Aan de slag blijven. Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

Transcriptie

1 Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

2 Jezelf presenteren De medewerker moet zichzelf goed presenteren. Bijvoorbeeld door er schoon en verzorgd uit te zien. Zo laat hij/zij een goede indruk achter. In dit hoofdstuk leert de medewerker zichzelf op een goede manier te presenteren. Schoon op je werk Medewerker beseft het belang van hygiëne en persoonlijke verzorging (als visitekaartje en voor collega s). Accepteren als anderen er iets van zeggen. Beseffen waarom dit een probleem is als je samenwerkt met anderen. Jezelf voorstellen Medewerker stelt zichzelf op een juiste manier voor aan nieuwe collega s/mensen. Hoe benader je mensen die je niet kent. Wat vertel je wel en wat niet over jezelf. Gepaste kleding Medewerker weet wat wel/niet gepaste kleding is op de werkvloer en beseft het nut van het dragen ervan. Verschillende soorten kleding: representatief beschermend functioneel vrije tijd Mondhygiëne Medewerker beseft belang mondhygiëne. Mondhygiëne belangrijk: Voor gezond gebit Omgang met collega s Representatie naar klanten Toilethygiëne Medewerker beseft risico s van onzorgvuldige toilethygiëne. Gevolgen van slechte toilet hygiëne. Toilet netjes achter laten. Arbeidsontwikkeling

3 Plezierig werken Plezier hebben in het werk, heeft de medewerker voor een groot deel zelf in de hand. Dit hoofdstuk behandelt een aantal onderwerpen die van invloed kunnen zijn op het werkplezier. Afspraken en huisregels Medewerker realiseert zich belang van afspraken en huisregels voor veiligheid en werkplezier. Afspraken zijn nodig. Iedereen houdt zich er aan. Gemotiveerd werken Medewerker begrijpt het belang van gemotiveerd werken in relatie tot verantwoordelijkheidsgevoel en kwaliteit van werk. Oorzaken voor wel/niet gemotiveerd zijn. Gevolgen van demotiverend gedrag. Jezelf motiveren. Groepsmotivatie Medewerker weet hoe hij een positieve invloed kan uitoefenen om groepsmotivatie te versterken. Werken zonder klagen. Groepssfeer. Elkaar oppeppen. Motivatie zorgt voor werkplezier. Werkplezier Medewerker weet hoe hij zelf een bijdrage kan leveren aan zijn eigen groepsplezier. Wat draagt wel/niet bij aan een goede werksfeer en werkmotivatie. Hoe kun je werkplezier zelf beïnvloeden. Invloed op motivatie Medewerker neemt een actieve houding aan om demotivatie te voorkomen. Wat is motivatie. Je kunt er zelf invloed op uitoefenen. Collega s kunnen elkaar motiveren. Doorzetten Medewerker raakt niet boos of geïrriteerd bij tegenslag. Jezelf motiveren bij tegenslag. Niet bij de pakken neerzitten.

4 Samenwerken Werken gebeurt vaak in teams. Iedereen moet dan rekening houden met elkaar. Maar medewerkers kunnen elkaar ook helpen en versterken. Dit hoofdstuk gaat over samenwerken. Hulp vragen Medewerker vraagt tijdig en proactief om hulp bij problemen of onduidelijkheid. Waar ligt de grens: tot hoever kun jezelf proberen en wanneer vraag je hulp. Niet doorgaan tot het mis gaat. Leiding accepteren Medewerker begrijpt de verhoudingen op het werk en accepteert dat de leidinggevende beslissingsbevoegd is. Sociale verhoudingen. Eindbeslissing ligt bij leidinggevende. Dialoog/discussie is prima maar wees je bewust van jouw rol. Omgaan met kritiek Medewerker accepteert kritiek en schiet niet meteen in de verdediging. Kritiek roep emotie op. Niet meteen reageren. Van fouten en kritiek kun je leren. Overleggen en afstemmen Medewerker beseft dat een afspraak een afspraak is en overlegt wanneer iets anders loopt dan gepland. Overleg is belangrijk voor taakverdeling. Zelfraadzaamheid, taakverdeling. Als je met anderen samenwerkt alles goed afstemmen. Voor jezelf opkomen Medewerker komt op beheerste wijze voor zijn mening uit bij onenigheid over het werk. Luisteren naar elkaar. Niet meteen boos worden/reageren. Empathisch vermogen bij samenwerking.

5 Omgaan met elkaar Binnen een bedrijf werken veel verschillende mensen. Voor een goede werksfeer is het belangrijk dat alle medewerkers goed met elkaar omgaan. Daarover gaat dit hoofdstuk. Collega s begroeten Medewerker leert collegiaal te begroeten zonder elkaar van het werk te houden. Een praatje maken mag. Maar houd elkaar niet onnodig van het werk. De pauze is voor bijkletsen. Interesse en begrip tonen Lichaamstaal Medewerker toont op collegiale manier interesse en begrip in bedrijf/werk/collega s. Medewerker ervaart waarom passende lichaamstaal belangrijk is in communicatie. Interesse en begrip belangrijk voor werksfeer. Hoe pak je dat aan? Waar praat je over? Toon betrokkenheid bij bedrijf/werk/team. Elkaar aankijken. Juiste houding. Gezichtsuitdrukking moet bij boodschap passen. Respectvol gedrag Medewerker laat mensen ongeacht hun religie, seksuele geaardheid, uiterlijke kenmerken of karakter in hun waarde. Iedereen is anders. Hoe ga je met de ander om. Wat doe je juist niet.

6 Professioneel gedragen Soms komt een medewerker in een conflict terecht. Bijvoorbeeld omdat hij of zij het ergens niet mee eens is. Dat dient dan op een passende, professionele manier besproken te worden. In dit hoofdstuk leert de medewerker zichzelf professioneel te gedragen. Ontevredenheid uiten Medewerker leert beheerst voor zichzelf op te komen. Tegenover collega s en richting leidinggevende. Kom voor jezelf op. Maak zo problemen bespreekbaar. Blijf altijd netjes. Rustig reageren Medewerker leert bij conflictsituaties zijn rust te behouden en zich bij de feiten te houden. Hou je bij de feiten. Geen emoties. Rust leidt eerder tot een oplossing. Sociale druk Medewerker durft nee te zeggen en kan groepsdruk weerstaan. Wat wil jijzelf? Laat groepsdruk niet bepalend zijn. Hoe reageer je op groepsdruk? Terugkijken op gedrag Medewerker leert om zelf terug te kijken op eigen gedrag na een onprettige situatie. Wat is er gebeurd? Hoe heb je gereageerd? Wat had je anders kunnen doen? Had je de situatie kunnen voorkomen?

7 Professioneel werken Elke medewerker is verantwoordelijk voor zijn of haar taken. Hij of zij weet wat hij/zij moet doen en volgt instructies op. Dat heet professioneel werken. In dit hoofdstuk leert de medewerker wat daarbij komt kijken. Verantwoordelijk zijn Actieve houding Instructies opvolgen Medewerker weet wat zijn verantwoordelijkheid is op de werkvloer en meldt het als hij dit niet kan nakomen. Medewerker denkt actief mee over het werk. Medewerker doet wat is afgesproken en geeft aan als iets niet lukt en waarom iets niet lukt. Verantwoordelijk voor je eigen taak. Weet wat je moet doen. Doe dit goed. Vraag uitleg indien nodig. Melden als iets niet lukt. Wacht niet af tot je een (nieuwe) opdracht krijgt. Stel je actief op. Vraag zelf om uitleg als je het niet snapt. Doen wat is afgesproken. Aangeven als je afspraken niet kunt nakomen. Uitleg vragen Medewerker ziet de noodzaak van uitleg vragen als iets niet duidelijk is. Vraag zelf om uitleg als je iets niet snapt. Wacht niet af. Ga niet zomaar aan de slag. Dat kan gevaarlijk zijn. Zelf eerste controle uitvoeren Medewerker voelt zich verantwoordelijk voor zijn eigen taken en controleert zichzelf op uitvoering. Door zelfcontrole voorkom je fouten. Fouten kunnen dan nog makkelijk hersteld worden. Maak van zelfcontrole een vast onderdeel. Eerst zelf oplossing zoeken Medewerker roept niet voor elk wissewasje hulp in. Probeert zelf eerst iets uit te zoeken. Eerst zelf een oplossing zoeken voor een probleem.

8 Omgaan met veranderingen Op het werk krijgt de medewerker vroeg of laat te maken met veranderingen. Die horen er bij. Soms zijn veranderingen vooraf bekend, soms zijn ze onverwacht. In dit hoofdstuk leert de medewerker omgaan met veranderingen. Veranderingen op het werk Onverwachte situaties Medewerker beseft dat veranderingen erbij horen, accepteert veranderingen en gaat er flexibel mee om. Medewerker blijft rustig en zelfverzekerd bij een onverwachte situatie of verandering. Weet dat de wereld voortdurend verandert. Realiseer je dat ook jouw bedrijf verandert. Onderga veranderingen zonder angst of paniek. Veranderingen zijn vaak verbeteringen Accepteren. Rustig blijven. Niet met hakken in het zand. Tegenstrijdige informatie Tegenslag Medewerker blijft rustig bij tegenstrijdige informatie en weet waar hij terecht kan voor advies. Medewerker accepteert tegenslagen zonder dat als een mislukking te zien en zet door. Vraag altijd om duidelijkheid. Wie kan het wel weten? Leidinggevende in dergelijke situaties altijd aanspreekpunt. Ga niet zomaar iets doen. Soms gaat iets anders dan gewild/gepland. Dit is niet meteen een mislukking. Iedereen kan fouten maken maar daar kun je van leren. Blijf rustig.