet in te zien op welke wijze er thans nog voldoende zicht op uitzetting bestaat ondanks het feit dat de autoriteiten van Irak ruim 4 maanden niet mee werken aan dergelijke gedwongen uitzettingen. Appellant is van oordeel dat er door de rechtbank onvoldoende argumenten zijn aangevoerd ter onderbouwing van dit standpunt en dat de aangevoerde argumenten dit standpunt niet kunnen dragen. Voor kennisneming van een appèl als in casu kan grond bestaan. Dit is zo, indien sprake is van ernstige schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Appellant is van mening dat biervan sprake is nu hij uitdrukkelijk betwist heeft dat het mogelijk is een Irakese vreemdeling tegen zijn wil uit te zetten naar Irak. Conclusie: Ten onrechte heeft de rechtbank de bewaring rechtmatig geoordeeld en het beroep ongegrond verklaard. Gelet op het bovenstaande grief is naar het oordeel van appellant de uitspraak van de rechtbank niet dan wel onvoldoende gemotiveerd en is het beginsel van hoor en wederhoor wederom geschonden. REDENEN WAAROM appellant uw Afdeling verzoekt de uitspraak van 19 maart 2012, procedurenummer 12/8084, van de rechtbank 's Gravenhage, zittinghoudende te Roermond, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende het beroep gegrond te verklaren en appellant een schadevergoeding toe te kennen danwei om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank. Utrecht, 24 maart 2012

a3-mpa- 012 20:27 From:Uoolen Senczuk Galen 0302722S89 To:0?03651380 Pa«e:4^11 Advocatenkantoor Van Voolen * Senczuk * Van Galen BIJLAGEN: Uitspraak rechtbank Roermond d.d. 19 maart 2012, 12/S0S4; Brief DT&V d.d. 21 maart 2012; Gronden van beroep d.d. 12 maart 2012