Testen. Algemene opmerking



Vergelijkbare documenten
Belbin Teamrollen Vragenlijst

Het Management Skills Assessment Instrument (MSAI)

Zelfperceptietest teamrol dinsdag 12 november 2002

Zelfperceptietest teamrol dinsdag 12 november 2002

Teamrollen Belbin

Teamrollen van Belbin

Vragenlijst Team rollen Naam: Id.nr.:

LEERACTIVITEIT De Zoektocht Ent-teach Module 1 Ondernemerschap Leren Begrijpen

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens. D. Emo. Naam.

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Handleiding bij het invullen

Samenwerken Samenmeten Sociale sector. ArmenTeKort Voor de Sociale Innovatiefabriek Theo Vaes NEST Gent 28/11/2017

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

Dit is een digitale voorbeeldversie van de opdrachten voor de leerlingen. Mail naar voor de originele versie.

Profiles Performance Indicator TM Persoonlijk rapport

Vragenlijst leerstijlen (model van Kolb/Juch)

Belbin-Groen vragenlijst

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Vragenlijst. 1. Op school of op het werk krijg ik mijn beste ideeën als ik A. mijn gedachten bespreek met anderen B. rustig zelf ga nadenken

Bijlage 2. Persoonlijkheidskenmerken

DEFINITIES COMPETENTIES

Vragenlijst persoonlijke onderhandelingsstijlen: de samenwerker, de vechter en de analyticus

De informatie uit dit rapport is vertrouwelijk. Bewaar dit rapport dus op een veilige plek!

ProfileXT Individual Profile

Persoonlijk rapport van: Marieke Adesso 29 Mei

OCAI. veelgestelde vragen

VRAGENLIJST TEAMROLLEN 1

VIER EENVOUDIGE TAKTIEKEN OM LASTIGE COLLEGA S VOOR JE TE WINNEN

Organizational Culture Assessment Instrument

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

J L. Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills. Vaardigheden Gedragsindicatoren. 21st Century Skill - -

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

2. Vooruitgang Werk hebben dat leidt tot betere mogelijkheden/kansen en grotere verantwoordelijkheid.

Ondernemend gedrag (geschikt voor niveau 1 en 2)

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Persoonlijkheidsprofiel. Anoniem

Organizational Culture Assessment Instrument

vaardigheden - 21st century skills

Beroepsmatige instelling Bij beroepsmatige instelling wordt gekeken naar wat u motiveert en welke doelstellingen u op werkgebied heeft.

SIPP persoonlijkheidsvragenlijst

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid

Hoe kan het dat mijn collega van dezelfde afdeling een ander OCAI-profiel van onze organisatie krijgt?

Roos van Leary. Mijn commentaar betreffende de score Mijn score was 4 punten van de 8.

Competence Navigator - Individueel rapport. Piet Pienter Competence Navigator - Individueel rapport Piet Pienter :05 1.

Welke kwaliteiten en valkuilen horen er bij de verschillende kleuren?

Bijlage 2: De Multifocus-quickscans

ADHD en lessen sociale competentie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Bedenk dat het gaat om het verkrijgen van informatie voor u zelf door middel van het gesprek. Het gaat niet om een beoordeling.

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Wendbaarheid: een inleiding

Persoonlijkheidstest (PTA)

Competentiemeter Zelfsturing

NATIONALE VEERKRACHTTEST

Vragenlijst loopbaanankers

Schema: Onderwerpen betreffende functioneren van de coalitie

GBS 'Alt-Hoeselt' schoolwerkplan deel 3 : pedagogisch - didactische aspecten 1

Doelstelling: Het zich bewust worden van factoren, die van invloed zijn op de loopbaan.

Competentiemanagement bij de federale overheid

Laat de jongeren de test conflictstijlen maken (zie bijlage 1). Naar aanleiding van de uitslag ga je in gesprek.

Rapport Organizational Culture Assessment Instrument (OCAI)

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Persoonlijk Rapport Junior Scan

Interessen: Wat vind ik leuk?

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet.

OCAI De vier organisatieculturen die voorkomen in een onderneming: - familie cultuur - adhocratie cultuur - hierarchie cultuur - markt cultuur

LEEFREGELS EN IK-BEN OPVATTINGEN HERKENNEN

MOTIVATIE-ONDEZOEK MEDEWERKERS

De Budget Ster: omgaan met je schulden

FEED BACK COMMENTAAR GEVEN EN ONTVANGEN MARIETA KOOPMANS

Antreum RAPPORT PF. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep de heer Consultant

Feedback. Wat is feedback?

Competentiemanagement bij de federale overheid

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

1. Kijk en luister naar de bewoner/gast 2. Zorg voor de bewoner/gast en diens omgeving 3. Verkoop geen 'nee', zoek naar alternatieven 4.

Cultuurproef. Krijg inzicht in de cultuur van uw organisatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Wij zijn ING. En wij hebben samen een doel: mensen in staat stellen een stap voor te blijven, in het leven en in zaken.

Aan de slag blijven. Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

<prikkelaar toevoegen> Compaen pakt aan.

VRAGENLIJSTEN. Verlatingsangst - Pagina 57. Wantrouwen en Misbruik - Pagina 79

Competentiemanagement bij de federale overheid

Werven van leden en klanten. WHISE Allard Jongsma

Vanjezelfhouden.nl 1

competenties en voorbeeldvragen

MBTI vragenlijst. 1. Op school of op het werk krijg ik mijn beste ideeën als ik A. mijn gedachten bespreek met anderen B. rustig zelf ga nadenken

JUNG INSIGHT PROFIEL : ( dec-2011)

Hoe behoud ik mijn beste medewerkers in moeilijke tijden?

Transcriptie:

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 1 Testen Algemene opmerking De organisatie waarin u vertoeft is ofwel de organisatie waarin u werkt of de organisatie waarin u studeert. De term collega verwijst zowel naar de medewerker die op gelijk niveau met u bij uw organisatie werkt of op uw medestudent, als naar de ondergeschikte waaraan u leiding geeft.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 2 Eerste organisatiecultuurtest De organisatiecultuur kan omschreven worden als het geheel van normen en waarden die in een organisatie heersen. Zij bepalen wat van de groepsleden verwacht wordt en wat dezen moeten doen om erbij te horen, niet uit de toon te vallen. Hierna vindt u 120 vragen. Geef per vraag aan in welke mate het opgegeven gedrag van u en uw collega's wordt verwacht door uw organisatie (en dus niet noodzakelijk door de leiding ). Uiteraard moeten alle vragen beantwoord worden. Gebruikte codes: 0 = In het geheel niet 25 = In geringe mate 50 = In bescheiden mate 75 = In sterke mate 100 = In zeer sterke mate Nr. Verlangd gedrag 1 We mogen kritiek niet aanvaarden 2 We moeten anderen helpen zich te ontwikkelen 3 We moeten collega s inspraak geven 4 We moeten de tijd nemen voor mensen 5 We moeten anderen helpen een eigen mening te vormen 6 We moeten een goede relatie met onze meerderen hebben 7 We moeten het met iedereen zijn 8 We moeten de gezagshebbers steunen 9 We moeten door iedereen aardig gevonden worden 10 We moeten in het middelpunt van de belangstelling staan 11 We moeten de gang van zaken kennen 12 We moeten orders gewillig opvolgen 13 We moeten de gezaghebbers tevreden stellen 14 We moeten opdrachten opvolgen, ook al zijn ze fout 15 We moeten doen wat er van ons verwacht wordt 16 We moeten op fouten letten 17 We moeten ons afzijdig houden van de situatie 18 We moeten interesse tonen voor de noden van anderen 19 We moeten anderen aanmoedigen 20 We moeten anderen positief waarderen 21 We moeten welwillend zijn tegen iedereen 22 We moeten de doelen nastreven die anderen op prijs stellen 23 We moeten ervoor zorgen dat anderen ons aanvaarden 24 We mogen nooit de indruk wekken te verliezen 25 We moeten collega s overtreffen 26 We moeten vooruit denken en plannen 27 We moeten haalbare doelen stellen 28 We moeten gedwee zijn 29 We moeten beslissingen nemen in overleg met meerderen 30 We moeten ons voorspelbaar gedragen 0 25 50 75 100

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 3 Nr. Verlangd gedrag 31 We moeten beslissingen van anderen in twijfel trekken 32 We moeten afstandelijk en volkomen objectief blijven 33 We moeten indirect dingen tegen werken 34 We moeten conflicten opbouwend oplossen 35 We moeten goed kunnen luisteren 36 We moeten de dingen doen die anderen goedkeuren 37 We moeten ons steeds bewust zijn van wat gangbaar is 38 We moeten het imago dat we superieur zijn behouden 39 We moeten ons wedijverend opstellen 40 We moeten altijd proberen gelijk te halen 41 We moeten uitdagende taken op zich nemen 42 We moeten ernaar streven uitstekend te worden 43 We moeten werken met het besef iets te bereiken 44 We mogen onze meerderen nooit tegenspreken 45 We moeten ieders mening vragen alvorens te handelen 46 We mogen niet snel ergens van onder de indruk zijn 47 We moeten ons verzetten tegen nieuwe ideeën 48 We moeten op alle foutjes opmerkingen maken 49 We moeten de genomen beslissingen tegenwerken 50 We moeten anderen steunen 51 We moeten meegaand zijn 52 We moeten gezien en opgemerkt worden 53 We moeten een winnaar zijn 54 We moeten eerder concurreren dan samenwerken 55 We moeten van het werk een wedstrijd maken 56 We moeten andere mogelijkheden zoeken voor we handelen 57 We moeten risico s zo veel mogelijk vermijden 58 We moeten ons enthousiasme openlijk tonen 59 We moeten zelfgestelde doelen bereiken 60 We moeten vooropgestelde doelen kritiekloos accepteren 61 We moeten meer belang hechten aan mensen dan aan dingen 62 We moeten openhartig en warm zijn 63 We moeten goede sociale vaardigheden gebruiken 64 We moeten interesse in mensen tonen 65 We moeten hard, onverzettelijk zijn 66 We moeten een bekwame en onafhankelijke indruk wekken 67 We moeten altijd de normale gang van zaken volgen 68 We moeten selectief informeren om conflicten te voorkomen 69 We moeten risico's vermijden 70 We moeten ons aanpassen 71 We moeten beslissingen naar boven door spelen 72 We moeten ons op de achtergrond houden als het moeilijk wordt 73 We mogen slechts weinig kansen aangrijpen 74 We moeten wachten tot anderen eerst actie nemen 75 We moeten op een unieke onafhankelijke manier denken 76 We moeten denken in termen van het beste voor het team 77 We moeten met anderen samenwerken 78 We moeten tactvol zijn 79 We moeten onze eigen machtspositie vergroten 80 We moeten krachtig optreden 0 25 50 75 100

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 4 Nr. Verlangd gedrag 81 We moeten de indruk wekken lange dagen te maken 82 We moeten dingen perfect doen 83 We moeten binnen de bestaande kaders passen 84 We moeten meningsverschillen vermijden 85 We moeten de feiten als onveranderlijk aanvaarden 86 We moeten ervoor zorgen niet betrokken te geraken 87 We moeten populaire i.p.v. noodzakelijke beslissingen nemen 88 We moeten ervoor zorgen nooit de schuld te krijgen voor fouten 89 We moeten onze persoonlijke integriteit behouden 90 We moeten ook eenvoudige taken goed uitvoeren 91 We moeten anderen motiveren door vriendelijkheid 92 We moeten vriendelijk met anderen omgaan 93 We moeten de autoriteit, die niet ter discussie staat, handhaven 94 We moeten trouw aan de organisatie eisen 95 We moeten alles persoonlijk regelen 96 We moeten het werk als het belangrijkste beschouwen 97 We moeten blijven aandringen, volhouden 98 We moeten alles onder controle houden 99 We mogen geen spelbreker zijn of dwarsliggen 100 We moeten een goede indruk maken 101 We moeten dingen uitstellen 102 We moeten verantwoordelijkheden naar anderen doorschuiven 103 We moeten spontaan zijn 104 We moeten weerstand bieden tegen onze aanpassingswens 105 We moeten open over onszelf zijn 106 We moeten onderling gevoelens en gedachten delen 107 We moeten de autoriteit van onze positie gebruiken 108 We moeten tactisch bezig zijn om invloed te verwerven 109 We mogen nooit het heft uit handen geven 110 We moeten aanvallend zijn 111 We mogen nooit een fout maken 112 We moeten onrealistisch hoge doelen stellen 113 We moeten ons persoonlijk bekommeren om elk detail 114 We moeten nauwkeurig zijn, zelfs wanneer het niet nodig is 115 We moeten meer belang hechten aan regels dan aan ideeën 116 We mogen ons nergens toe verbinden 117 We moeten ideeën uitwisselen 118 We moeten plezier hebben in het werk 119 We moeten kwaliteit meer benadrukken dan kwantiteit 120 We moeten ons betrokken voelen bij de eigen groei/ontwikkeling 0 25 50 75 100

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 5 Tweede organisatiecultuurtest Eerste reeks: In welke mate doen die mogelijkheden bij elk item zich NU voor? Bedoeling van deze test is te achterhalen hoe uw organisatie functioneert en welke waarden die organisatie kenmerken. De test heeft zes onderwerpen. Bij elk onderwerp horen vier mogelijkheden. Verdeel per onderwerp 100 punten over deze vier mogelijkheden om aan te geven hoe zij zich ten aanzien van elkaar verhouden. B.v. als u meent dat mogelijkheid A sterk overeenkomst met wat er leeft binnen uw organisatie, mogelijkheden B en C minder en mogelijkheid D zo goed als niet, geef dan 55 punten aan A, 20 punten aan B en 20 punten aan C en tenslotte 5 punten aan D. Let erop dat het totaal van de punten per onderwerp telkens gelijk is aan 100. 1 onderwerp: Dominante kenmerken Punten A. De organisatie heeft een zeer persoonlijk karakter. Zij heeft veel weg van één grote familie. De mensen lijken veel met elkaar gemeen te hebben. B. De organisatie is zeer dynamisch en er heerst een sterk enthousiasme. De mensen zijn bereid hun nek uit te steken en risico's te nemen. C. De organisatie is sterk resultaatgericht. De grootste zorg is het werk af te krijgen. De mensen zijn zeer competitief en gericht op het boeken van resultaten. D. De organisatie is strak geleid en gestructureerd. Formele procedures bepalen in het algemeen wat mensen doen. 2 onderwerp: De leiding van de organisatie Punten A. De leidinggevenden geven in het algemeen blijkt van een harde en zakelijke instelling, agressiviteit en resultaatgerichtheid. B. De leidinggevenden gedragen zich in het algemeen als begeleider, scheppen mogelijkheden en stimuleren. C. De leidinggevenden geven in het algemeen blijk van coördinerend en organiserend gedrag en maken de indruk van een soepel draaiende, efficiënte machinerie. D. De leidingg spreiden in het algemeen enthousiasme ten toon, evenals vernieuwingsgezindheid en risicobereidheid. 3 onderwerp: Leiderschapsstijl Punten A. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door persoonlijke risicobereidheid, vernieuwing, vrijheid en uniciteit. B. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door teamwerk, consensus en participatie. C. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door zekerheid omtrent de baan, de voorschriften, voorspelbaarheid en stabiele verhoudingen. D. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door niets ontziende competitie, hoge eisen en prestatiegerichtheid.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 6 4 onderwerp: Het bindmiddel van de organisatie Punten A. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit formele regels en beleidsstukken. De klemtoon ligt op het instandhouding van een probleemloos functioneren van de diensten. B. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit betrokkenheid bij innovatie en ontwikkeling. De nadruk ligt op het vernieuwen van de diensten en het dienstverleningsaanbod. C. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit loyaliteit en onderling vertrouwen. Betrokkenheid bij de organisatie staat hoog in het vaandel geschreven. D. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit de nadruk op de prestaties en het bereiken van de doelstellingen. Agressiviteit en winnen zijn gangbare thema's. 5 onderwerp: Strategische accenten Punten A. De organisatie legt de nadruk op menselijke ontwikkelingen. Een grote mate van vertrouwen, openheid en participatie zijn niet weg te denken. B. De organisatie legt de nadruk op het aanboren van nieuwe bronnen en het creëren van nieuwe uitdagingen. Het uitproberen van nieuwe dingen en het zoeken naar nieuwe manieren van werken wordt gewaardeerd. C. De organisatie legt de nadruk op wedijverend gedrag en prestaties. Het bereiken van ambitieuze doelstellingen en het aantrekken van meer cliënten spelen de hoofdrol. D. De organisatie legt de nadruk op behoud van het bestaande en op stabiliteit. Efficiëntie, beheersbaarheid en een soepele uitvoering spelen de hoofdrol. 6 onderwerp: Succescriteria Punten A. De organisatie definieert succes binnen het kader van de efficiëntie. Betrouwbare dienstverlening, soepel verlopende schema's en goedkope manieren van werken zijn van hoofdbelang. B. De organisatie definieert succes als beter presteren dan de andere (concurrende) organisaties C. De organisatie definieert succes als kunnen beschikken over de meest unieke dienstverlening. Ze kan worden beschouwd als innovatief en als toonaangevend wat haar diensten betreft. D. De organisatie definieert succes op grond van de ontwikkeling van de personeelsleden, teamwork, de betrokkenheid van het personeel en zorg voor de mensen.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 7 Tweede reeks: In welke mate zou u willen dat die mogelijkheden binnen vijf jaar een rol spelen binnen de organisatie Bedoeling van deze test is te achterhalen hoe u de organisatie graag zou veranderd zien en welke waarden die organiatie dan moeten kenmerken. Ook hier weer de zes onderwerpen met telkens vier mogelijkheden. Verdeel opnieuw per onderwerp 100 punten over deze vier mogelijkheden om aan te geven hoe zij zich ten aanzien van elkaar verhouden. 1 onderwerp: Dominante kenmerken Punten A. De organisatie is strak geleid en gestructureerd. Formele procedures bepalen in het algemeen wat mensen doen. B. De organisatie is sterk resultaatgericht. Het werk af zien te krijgen is de grootste zorg. De mensen zijn zeer competitief en gericht op het boeken van resultaten. C. De organisatie is zeer dynamisch en er heerst een sterk enthousiasme. De mensen zijn bereid hun nek uit te steken en risico's te nemen. D. De organisatie heeft een zeer persoonlijk karakter. Ze heeft veel weg van één grote familie. De mensen lijken veel met elkaar gemeen te hebben. 2 onderwerp: De leiding van de organisatie Punten A. De leidinggevenden gedragen zich in het algemeen als begeleider, scheppen mogelijkheden en stimuleren. B. De leidinggevenden spreiden in het algemeen enthousiasme ten toon, evenals vernieuwingsgezindheid en risicobereidheid. C. De leidinggevenden geven in het algemeen blijkt van een harde en zakelijke instelling, agressiviteit en resultaatgerichtheid. D. De leidinggevenden geven in het algemeen blijk van coördinerend en organiserend gedrag en maken de indruk van een soepel draaiende, efficiënte machinerie. 3 onderwerp: Leiderschapsstijl Punten A. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door zekerheid omtrent de baan, de voorschriften, voorspelbaarheid en stabiele verhoudingen. B. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door persoonlijke risicobereidheid, vernieuwing, vrijheid en uniciteit. C. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door teamwerk, consensus en participatie. D. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door niets ontziende competitie, hoge eisen en prestatiegerichtheid.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 8 4 onderwerp: Het bindmiddel van de organisatie Punten A. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit loyaliteit en onderling vertrouwen. Betrokkenheid bij de organisatie staat hoog in het vaandel geschreven. B. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit de nadruk op de prestaties en het bereiken van de doelstellingen. Agressiviteit en winnen zijn gangbare thema's. C. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit formele regels en beleidsstukken. De klemtoon ligt op het instandhouding van een probleemloos functioneren van de diensten. D. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit betrokkenheid bij innovatie en ontwikkeling. De nadruk ligt op het vernieuwen van de diensten en het dienstverleningsaanbod. 5 onderwerp: Strategische accenten Punten A. De organisatie legt de nadruk op menselijke ontwikkeling. Een grote mate van vertrouwen, openheid en participatie zijn niet weg te denken. B. De organisatie legt de nadruk op het aanboren van nieuwe bronnen en het creëren van nieuwe uitdagingen. Het uitproberen van nieuwe dingen en het zoeken naar nieuwe manieren van werken wordt gewaardeerd. C. De organisatie legt de nadruk op wedijverend gedrag en prestaties. Het bereiken van ambitieuze doelstellingen en het aantrekken van meer cliënten spelen de hoofdrol. D. De organisatie legt de nadruk op behoud van het bestaande en stabiliteit. Efficiëntie, beheersbaarheid en een soepele uitvoering spelen de hoofdrol. 6 onderwerp: Succescriteria Punten A. De organisatie definieert succes als beter presteren dan de andere (concurrerende) organisaties. B. De organisatie definieert succes op grond van de ontwikkeling van de personeelsleden, teamwork, de betrokkenheid van het personeel en zorg voor de mensen. C. De organisatie definieert succes als kunnen beschikken over de meest unieke dienstverlening. Ze kan worden beschouwd als innovatief en als toonaangevend wat haar diensten betreft. D. De organisatie definieert succes binnen het kader van de efficiëntie. Betrouwbare dienstverlening, soepel verlopende schema's en goedkope productie zijn van hoofdbelang.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 9 Uw levenswijze Hier wordt gevraagd uzelf te beschrijven aan de hand van een aantal activiteiten of houdingen. Zet een "x" in het vak van de derde kolom als het woord in de tweede kolom in het geheel niet (bijna nooit) op u van toepassing is. Zet een "x" in het vak van de vierde kolom als het woord in de tweede kolom vaak op u van toepassing is. Zet een "x" in het vak van de vijfde kolom als het woord in de tweede kolom meestal (bijna altijd) op u van toepassing is. Uiteraard moeten alle vragen beantwoord worden. Nr. 01. meelevend 02. attent 03. steunt anderen 04. kan zich in de behoeften van anderen verplaatsen 05. moedigt anderen aan 06. zoekt goedkeuring van anderen 07. overstelpt mensen met vriendelijkheid 08. vaag en onzeker 09. afhankelijk van familie en vrienden 10. wil aardig gevonden worden 11. soepel/inschikkelijk 12. zeer tactvol 13. veel respect voor meerderen 14. bescheiden 15. afhankelijk van anderen 16. bezorgd om status 17. cynisch 18. kan niet goed tegen kritiek 19. negatief 20. vergeeft niet snel een onrecht 21. een sterke behoefte om te winnen 22. houdt ervan te wedijveren 23. vergelijkt zichzelf voortdurend met anderen 24. staat onmiddellijk klaar met een oordeel 25. voor zichzelf opkomend, assertief 26. houdt van moeilijke taken 27. realistisch 28. wint het vertrouwen en respect van anderen 29. goed analytisch vermogen 30. denkt zelfstandig 31. houdt ervan anderen iets te leren 32. houdt ervan om meningsverschillen op te lossen 33. wordt door anderen benadert om hulp te bieden 34. wordt door anderen vertrouwd 35. kan goed luisteren 36. is het met iedereen 37. vergevingsgezind 38. raak van streek door conflicten 39. altijd vriendelijk 40. laat zijn mening beïnvloeden door wat anderen denken bijna nooit vaak bijna altijd

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 10 Nr. 41. twijfelt aan zichzelf 42. meer reagerend dan initiatiefnemend 43. piekert vaak 44. wenst mensen tevreden te stellen 45. doet dingen volgens het boekje 46. koppig 47. verzet zich tegen nieuwe ideeën 48. moeilijk te imponeren 49. gevoelloos 50. wantrouwt anderen 51. alles is een uitdaging 52. spant zich in om indruk te maken op anderen 53. kan moeilijk tegen zijn verlies 54. wil graag gezien worden en opvallen 55. hemelt zichzelf op 56. enthousiast 57. leert van fouten en verbetert zichzelf 58. houdt van een uitdaging 59. denkt meestal vooruit 60. eerlijk en direct in het uiten van gevoelens 61. oordeel wordt beïnvloed door sympathie voor iemand 62. probeert anderen te helpen 63. deelt graag gevoelens en ideeën met anderen 64. accepteert gemakkelijk verandering 65. diplomatiek, tactvol 66. beheerst, ingetogen 67. accepteert veelal actuele stand van zaken 68. bekommert om wat anderen over hem denken 69. wordt gewaardeerd door de meerderen 70. erg conventioneel 71. gespannen, niet op zijn gemak 72. zichzelf veroordelend 73. gereserveerd 74. makkelijk in verlegenheid te brengen 75. wordt moeilijk geaccepteerd 76. hard, onverzettelijk 77. weinig vertrouwen in mensen 78. dominant 79. kritisch ten opzichte van anderen 80. gelooft in dwingend optreden 81. gelooft in daden, niet in woorden 82. ergert zich sterk aan eigen fouten 83. lijkt anderen niet nodig te hebben 84. competent 85. zoekt naar uitdagingen 86. energiek, actief 87. zichzelf respecterend 88. zich zeer bewust van eigen gevoelens 89. houdt van verantwoordelijkheid 90. uniek en onafhankelijk in manier van denken bijna nooit vaak bijna altijd

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 11 Nr. 91. ziet het beste in anderen 92. heeft oprechte belangstelling voor anderen 93. warm, open 94. ontspannen, op zijn/haar gemak met andere mensen 95. vindt mensen belangrijker dan dingen 96. past zich aan 97. vindt regels belangrijker dan ideeën 98. betrouwbaar 99. zeer respectvol tegenover anderen 100. steekt nooit de nek uit 101. ontwijkend 102. vermijdt beslissingen 103. bezig met eigen problemen 104. raakt gemakkelijk van streek 105. laat beslissingen aan anderen over 106. argumenteert graag 107. vaak in het offensief 108. vlug beledigd 109. vindt anderen zelfzuchtig 110. doet dingen liever zelfstandig 111. probeert in alles de beste te zijn 112. plaatst gevoelens op de achtergrond 113. streng maar rechtvaardig 114. kan onverschillig zijn 115. lijkt anderen niet nodig te hebben 116. open over zichzelf 117. niet snel van streek te brengen 118. brengt gemakkelijk ideeën over 119. weet hoe mensen zich voelen 120. grote persoonlijke integriteit bijna nooit vaak bijna altijd

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 12 Uw vaardigheden Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 1 Wanneer collega s hun problemen aan mij voorleggen, praat ik met hen op een ondersteunende manier. 2 Ik zet mijn collega s ertoe aan nieuwe ideeën en werkwijzen te bedenken. on on Een beetje (on-) 3 Ik motiveer en beziel anderen om hun werk nog beter te doen. 4 Ik hou goed in de gaten hoe de dienst waar ik werk functioneert. 5 Ik help mijn collega s regelmatig om hun vaardigheden te verbeteren, zodat zij betere resultaten kunnen bereiken. 6 Ik eis van collega s dat zij keihard werken en een veel prestaties leveren. 7 Ik stel ambitieuze doelstellingen voor die mijn collega s uitdagen om hogere prestaties te leveren. 8 Ik zorg voor de middelen die nodig zijn om de vernieuwende ideeën van mijn collega s in praktijk te kunnen brengen of ik help hen daarbij. 9 Wanneer iemand met een nieuwe idee komt, verleen ik de nodige steun om het erdoor te krijgen. 10 Ik zorg ervoor dat alle collega s goed op de hoogte zijn van het beleid van onze organisatie, van onze waarden en onze doelstellingen. 11 Ik zorg ervoor dat de collega s een duidelijk beeld hebben van de plaats die hun taak inneemt tussen die van anderen binnen onze organisatie. 12 Ik stel samenhangende teams van mensen samen die zich ergens voor willen inzetten. 13 Ik laat mijn collega s regelmatig weten hoe ik over hun prestaties denk. 14 Ik verwoord een duidelijke visie op wat door onze dienst in de toekomst kan worden bereikt. 15 Ik bevorder een gevoel van competitie omdat dit mijn collega s helpt beter te presteren dan de collega s van andere diensten.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 13 Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 16 Ik zorg ervoor dat in mijn dienst regelmatig rapporten en beoordelingen worden uitgebracht. 17 Ik interpreteer en vereenvoudig complexe informatie zodat collega s daaruit wijs kunnen worden. 18 Ik bevorder in mijn dienst de effectieve uitwisseling van informatie en probleemoplossingen. 19 Ik bevorder in mijn dienst een rationele, systematische analyse, om zodoende de complexiteit van belangrijke kwesties te verminderen. 20 Ik zorg ervoor dat mijn collega s ruimte krijgen voor persoonlijke groei en ontwikkeling. 21 Ik schep een werksfeer waarin participatie en betrokkenheid bij beslissingen worden gestimuleerd en beloond. 22 Ik zorg ervoor dat voldoende aandacht wordt geschonken aan zowel de taakvervulling als de interpersoonlijke verhoudingen. 23 Wanneer ik collega s vertel dat ze iets niet goed doen, bevorder ik daarmee eerder een verbetering van hun functioneren dan afweer en boosheid. 24 Ik geef collega s taken en verantwoordelijkheden die hen kansen bieden voor persoonlijke groei en ontwikkeling. 25 Ik help collega s op een actieve wijze zich voor te bereiden op hogere functies in de organisatie. 26 Ik kom regelmatig met nieuwe, creatieve ideeën voor processen, producten of procedures voor mijn organisatie. 27 Ik laat mijn collega s steeds opnieuw weten wat mijn toekomstvisie is en versterk die visie ook. 28 Ik help anderen zich een nieuwe toekomst voor te stellen die zowel kansen als waarschijnlijkheden inhoudt. 29 Ik ben voortdurend bezig met verbetering van de processen om resultaten te behalen. 30 Ik zet mijn dienst aan te wedijveren met anderen over de kwaliteit van dienstverlening en/of prestaties. on on Een beetje (on-)

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 14 Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 31 Ik bevorder de totstandkoming van een motiverend werkklimaat door mijn collega s meer zeggenschap over hun eigen taakuitvoering te geven. 32 Ik heb regelmatig persoonlijk contact met mijn interne en externe cliënten. on on Een beetje (on-) 33 Ik zorg ervoor dat wij vaststellen in hoeverre we tegemoetkomen aan de verwachtingen van onze cliënten. 34 Ik zorg ervoor dat mijn collega s ervaringen opdoen die hen helpt bij hun aanpassing aan onze organsatiei en hun integratie in de organisatiecultuur. 35 Ik vergroot de competitie van mijn collega s door hen te stimuleren diensten te leveren die de verwachtingen van de burgers overtreffen. 36 Ik heb een controlesysteem ingevoerd om de kwaliteit, de efficiëntie en de prestaties van mijn dienst op het gewenste peil te houden. 37 Ik overleg regelmatig met de leidinggevenden van andere diensten. 38 Ter bevordering van de coördinatie zorg ik ervoor dat informatie zo ruim mogelijk verspreid wordt onder de collega s. 39 Ik werk met meetinstrumenten die zowel de werkprocessen als de resultaten meten. 40 Ik laat mijn collega s exact en duidelijk weten wat ik van hen verwacht. 41 Ik zorg ervoor dat alles wat wij doen erop is gericht onze cliënten beter van dienst te zijn. 42 Ik bevorder in mijn dienst een sfeer van agressiviteit en intensiteit. 43 Ik hou de sterke en zwakke kanten van onze anderen in de gaten, en laat mijn dienst weten hoe wij er ten opzichte van hen voorstaan. 44 Ik bevorder in mijn dienst een werkklimaat waarin voortdurend wordt gestreefd naar verbetering. 45 Ik heb een duidelijke strategie ontwikkeld om mijn dienst te helpen onze toekomstvisie op succesvolle wijze te verwezenlijken.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 15 Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 46 Wanneer ik onze toekomstvisie ter sprake breng, verwoord ik de verbeeldingskracht en de emotionele betrokkenheid van anderen. 47 Ik bevorder een werkomgeving waarin zowel collega's als ondergeschikten van elkaar leren en elkaar helpen bij hun ontwikkeling. 48 Ik luister aandachtig en onbevooroordeeld naar anderen wanneer die met ideeën komen, ook al ben ik het er niet mee. 49 Ik zorg voor samenwerking binnen mijn dienst en voor een positieve oplossing van conflicten. 50 Ik toon collega s die met hun zorgen of problemen bij mij aankloppen dat ik hun zienswijze begrijp. 51 Ik schep een werkmilieu waarin experimenten en creativiteit worden erkend en beloond. 52 Ik zet iedereen in mijn omgeving ertoe aan alles wat zij doen voortdurend te verbeteren en op peil te houden. 53 Ik stimuleer al mijn collega s voortdurend kleine verbeteringen aan te brengen in de manier waarop zij hun werk doen. 54 Ik zorg ervoor dat mijn dienst voortdurend informatie verzamelt over de behoeften en voorkeuren van de burgers. 55 Ik betrek burgers bij de planning en de beoordeling van mijn dienst. on on Een beetje (on-) 56 Ik zorg in mijn dienst voor ceremonieën en beloningen die de waarde en de cultuur van onze organisatie ten goede komen. 57 Ik handhaaf een formeel systeem voor de verzameling van informatie afkomstig van andere diensten of organisaties en voor onze reactie erop. 58 Ik vorm bij belangrijke organisatorische kwesties teams of taakgroepen met leden van verschillende functiegroepen. 59 Ik help collega s bij hun streven naar verbetering van alle aspecten van hun bestaan en niet alleen voor zaken die met hun werk te maken hebben. 60 Ik schep een werksfeer waarin de collega s streven naar hogere prestatieniveaus dan die van de anderen.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 16 Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 61 Ik ben goed in de vorming van effectieve, samenhangende en soepel functionerende teams. 62 Ik kan goed naar mijn collega s luisteren en hen ondersteunen. on on Een beetje (on-) 63 Ik ben goed in het helpen van mijn collega s om hun prestaties te verbeteren en hen kansen te bieden voor hun persoonlijke ontwikkeling. 64 Ik ben goed in het stimuleren van mijn collega s om te innoveren en met nieuwe ideeën te komen. 65 Ik ben goed in het helder overbrengen van een toekomstvisie en de verwezenlijking ervan. 66 Ik ben er goed in bij mijn collega s een gerichtheid op voortdurende verbetering tot ontwikkeling te brengen. 67 Ik ben goed in het bevorderen van een agressieve gerichtheid op het overtreffen van de prestaties van anderen. 68 Ik ben goed in het motiveren van mijn collega s opdat zij zich extra zouden inzetten en zich agressief op hun werk zouden storten. 69 Ik ben goed in het bevorderen van een gerichtheid op dienstverlening aan en betrokkenheid op de cliënten. 70 Ik ben er goed in mijn collega s te helpen duidelijkheid te verwerven over wat van hen verwacht wordt en over de cultuur van de organisatie. 71 Ik ben goed in het meten en bewaken van de processen en de resultaten van mijn dienst. 72 Ik ben goed in het verwerven van informatie nodig voor de diensten en in het uitwisselen van informatie over de diensten heen. 73 Ik vind de vorming van effectieve, samenhangende en soepel functionerende teams van hoofdbelang. 74 Ik vind luisteren naar mijn collega s en hen ondersteunen van hoofdbelang. 75 Ik vind het helpen van mijn collega s om hun prestaties te verbeteren en hen kansen te bieden voor hun persoonlijke ontwikkeling van hoofdbelang.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 17 Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 76 Ik vind het stimuleren van mijn collega s om te innoveren en met nieuwe ideeën te komen van hoofdbelang. 77 Ik vind het helder overbrengen van een toekomstvisie en de verwezenlijking ervan van hoofdbelang. 78 Ik vind het van hoofdbelang een gerichtheid op voortdurende verbetering tot ontwikkeling te brengen bij mijn collega s. 79 Ik vind het bevorderen van een agressieve gerichtheid voor het overtreffen van de prestaties van anderen van hoofdbelang. 80 Ik vind het motiveren van mijn collega s opdat zij zich extra zouden inzetten en zich agressief op hun werk zouden storten van hoofdbelang. 81 Ik vind het bevorderen van een gerichtheid op dienstverlening aan en betrokkenheid op de cliënten van hoofdbelang. 82 Ik vind het van hoofdbelang mijn collega s duidelijkheid te helpen verwerven over wat van hen verwacht wordt en over de organisatiecultuur. 83 Ik vind het meten en bewaken van de processen en de resultaten van mijn dienst van hoofdbelang. 84 Ik vind van hoofdbelang informatie te verwerven die nodig is voor de diensten en die informatie uit te wisselen over de diensten. on on Een beetje (on-)

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 18 Teamrollen Verdeel voor ieder onderwerp tien punten over de zinnen waarvan u denkt dat ze het best uw gedrag beschrijven. De punten kunt u over een paar zinnen verdelen, maar u kunt ze in extreme gevallen ook gelijkmatig over alle zinnen verdelen of allemaal aan één zin toekennen. 1. Wanneer u in een team zit, zou het volgende voor u kunnen gelden: Punten 11. U merkt nieuwe kansen snel op en maak daar goed gebruik van. 12. U kan met allerlei verschillende mensen goed samenwerken. 13. Een van uw natuurlijke gaven is het produceren van ideeën. 14. Als u iets in mensen ziet wat van nut kan zijn voor de doelstellingen van de groep, weet u het er altijd uit te halen. 15. Omdat u zelf efficiënt ben, houdt u ervan dingen helemaal af te maken. 16. U vindt het niet erg als mensen u een tijdlang niet aardig vinden, gesteld dat u goede resultaten behaalt. 17. U voelt snel aan wat werkt in een situatie die u goed kent. 18. U kan objectief redeneren en een bepaalde zaak onbevooroordeeld van verschillende kanten belichten. 2. Als u minder goed presteert in een team dan zou dat kunnen komen omdat: Punten 21. U zich pas op uw gemak voelt wanneer vergaderingen een duidelijke structuur hebben en in de hand worden gehouden. 22. U vaak te veel toegeeft aan teamleden die een waardevolle mening hebben die onvoldoende aan bod is gekomen. 23. U de neiging heeft veel te praten wanneer er nieuwe ideeën in de groep worden besproken. 24. U het door uw objectieve kijk op de dingen moeilijk vindt om meteen enthousiast met uw collega s mee te praten. 25. Mensen u soms overheersend en autoritair vinden wanneer u samen met hen een taak tot een goed einde moet brengen. 26. U het moeilijk vindt om het voortouw te nemen omdat u te gevoelig ben voor de sfeer in de groep. 27. U de neiging heeft om helemaal op te gaan in de ideeën die u krijgt zodat u niet meer in de gaten heeft wat er gaande is. 28. Uw collega s vinden dat u zich te druk maakt over details en te veel denkt aan wat er mis kan gaan. 3. Wanneer u samen met anderen aan een project werkt: Punten 31. Bent u er goed in mensen te beïnvloeden zonder hen onder druk te zetten. 32. Worden door uw algemene waakzaamheid fouten uit onzorgvuldigheid of nalatigheid voorkomen. 33. Staat u in vergaderingen klaar om te zorgen dat geen tijd verspild wordt en het hoofddoel niet uit het oog wordt verloren. 34. Zult u altijd met een origineel idee aankomen. 35. Is u altijd bereid een goed voorstel te steunen wanneer dat in het gemchappelijk belang is. 36. Is u steeds op zoek naar de nieuwste ideeën en de laatste ontwikkelingen. 37. Wordt uw vermogen om objectief te oordelen door anderen op prijs gesteld. 38. Kan men het gerust aan u overlaten om te zorgen dat al het noodzakelijke georganiseerd wordt.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 19 4. Kenmerkend voor uw houding tegenover groepswerk is dat: Punten 41. U het eigenlijk graag doet omdat u uw collega s beter wilt leren kennen 42. U niet aarzelt om de denkbeelden van anderen aan te vallen of zelf een minderheidsstandpunt in te nemen. 43. U gewoonlijk niet verlegen zit om argumenten waarmee u een redenering die niet klopt, kan weerleggen. 44. U denkt dat u er goed in bent te zorgen dat een plan ook slaagt, als er beslist is dat het moet worden uitgevoerd. 45. U de neiging heeft om voor de hand liggende opmerkingen te vermijden en met onverwachte ideeën aan te komen. 46. Uw perfectionisme iets toevoegt aan iedere taak in het team waaronder u uw schouders zet. 47. U graag gebruik maakt van contacten met mensen buiten de groep. 48. U besluitvaardig is wanneer dat nodig is, alhoewel u graag ieders mening wilt horen. 5. U vindt bevrediging in uw werk voor de organisatie omdat: Punten 51. U er plezier in heeft situaties te analyseren en de verschillende keuzemogelijkheden tegen elkaar af te wegen. 52. U het interessant vindt praktische oplossingen voor problemen te bedenken. 53. U voelt dat u bijdraagt aan goede werkverhoudingen. 54. U veel invloed kan uitoefenen op de besluitvorming. 55. U mensen kan ontmoeten die misschien iets nieuws te bieden hebben. 56. U mensen kan overtuigen van de noodzaak dat iets moet gedaan worden. 57. U zich in uw element voelt wanneer u zich volledig op één bepaalde taak kan concentreren. 58. U graag een werkterrein vindt dat mijn fantasie prikkelt. 6. Wanneer u plotseling in weinig tijd met onbekende mensen een moeilijke taak moet uitvoeren: Punten 61. Trekt u zich het liefst ergens in een hoekje terug, zodat u rustig kan bedenken hoe u het moet aanpakken. 62. Is u bereid samen te werken met iemand die van de meest positieve aanpak blijk geeft, zelfs als dat een lastig persoon lijkt. 63. Zou u een manier vinden om de taak minder omvangrijk te maken door te kijken wie wat het beste kan doen. 64. Zou uw aangeboren urgentiebesef ervoor zorgen dat de groep niet achter raken op het schema. 65. Denkt u dat u uw hoofd koel en uw hersenen bij elkaar zou weten te houden. 66. Zou u recht op uw doel afgaan en u niet laten opjagen. 67. Zou u bereid zijn het voortouw te nemen wanneer u het gevoel heeft dat de groep geen vooruitgang boekt. 68. Zou u een discussie op gang brengen met de bedoeling nieuwe gedachten te stimuleren en dingen in beweging te zetten.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 20 7. Als u problemen heeft met groepswerk, dan zou het waarschijnlijk gaan om: Punten 71. Uw neiging ongeduldig te reageren op mensen die de voortgang belemmeren. 72. Kritiek van anderen dat u te analytisch is en onvoldoende intuïtief. 73. Uw nauwgezetheid waardoor u soms de boel ophoudt. 74. Het feit dat u al snel verveeld raak en een of twee stimulerende groepsleden nodig heeft om u enthousiast te maken. 75. De moeite die u heb om op gang te komen tenzij u precies weet wat het doel is. 76. Uw onvermogen soms om ingewikkelde kwesties die u zich bedenkt ook duidelijk uit te leggen. 77. Uw gebrek aan durf om van anderen dingen te vragen die u zelf niet kan. 78. Uw aarzeling om uw standpunt te verdedigen wanneer u op duidelijke weerstand stuit.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p.21 Myers-Briggs Type Indicator Zet een "x" in het lege vak naast het toepasselijke antwoord. U moet kiezen tussen beide alternatieven. In geval van twijfel kies dan dat alternatief dat zich het meest voordoet. Uw inspiratie Keuze 01. Hoe leeft u uzelf het meeste uit? 01.a. U is graag onder vrienden. 01.b. U houdt ervan alleen te zijn. 02. Van welk gesprek geniet u het meest? 02.a. Een oppervlakkig gesprek over koetjes en kalfjes. 02.b. Een diepgaand gesprek over een ernstig onderwerp. 03. Wat doet u als er een stilte optreedt in een gesprek met vrienden of familieleden? 03.a. U praat om de gesprekspauze op te vullen. 03.b. U praat zelden om de stilte op te vullen. 04. Van welke vrijetijdsactiviteiten houdt u het meest? 04.a. Activiteiten die veel actie en interactie met zich meebrengen. 04.b. Activiteiten die u in uw eentje kan doen. 05. Hoe zoekt u u weg in een vreemde stad? 05.a. U vraagt een voorbijganger de weg. 05.b. U zoekt zelf uw weg (eventueel met behulp van een stadsplan of gms). Uw informatiegaring Keuze 11. Wat trekt vooral uw aandacht? 11.a. U focust op de feiten en de details van wat onder uw aandacht komt. 11.b. U heeft aandacht voor de onderliggende betekenis en de implicaties. 12. Stel dat u voor een nieuw probleem geplaatst wordt, wat doet u dan? 12.a. U bent geneigd om oplossingen toe te passen die u reeds kent. 12.b. U bent geneigd nieuwe oplossingen voor het nieuwe probleem te zoeken. 13. Van welke activiteiten houdt u het meest? 13.a. Van routinematige en repetitieve activiteiten. 13.b. Van vernieuwend en projectmatig werken. 14. Hoe begint u een tekst te schrijven over een onderwerp dat u nauw aan het hart ligt? 14.a. U raadpleegt boeken om uit te zoeken wat u erover kan/moet schrijven. 14.b. U legt de hoofdlijnen vast en zet u vervolgens aan het schrijven. 15. Hoe staat u tegenover het nieuwe en het onbekende? 15.a. U staat wantrouwig tegenover het nieuwe en het onbekende. 15.b. U ziet het nieuwe en onbekende als een uitdaging.

Beleid en communicatie, deel Beleid, p.22 Uw manier van beslissen 21. Welke beslissing verkiest u? 21.a. Deze die naar uw gevoel de beste is voor uzelf en/of anderen. 21.b. Deze die het best lijkt na afweging van de pro s en contra s. 22. Hoe waarheidsgetrouw bent u? 22.a. U verkiest een leugentje om bestwil, om zo niemands gevoelens te kwetsen. 22.b. U verkiest waarheidsgetrouw te zijn, zelfs als u iemands gevoelens zo kwetst. 23. Hoe reageert u? 23.a. U hebt emotionele hoogte- en laagtepunten. 23.b. U wekt de indruk emotioneel evenwichtig te zijn. 24. Hoe staat u tegenover discussies? 24.a. U denkt dat mensen die discussiëren ongelukkig en kwaad op elkaar zijn. 24.b. U houdt van discussies, omdat de botsing van ideeën tot nieuwe inzichten leidt. 25. Welk werk vind u persoonlijk betekenisvol? 25.a. Werk waarbij u anderen helpt, door iets voor hen te doen. 25.b. Werk waarbij uw logische analyse van de situatie voor een oplossing zorgt. Manier waarop u uw leven inricht 31. Hoe staat u tegenover het nemen van beslissingen? 31.a. U neemt liever géén beslissing, dan een verkeerde beslissing. 31.b. U neemt liever een verkeerde beslissing, dan geen beslissing. 32. Hoe kijkt u tegen kwesties aan? 32.a. U bent geneigd kwesties in verschillende schakeringen van grijs te zien. 32.b. U bent geneigd kwesties in termen van zwart/wittegenstellingen te zien. 33. Waarop richt u het liefst uw aandacht? 33.a. U bent graag gelijktijdig met meerdere onderwerpen/projecten bezig. 33.b. U werkt het liefst de onderwerpen/projecten één voor één af. 34. Hoe gedraagt u uzelf op een bijeenkomst? 34.a. U stelt vragen. 34.b. U poneert stellingen. 35. Van welk werk houdt u het meest? 35.a. Werk in een flexibele situatie waarbij weinig regels en procedures gelden. 35.b. Werk in een stabiele omgeving waarin u beslissingen kan nemen. Keuze Keuze