PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID V O LW A S S E N E N Volwassenen 2009 3 Volwassenenonderzoek 2009 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland West in 2009 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd onder volwassenen van 19 tot en met 64 jaar. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in een serie van elf factsheets, en geven inzicht in de gezondheid, leefstijl en leefomstandigheden van de volwassenen in de regio. Wassenaar Leidschendam- Voorburg Zoetermeer Hoe staat het met de psychosociale gezondheid van de volwassenen in Zuid-Holland West? Voelen zij zich gelukkig en zijn zij psychisch gezond? Hoeveel volwassenen lopen risico op een angststoornis of depressie, en hoeveel volwassenen voelen zich eenzaam? Deze en andere vragen worden beantwoord in deze factsheet. Gemoedstoestand Om een indruk te krijgen van de gemoedstoestand van de volwassenen is gebruik gemaakt van een afbeelding met gezichtjes. Aan de respondenten is gevraagd om aan te geven welk gezichtje het beste aangeeft hoe zij zich in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek meestal voelden. 9% van de volwassenen voelde zich meestal (heel) somber (figuur 1). Dit is iets minder dan in 2005, toen dit op 11% lag. Westland Rijswijk Delft Pijnacker- Nootdorp Midden-Delfland 9% 38% 34% 10% 6% 2% 1% 0% 100% In de factsheets worden resultaten gepresenteerd over het vóórkomen van indicatoren van gezondheid. Ook is onderzocht of de indicatoren vaker voorkomen bij bepaalde groepen. Hierbij zijn de volgende achtergrondkenmerken bestudeerd: geslacht, leeftijd, etniciteit, burgerlijke staat, opleiding, inkomen en rondkomen. Tot slot is bepaald of er verschillen zijn tussen gemeenten en trends ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005. Resultaten die in de factsheets aan de orde komen zijn, voor wat betreft geslacht en leeftijd, representatief voor alle volwas senen in de regio. Verschillen tussen groepen volwassenen of gemeenten zijn alleen genoemd indien deze relevant en statistisch significant zijn (dat wil zeggen met een kans van minder dan 5% op toeval berustend). Meer details over de onderzoeksopzet en methode zijn beschreven in factsheet 1. Figuur 1: Percentage volwassenen dat zich in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek meestal somber, neutraal of blij voelde. MEESTAL (HEEL) SOMBER leeftijd 35-49 jaar 9% leeftijd 50-64 jaar 10% leeftijd 19-34 jaar 7% allochtoon; 1 nw a 18% autochtoon 8% alleenstaand 13% niet-alleenstaand 7% 19% geen moeite 6% a eerstegeneratie niet-westers allochtoon. In de gemeenten Midden-Delfland (4%), Wassenaar (5%) en Pijnacker-Nootdorp (6%) waren er minder mensen die zich (heel) somber voelden, terwijl er in Zoetermeer (11%) meer mensen waren met dit gevoel. 3-1 VOLWASSENENONDERZOEK 2009
In de vragenlijst is ook een reeks vragen opgenomen die een indruk geven van de gemoedstoestand in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek, zoals zenuwachtig zijn, in de put zitten, zich niet kalm en rustig voelen, somber en neerslachtig zijn en zich niet gelukkig voelen. Alle bovengenoemde aspecten van gemoedstoestand kwamen vaker voor bij volwassenen met een lage opleiding en bij volwassenen die moeite hebben (tabel 1). Er waren geen grote verschillen tussen mannen en vrouwen. De aspecten niet kalm en rustig zijn en zenuwachtig zijn kwamen iets vaker voor bij jonge volwassenen dan bij oudere volwassenen. TABEL 1: PERCENTAGE VOLWASSENEN DAT IN DE VIER WEKEN VOOR HET ONDERZOEK EEN BEPAALDE GEMOEDSTOESTAND HAD - TOTAAL EN APART VOOR VOLWASSENEN MET EEN LAGE OPLEIDING OF MOEITE MET RONDKOMEN. Totaal Lage Moeite met opleiding rondkomen Niet kalm en rustig 21% 26% 30% Niet gelukkig 20% 26% 36% Somber en neerslachtig 5% 7% 12% Zenuwachtig 5% 8% 10% In de put 3% 6% 9% In vergelijking met het Volwassenenonderzoek 2005 kwamen de aspecten somber en neerslachtig zijn, zenuwachtig zijn en in de put zitten iets minder voor, terwijl er voor niet kalm en rustig zijn en niet gelukkig zijn geen verschillen waren (figuur 2). niet kalm en rustig niet gelukkig somber en neerslachtig zenuwachtig Psychische gezondheid Op basis van de vijf bovengenoemde aspecten van gemoedstoestand kan een score worden berekend voor de psychische gezondheid (Mental Health Inventory of MHI-5). De score van de MHI-5 ligt tussen 0 en 100 en wordt internationaal gebruikt. Hoe hoger de score, hoe beter de psychische gezondheid. Mensen met een score hoger dan 60 worden psychisch gezond genoemd. De volwassenen in de regio hebben gemiddeld een score van 79. Dit is iets hoger dan in 2005, toen de gemiddelde score 76 was. De MHI-5 score kan ook worden ingedeeld in categorieën. Volgens deze indeling is 86% van de volwassenen psychisch gezond, 10% licht ongezond, 3% matig ongezond en 2% is psychisch ernstig ongezond. Eerstegeneratie niet-westerse allochtonen en volwassenen die moeite hebben zijn het vaakst psychisch ongezond (figuur 3, pagina 3). PSYCHISCH ONGEZOND a vrouwen 15% mannen 13% leeftijd 19-34 jaar 15% leeftijd 35-49 jaar 15% leeftijd 50-64 jaar 12% allochtoon; 1 nw b 29% autochtoon 13% alleenstaand 20% niet-alleenstaand 12% lage opleiding 19% hoge opleiding 11% inkomen 21% inkomen beneden modaal boven modaal 10% 26% geen moeite 11% a licht, matig of ernstig psychisch ongezond. b eerstegeneratie niet-westers allochtoon. Ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005 is het percentage volwassenen dat psychisch ongezond is gedaald van 19 naar 14%. In de gemeente Pijnacker-Nootdorp is het percentage volwassenen dat psychisch ongezond is iets lager dan in de rest van de regio (11%). in de put 0% 5% 10% 15% 20% 25% 2005 2009 Figuur 2: Percentage volwassenen dat in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek een bepaalde gemoedstoestand had, in 2005 en 2009. 3-2 VOLWASSENENONDERZOEK 2009
totaal man vrouw 19 t/m 34 jaar 35 t/m 49 jaar 50 t/m 64 jaar autochtoon 1 e generatie nw a allochtoon 2 e generatie nw a allochtoon 1 e generatie w a allochtoon 2 e generatie w a allochtoon niet alleenstaand alleenstaand lage opleiding gemiddelde opleiding hoge opleiding inkomen boven modaal inkomen beneden modaal geen moeite moeite 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% ernstig ongezond matig ongezond licht ongezond Figuur 3: Percentage volwassenen dat licht, matig of ernstig psychisch ongezond is, naar achtergrondkenmerken. a nw = niet-westers allochtoon, w = westers allochtoon. Angst en depressie Het risico op een angststoornis of depressie kan worden vastgesteld op basis van de Kessler Psychological Distress Scale (K10), een serie van tien vragen over hoe men zich in de afgelopen maand voelde 1. Uit deze vragenset blijkt dat 41% van de volwassenen een matig risico heeft op een angststoornis of depressie, terwijl 5% een hoog risico heeft. MATIG TOT HOOG RISICO OP ANGSTSTOORNIS OF DEPRESSIE vrouwen 51% mannen 40% leeftijd 19-34 jaar 52% leeftijd 50-64 jaar 43% alleenstaand 56% niet-alleenstaand 41% lage opleiding 51% hoge opleiding 41% 68% geen moeite 41% 1) Bijvoorbeeld: hoe vaak voelde u zich zenuwachtig / hopeloos / somber of depressief. 3-3 VOLWASSENENONDERZOEK 2009
Het percentage volwassenen met een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie is hoger in Delft en Zoetermeer en lager in Pijnacker-Nootdorp, Westland, Midden-Delfland en Wassenaar (figuur 4). 60% 50% 40% 30% 20% 80% 60% 40% 20% 0% geen of laag matig risico hoog risico risico risico op een angststoornis of depressie (K10) 10% 0% Delft Zoetermeer Rijswijk Leidschendam-Voorburg Pijnacker-Nootdorp Westland Midden-Delfland Wassenaar hoog risico matig risico Figuur 4: Percentage volwassenen met een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie, naar gemeente. Angststoornissen In aanvulling op de vragen uit de K10 is een viertal vragen gesteld op basis waarvan kan worden bepaald of iemand een indicatie heeft voor een bepaald type angststoornis 2. 4% van de volwassenen had een indicatie voor een paniekstoornis, agorafobie (pleinvrees) en/of sociale fobie. Daar naast had 6% een indicatie voor een gegeneraliseerde angst stoornis en was er bij 4% weleens sprake van angst, maar was dit (nog) geen stoornis. Driekwart van de volwassenen (74%) die op basis van de K10 vragenlijst een hoog risico op een angststoornis of depressie hadden, hadden ook een indicatie voor een angststoornis (figuur 5). Onder volwassenen die een matig risico hadden was dit 15%. Figuur 5: Percentage volwassenen met een indicatie voor een angststoornis, uitgesplitst naar het risico op een angststoornis of depressie volgens de K10 vragenlijst. Gebruik van antidepressiva 5% van de volwassenen gebruikte op het moment van het onderzoek medicijnen tegen depressie. Bijna tweederde (63%) gebruikte deze medicijnen al twee jaar of langer, terwijl 20% de medicijnen korter dan één jaar gebruikte. GEBRUIK VAN MEDICIJNEN TEGEN DEPRESSIE (OP HET MOMENT VAN HET ONDERZOEK) vrouwen 6% mannen 3% leeftijd 35-49 jaar 6% leeftijd 50-64 jaar 6% leeftijd 19-34 jaar 2% alleenstaand 6% niet-alleenstaand 4% lage opleiding 7% gemiddelde opleiding 5% hoge opleiding 3% inkomen 7% inkomen beneden modaal boven modaal 4% indicatie paniekstoornis, agorafobie en/of sociale fobie indicatie gegeneraliseerde angststoornis 9% geen moeite 4% Volwassenen die psychisch ongezond waren, risico hadden op een angststoornis of depressie, of een indicatie hadden voor een paniekstoornis, agorafobie of sociale fobie gebruikten vaker antidepressiva dan volwassenen die dit niet hadden (figuur 6, pagina 5). 2) Deze vragen zijn afkomstig uit het NESDA onderzoek (Nether lands Study on Depression and Anxiety; www.nesda.nl). 3-4 VOLWASSENENONDERZOEK 2009
psychische gezondheid risico op angststoornis of depressie gezond licht ongezond matig ongezond ernstig ongezond geen of laag risico matig risico hoog risico geen kans op angststoornis MATIG TOT (ZEER) ERNSTIG EENZAAM Komt vaker voor bij: In vergelijking met: mannen 38% vrouwen 34% leeftijd 35-49 jaar 38% leeftijd 19-34 jaar 33% leeftijd 50-64 jaar 37% allochtoon; 1 nw a 62% autochtoon 33% allochtoon; 1 w b 49% alleenstaand 46% niet-alleenstaand 32% lage opleiding 43% hoge opleiding 32% a eerstegeneratie niet-westers allochtoon. b eerstegeneratie westers allochtoon. 55% geen moeite 32% angststoornissen wel eens angstig, maar geen stoornis indicatie gegeneraliseerde angststoornis indicatie paniekstoornis, agorafobie en/of sociale fobie 0% 10% 20% 30% 40% Figuur 6: Percentage volwassenen dat antidepressiva gebruikt, naar indicatoren van psychische gezondheid. etniciteit 1 e generatie nw a allochtoon 2 e generatie nw a allochtoon 1 e generatie w a allochtoon 2 e generatie w a allochtoon autochtoon Het percentage volwassenen dat antidepressiva gebruikte, verschilde niet tussen gemeenten. Eenzaamheid Om te bepalen hoeveel volwassenen gevoelens van eenzaam - heid ervaren, is gebruik gemaakt van een internationale standaard: de eenzaamheidsschaal van De Jong Gierveld. Aan de hand van elf stellingen 3 hebben de respondenten aangegeven in hoeverre zij tevreden zijn met hun sociale contacten. Gemeten volgens de eenzaamheidsschaal is 29% van de volwassenen matig eenzaam en 7% (zeer) ernstig eenzaam. Het percentage volwassenen dat eenzaam is, is ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005 iets afgenomen van 39 naar 36%. Het percentage volwassenen dat (zeer) ernstig eenzaam is, is niet veranderd (8% in 2005, 7% in 2009). Eenzaamheid komt het meest voor bij eerstegeneratie alloch tonen, mensen die moeite hebben en bij alleenstaanden (figuur 7). moeite burgerlijke staat moeite geen moeite alleenstaand niet alleenstaand 0% 20% 40% 60% 80% (zeer) ernstig eenzaam matig eenzaam Figuur 7: Percentage volwassenen dat eenzaam is, naar etniciteit, moeite en burgerlijke staat. a nw = niet-westers allochtoon, w = westers allochtoon. Het percentage eenzamen is relatief laag in Midden- Delf land (29%) en Westland (30%) en relatief hoog in Zoeter meer (39%). 3) Voorbeelden van stellingen die aan de orde kwamen zijn: ik mis een echt goede vriend(in), ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen en ik ervaar een leegte om mij heen. 3-5 VOLWASSENENONDERZOEK 2009
Colofon Factsheets in de reeks Volwassenen onderzoek 2009: 1 Onderzoeksopzet en achtergrondkenmerken 2 Lichamelijke gezondheid 3 Psychosociale gezondheid 4 Lichaamsbeweging en gewicht 5 Genotmiddelen 6 Opvoeding van kinderen 7 Mantelzorg geven 8 Werk, rondkomen en schulden 9 Woonomgeving 10 Veiligheid en geweld 11 Samenvatting en aanbevelingen Meer informatie GGD Zuid-Holland West Sector Gezondheidsbevordering Epidemiologie Postbus 6080 2702 AB Zoetermeer (079) 343 08 88 info@ggdzhw.nl www.ggdzhw.nl @ggdzhw Oktober 2011 3-6 VOLWASSENENONDERZOEK 2009