Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

Transcriptie

1 m ' \ Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak in zaak nr. 06/63033 van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 4 maart 2008 in het geding tussen: en de staatssecretaris van Justitie.

2 / mei Procesverloop Bij besluit van 20 januari 2003 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie {hierna: de minister) geweigerd om (hierna: de vreemdeling) ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Bij besluit van 27 november 2006 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 4 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 maart 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 / mei Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van Staat. w.g. Roemers lid van de enkelvoudige kamer w.g. Zwinkels ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 mei Verzonden: 20 mei 2008 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze,

4 RECHTBANK S-GRAVENHAGE ZITTINGHOUDENDE TE ROERMOND Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Vreemdelingenkamer Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Proc.nr. : AWB 06/63033 Inzake tegen, eiser, gemachtigde mr. P.J.T. de Kan, advocaat te Heythuysen, : de Staatssecretaris van Justitie te "s-gravenhage, verweerder. I. PROCESVERLOOP In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de rechtsvoorg angers van de Staatssecretaris van Justitie, als het bevoegde bestuursorgaan in procedures als de onderhavige. Op 22 december 2006 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 november 2006, verzonden op 29 november Bij dat besluit is het bezwaar van 17 februari 2003 tegen het primaire besluit van 20 januari 2003 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder besloten eiser niet ambtshalve in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdsverloop in de asielprocedure'. De gronden van het beroep zijn kenbaar gemaakt bij fax van 30 januari Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Deze stukken zijn in afschrift aan eiser gezonden. Het beroep is in het openbaar behandeld ter zitting van 13 februari Aldaar heeft eiser zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.M.E. Disselkamp. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft op 5 maart 1998 een verzoek ingediend om toelating als vluchteling. Blijkens het ten tijde van het bestreden besluit geldende beleid zoals weergegeven in onderdeel C2/9 van de Vreemdelingencirculaire 2000 voldeed eiser, nu zijn asielprocedure nog steeds niet was beëindigd aan de voorwaarden om op grond van

5 Proc.nr.: AWB 06/63033 artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in het bezit te worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdsverloop in de asielprocedure'. Gelet op de ten aanzien van eiser bestaande strafrechtelijke contra-indicaties heeft verweerder bij primair besluit geweigerd eiser in het bezit te stellen van voormelde regulier vergunning. Verweerder heeft dit standpunt in de beslissing op bezwaar gehandhaafd. In deze procedure dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 kan de ongewenst verklaarde vreemdeling in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf hebben hier te lande. Dit heeft tot gevolg dat de vreemdeling geen verblijfsvergunning kan worden verleend zolang de ongewenstverklaring voortduurt. De rechtbank heeft bij uitspraak van heden onder procedurenummer AWB 07/25287 het beroep van eiser tegen de ongewenstverklaring ongegrond verklaard. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen procesbelang bij een beoordeling van het beroep betreffende het niet ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'tijdsverloop in de asielprocedure', zolang de ongewenstverklaring voortduurt. Het beroep zal mitsdien niet-ontvankelijk worden verklaard. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank ook niet gebleken. Mitsdien wordt beslist als volgt.

6 Proc.nr.: AWB 06/ III. BESLISSING De rechtbank: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gedaan door mr. M.I.J. Hegeman in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox - Vorage als griffier op - 4 MRT 21)08 Voor eensluidend afschrift de wid./griffier: Afschrift verzonden op: - 4 MRT 2008 / Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken". Postbus BC te 's-gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.

7 _.i uj.ua il: tù rtlxokatehkant UREEKEM - 07Ü565138C rlu. 832 ADVOKATENKANTOOR VREEKEN Mr I. Vreeken Zutphcfl 7200.\0 Zutphcn f** ^3528 Aan de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbu* BC DEN HAAG HAAO V ESTATE HOGER BEROEPSCHRIFT 31 maart 2008 AAN: 1_8EHANDELD:"DD~ 3 1 NUT? n 08 GEEFT TE KENNEN:, geboren op, van Turkse nationaliteit, verblijvende ie Veenhuizen (PI, locatie Esserheem) aan de Meidoomlaan 38, domicilie kiezende te Zutphen aan de Llsselkadc 27 (postbus 153, 7200 AD), ten kantore van advocaat Mr 1. Vrccken, die, conform het bepaalde in artikel 70, eerste lid Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), verklaart bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om te dezer zake hoger beroep in te stellen: 1. Bij besluit van heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de SvJ) het bezwaarschrift, gericht tegen het besluit van waarbij ambtshalve werd besloten om appellant niet in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdsverloop in de asielprocedure', ongegrond verklaard. 2. Bij uitspraak van heeft de rechtbank te 's-gravenhage. ne veruit tingsplaats Roermond, het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard (bijlage). 3. Appellant stelt hierbij hoger beroep in tegen deze uitspraak. Appellant voert de volgende grieven aan tegen de uitspraak van de rechtbank. Grief 1: Ten onrechte heeft de rechtbank miskend dat bij uitspraak van de rechtbank te *s-gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht niet alteen de beslissing op het bezwaarschrift van maar tevens het primaire besluit van heeft vernietigd. Na inwerkingtreding van de Veegwet is het niet meer mogelijk om tegen de ambtshalve weigering tot verlening van een verblijfsvergunning regulier een bezwaarschrift in te dienen. Dit betekent dat het besluit van geen enkele juridische basis heeft. De rechtbank had zich derhalve niet-bcvoegd tot kennisname van het beroepschrift dienen te verklaren. Grief 2: In het oorspronkelijke besluit van wordt niet uitdrukkelijk vermeld dat dit mede strekt tot weigering van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. 2odat terzake destijds nimmer een besluit is genomen. Dit betekent dat eerst het bestuit van geacht moet worden mede betrekking te hebben om de ambtshalve weigering : :< P.011

8 ï-j-^ua ii:tc> HiA.'UKHIbrfrHNr 'JREEK'EN - Û Û tiü ADVOKATENKANTOOR VREEKEN om een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Immers alstoen gold de Vcegwei van 2003 waardoor terzake geen separaat bezwaarschrift meer kon worden ingediend. De beslissing op bezwaarschrift van is derhalve onbevoegdelijk genomen. De rcchibank had zich ook om die reden onbevoegd moeten verklaren tot kennisname van het beroep. REDE>fEN WAAROM; appellant u verzoekt a. dii hoger beroep gegrond te verklaren, b. de uitspraak van de rechtbank te 's-gravenhage, nevenzitüngsplaats Roermond, van te vernietigen. c. het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond te verklaren, :00 P.012