AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 30 augustus 2011 in zaak nr. 11/3549 in het geding tussen: en de vreemdeling het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

2 /1/V oktober Procesverloop Bij besluit van 4 januari 2011 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling om vergoeding van door hem verschuldigd griffierecht, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 30 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 september 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Het COa heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V oktober Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat. w.g. Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer w.g. Beerse ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober Verzonden: 18 oktober 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 AFSCHRIFT NK 's-gravenhage izittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaksnummer: AWB! 1/3549 COA S6 Uitspraak van de rechtbank van 30 augustus 2011 inzake: geboren op Burger van Rusland, IND-dossiernummer: , V-nummer: eiser, gemachtigde: mr. R. Roelofsen, advocaat te Lemmer, tegen: Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te 's-gravenhage, verweerder, Procesverloop Namens eiser is op 20 oktober 2010 aan verweerder verzocht de kosten voor verschuldigd griffierecht te vergoeden. Bij besluit van 4 januari 2011 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij beroepschrift van 1 februari 2011 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 augustus Eiser noch zijn gemachtigde is ter zitting verschenen. Met voorafgaande kennisgeving heeft verweerder zich niet doen vertegenwoordigen. Motivering In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voor vergoeding van door hem verschuldigde griffierechten in aanmerking komt.

5 Zaaknummer: AWB 11/3549 COA S6 2 Verweerder heeft eisers verzoek om vergoeding van verschuldigde griffierechten afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nu eisers recht op opvang op 29 september 2010 is geëindigd, ook het daarmee samenhangende recht op vergoeding van buitengewone kosten op 29 september 2010 is geëindigd. Eiser stelt zich op het standpunt dat de door hem verschuldigde griffierechten buitengewone kosten zijn in de zin van artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) die door verweerder dienen te worden vergoed omdat deze kosten dateren van de periode dat hij nog in de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) verbleef. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft eiser een brief van 9 september 2010 van de financiële administratie van de rechtbank overgelegd waarmee hij wenst aan te tonen dat het griffierecht samenhangt met een nog vóór die datum ingediend verzoek/beroep bij de rechtbank. Eiser heeft gewezen op verweerders "Handleiding vergoeding buitengewone kosten" waarin onder paragraaf 3.2. is vermeld dat een voorwaarde voor vergoeding van griffierechten is dat de asielzoeker ten tijde van het starten van het rechtsgeding in de centrale opvang verbleef. Ten slotte beroept eiser zich op het recht van de vrije toegang tot de rechter. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (de Wet COA) is bepaald dat het bevoegde bestuursorgaan regels kan stellen met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen. De Rva 2005 strekt tot uitvoering van artikel 12 van de Wet COA. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Rva 2005 draagt het COA zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat hen opvang wordt geboden in een opvangvoorziening. Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, van de Rva 2005 bepaalt dat de opvang in elk geval betaling van buitengewone kosten omvat. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Rva 2005 kan een vreemdeling een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder g, van de Rva 2005, die hij heeft gemaakt. Onder buitengewone kosten worden volgens het tweede lid van die bepaling verstaan noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald. De rechtbank stelt vast dat namens eiser niet is betwist dat eiser niet langer in de opvang verblijft en dat tegen de beëindiging van het recht op opvang geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Tevens is gesteld noch gebleken dat hel uitgangspunt van verweerder dat bij het nemen van het besluit dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals deze zich ten tijde van het besluit voordoen, onjuist is. Het beroep van eiser op de "Handleiding vergoeding buitengewone kosten" gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor vergoeding van de verschuldigde griffierechten. Immers, op grond van artikel 9 Rva 2005, omvat de opvang in een opvangvoorziening een aantal verstrekkingen, waaronder betaling van buitengewone kosten. Met ingang van 29 september 2010 is eisers recht op opvang evenwel beëindigd, zodat eiser sedert die datum niet meer in aanmerking komt voor verstrekkingen krachtens de Rva 2005.

6 Zaaknummer: AWB 11/3549 COA S6 3 Eisers verzoek om vergoeding van de griffierechten op 20 oktober 2010 heeft verweerder derhalve terecht afgewezen bij beschikking van 4 januari Dat eiser op het moment van het indienen van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, op 1 september 2011, nog onder het toepassingsbereik van de Rva 2005 viel, doet hier niet aan af. Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M.M. Oostdam, rechter, bijgestaan door E.R. Horstman, griffier. In het openbaar uitgesproken op 30 augustus Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken ", postbus 16113, 2500 BC te 's- Gravenhage. De vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet afschrift verzonden op: O p Aljp ')p/ 4 VOOR AFS(WRF]>CONFORM DE GRimemlRN DE RECHdBAtfK TE 's-gravenhagê

7 BRUINSty4'V0(ï.Hi; HOGER BEROEP Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenkamer Postbus BC 'S-GRAVENHAGE Betreft mijn cliënt: geboren op van Russische nationaliteit Dossiernr: V-nr: Procedurenr: 11 /3549 Geeft eerbiedig te kennen: RAAD VAK STATE INGEKOMEN.0 1 SEP 2011 AAM ^/ BtHAMOcirt: ]?.: Pm: van Russische nationaliteit, te dezer zake domicilie kiezende te Lemmer, aan de Nieuwburen no. 32, ten kantore van advocaat Mr R. Roelofsen die in deze door appellant bepaaldelijk gevolmachtigd is tot het instellen van het hoger beroep en als zodanig voor appellant zal optreden en dit hoger beroep zal ondertekenen. 1. Appellant heeft op 1 februari 2011 beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's- Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers van 4 januari Bij zijn uitspraak van 30 augustus 2011, verzonden op 30 augustus 2011, heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard (productie 1). 2. Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank. Naar aanleiding van deze uitspraak dient appellant thans hoger beroep in bij uw Afdeling. Appellant meent dat hij procesbelang heeft bij het appel. Hij dient de kosten van verschuldigd griffierecht nu immers zelf betalen.

8 BRUINSIf4 iv(i(m^ GRIEVEN NAAR AANLEIDING VAN DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK TE 'S- GRAVENHAGE, ZITTINGHOUDENDE TE ASSEN D.D. 30 AUGUSTUS 2011, VERZONDEN OP 30 AUGUSTUS 2011 Griefen toelichting: De eerste en enige grief richt zich tegen de volledige tweede alinea v.o. op bladzijde twee van de bestreden uitspraak. Ten onrechte laat de rechtbank meespelen dat tegen de beëindiging van het recht op opvang geen rechtsmiddelen zijn aangewend, nu dit geen invloed zou moeten hebben op de beoordeling van het geschil. Ten onrechte stelt de rechtbank dat niet gesteld noch gebleken zou zijn dat het uitgangspunt van verweerder dat bij het nemen van het besluit dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals deze zich ten tijde van het besluit voordoen onjuist is. Immers is door appellant uitdrukkelijk gewezen op verweerders "Handleiding vergoeding buitengewone kosten" waarin onder paragraaf 3.2 is vermeld dat een voorwaarde voor vergoeding van de griffierechten is dat de asielzoeker ten tijde van het starten van het rechtsgeding in de centrale opvang verbleef, hetgeen in casu het geval is. Immers dateert de nota van de griffierechten van 9 september 2010 en is de opvang eerst op 29 september 2010 beëindigd. Ten onrechte heeft de rechtbank dan ook geoordeeld dat het beroep van eiser op genoemde handleiding niet opgaat. REDENEN WAAROM: appellant zich wendt tot uw Afdeling bestuursrechtspraak met het eerbiedige verzoek de bestreden uitspraak van de Rechtbank te 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen d.d. 30 augustus 2011 te vernietigen, met veroordeling van de Staat der Nederlanden in de proceskosten in beide instanties. Lemmer, 31 augustus 2011 /^beoa^ldelijk gevolmachtigde v^mr/h. Roelofsen V Cocc 2