Beoordeling van investeringsvoorstellen



Vergelijkbare documenten
Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

Samenvatting Management & Organisatie Boek 2B, Hoofdstuk 41 t/m 44

BEDRIJFSWETENSCHAPPEN. 2. De investeringsbeslissing en de verantwoording ervan

11 Investeringsselectie

De investeringsanalyse

ZEEËN VAN KANSEN FINANCIEEL MANAGEMENT

Hoofdstuk 6: Beoordelen

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

De investeringsanalyse

Break-even analyse C Ir. drs. M. M. J. Latten

0A631: Leren Innoveren: Economische aspecten Door Tommy van der Vorst

Hoofdstuk 30 Interne verslaggeving

Module 4 Inzicht in cijfers

Financieel economisch management Examennummer: Datum: 21 november 2009 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Financiële analyse van de jaarrekening

College 3. Opgaven. Opgave 2

Hoofdstuk 3: Arbitrage en financiële besluitvorming

Hoofdstuk 4: De tijdswaarde van geld

Examen PC 2 vak Cash Management

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

Partners. Case Impairment. Verpleeg & Verzorgingsinstelling

Examen PC 2 vak Cash Management

Hoofdstuk 42 belangrijk

netto winst

Hoofdstuk 7: Basis van kapitaal budgettering

Financiën en risicomanagement

Aurington. Administratie en Advies

5 Opstellen businesscase

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

LIQUIDITEIT. + kasinkomsten (=omzet + afname handelsdebiteuren/ - toename handelsdebiteuren) - totale kasstroom van operaties : 360

Samenvatting Economie Rekonomie

Financiële analyse. Les 3 Kengetallen. Opdracht voor volgende lesweek

Waardering vastgoed woningstichting Icarus

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13

Examen PC 2 Financiële Rekenkunde

Beoordelingsmodel. Opgave 1. Eindexamen havo m&o 2013-II. - havovwo.nl. 1 maximumscore 2 ( ,025 1,028 1,031 1,036 1,05) = 1.

Hoofdstuk 5: De rentevoet

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Wat is de waarde van een onderneming?... 4 De Discounted Cash Flow-methode (DFC)... 6

Toetstermen STIBEX Moderne Bedrijfsadministratie Financiering 5

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Olde Bijvank Advies Organisatieontwikkeling & Managementcontrol. Datum: dd-mm-jj

In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 5.

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel

eindexamenprogramma m&o vwo

1. INVESTERINGSBESLISSINGEN, INVESTERINGSCALCULATIE EN

Voor algemene gegevens over de opbouw en waarde van het aandelenbezit alsmede het aandeelhoudersrendement wordt verwezen naar bijlage 1.

Samenvatting M&O De Industrie

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

Toegepast Rekenen Opdrachten:

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

Direct costing en break even analyse

Hoofdstuk 2: Introductie van financiële overzichtsanalyse

II. De Nota risicomanagement Delfland vast te stellen met onder meer de volgende bepalingen:

Hoofdstuk 6: Investeringsbeslissingregels

Numerieke antwoorden. Hoofdstuk 1. V 1.2 a a b c c d e

Thema 7. Investeringsmanagement

Opsteldatum: 30 oktober 2012 Periode: 1 januari 2011 t/m 31 december Telefoonnummer: adres: wilco.kraaij@unit4.

Groesman International B.V.

Financiële Markten 2

Notitie software Mei 2007

UNIFORM HEREXAMEN EIND MULO tevens II E ZITTING STAATSEXAMEN MULO 2007

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO

We gaan de winstgevendheid van een onderneming analyseren. DOEL: - hoe verliezen oplossen? - financieren met VV vanuit rentabiliteitsstandpunt?

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Hoofdstuk 270 / De winst- en verliesrekening 270.1

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

Investeringsbeslissingen

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 4

ELEMENTAIRE BEDRIJFSECONOMISCHE MODELLEN Auteurs: Fons Vernooij en Paul van der Aa Website: fons-vernooij.nl/bm-site/ebm Versie d.d.

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

S N H Partners. Impairment wees voorbereid! Inleiding op impairment

Hoofdstuk 5 - Recursie

Toepassen van Adjusted Present Value

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

Economische waarde voor de waardering van de onderneming

Eindexamen m&o vwo 2006-II

ELEMENTAIRE BEDRIJFSECONOMISCHE MODELLEN Consistent naslagwerk voor nieuwkomers in de bedrijfseconomie

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO 2010

19 mei Wat is de waarde van een bedrijf?

Toegepast Rekenen Theorie:

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Een meerwaarde voor u en uw klanten! Financiële analyse. Dossier De brouwerij. Studie gerealiseerd op basis van de gegevens van de klant

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

EXAMENPROGRAMMA. Diplomalijn(en) Diploma('s) 5 (vergelijkbaar met hbo-ad) Versie 5-2 Geldig vanaf Vastgesteld op Vastgesteld door

Werkkapitaal, Equity cashflow, Entity cashflow en Discretionary Cashflow

Eindexamen m&o vwo 2005-I

R Ir. A. Dijkstra Leidschendam, 1989 Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV

ROI-calculator. Gebruik van de tool Voorbeeld

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Financieel Management

Bedrijfseconomie. B-cluster BBBBEC2A.1

a. U hebt voor deze toets 75 minuten de tijd. VERGEET U NIET UW GEMAAKTE TOETS IN TE LEVEREN BIJ DE SURVEILLANT?

Transcriptie:

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 1 Beoordeling van investeringsvoorstellen Ir. drs. M. M. J. Latten 1. Inleiding C2010 3 2. De onderneming C2010 3 3. Investeringen G2010 3 4. Selectiecriteria C2010 4 4.1. Rentabiliteit C2010 4 4.2. Pay out time C2010 5 4.2.1. Nominaal C2010 5 4.2.2. Reëel C2010 5 4.3. Netto Contante Waarde C2010 6 4.4. Interne rentevoet C2010 7 4.5. Benefit Cost Ratio C2010 8 5. Beschouwing van de methoden C2010 9 5.1. Algemeen C2010 9 5.2. Pay out time C2010 9 5.3. Netto Contante Waarde C2010 10 5.4. Interne rentevoet C2010 10 5.5. Benefit Cost Ratio C2010 11 5.6. Eindconclusie C2010 11 6. Onzekerheid C2010 11 6.1. Algemeen C2010 11 6.2. Gevoeligheidsanalyse C2010 12 Bijlage 1. Contant maken C1010 13 Bijlage 2. De Dupont-methode C1010 14

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 3 1. Inleiding Een van de meest fascinerende onderwerpen in de bedrijfseconomie houdt zich bezig met de investeringsselectie: hoezo voeren we de ene investering door, terwijl we een andere verwerpen? Het is duidelijk, dat er bepaalde, objectieve criteria dienen te zijn met behulp waarvan we, gegeven de beperkte financiële middelen een keuze kunnen maken tussen de diverse mogelijke investeringen. 2. De onderneming Ondernemingen streven naar continuïteit. Een voorwaarde daartoe is het maken van winst. Er wordt hier niet verder ingegaan op de diverse mogelijke manieren, waarop de onderneming naar winst streeft, zoals op korte of op lange termijn, naar maximale of redelijke winst en dergelijke. Ten einde winst te maken zal de onderneming goederen en/of diensten produceren. Hiertoe is het nodig, dat de onderneming investeert, dat wil zeggen geld vastlegt in produktiemiddelen. De in deze investeringen vastgelegde middelen dienen hun geld op te brengen, ofwel voor een bepaalde opbrengst te zorgen. Deze opbrengst dient aan bepaalde normen, doorgaans ondernemingsgebonden, te voldoen. Het is echter duidelijk, dat op langere termijn de opbrengst van de middelen boven het opbrengstniveau van een belegging van deze middelen bij een bank dient te liggen: het is anders veel eenvoudiger een opbrengst op zijn geld te verkrijgen door het bij de bank te beleggen! 3. Investeringen In het algemeen is investeren het doen van uitgaven in een bepaalde periode, welke in latere perioden inkomsten opleveren. Het doel hiervan is de winst van het bedrijf direct of indirect in de toekomst positief te beïnvloeden. Een onderneming zal doorgaans niet de beschikking hebben over onbeperkte middelen. Derhalve zal investeren altijd kiezen inhouden. Investeringen kunnen worden verdeeld in de volgende categoriëen: expansie-investeringen, doel is omzetvergroting; rationalisatie-investeringen, doel is dezelfde omzet te realiseren tegen lagere kosten; strategische investeringen, doel is het ondernemingsdoel veilig te stellen, opbrengst vaak niet of moeilijk meetbaar.

C2010 4 Beoordeling van investeringsvoorstellen De rationalisatie-investeringen kunnen nader worden onderverdeeld in: vervangingsinvesteringen, de beschikbare produktiemiddelen zijn technisch of economisch verouderd en moeten door nieuwe produktiemiddelen (met gelijke functie) worden vervangen; diepte-investeringen, mechaniseren of automatiseren van het produktieproces, met als doel de bestaande personeelsbehoefte te verminderen (zowel voor moeilijk vervulbare functies, als ook vanuit het oogpunt van kostenreductie); sociale investeringen, nodig om maatschappelijke redenen, om bestaande en geplande activiteiten te kunnen (blijven) realiseren. 4. Selectiecriteria Doel van deze paragraaf is een aantal criteria voor investeringsselectie te introduceren. In paragraaf 5 zullen ze aan een nadere beschouwing worden onderworpen. Aan een tweetal rationele principes bij investeringsselectie dient altijd te worden voldaan: 1. hogere opbrengsten zijn te verkiezen boven lagere opbrengsten; 2. eerdere opbrengsten zijn te verkiezen boven latere opbrengsten. Het selectiecriterium dient bovendien in een objectieve, begrijpelijke eenheid te worden uitgedrukt, bijv. jaren, procenten, guldensbedragen. Een criterium als urgentie voldoet hier niet aan, alhoewel het regelmatig gebruikt wordt. 4.1. Rentabiliteit Een eerste, snel criterium is de rentabiliteit. Met behulp van enige prognoses kan de winst aan de investering worden gerelateerd: r t =W t /I t r t : W t : I t : rentabiliteit in periode t winst in periode t investeringshoogte in periode t; de investeringshoogte hoeft namelijk niet in elke periode constant te zijn, denk bij voorbeeld aan bij-investeren en afschrijven Op deze methode zijn een aantal vereenvoudigingen mogelijk: er kan met een gemiddelde winst over alle perioden worden gerekend, en voor de investering I t wordt I 0 /2 genomen.

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 5 Een eenvoudig voorbeeld volgt: I 0 : 1000 CF 1 : 400 W 1 : 60 gemiddelde winst: CF 2 : 500 W 2 :60 (60+60+0+80)/4 = 50 CF 3 : 300 W 3 : 0 I 0 /2 = 500 CF 4 : 400 W 4 : 80 r = 50/500 = 10% Voorbeeld 1. Berekening rentabiliteit. 4.2. Pay out time Bij deze methode wordt nagegaan, hoelang het duurt, voordat een geïnvesteerd bedrag geheel is terugverdiend. Er zijn een nominale en een reëele variant mogelijk. 4.2.1. Nominaal Bij de nominale variant van de pay out-periode wordt geen rekening gehouden met de tijdswaarde van het geld. De formule voor de pay out time is als volgt: p.o.t. = I 0 /CF p.o.t.:pay out time I 0 : kosten van de investering CF: gemiddelde cashflow per jaar In feite wordt er nagegaan, hoe lang er met het geïnvesteerde vermogen risico wordt gelopen. I 0 : 1000 CF 1 : 400 gemiddelde CF = (400 + 500 + 300 + 400)/4 = 400 CF 2 : 500 CF 3 : 300 CF 4 : 400 p.o.t. = 1000/400 = 2,5 jaar Voorbeeld 2. Berekening nominale pay out time. 4.2.2. Reëel De pay out time-methode wint aan waarde, indien gerekend wordt met contant gemaakte, niet gemiddelde cashflows; op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar, dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de cashflows van verschillende jaren. In het onderstaande voorbeeld worden de cashflows uit voorbeeld 1 contant gemaakt tegen een rentepercentage van 10%.

C2010 6 Beoordeling van investeringsvoorstellen I 0 : 1000 i: 10% CF 1 : 400, contant gemaakt 400/1.1 2 = 364 CF 2 : 500, contant gemaakt 500/1.1 2 = 413 totaal 777 CF 3 : 300, contant gemaakt 300/1.1 3 = 225 totaal 1002 CF 4 : 400, contant gemaakt 400/1.1 4 = 273 totaal 1275 De initiële investering van 1000 is in 3 jaar terugbetaald, dus de pay out time is 3 jaar. Voorbeeld 3. Berekening reële pay out time. 4.3. Netto Contante Waarde Bij de netto contante waarde berekening bepalen we het verschil tussen de contante waarde van de uitgaven en de inkomsten: N NCW = CF n /(1+i) n I 0 n=1 NCW: netto contante waarde CF n : cashflow periode n i: rentepercentage I 0 : initiële investering n: periode Indien de uitgaven voor de investering over enige periodes gedaan worden, dienen deze uitgaven eveneens contant gemaakt te worden. De netto contante waarde berekening wordt onderstaand gedemonstreerd aan de hand van de getallen van voorbeeld 1. I 0 : 1000, i=16% CF 1 : 400 contant gemaakt, 345 CF 2 : 500 contant gemaakt, 372 CF 3 : 300 contant gemaakt, 192 CF 4 : 400 contant gemaakt, 221 Totaal 1130 Verschil, netto contante waarde: 130 Voorbeeld 4. Berekening netto contante waarde.

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 7 4.4. Interne rentevoet De interne rentevoet, ook wel discounted cashflow genaamd, wordt bepaald door het gelijk stellen van uitgaven en inkomsten, die op de investering betrekking hebben, waarbij de rentevoet bepaald wordt, met andere woorden de rentevoet, waarbij de netto contante waarde 0 is. In formule: N I 0 = CF n /(1+i) n n=1 I 0 : initiële investering CF n : cashflow in periode n i: interne rentevoet (onbekende) n: periode Indien de uitgaven voor de investering over enige periodes gedaan worden, dienen deze uitgaven eveneens contant gemaakt te worden. Het rentepercentage kan met behulp van trial and error worden bepaald: is het verschil tussen I 0 en de contant gemaakte cashflows positief, dan verhogen we het rentepercentage. Is het negatief, dan wordt het rentepercentage verlaagd. Op deze wijze bepalen we in een paar stappen het percentage. In het onderstaande voorbeeld gebruiken we de getallen uit voorbeeld 1: - i = 10% i = 20% i = 25% i = 22,5% CF 1 : 400 364 333 320 326 CF 2 : 500 413 347 320 333 CF 3 : 300 225 173 153 163 CF 4 : 400 273 192 163 178 Totaal 1275 1045 956 1000 I 0 : 1000 1000 1000 1000 Verschil 275 45 44 0 De interne rentevoet bedraagt 22,5%. Voorbeeld 5. Berekening interne rentevoet. We kunnen de interne rentevoet vergelijken met de marktrente, de externe rentevoet. Indien de interne rentevoet hoger ligt, loont de investering. Indien we tussen projecten moeten kiezen zal het project met de hoogste interne rentevoet de voorkeur verdienen.

C2010 8 Beoordeling van investeringsvoorstellen 4.5. Benefit Cost Ratio De benefit cost ratio geeft de verhouding van de contant gemaakte inkomsten van een investering ten opzichte van de uitgaven. Als de uitgaven over verschillende periodes gedaan worden, dienen zij eveneens contant gemaakt te worden. In formulevorm: N CF n /(1+i) n BCR = n=1 I 0 BCR: Benefit cost ratio CF n : cashflow in periode n i: rentepercentage n: periode Aan de hand van de getallen uit voorbeeld 1 wordt de berekening van de benefit cost ratio gedemonstreerd. I 0 : 1000, i=16% CF 1 : 400 contant gemaakt, 345 CF 2 : 500 contant gemaakt, 372 CF 3 : 300 contant gemaakt, 192 CF 4 : 400 contant gemaakt, 221 Totaal 1130 BCR = 1130/1000 = 1,13 Voorbeeld 6. Berekening benefit cost ratio. De aldus berekende BCR is de bruto benefit cost ratio. De netto BCR verhoudt zich tot de bruto BCR als volgt: netto BCR = bruto BCR 1 De netto BCR voor het voorbeeld is dus: 1,13 1=0,13. De BCR geeft in wezen de relatieve winstgevendheid van de investering. De werking van de BCR kan volgens hiernavolgende tabel 1 worden weergegeven:

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 9 Bruto BCR Netto BCR > 1 > 0 project winstgevend < 1 < 0 project verliesgevend = 1 = 0 project speelt quitte Tabel 1. Benefit cost ratio als beslissingscriterium. 5. Beschouwing van de methoden 5.1. Algemeen In wezen kunnen de reële pay out time, netto contante waarde en de interne rentevoet in een formule worden gevangen: N X= CF n /(1+i) n I 0 n=1 De betekenis van de diverse parameters voor de methoden wordt in onderstaande tabel gegeven: Methode X n i pay out time 0 onbekende bekend of 0 NCW onbekende bekend bekend DCF 0 bekend onbekende Tabel 2. Overzicht parameters. 5.2. Pay out time Deze methode heeft een aantal voordelen: eenvoudig; snel; van belang bij zeer beperkte middelen; sterk risicomijdend. Nadelen zijn: sterk gericht op liquiditeit: inkomen na pay out time worden niet in beschouwing genomen; verdeling van kasstromen in de pay out-periode wordt niet in beschouwing betrokken; geen onderscheid in cashflow van verschillende jaren: NLG 100 in jaar 1 = NLG 100 in jaar 5. Deze laatste twee nadelen worden in de gewijzigde reële methode ondervangen. Het belangrijkste nadeel, geen rekening houden met kasstromen na de pay out periode blijft echter bestaan.

C2010 10 Beoordeling van investeringsvoorstellen 5.3. Netto Contante Waarde De netto contante waarde methode is een minder eenduidig criterium dan op het eerste gezicht zou lijken: Het lijkt voor de hand te liggen de rangorde van goed te keuren investeringen te baseren op de hoogte van de netto contante waarde. Neem nu de volgende situatie: NCW I 0 Project A 100 1000 Project B 100 2000 Project C 70 1000 Tabel 3. Overzicht potentiële projecten. Stel, dat we NLG 2000 kunnen investeren. Welk project verdient nu de voorkeur? Een oplossing kan zijn het criterium NCW/I 0 te hanteren: NCW I 0 NCW/I 0 Project A 100 1000 10 Project B 100 2000 5 Project C 70 1000 7 Tabel 4. Rangschikking potentiële projecten. Nu blijkt, dat project A het meest winstgevend is, gevolg door project C. NLG 2000 kunnen het meest aantrekkelijk worden besteed door investeren in project A en C. 5.4. Interne rentevoet In wezen wordt de interne rentevoet bepaald door het oplossen van een n de graads vergelijking. Deze heeft doorgaans n oplossingen. Dit betekent, dat er in principe n oplossingen mogelijk zijn! Neem het volgende voorbeeld: I 0 CF 1 CF 2 1000 2300 1320 Tabel 5. DCF probleem.

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 11 De vergelijking wordt: 1000 = 2300/(1 + i) 1320/(1 + i) 2 Oplossing i 1 = 10%, i 2 = 20% 5.5. Benefit Cost Ratio De BCR geeft een verhouding van inkomsten en uitgaven, dit in tegenstelling tot de NCW, die het verschil tussen beide berekent. In wezen bepalen beide methoden de winstgevenheid van een project, de NCW in absolute bedragen, terwijl de BCR een relatief getal bepaalt. De BCR is derhalve beter te gebruiken voor het rangschikken van projecten naar winstgevendheid. 5.6. Eindconclusie Alle hiervoor behandelde methoden hebben hun sterke en zwakke punten. De uiteindelijke keuze zal doorgaans mede op de uitkomst van een of meer criteria zijn gebaseerd, waarbij randvoorwaarden als: beperkte middelen; liquiditeit; risico en onzekerheid; noodzaak een bepaalde investering te doen; urgentie; etc. eveneens in de beslissing zullen worden betrokken. 6. Onzekerheid 6.1. Algemeen De diverse methoden veronderstellen volledige zekerheid met betrekking tot de gegevens voor de berekeningen. De cashflows zijn resultanten van inkomsten en uitgaven, elke categorie met haar eigen onzekerheden. Derhalve verdient het aanbeveling bij beslissingen over al dan niet investeren deze onzekerheden in de beschouwingen te betrekken. Een van de methoden is het uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse. Hierbij worden de diverse grootheden tussen waarschijnlijke grenzen gevariëerd, neem bij voorbeeld de omzet in jaar n, deze kan bij voorbeeld variëren tussen 70 en 120% van de meest waarschijnlijke omzet. Zo kunnen alle relevante grootheden worden gevarieerd. Met de huidige moderne hulpmiddelen (denk aan een PC met een spreadsheetprogramma) is een dergelijke gevoeligheidsanalyse zonder al te veel moeite door te voeren.

C2010 12 Beoordeling van investeringsvoorstellen Een zeer eenvoudig voorbeeld van een gevoeligheidsanalyse wordt in paragraaf 6.2 gegeven. Een wat eenvoudiger wijze van het werken met onzekerheden is de zogenaamde Dupont-methode. Hierbij kan de invloed van variaties in een aantal grootheden op de rentabiliteit op simpele wijze worden bepaald. De Dupont-mehode is in bijlage 2 kort beschreven. 6.2. Gevoeligheidsanalyse Bij de gevoeligheidsanalyse gaan we uit van de gegevens van het eenvoudige voorbeeld, dat ter illustratie van de diverse methoden is gebruikt. We nemen aan, dat de initiële investering kan variëren tussen 10% (geval 2) en + 20% (geval 1). De bijbehorende cashflows nemen met 5%, respectievelijk 10% af: De gegevens worden in voorbeeld 7 gegeven: Basis Geval 1 Geval 2 I 0 1000 1200 900 CF 1 400 360 380 CF 2 500 450 475 CF 3 300 270 285 CF 4 400 360 380 Voorbeeld 7. Variaties op basisgeval. Na berekening kan de volgende tabel worden opgesteld: Criterium Basis Geval 1 Geval 2 p.o.t. nominaal 2,5 jr 1,67 jr 1,18 jr p.o.t. reëel 3 jr 3,4 jr 2,76 jr NCW 130 183 173 DCF 22,5% 8% 25,5% BCR bruto 1,13 0,85 1,19 BCR netto 0,13 0,15 0,19 Tabel 6. Uitkomsten gevoeligheidsanalyse. Uit tabel 6 moge blijken, dat variaties van een alleszins redelijke omvang een relatief grote invloed op de winstgevendheid, zoals volgens de diverse criteria gemeten, kunnen hebben.

Beoordeling van investeringsvoorstellen C2010 13 Bijlage 1. Contant maken De waarde van geld in de tijd is niet constant. NLG 100 nu is niet gelijk aan NLG 100 over een jaar. Zodra bij geld met de factoren tijd rekening gehouden wordt, heeft hetzelfde bedrag op verschillende punten in de tijd niet meer dezelfde waarde. Eén en nader wordt onderstaand uitgelegd. Het bedrag B 0 kan tegen een rentepercentage i gedurende n periodes worden uitgezet. Aan het eind van periode 1 is het bedrag B 0 aangegroeid tot: B 1 =B 0 (1 + i/100). Aan het eind van periode 2 is het bedrag B 1 aangegroeid tot: B 2 =B 1 (1 + i/100). Het bedrag B 0 is dan aangegroeid tot: B 2 =B 0 (1 + i/100) (1 + i/100) = B 0 (1 + i/100) 2 Zo is aan het eind van periode n het bedrag B 0 aangegroeid tot: B n =B 0 1 + i/100) n Voorbeeld: B 0 =100,i=10%,n=5 B 5 = 100 (1 + 10/100) 5 = 100 1,61 = 161 In wezen is het bedrag B n (161) aan het eind van periode n equivalent met B 0 (100) nu. B n is de eindwaarde ( compound value ) van B 0 aan het eind van periode n, voor het rentepercentage i. Als we de formule omkeren verkrijgen we de contante waarde B 0 ( present value ) van B n : B 0 =B n /(1 + i/100) n Voorbeeld: B 5 =100,i=10%,n=5 B 0 = 100/(1 + 10/100) 5 = 100/1.61 = 62.1 Het bedrag B 0 (62.1) is equivalent met het bedrag B 5 (100) aan het eind van periode 5.

C2010 14 Beoordeling van investeringsvoorstellen Bijlage 2. De Dupont-methode Bij deze methode wordt de rentabiliteit uit een aantal basisgegevens opgebouwd. Door variëren van een of meer basisgegevens kan de invloed hiervan op de rentabiliteit worden nagegaan. 0838-0425 De invloed van bij voorbeeld het verlagen van de voorraden + 20 naar + 15 en het sneller innen van de vorderingen (40 naar 35) geeft een gemiddeld geïnvesteerd vermogen van 40. Dit leidt tot een omloopsnelheid van 5 en een toename van de ROI van 12% naar 15%.