11 Investeringsselectie

Transcriptie

1 11 Investeringsselectie hoofdstuk 11.1 C 11. B 11.3 B 11.4 D 11.5 C 11.6 D 11.7 A 11.8 A 11.9 C Gemiddelde winst: = Gemiddeld vermogen: ( ) / = GBR: / = 0,77 (7,7%) B Gemiddelde winst: = Gemiddeld vermogen: / = GBR: / = 0,15 (15%) D = B = D ( ) = C / = 0,173 (1,73%) 1

2 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen A / = 4 jaar B / ( ( ) / 6) = 4 jaar B Winst: 0, = Afschrijving: TVT: / = 5.7 jaar C ( ) / 5 = C (760/1, / 1, /1,15.000) = D Cashflow: / 3, = (50/1, /1,15 800) = D Cashflow: ( (500 40) / 4) 0,75 + (500 40) / 4 = 178,75 ( 1.000) (178,75/1, ,75 / 1,08³ + 18,75 /1, ) = a Omzet: = Variabele kosten: = Constante kosten Afschrijvingskosten: ( ) / 5 = Winst voor belasting Belasting 5% Winst na belasting b Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: ( ) / = GBR: 100% = 6% c De jaarlijkse cashflow van het project is: = In jaar 5 komt hier nog een restwaarde bij van d Terugverdientijd: / = 4,7 jaar

3 hoofdstuk 11 investeringsselectie e NCW: ( ) = negatief 1,1 1,1² 1,1³ 1,14 1, a Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: ( ) / = GBR: 100% =,34% b De jaarlijkse cashflow van het project is: = In jaar 5 komt hier nog een restwaarde bij van c Terugverdientijd: / =,8 jaar d NCW: ( ) = ,09 1,09² 1,09³ 1, a NCW: ( ) = ,1 1,1² 1,1³ 1, b Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: = Totale cashflow = Totale afschrijving (4 jaar) Totale winst (4 jaar) Gemiddelde winst: = Gem. boekhoudkundige rentabiliteit: 100% = 30% c Terugverdientijd: 1 jaar =,5 jaar a Omzet = Kosten = Afschrijving = Winst voor belasting Belasting 5% Winst na belasting

4 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen Gemiddelde winst: = Gemiddeld vermogen: = GBR: 100% = 37,5% b Winst na belasting Afschrijving: = Cashflow Extra cashflow jaar 4: (restwaarde) NCW: = ,1 1,1² 1,1³ 1,14 c Risico s worden in de berekening verwerkt via een risico-opslag in de disconteringsvoet a Gem. geïnvesteerd vermogen: = GBR: 100% = 0% b Winst na belasting Afschrijving: = Jaarlijkse cashflow NB Bij de cashflow van jaar 5 moet nog de restwaarde van het project groot worden bijgeteld TVT: 1 jaar = 3,4 jaar Aangezien de cashflows steeds aan het einde van het jaar worden ontvangen, bedraagt de TVT 4 jaar. 4

5 hoofdstuk 11 investeringsselectie c d e f g Of uitvoering van het project plaats zal vinden, kan niet gezegd worden omdat er geen eis ten aanzien van de maximale lengte van de TVT is gegeven. NCW: ( ) = ,60 1,1 1,1² 1,1³ 1,14 1,15 Het project kan uitgevoerd worden omdat de netto contante waarde ervan positief is. Interne rentevoet: ( ) = 0 (1+i) (1+i)² (1+i)³ (1+i)4 (1+i)5 In het algemeen kan gezegd worden, dat wanneer de netto contante waarde van een project positief is, de interne rentevoet van dat project hoger is dan de gestelde rendementseis. Om op een netto contante waarde van nul uit te komen, zal namelijk het percentage waarmee de cashflows contant worden gemaakt hoger moeten zijn dan de rendementseis a Alle bedragen in euro s Jaar Omzet Kosten Afschrijving Winst vab Belasting 5% Winst nab ( ) / 5 GBR = 100% = 41,30% ( ) / Project is aanvaardbaar b Voordeel: gemakkelijk te berekenen Nadeel: houdt geen rekening met de tijdsvoorkeur 5

6 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen c Cashflows (alle bedragen in euro s) jaar = jaar = jaar = jaar = jaar = d Investering CF CF maanden = 4 maanden TVT is jaar en 4 maanden Het project voldoet aan de eis van maximaal 3 jaar e NCW = = ,14 1,14² 1,14³ 1,144 1, a Project A Investering Cashflow Cashflow TVP = jaar Project B TVP = : =,67 = 3 jaar 0 b Project A geniet de voorkeur. c Houdt geen rekening met de tijdvoorkeur. Houdt geen rekening met de cashflows die na de TVP binnenkomen. 6

7 hoofdstuk 11 investeringsselectie d Project A Totale cashflows: = Totale afschrijving (= investering) Totale winst / 4 GBR = 100% = 3,75% Project B Totale cashflows Totale afschrijving plus restwaarde Totale winst / 4 GBR = 100% = 0% ( ) / e Project A NCW = = ,03 1,10 1,10² 1,10³ 1,104 Project B NCW = = ,96 1,10 1,10² 1,10³ 1,104 f g Ja, beide projecten hebben een positieve netto contante waarde. Project A krijgt de voorkeur. Dit project scoort bij alle drie gehanteerde criteria beter dan B a Afschrijvingskosten van het project. jaar 1 X jaar X jaar 3 X jaar 4 X jaar 5 X X = X =

8 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen jaar 1 X = jaar X = jaar 3 X = jaar 4 X = jaar 5 X = Cashflows (alle bedragen 1.000) jaar 1 jaar jaar 3 jaar 4 jaar 5 productie omzet grondstof directe arbeid overige CK afschrijving winst voor bel belasting 5% 17,5 16,5 15,5 14,5 13,5 winst na bel. 517,5 487,5 457,5 47,5 397,5 afschrijving restwaarde 00 cashflow 1.077,5 947,5 817,5 687,5 757,5 b Investering Cashflow Cashflow De terugverdientijd van dit project is jaar (de cashflows worden steeds aan het einde van het jaar ontvangen). c Een uitspraak omtrent de aanvaardbaarheid van het project is niet mogelijk, omdat er in de opgave geen eis ten aanzien van de minimaal gewenste terugverdientijd wordt gegeven. 8

9 hoofdstuk 11 investeringsselectie d Gemiddelde winst na belasting: 517, , ,5 + 47, , = Gemiddeld geïnvesteerd bedrag: = Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit: % = 41,59% e NCW: 1.077,5 947,5 817,5 687,5 757,5 ( ) = ,1 1,1² 1,1³ 1,14 1, a Totaal aantal jacks in 5 jaar stuks Afschrijving jaar 1 10/ = Afschrijving jaar 0/ = Afschrijving jaar 3 40/ = Afschrijving jaar 4 0/ = Afschrijving jaar 1 10/ = totaal b Bedragen jaar omzet var.kst afschrijv winst vab belast 5% Winst nab

10 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen ( ) / GBR = = 100% = 30% ( ) / c Er wordt geen rekening gehouden met de tijdvoorkeur. d Bedragen jaar Winst nab afschrijv restwaarde cashflow e NCW = = 1.664,331 ( 1.000) 1,1 1,1² 1,1³ 1,14 1,15 f Aanvaardbaar de NCW is positief g = 0 (1+r) (1+r)² (1+r)³ (1+r)4 (1+r)5 De interne rentevoet van het project is de r in de vergelijking a1 Project S Ontvangsten jaar 1 tot en met 5: ( ) = Overige kosten jaar 1 tot en met 5: ( ) = Totale afschrijving = Totale winst voor belasting Belasting 5% Totale winst na belasting

11 hoofdstuk 11 investeringsselectie Gemiddelde jaarlijkse winst: = Gem. geïnv. vermogen: = GBR: 100% = 18,57% Project P Ontvangsten jaar 1 tot en met 5: ( ) = Overige kosten jaar 1 tot en met 5: ( ) = Totale afschrijving = Totale winst voor belasting Belasting 5% Totale winst na belasting Gemiddelde jaarlijkse winst: = Gem. geïnv. vermogen: = GBR: 100% = 30% a Op basis van de GBR zal de leiding moeten kiezen voor project P. 11

12 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen b1 Bepaling jaarlijkse cashflows voor project S (alle bedragen 1.000) jaar ontvangsten over. kosten afschrijving winst voor bel belasting 5% 51,5 6,5 1,5 1,5 1,5 winst na bel ,5 787,5 37,5 37,5 37,5 afschrijving restwaarde 50 cashflow.487, ,5 987,5 987,5 1.37,5 Bepaling jaarlijkse cashflows voor project P (alle bedragen 1.000) jaar ontvangsten over. kosten afschrijving winst voor bel belasting 5% winst na bel afschrijving restwaarde 500 cashflow

13 hoofdstuk 11 investeringsselectie b TVT S: , ,5 987,5 = 1,5 1,5 3 jaar en 1 maanden is jaar en,6 maanden 987, TVT P: 1 maanden = 34,8 maanden = jaar en 10,8 maanden 1.75 b3 Uitgaande van de terugverdientijd heeft project S de voorkeur. c Wanneer we rekening houden met zowel de GBR en de TVT, heeft project P sterk de voorkeur. De GBR die veel beter is voor dit project geeft hier de doorslag a De afschrijvingen per jaar bedragen. jaar = jaar = jaar = jaar = jaar = Bepaling cashflows (alle bedragen 1.000) jaar ontvangsten over. kosten afschrijving winst voor bel belasting 5% 1, ,5 1.06,5 1.91,5 winst na bel. 637, , , ,5 afschrijving cashflow 1.387, , , ,5 13

14 bedrijfseconomie theorie en praktijk uitwerkingen b Het project zal, gelet op de gestelde eis van 5 jaar voor de TVT, wel worden uitgevoerd. De TVT is, afgerond of hele jaren, namelijk 4 jaar. c Netto contante waarde van het project (bedragen 1.000) , , , , = ,61 1,10 1,10² 1,10³ 1,104 1,105 De netto contante waarde is positief dus er wordt aan de eis van een rendement van 10% voldaan. d Het advies luidt uitvoeren van het project omdat er aan de beide eisen die de leiding stelt wordt voldaan. 14