Uitwerkingsnotitie Riolering 2013-2018



Vergelijkbare documenten
Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

Samenhang en samenvatting vgrp+, Waterplan, BRP

Basisopleiding Riolering Module 1

TOETSING VERBREED GRP

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman

RAPPORTAGE EMISSIEBEHEER RIOLERING 2012

Uitvoeringsprogramma samenwerking in de waterketen

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W²

Datum 14 januari 2011 Opgemaakt door afdeling Planvorming. Huidige samenwerking in de Veluwse afvalwaterketen

AGENDAPUNT 3.2. ONTWERP. Onderwerp: wijziging Richtlijnen Overname Afvalwater Nummer:

Voorstel voor de Raad

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK

Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. Bescherm volksgezondheid. Beperk overlast en hinder Voorkom schade.

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Themabijeenkomst Innovatie 8 november 2012

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel afvalwaterketen

Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Meppel, Hoogeveen, De Wolden, Steenwijkerland, Midden Drenthe, Westerveld en het waterschap Reest en

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13

GRP Gemeente Tynaarlo. Naar een nieuw gemeentelijk rioleringsplan.

Notitie. 1. Beleidskader Water

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel waterketen

Bijlage 1: Toelichting achtergronden en gebruik modelverordening voor de afvoer van hemelwater en grondwater

MPGAD

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Voortgang en resultaat aanpak afvalwaterketen

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

Bijlage 1. Lijst met afkortingen en begrippen

De Veranderende Zorgplicht

Betreft Uitbreiding bedrijfsterrein Van Ooijen, Parallelweg-west Woerden Afwatering terreinverharding

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

1) Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt? nee

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Gemeente Doetinchem. Gemeentelijk Rioleringsplan Doetinchem Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus 233.

BOAS-overeenkomst Glanerbrug. Definitief

Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets

Uitwerking hemelwaterbeleid gemeente Leeuwarderadeel

datum dossiercode Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

Afvalwaterbeleidsplan BMWE/NZV

Water- en Rioleringsplan

BERGBEZINKBASSIN (BBB) WEERSELO

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

BESTUURLIJKE SAMENVATTING AFSTEMMEN INVESTERINGEN

Bijlage 3. Doelen functionele eisen en maatstaven

Raadsvoorstel. drs A.J. Ditewig 18 februari januari De raad wordt voorgesteld te besluiten:

Toolkit Afkoppelen. De zin en onzin van afkoppelen. Rémy Schilperoort Jeroen Langeveld

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Voorstel besluit Samenvatting toelichting

BELEIDSREGEL ONTHEFFING GEMEENTELIJKE ZORGPLICHT STEDELIJK AFVALWATER FLEVOLAND Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: - ONDERWERP AANLEIDING EN DOELSTELLING

Stedelijke wateropgave. (van traditionele rioolvervanging

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

UITGANGSPUNTEN NOTITIE. Plan: Algemene projectgegevens:

Regionale samenwerking en de Omgevingswet. Gert Dekker (VNG)

Water in Bebouwd gebied

Activiteitenbesluit milieubeheer

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

dat het met name in het buitengebied, wijken met een apart vuilwaterriool en op bedrijventerreinen wenselijk is om dit verbod te laten gelden;

Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma

Rioleringsbeheerplan Terschelling

Aansluitverordening van de riolering in de gemeente Krimpen aan den IJssel

Afkoppelen van bestaande bebouwing

Hand-outs via: Sessie A. Stil! Nieuwe generatie vgrp/dofemame. Twitter mee met #RIONEDdag

Onderwerp Afvalwaterplan Limburgse Peelen en Gemeentelijk Rioleringsplan Peel en Maas

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

Waterschap Hunze en Aa s Ontvangen d.d.: Documentnummer: Raakvlak waterbeheer: ja/nee. gemeente Assen Verbouwing woning Venestraat GM ASSEN

Mededeling aan het AB

2. Bestuurlijke aanleiding en vraag De aanleiding voor het opstellen van het Afvalwaterketenplan is

Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 19 mei 2009 Nummer voorstel: 2009/58

EENDUIDIGE BEPALING AFVOEREND VERHARD OPPERVLAK

Aansluitverordening Riolering gemeente Westerwolde

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

UITVOERINGSPLAN AANSLUITEN NIET-GERIOLEERDE PANDEN

Juist (nu) aansluiten

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum : 18 mei 2010

Toelichting Watertoets

^ T^ 2 5UOV2008 \Q5 S. 1. Inleiding

Samenwerken in de Waterketen

Colofon. Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Ommen. Planperiode: Afdeling Openbaar Gebied Team Water & Team Civiel, riolering

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Projectnummer: C Opgesteld door: Joost Veltmaat. Ons kenmerk: :0.11. Kopieën aan:

Water Governance. Organisatie van waterbeheer, drinkwatervoorziening en afvalwaterbehandeling,

VGRP Gemeente Boxmeer. 12 november 2015

Gemeentelijk Rioleringsplan gemeente Brummen

Programma van de avond: vgrp Inwonersbijeenkomst. Positie vgrp5 gemeentebeleid. Even voorstellen. Relaties met beleid / plannen

Transcriptie:

Uitwerkingsnotitie Riolering 2013-2018

Uitwerkingsnotitie Riolering 2013-2018 Organisatie Auteur Versie Waterschap Reest en Wieden H.H. Post Beleidsmedewerker emissies en riolering 0522-276811 H. Geerse Beleidsadviseur Waterketen 0522-276864 2.0 MT (definitief) Datum augustus 2013 Colofon - 2 -

Colofon Dit rapport is mede tot stand gekomen door: Projectleider: ir. J.W. Hartemink Projectdirecteur Ir. Th.G.J. Witjes Werkzaam bij: Witteveen en Bos Louis Armstrongweg 6 1301 AB Almere Colofon - 3 -

Inhoudsopgave Colofon... 3 Inhoudsopgave... 5 Inleiding... 7 1 Ontwikkelingen... 9 1.1 INLEIDING... 9 1.2 LANDELIJK BELEID EN LANDELIJKE REGELGEVING... 9 1.2.1 Bestuursakkoord Water (BAW)... 9 1.2.2 Besluit Lozen Buiten Inrichtingen... 9 1.2.3 Besluit lozing afvalwater huishoudens...10 1.3 DE NIEUWE MANIER VAN WERKEN...10 1.3.1 Vertrekpunt Rioleringsbeleid Reest en Wieden...11 1.4 UITGANGSPUNTEN RIOLERINGSBELEID REEST & WIEDEN...12 1.4.1 Aandachtspunten rioleringsbeleid...12 1.4.2 Van theorie naar praktijk...12 1.4.3 Relatie met gemeenten...13 1.4.4 Relatie met waterschappen in Rijn-Oost verband...13 2 Rioleringsbeleid...15 2.1 INLEIDING...15 2.2 EMISSIES...15 2.2.1 Van Basisinspanning naar referentie-emissie...15 2.2.2 Waterkwaliteitsspoor...16 2.3 OMGAAN MET HEMELWATER EN AFKOPPELEN...16 2.4 DUURZAME SANITATIE...18 2.5 AANLEG EN RENOVATIE RIOLERING STEDELIJK GEBIED...18 2.6 AANLEG EN RENOVATIE RIOLERING LANDELIJK GEBIED...20 2.6.1 Aansluiting particulieren en bedrijven op waterschapsgemalen...21 2.6.2 Renovatie drukriolering...22 2.7 BESCHIKBARE ZUIVERINGSCAPACITEIT...22 2.8 PLANNEN EN VERGUNNINGEN...22 2.8.1 Inleiding...22 2.8.2 Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan...22 2.8.3 Beschouwing milieutechnisch en hydraulisch functioneren...23 2.8.4 Voortgang maatregelen...23 2.8.5 Omgaan met regenwater...23 2.8.6 (Dagelijks) beheer en onderhoud riolering...23 2.8.7 Kwaliteit basisgegevens...24 2.8.8 Basisrioleringsplan...24 2.8.9 Optimalisatiestudies...25 2.8.10 (Afval)waterakkoorden...25 2.8.11 Waterwet-vergunningen voor bedrijven...25 3 Functioneren systemen afvalwaterketen...27 3.1 INLEIDING...27 3.2 AFSTEMMING BELEID...27 3.3 RELATIE GRP-BRP...27 3.4 KWALITEIT BEHEERGEGEVENS...28 3.5 HET WATERSYSTEEM (VIII)...29 3.6 DE AFVALWATERKETEN: OPTIMALISATIE VAN AFVALWATERSYSTEMEN...29 3.7 VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK: METEN EN MONITOREN (IV EN VI)...30 3.8 INBRENG WATERSCHAP...30 Inhoudsopgave - 5 -

4 Beheer van de afvalwaterketen...31 4.1 INLEIDING...31 4.2 HET VGRP...31 4.3 OPERATIONELE PROGRAMMA S...31 4.3.1 Vervanging en renovatie...31 4.3.2 Reiniging en inspectie...32 4.3.3 Pompcapaciteiten en beheer gemalen...32 4.4 AFKOPPELEN EN AFKOPPELPLANNEN...33 4.5 INCIDENTEN EN CALAMITEITENPLAN...33 5 Doelstellingen rioleringsbeleid: De uitkomst...35 5.1 INLEIDING...35 5.2 OVERLEGSTRUCTUREN...35 5.3 WATERAKKOORDEN EN SAMENWERKINGSAKKOORDEN...35 5.4 INZET WATERSCHAP REEST & WIEDEN BIJ VGRP...35 5.5 EMISSIES EN WATERKWALITEIT...35 5.6 VERGUNNINGEN INDIRECTE LOZINGEN...36 BIJLAGE 1 ONTWIKKELING IN WET- EN REGELGEVING...37 BIJLAGE 2 OMGAAN MET REFERENTIE EMISSIE...39 Inhoudsopgave - 6 -

Inleiding Waarom deze Uitwerkingsnotitie Het waterschap heeft in 2008 een "Uitwerkingsnota Riolering en Waterkwaliteit 2007-2012" vastgesteld. In deze nota stond het beleid uitgewerkt dat het waterschap hanteerde met betrekking tot riolering en waterkwaliteit. De visie van het waterschap op de functie van riolering in de afvalwaterketen is beschreven en op basis van die visie is vastgelegd hoe de samenwerking tussen de partners in de waterketen kan bijdragen aan een verbetering van de waterketen. Inmiddels zijn de beleidskaders voor het rioleringsbeleid en de inzet van de waterkwaliteitsbeheerders daarin drastisch gewijzigd. Waar in het verleden sprake was van een toetsende rol van het waterschap met daarbij behorende instrumenten als vergunningverlening en handhaving, bestaat die rol niet meer. Dat maakt een ingrijpende wijziging van de inzet van waterschappen bij het rioleringsbeleid van gemeenten noodzakelijk. Deze notitie gaat vooral in op het aspect riolering als belangrijk onderdeel van de waterketen waarbij samenwerking een zeer grote rol speelt. Immers de riolering wordt beheerd door de gemeente en niet door het waterschap. Over de samenwerking in de waterketen is al een beleidsnotitie geschreven (notitie Uitwerking beleid Afvalwaterketen Reest en Wieden augustus 2010) Deze Uitwerkingsnotitie is de uitwerking van de afspraken over samenwerking in de waterketen voor het aspect riolering en het beleidskader uit het Waterbeheerplan 2010-2015. De notitie beschrijft de inzet en de wensen van het waterschap bij het overleg met de gemeenten over het beheer van de riolering. De voorstellen in deze notitie moeten twee richtingen uit werken. De ene kant op werkt deze notitie als richtinggevend voor het rioleringsbeleid en het rioleringsbeheer van de gemeenten. De andere kant op zijn er de afspraken over de inzet van het waterschap waaraan wij gehouden kunnen worden door de gemeenten. Het beleid zoals verwoord in deze notitie is het beleidsmatig kader van het waterschap vanuit zijn rol als waterkwaliteitsbeheerder ten aanzien van riolering. Dit kader kan daarom gebruikt worden door de gemeenten bij het schrijven van verbrede Gemeentelijke Rioleringsplannen. Afbakening en positionering Het nieuwe rioleringsbeleid is van toepassing op alle gemeentelijke rioolstelsels binnen het beheergebied van het waterschap en op de transportsystemen die afvoeren naar de zuiveringen waarop deze stelsels zijn aangesloten. Het beleid vormt het kader voor de planvorming in de afvalwaterketen van het waterschap en is de inzet vanuit het waterschap in de samenwerking met de gemeenten voor( de (gezamenlijke) planvorming voor de afvalwaterketen (Afvalwaterketenplan). Totstandkoming Rioleringsbeleid Dit nieuwe rioleringsbeleid is tot stand gekomen op initiatief het waterschap. Daarbij zijn de gemeenten nauw betrokken en is hen om input en commentaar gevraagd. Het eindresultaat zoals beschreven in deze notitie is ambtelijk afgestemd met de gemeenten. Leeswijzer Het nieuwe beleid en daarmee ook deze notitie - is opgebouwd rondom twee lijnen, namelijk enerzijds het functioneren van de afvalwaterketen (met name van de riolering) en anderzijds het beheer van hiervan. In hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen in beleid en wettelijk kader beschreven die van invloed zijn op het rioleringsbeleid en die aanleiding hebben gegeven tot de nieuwe manier van werken. In hoofdstuk 3 staat aangegeven hoe we het algemene rioleringsbeleid continueren. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de visie op het functioneren vastgelegd. Hoofdstuk 5 gaat in op een aantal beheeraspecten die wij van belang achten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met de samenvatting van onze inzet bij het opstellen en uitwerken van de (gemeentelijke) planvorming t.a.v. riolering en waterketen. Inleiding - 7 -

1 Ontwikkelingen 1.1 Inleiding In februari 2008 heeft het waterschap de Uitwerkingsnota Riolering en Waterkwaliteit 2007-2012 vastgesteld. Een aantal van de toen beschreven toekomstige ontwikkelingen is inmiddels werkelijkheid geworden. Het gaat daarbij in het bijzonder om de inwerkingtreding van de Waterwet per 22 december 2009. Een belangrijk uitgangspunt van deze wet is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. Hierbij is het uitgangspunt dat er geen vergunningen nodig zijn tenzij er goede redenen zijn om deze toch te verlenen. In bijlage I is een overzicht opgenomen van de belangrijkste wijzigingen in wetgeving sinds 2007. Voor de directe uitwerking van het regionale beleid is het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen, een AMvB bij de Waterwet van cruciaal belang. Een andere zeer belangrijke beleidsmatige ontwikkeling is het Bestuursakkoord Waterketen van april 2011. Omdat deze ontwikkelingen in belangrijke mate de richting van het rioleringsbeleid van het waterschap bepalen worden zij in dit hoofdstuk uitgewerkt. Beide beleidsontwikkelingen vragen om een nieuwe manier van samenwerken met de gemeenten. Deze nieuwe manier van werken wordt praktisch uitgewerkt in deze notitie. 1.2 Landelijk beleid en landelijke regelgeving 1.2.1 Bestuursakkoord Water (BAW) In april 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) hun handtekening gezet onder het Bestuursakkoord Water. Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor: veiligheid tegen overstromingen een goede kwaliteit water voldoende zoet water De vijf partners willen dit bereiken door doelmatiger te werken, dat wil zeggen goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder bestuurlijke drukte. Noodzakelijke investeringen leiden daardoor niet tot sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven. Door doelgerichter en efficiënter te werken kan er structureel bespaard worden. Dat kan bijvoorbeeld door meer samen te werken en van elkaars expertise te profiteren. Of door duidelijke afspraken te maken wie wat doet en de uitvoering van taken gezamenlijk te doen of te beleggen bij de partij die dat tegen de laagste maatschappelijke kosten kan doen. Zo kan in 2020 tot 750 miljoen euro worden bespaard (minder meer uitgaven), waarvan 380 miljoen in de afvalwaterketen. Een belangrijk uitvloeisel van het Bestuursakkoord is dat de zogenaamde aansluitvergunning is verdwenen. In de aansluitvergunning stonden de voorwaarden waaronder de gemeente haar afvalwater naar de zuivering mocht afvoeren. Tevens is de verplichting vervallen dat gemeenten ontheffing moeten vragen aan de provincie indien zij om doelmatigheidsredenen besluiten om in een deel van het buitengebied geen afvalwater in te zamelen. 1.2.2 Besluit Lozen Buiten Inrichtingen Het besluit Lozingen Buiten Inrichtingen (BLBI) dat per 1 juli 2011 is ingegaan, bevat regels voor een groot aantal categorieën van lozingen die het gevolg zijn van activiteiten die plaatsvinden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Lozingen vanuit inrichtingen vallen onder het Activiteitenbesluit en het lozen vanuit particuliere huishoudens is geregeld met het Besluit lozing afvalwater huishoudens. In tegenstelling tot het Activiteitenbesluit stelt het Besluit lozen buiten inrichtingen slechts regels voor het lozen van afvalwater. Ontwikkelingen - 9 -

Met dit besluit wordt ook het lozen dat plaatsvindt door of namens de gemeente in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke zorgplichten geregeld. Dat betreft de zorgplicht voor stedelijk afvalwater en de zorgplichten voor afstromend hemelwater en grondwater. Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vgrp) heeft hierbij een centrale rol. Het gaat hier om de volgende gemeentelijke lozingen: vanuit een schoonwaterstelsel in de bodem of het oppervlaktewater vanuit overstorten van vuilwaterstelsels vanuit alternatieve systemen naar het oppervlaktewater Voorwaarde in deze artikelen is dat de voorzieningen worden genoemd in en beheerd volgens het vgrp en het lozen conform het vgrp wordt uitgevoerd. Daarmee is de vergunningplicht voor overstorten van rioolstelsels verdwenen. Het besluit gaat ervan uit dat het verbrede GRP voldoende waarborgen bevat voor de bescherming van het oppervlaktewater of de bodem waarin stelsels lozen. Daarom is de vergunningsprocedure voor deze lozingen niet nodig en zelfs onwenselijk. Dat geldt ook voor eventuele lozingen vanuit door de overheid beheerde kleinschalige zuiveringsvoorzieningen in het buitengebied (zoals IBA s). Het uitgangspunt geen vergunning, tenzij heeft consequenties voor het vgrp en het uitwerkingsproces ervan. Het afschaffen van de Wvo-vergunning (nu Watervergunning) voor overstorten en hemelwaterriool verplicht de partijen tot afstemming tijdens het GRP planproces. 1.2.3 Besluit lozing afvalwater huishoudens Het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Bah) heeft betrekking op alle lozingen vanuit particuliere huishoudens. Hierin staat ook de 40 meter grens waarbinnen aansluiting op riolering dient te gebeuren en maar ook dat maatwerk mogelijk blijft. Naast huishoudelijk afvalwater gaat het bijvoorbeeld om lozingen van afvloeiend hemelafvoer en het autowassen op straat. 1.3 De nieuwe manier van werken Het bestaande beleid ten aanzien van riolering en waterketen heeft een aantal positieve gevolgen gehad. Door basisinspanning en waterkwaliteitsspoor zijn de emissies vanuit de riolering naar oppervlaktewater ontegenzeggelijk afgenomen en is de kwaliteit van het oppervlaktewater substantieel verbeterd. Echter door een generieke en theoretische benadering van de problematiek is de doelmatigheid soms onvoldoende in beeld gebleven. Dit was mede het gevolg van het toetsingskader vanuit de vergunningverlening door het waterschap. Het gebrek aan doelmatigheid van de oude aanpak kan alleen worden opgelost met een maatwerkaanpak. Dit maatwerk kan alleen worden geleverd als waterschap en gemeente nauw samenwerken met een gezamenlijk gedeelde visie op de inrichting en het functioneren van gehele afvalwaterketen en de effecten van de afvalwaterketen op het oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit). In de handreiking Samenwerken op basis van afspraken, toepassen regelgeving afvalwater in de praktijk 1, wordt over samenwerken in de afvalwaterketen het volgende opgemerkt: Nieuwe manier van werken (cit. Handreiking Samenwerking op basis van afspraken) De veranderingen zijn geen business as usual; ze vragen om een geheel andere manier van werken. Het tijdperk van samenwerken op basis van normen en eenzijdige voorschriften en vergunningen is voorbij. Dit betekent dat de ene overheid de andere niet meer dwingend oplegt welke maatregelen die ander moet nemen of confronteert met al gemaakte keuzes. De essentie is nu samenwerken op basis van afspraken. De beleidsvrijheid die de vernieuwde regelgeving biedt en het samenwerkingsproces om deze in te vullen, vragen wel om het nemen van verantwoordelijkheid. Er bestaat geen blauwdruk die met wat knippen en plakken voor elke situatie een oplossing geeft. Het vraagt om een nieuwe aanpak, om het samen zoeken naar optimale oplossingen voor watervraagstukken. 1 Samenwerken op basis van afspraken, VNG en UvW, 31 januari 2011, pagina 5 Ontwikkelingen - 10 -

Deze Nieuwe manier van werken is ook geheel in lijn met het Bestuursakkoord Water. In deze nieuwe rolopvatting past het daarom niet meer dat het waterschap voor de rioolbeheerder optreedt als toetser, vergunningverlener en handhaver. Anderzijds wordt ook van gemeenten een andere inzet gevraagd. Naast de rol van beheerder van de riolering wordt van de gemeente gevraagd zich medeverantwoordelijk te voelen voor het functioneren van de zuivering of voor de kwaliteit van oppervlaktewater waar die een relatie heeft met het functioneren van de riolering. De wetgever heeft hierom besloten om de vergunningsprocedure voor overstorten en andere lozingen vanuit de riolering te laten vervallen. De borging van een goede werking van de riolering is nu geregeld in het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen (BLBI). Naast de roep om een meer doelmatige en transparante afvalwaterketen maken ook de verwachte klimaatveranderingen het noodzakelijk dat gemeenten en waterschap gezamenlijk optrekken bij inrichting en beheer van de keten. Het frequenter voorkomen van hevige buien zal van grote invloed zijn op het functioneren van de afvalwaterketen. 1.3.1 Vertrekpunt Rioleringsbeleid Reest en Wieden Het vertrekpunt voor het nieuwe rioleringsbeleid van Reest en Wieden is om in samenwerking met de gemeenten concreet invulling te geven aan deze Nieuwe manier van werken in de afvalwaterketen. Daarbij wordt onder andere vastgelegd hoe de doorwerking is van het BLBI voor de afstemming van de planvorming ten aanzien van milieutechnisch functioneren van de riolering en de afvoer naar de zuiveringsinstallaties van het Waterschap (de beschikbare zuiveringscapaciteit). Zie hiervoor ook paragraaf 3.7. Motto: van generiek naar maatwerk Doel: Randvoorwaarde: goed functionerende riolering doelmatig werkende riolering Nieuwe manier van werken in de praktijk Al in het bestuursakkoord afvalwaterketen van 2007 is afgesproken dat de gemeenten en het waterschap de afvalwaterketen (riolering en zuivering) beheren als ware het één systeem en als waren zij één verantwoordelijke partij. Hieraan geven we dan ook al jaren invulling. De nieuwe manier van werken die nu wordt bepleit is dan ook al vaak de dagelijkse praktijk. We proberen immers al jaren om te komen tot doelmatige investeringen in de afvalwaterketen. Een belangrijk hulpmiddel daarbij waren de Optimalisatiestudies die we voor alle zuiveringen hebben uitgevoerd in nauwe samenwerking met de betrokken gemeenten. Ook werken we samen op andere terreinen zoals op het gebied van monitoring van riooloverstorten en het onderhoud van IBA s. In 2011 hebben we ook gezamenlijk een feitenonderzoek gedaan naar kansen om het riolerings en zuiveringsbeheer te verbeteren. Daarbij keken we naar de drie K s: Kosten, Kwaliteit en vermindering van Kwetsbaarheid.. Ontwikkelingen - 11 -

Deze notitie geeft de beleidsmatige basis voor het aspect riolering als onderdeel het samenwerkingsproces dat sinds het bestuursakkoord Water 2011 is geïntensiveerd. In de nieuwe wet- en regelgeving is beleidsvrijheid beschikbaar voor lokale partners om invulling te geven aan het rioolbeheer en de samenwerking. Een belangrijk element is om invulling te geven aan het beschouwen als één gezamenlijk stelsel als éen beheerder van waterschap en gemeenten. Het waterschap en de gemeenten hebben afspraken gemaakt over de volgende activiteiten om de samenwerking te continueren of te bevorderen: Het actief deelnemen in het samenwerkingsproces tussen gemeenten en waterschap. Hierbij zijn de inliggende gemeenten direct betrokken. Voor de zogenaamde randgemeenten sluiten we ons aan bij het samenwerkingsproces van deze gemeenten met het waterschap waar de grootste belangen voor de gemeente liggen. Het doorgaan met structureel overleggen tussen de gemeenten en het waterschap (bilateraal) - Om deze structurele overleggen te verankeren binnen de organisatie van het waterschap R&W is beleid voor het verbeteren van het relatiebeheer opgesteld. Het vastleggen van bestuurlijke en ambtelijke afspraken in samenwerkingsovereenkomsten en waterakkoorden 2. Voor een aantal gemeenten zijn we bezig om waterakkoorden op te stellen. In deze bilaterale akkoorden maken we afspraken die specifiek betrekking hebben op de relatie tussen een bepaalde gemeente en het waterschap. De afspraken over specifieke rioleringszaken worden hierin ook vastgelegd. Het streven is om in eerste instantie met alle inliggende gemeenten waterakkoorden af te sluiten en met gemeenten waar we grote waterbelangen hebben (Staphorst in verband met de Reest). 1.4 Uitgangspunten rioleringsbeleid Reest & Wieden 1.4.1 Aandachtspunten rioleringsbeleid In het oude beleid lag sterke nadruk op het theoretisch functioneren waarbij de werkelijkheid minder aandacht kreeg. Vergunningverlening was daarbij met name gericht op het voldoen aan theoretisch berekende waarden voor vuiluitworp en waterkwaliteitseffecten. We gaan dus nu focussen op het feitelijke functioneren van de riolering en het beheer daarvan. Daarbij spelen onderwerpen als: monitoring van gemeentelijke en waterschapsgemalen (bedrijfsgegevens en storingen); monitoren van waterstanden en van overstortingen; voldoen aan de afnameverplichting (beschikbare zuiveringscapaciteit); relatie riolering en oppervlaktewaterkwaliteit (stelselkeuze en beheer); reiniging en onderhoud van riolering en persleidingen (gemeente en waterschap). De aandachtspunten voor het nieuwe rioleringsbeleid zijn: Meer aandacht voor het functioneren van de riolering in de dagelijkse praktijk. Zie hoofdstuk 4; Meer aandacht voor het beheer en onderhoud van de rioolstelsels en de gemalen. Zie hoofdstuk 5. 1.4.2 Van theorie naar praktijk De toetsing van het functioneren van de afvalwaterketen gebeurde tot voor kort voor het grootste deel op basis van theoretische benaderingen. En hoewel deze aanpak zeker zijn vruchten heeft gehad beperkt hij de doelmatigheidsafweging voor maatregelen. Daarom willen we de theoretische aanpak aanvullen met praktijkinformatie. Hierbij moet worden gedacht aan monitoring in en aan rioolstelsels, monitoring van gemalen en ook klachten- en meldingenbestanden. Op deze wijze kunnen ook de doelen en functionele eisen toetsbaar worden gemaakt. Het uitgangspunt is dat de beoordeling of maatregelen noodzakelijk zijn, wordt gedaan op basis van praktijkervaringen onderbouwd met theoretische berekeningen, die nodig zijn om het effect van maatregelen te bepalen. 2 Samenwerkingsovereenkomst gemeenten en waterschap Reest en Wieden inzake een doelmatiger waterbeheer-2012 Ontwikkelingen - 12 -

1.4.3 Relatie met gemeenten Het rioleringsbeleid zoals hier vastgelegd geeft het kader voor het milieutechnisch functioneren van de riolering. Het is de randvoorwaarde voor de inspanningen om in samenwerking te komen tot een meer doelmatige en minder kwetsbare afvalwaterketen. Voorkomen moet worden dat het milieutechnisch functioneren ten koste gaat van het streven naar meer doelmatigheid. In de samenwerking met de gemeenten in de afvalwaterketen vormt het rioleringsbeleid daarmee een gezamenlijke basis voor de verdere stappen om te komen tot kostenbesparing, bevorderen van de kwaliteit en het verminderen van kwetsbaarheid. Een concreet uitvloeisel van de wijzigingen in wet- en regelgeving is het zogenaamde waterloket, dat mede door gemeenten moet worden ingericht. In de gemeentelijke waterplannen zijn hierover afspraken gemaakt. Bij dit waterloket kan een burger alle vragen kwijt rondom water, wateroverlast, stank en vervuiling door riolen ed. De burger behoeft niet meer zelf uit te zoeken bij wie hij zijn klacht neer moet leggen. Het waterloket zorgt er voor dat de vragen bij de juiste organisatie terecht komen en stemt de reacties af. 1.4.4 Relatie met waterschappen in Rijn-Oost verband In het verband van de Rijn-Oost waterschappen is nog geen sprake van een gezamenlijk beleid voor riolering. Ons nieuwe beleid kan inzet zijn voor de verwachte harmonisatie van het rioleringsbeleid in Rijn-Oost verband in de komende jaren. Dit wordt mogelijk meegenomen in het nieuwe Waterbeheerplan waarmee in 2013 in Rijn-Oost verband een start wordt gemaakt Ontwikkelingen - 13 -

2 Rioleringsbeleid 2.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken zijn de achtergrond en de omgeving van het rioleringsbeleid geschetst met de visie op de samenwerking in de afvalwaterketen. Onze inbreng in het rioleringsbeleid maken we in dit hoofdstuk concreet aan de hand van een aantal aandachtsvelden. Een deel daarvan bestond ook in de vorige beleidsnotitie al maar had toen door het andere kader soms een andere invulling. 2.2 Emissies Het rioleringsbeleid van het waterschap Reest en Wieden is er op gericht de negatieve gevolgen van emissies vanuit de riolering op het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken. Hierbij houden we rekening het beleid van de rijksoverheid en de provincie, maar zoeken ook bij het opstellen en het uitwerken van het beleid naar pragmatische oplossingen die bijdragen aan de doelstellingen voor waterkwaliteit uit het Waterbeheerplan. De emissiebeheersing en reductie vanuit de riolering naar oppervlaktewater is al jaren de kern van het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid geweest. Traditioneel werd onderscheid gemaakt tussen een generieke aanpak, die gemeentebreed gold zonder onderscheid naar ontvangend oppervlaktewater (basisinspanning) en een oppervlaktewaterspecifieke aanpak (waterkwaliteitsspoor) waarin dat onderscheid wel wordt gemaakt. 2.2.1 Van Basisinspanning naar referentie-emissie Het overstorten van afvalwater uit rioolstelsels is de afgelopen jaren sterk verminderd. De gemeenten hebben in overleg met het waterschap geïnvesteerd in effectieve maatregelen, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, de bouw van bergbezinkbassins en de ombouw naar (verbeterd) gescheiden stelsels. De gemeenten in het beheergebied hebben op deze wijze de basisinspanning gerealiseerd. Het is goed mogelijk dat bij gemeenten, die al enige tijd formeel aan de basisinspanning voldoen, door bijvoorbeeld een toename van het aangesloten verhard oppervlak, een hertoetsing leidt tot een overschrijding van het vastgelegde emissieniveau. In het algemeen leidt een nieuwe inventarisatie van de basisgegevens tot een toename van het aangesloten verhard oppervlak. Deze toename is veroorzaakt door de inbreiding in de bebouwde kom, het bijbouwen en verharden van de tuinen/opritten door particulieren en/of een nauwkeuriger meetmethode bij het vaststellen van het verharde oppervlak. Bij hertoetsing van de basisinspanning leidt dit dan vaak tot een overschrijding van de in de BRP en vastgelegde emissieniveaus. De Basisinspanning als generieke doelstelling voor de terugdringing van emissies uit rioolstelsels wordt verlaten. Er zal dan ook niet zonder meer bij de gemeenten worden aangedrongen op het treffen van maatregelen als bij herberekening blijkt dat door toename van het afvoerend oppervlak niet meer wordt voldaan aan de basisinspanning. Wel wordt van de gemeenten gevraagd bij herberekeningen te laten zien hoe de emissie uit de stelsels zich verhoudt tot de referentie-emissie. De kern van het nieuwe beleid is dat bij (theoretische) overschrijding van de referentie-emissie wordt gekeken of er een knelpunt is voor de waterkwaliteit. Dit wordt behandeld in paragraaf 3.2.2. Omdat wijzigingen in de infrastructuur door uitbreidingen of renovatie kunnen leiden tot wijziging van het functioneren met veranderingen in emissies als gevolg willen we er op aandringen dat de gemeenten bij het opstellen van een nieuw vgrp een korte beschouwing hieraan wijden. Als de wijzigingen signifcant zijn, wordt in overleg bepaald of een herberekening noodzakelijk is. Rioleringsbeleid - 15 -

2.2.2 Waterkwaliteitsspoor In een aantal situaties is de emissie uit een rioolstelsel de oorzaak dat waterkwaliteitsdoelstellingen niet gehaald kunnen worden. Dan kunnen extra maatregelen nodig zijn. Ook op locaties waar rioolstelsels overstorten op ecologisch waardevolle wateren kunnen extra maatregelen nodig zijn. Er zijn twee benaderingen van het waterkwaliteitsspoor. Het smalle spoor kijkt alleen naar de invloed van overstorten op de zuurstofhuishouding van het ontvangende water. Het brede spoor kijkt, zoals het woord zegt, veel breder. Daarbij worden zo veel mogelijk invloeden meegenomen die een rol spelen voor de waterkwaliteit. Waar staan we? Het waterschap R&W heeft volgens het smalle waterkwaliteitsspoor een lijst opgesteld met knelpunten voor overstorten voor kwetsbaar en niet-kwetsbaar water. De waterkwaliteitsknelpunten voor kwetsbaar water worden in 2013 opgelost. Deze oplossingen zijn conform het kader van het brede waterspoor zoals dat is ontwikkeld in Rijn Oost verband, aangepakt. Wat is de ontwikkeling? Samen met de waterschappen in Rijn Oost verband en de waterambassadeur namens de gemeenten heeft Reest & Wieden nieuw beleid ontwikkeld voor de aanpak van het brede waterkwaliteitsspoor (Waterkwaliteitsspoor Rijn Oost - Vijf sporen naar één spoorboek). In dit beleidsdocument wordt vanuit een integrale visie op waterkwaliteitsbeheer en emissies vanuit de afvalwaterketen een brede aanpak van het waterkwaliteitsspoor bepleit. In de aanpak wordt veel ruimte gelaten voor regionaal maatwerk tegenover de vroegere generieke aanpak. De aanpak van het waterkwaliteitsspoor bestaat uit een basisaanpak die voor alle vijf waterschappen gelijk is, aangevuld met de mogelijkheid voor verdergaand onderzoek als waterschap en gemeente gezamelijk knelpunten in de waterkwaliteit constateren. De vier stappen van de basisaanpak zijn: inventarisatie en analyse van knelpunten; opstellen plan van aanpak; uitvoering van maatregelen; monitoring. Een gedetailleerde beschrijving van het voorgestelde waterkwaliteitsbeleid is te vinden in bijlage III. 2.3 Omgaan met hemelwater en afkoppelen In het waterbeheerplan hebben we als uitgangspunt vastgelegd dat we streven naar duurzame watersystemen. Voor het rioleringsbeleid betekent dit, dat we voor het omgaan met regenwater de lijn die is ingezet met de vierde nota waterhuishouding volgen. We streven er naar schoon regenwater niet in de afvalwaterketen terecht te laten komen, maar lokaal voor andere doeleinden te gebruiken, waarbij de trits vasthouden, bergen, afvoeren de voorkeursvolgorde is. Dit afkoppelen van verhard oppervlak van gemengde rioleringen is geen doel op zich, maar een middel om een aantal doelstellingen te bereiken: 1. verbetering van het functioneren van de riolering door: a. vermindering van de emissies uit overstorten; b. vermindering water-op-straat; 2. vermindering van het energieverbruik 3. vermindering van de verdroging (op locaties met lage grondwaterstanden); 4. betere doorspoeling van oppervlaktewatersystemen; 5. verbeteren van het functioneren van afvalwaterzuivering. Het afkoppelen (of niet-aansluiten) van verhard oppervlak van de riolering is alleen positief als het op de juiste manier wordt uitgevoerd. In onze Handreiking afkoppelen in praktijk staat beschreven op welke manier afkoppelen kan worden uitgevoerd zodat het bijdraagt aan de duurzaamheidsdoelstellingen zonder problemen elders te veroorzaken. Rioleringsbeleid - 16 -

Afbeelding 1: Bovengronds afkoppelen Afkoppelen: knelpunten oplossen, geen doel op zich Onder afkoppelen wordt verstaan het afkoppelen van verharde oppervlakken van de gemengde of verbeterd gescheiden riolering. Wat willen we bereiken? De kansen voor afkoppelen benutten waar ze zich voor doen en waar het afkoppelen doelmatig is, want afkoppelen is geen doel op zich. Waar wateroverlast- of emissieknelpunten of knelpunten in zuiveringsen transportsysteem kunnen worden opgelost met afkoppelen zullen wij daarop aandringen. Ook kan afkoppelen bijdragen aan het bereiken van het gewenste grondwaterpeil..in alle gevallen is het inzetten van afkoppelen maatwerk. Wat moet daar voor gebeuren? Om nieuwe emissies als gevolg van afkoppelen te voorkomen zal waar nodig het afgekoppelde regenwater via een zuiverende voorziening zoals bodempassage of een wadi moeten worden geloosd. Wij vragen gemeenten in het vgrp aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor afkoppelen. Eventueel kan dat worden uitgebreid tot een afkoppelkansenkaart of afkoppelplan. Zo n plan moet vooral gericht zijn op het oplossen van knelpunten. Zie hiervoor ook bij Waterkwaliteitsspoor. Overigens heeft een aantal gemeenten al afgekoppeld waar zich kansen voordeden en hebben ze vaak ook afkoppelkansenkaarten of afkoppelplannen. We blijven dit stimuleren met de inzet van menskracht en middelen. Rioleringsbeleid - 17 -

2.4 Duurzame sanitatie Reest en Wieden heeft in een notitie (augustus 2010) beleid geformuleerd omtrent Nieuwe Sanitatie, zie kader. Inmiddels spreken we liever van Duurzame Sanitatie. Het gaat immers niet om het nieuwe maar om een duurzame afvalwaterketen. We hebben nog steeds de ambitie om te zoeken naar het verduurzamen van de afvalwaterketen. Daarbij is de routekaart Afvalwaterketen 2030 het richtinggevend kader. In 2013 is ambtelijk een visie op de afvalwaterketen ontwikkeld door de inliggende gemeenten en het waterschap. Ook deze visie bouwt op de gedachten van de routekaart. Voor het rioleringsbeleid verwijzen we daarom naar de ontwikkelingen in het samenwerkingsproces, omdat gemeente en waterschap elkaar daar vinden waar het gaat om nieuwe ontwikkelingen om de afvalwaterketen te verduurzamen. De visie zal worden gebruikt als basis voor het afvalwaterketenplan dat zal worden ontwikkeld. Nieuwe sanitatie: ambities naar 2015 Naar 2015 toe wil Reest en Wieden (..) faciliteren bij projecten waar nieuwe sanitatie voor in aanmerking komt. Reest en Wieden heeft de ambities om op dit vlak uit te groeien tot een regionale autoriteit. Daarbij is het waterschap klaar om op dit vlak de fase van proefprojecten achter zich te laten en in te zetten op grootschaliger ontwikkelingen waarbij bewezen technieken worden toegepast met, voor de komende tientallen jaren, een hoog maatschappelijk nut en grote duurzaamheid. Naast de toepassing van technische maatregelen vormen voorlichting en communicatie belangrijke pijlers om te komen tot verdere acceptatie en toepassing van duurzame concepten voor nieuwe sanitatie. Tekst uit de Beleidsnotitie Uitwerking beleid Nieuwe Sanitatie. Versie: Definitief, Datum: augustus 2010 2.5 Aanleg en renovatie riolering stedelijk gebied In het algemeen maken we onderscheid tussen (kleinschalige) nieuwbouw in bestaand gebied en grootschalige nieuwbouwgebieden, waarbij we in het laatste geval ook nog onderscheid maken tussen woongebieden en bedrijventerreinen. Bij kleinere inbreidingen en herontwikkelingen kan worden aangesloten op het type stelsel dat in de omgeving aanwezig is. Als dat een gemengd stelsel is, mag de riolering in het nieuwbouwgebied ook als gemengd worden uitgevoerd, waarbij wij wel een sterke voorkeur uitspreken voor het zo min mogelijk aansluiten van afvoerend oppervlak op de riolering. Voor nieuw te ontwikkelen woongebieden en voor bestaande woongebieden die zo grootschalig gereconstrueerd worden dat er een totaal nieuw rioolstelsel moet worden aangelegd, kiezen we voor het zoveel mogelijk scheiden van afvalwaterstromen. Schone verharde oppervlakken worden niet aangesloten op de riolering. Rioleringsbeleid - 18 -

Afbeelding 2: Aanleg riolering Stoffersweg Ruinen Afvoer van regenwater vindt bij voorkeur plaats via filterende voorzieningen (bermfiltratie, lamellenafscheiders ed.) naar grondwater of oppervlaktewater. Als dat niet mogelijk is, of als de verharde oppervlakken niet schoon zijn, wordt gekozen voor het aanleggen van een verbeterd gescheiden rioolstelsel (VGS). De inrichting en de dimensies van het verbeterd gescheiden stelsel worden in overleg met het waterschap vastgesteld. De standaard kenmerken van een VGS zijn een berging van 4 mm met een poc van 0,3 mm/h. Afhankelijk van de lokale omstandigheden kan worden gekozen voor een andere inrichting van het VGS of andere dimensionering dan een standaard-vgs. In tabel 1 wordt de keuze van het te kiezen rioolstelsel per type oppervlak weergegeven. vervuilingsgraad oppervlak 1 Keuze algemeen 2 Keuze indien sprake van verdroging of knelpunt capaciteit watersysteem Schone oppervlakken (bv.daken zonder uitlogende materialen) Licht vervuilde oppervlakken (bv.woonwijken, wegen, industrieterreinen algemeen) Vervuilde oppervlakken bedrijfsmatig verontreinigd (bv.laad- en losplaatsen, recycling activiteiten e.d.) Tabel 1: keuze rioolstelsel Gescheiden stelsel (GS) VGS, of: GS met nabehandeling (b.v. bermfiltratie, afscheiders, wadi) GS + infiltratievoorziening (met een berging van bij voorkeur >20 mm berging) Voorkeur voor bronoplossing (bijvoorbeeld overkappen); de wijze waarop verontreinigd regenwater milieuhygiënisch het beste kan worden afgevoerd is maatwerk; opties zijn bijvoorbeeld: lozen op bestaand gemengd stelsel of bufferen en vertraagd afvoeren met vuilwater Rioleringsbeleid - 19 -

Voor een antwoord op de vragen welke oppervlakken voor niet aankoppelen in aanmerking komen en hoe tot een geschikte technische keuze wordt gekomen, wordt verwezen naar de Handreiking afkoppelen in de praktijk van Reest en Wieden (2007). Bedrijventerreinen Voor bedrijventerreinen gaan we uit van een verbeterd gescheiden rioolstelsel met gescheiden pompopstelling, waarbij schone dakoppervlakken zoveel mogelijk rechtstreeks afvoeren naar oppervlaktewater of bodem. Ook voor de inrichting van deze verbeterd gescheiden stelsels dient eerst overleg met het waterschap te worden gevoerd. Een aandachtpunt op bedrijventerreinen is de capaciteit van de vuilwaterriolering. Wanneer zwaardere categorieën bedrijven op het terrein worden gevestigd (zoals recyclingsbedrijven) moet er rekening mee worden gehouden dat het regenwater dat op het betreffende bedrijfsterrein valt, beschouwd wordt als verontreinigd afvalwater dat via de vuilwaterriolering afgevoerd behoort te worden. Per situatie wordt de lozingssituatie beoordeeld waarbij de te verwachten waterkwaliteit bepalend is. In het algemeen geldt dat voor de bedrijfscategorieën 1 en 2 een regulier VGS systeem volstaat. Voor de zwaardere bedrijfscategorieën 3, 4 en 5 is extra aandacht voor de capaciteit van de vuilwaterriolering noodzakelijk. De volgende richtwaarden hanteert het waterschap bij het bepalen van de hoeveelheid vuilwater die van een bedrijfsterrein komt: Type bedrijventerrein natte bedrijfsterreinen droge bedrijfsterreinen richtwaarde dwa 5 m 3 /h/bruto ha 0,5 m 3 /h/bruto ha Overnamepunten Er bestaan drie typen overnamepunten: op de inlaatwerk RWZI, bij (waterschaps)rioolgemalen en bij injecties afvalwatertransportleidingen ( inprikkers).nieuwe overnamepunten kunnen alleen nog ontstaan als dit maatschappelijk doelmatiger is dan afleveren op een bestaand overnamepunt. 2.6 Aanleg en renovatie riolering landelijk gebied Aansluiting op riolering Het waterschap is voorstander van het zo veel mogelijk aansluiten van afvalwaterlozingen op de riolering, omdat deze oplossing in ieder geval generiek de meeste garantie voor een goede afvoer en behandeling van afvalwater geeft. Echter waar andere oplossingen doelmatiger zijn zoeken wij gezamenlijk met de gemeenten en de huishoudens die het betreffen naar andere oplossingen. Voor het lozen van afvalwater door huishoudens staat in het Besluit lozing afvalwater huishoudens beschreven dat er een lozingsverbod is als binnen een straal van 40 meter een vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk aanwezig is. Voor lozingen voor 1 maart 1997 wordt gerekend vanaf de dichtstbijzijnde bebouwing, voor lozingen na deze datum wordt gerekend vanaf de perceelsgrens. Het is van belang dat initiatiefnemers in het buitengebied in vroeg stadium geïnformeerd worden dat met deze regelgeving aanzienlijke kosten gemoeid kunnen gaan. IBA s Wanneer niet kan worden aangesloten op de riolering moet het water ter plaatse worden gezuiverd, voordat dit op het oppervlaktewater mag worden geloosd. Er dient minimaal een verbeterde septic tank, met een inhoud van ten minste 6 m 3, te worden geplaatst. Voor lozingen op oppervlaktewateren die bijzondere bescherming behoeven kan het waterschap met een maatwerkvoorschrift een verdergaande zuiveringsvoorziening voorschrijven. IBA s vanaf klasse 2 die in eigendom zijn van de gemeente worden (onder voorwaarden) in beheer en onderhoud genomen door het waterschap. Een belangrijke eis hierbij is dat de IBA goed toegankelijk moet zijn en veilig onderhouden kan worden. Rioleringsbeleid - 20 -

Afbeelding 3: Aanleg van een IBA in gemeente de Wolden Injecties op persleidingen Het beleid ten aanzien van nieuwe gemeentelijke injecties op onze persleidingen is terughoudend. Alleen wanneer de maatschappelijke kosten (inclusief aspecten als beheer en onderhoud, monitoring en bedrijfszekerheid) voor het injecteren lager zijn dan de alternatieven zullen nog nieuwe injecties worden toegestaan. Wanneer in persleidingen van het waterschap wijzigingen optreden (bijvoorbeeld een toenemende druk als gevolg van een toename van het debiet door de leiding) zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor eventueel benodigde aanpassingen aan de injecties. In bijlage IV is een richtlijn gegeven voor de aansluiting van rioolstrengen in het buitengebied op de zuiveringstechnische werken van het waterschap. 2.6.1 Aansluiting particulieren en bedrijven op waterschapsgemalen Het komt voor dat particulieren of bedrijven hun afvalwater rechtstreeks aanbieden bij een gemaal van het waterschap (bijvoorbeeld (nieuwe) parken met vakantiewoningen). Het waterschap geeft er de voorkeur aan dat alleen gemeenten afvalwater aanbieden op overnamepunten. Dit maakt de communicatie duidelijker in geval van calamiteiten. Bovendien kan door tussenkomst van de gemeente rioolheffing worden geheven door de gemeente. Het waterschap kan de oppompkosten voor het gemaal vervolgens met de gemeente verrekenen. Op deze wijze worden de afvalwaterketenkosten van bedrijven niet afgewenteld op burgers. Directe aansluiting van particulieren op zuiveringstechnische werken is Waterwet-vergunningplichtig. Rioleringsbeleid - 21 -

2.6.2 Renovatie drukriolering In het buitengebied van de meeste gemeenten binnen Reest & Wieden liggen vele kilometers drukriolering voor de inzameling en het transport van voornamelijk huishoudelijk afvalwater. De oudste drukrioleringssystemen stammen uit de jaren 80 van de vorige eeuw (verfijningsregeling) en zijn nu aan vervanging toe. In sommige gevallen blijft dat beperkt tot pompputten met elektromechanische installatie, maar soms dient ook een flink deel van het leidingwerk met appendages te worden vervangen. In die gevallen kan in gezamenlijk overleg te worden heroverwogen of renovatie van het rioolsysteem de meest doelmatige oplossing is of dat er alternatieve vormen van sanitatie worden ingezet. Initiatiefnemer is hiervoor de gemeente als beheerder van de riolering. 2.7 Beschikbare zuiveringscapaciteit In het verleden werd door het waterschap de zogenaamde afnameverplichting vastgelegd. Dit is de in de zuiveringen opgenomen cacaciteit voor het zuiveren van afvalwater uit (delen van) de gemeenten. De beschikbare capaciteit betreft zowel de capaciteit onder DWA (het aantal inwonerequivalenten of zuiveringseenheden) als onder RWA (uitgedrukt in m 3 /h). Voor de zuiveringen in ons beheergebied is deze laatste altijd de beperkende factor. De afnameverplichting werd vastgesteld op 0,7 mm/h over het afvoerende oppervlak voor zover dat 150 m 2 per woning niet overschreed. Indien dit doelmatig is bieden we in bijzondere situaties de mogelijkheid om hiervan af te wijken als er bijvoorbeeld extra capaciteit beschikbaar is op zuivering en in het transportsysteem. Dit is ook in het verleden voorgekomen bij de uitvoering van optimalisatiestudies. 2.8 Plannen en vergunningen 2.8.1 Inleiding In de afspraken rondom het Bestuursakkoord Water is de vergunningplicht voor gemeenten volledig verdwenen. Daarvoor in de plaats moeten gemeenten en waterschap gezamenlijk het beheer van de afvalwaterketen oppakken als waren zij een beheerder. In deze paragraaf geven wij weer wat onze inzet is voor de verschillende planvormen die worden opgesteld voor het rioleringsbeheer. Afgesloten wordt met een subparagraaf over de doorwerking van vergunningen voor indirecte lozingen (Waterwetvergunning en Omgevingsvergunning). 2.8.2 Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan De gemeente heeft de zorgplicht voor de aanleg en het beheer van de riolering en voor het inzamelen en transport van afvalwater tot het overeengekomen overnamepunt ( inzamelplicht) en de hemelwater- en grondwaterzorgplicht, op grond van de Waterwet. IHet verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vgrp) is het beleidsplan waarin de gemeente vastlegt hoe zij invulling geeft aan deze zorgplichten. In de Wet milieubeheer (Wm) is de verplichting tot het opstellen van een vgrp opgenomen. Op hoofdlijnen wordt in een vgrp het onderhouds- en vervangingsbeleid vastgelegd, samen met een beschrijving van het functioneren van de riolering en van de maatregelen die moeten worden getroffen om het functioneren te verbeteren. Daarnaast wordt ingegaan op de kostendekking van de uit te voeren werkzaamheden. Gedetailleerde overzichten van voorzieningen, van de kwaliteit daarvan en van het tijdstip waarop zij vervangen moeten worden, ontbreken in de meeste rioleringsplannen. Ten behoeve van het te voeren beleid is in de meeste gevallen wel een beschrijving op hoofdlijnen opgenomen. Ook de beschrijving van het milieutechnisch functioneren is in vrijwel alle gemeentelijke rioleringsplannen op hoofdlijnen opgenomen. Een gedetailleerde uitwerking hiervan staat in het zogenaamde basisrioleringsplan (zie par. 3.8.8). Rioleringsbeleid - 22 -

Bij het opstellen van een vgrp moeten volgens de wet waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder en provincie betrokken worden. In de wet staat niet op welk moment en op welke wijze dat moet gebeuren. Wij geven er de voorkeur aan al in een vroegtijdig stadium overleg te hebben met de gemeente over het op te stellen vgrp. Zo kunnen we bijtijds meedenken over knelpuntbeoordeling en prioriteitsbepaling van maatregelen, en kan er een goede onderlinge afstemming plaatsvinden. Op deze manier kan het vgrp ook de rol krijgen van formele vastlegging van afspraken rondom het rioleringsbeheer. Onze inbreng in het totstandkomingsproces van het GRP richt zich vooral op een aantal specifieke onderwerpen die we hierna kort beschrijven. Afvalwaterketenplan: In het samenwerkingsproces met de zes inliggende gemeenten is de haalbaarheid onderzocht van het maken van een gezamenlijk Afvalwaterketenplan. Dit plan zou qua inhoud overeen moeten komen met het vgrp. Indien de bestuurders die de leiding hebben van het samenwerkingsproces daartoe besluiten, zal een Afvalwaterketenplan worden gemaakt. De bedoeling is daarbij dat het Afvalwaterketenplan in de plaats zal komen van het vgrp. Daarom moet het dan ook de status krijgen van een vgrp 2.8.3 Beschouwing milieutechnisch en hydraulisch functioneren In vrijwel alle Gemeentelijke rioleringsplannen is de beschrijving van het milieutechnisch en hydraulisch functioneren beperkt tot hoofdlijnen. Een gedetailleerde beschrijving en beoordeling vindt plaats in het basisrioleringsplan (BRP). Dit betekent dat een vgrp feitelijk alleen maar kan worden opgesteld in nauwe samenhang met een BRP of meerdere (actuele) BRP s voor de gehele gemeente. Op deze manier kan inzicht worden verkregen in het functioneren van de riolering in de gemeente en wordt duidelijk welke maatregelen nog moeten worden getroffen om het rioolstelsel te laten voldoen aan functioneringseisen. Opname van de maatregelen in het vgrp is noodzakelijk om ook te laten zien hoe de dekking van de kosten is geregeld. 2.8.4 Voortgang maatregelen In het vgrp worden de maatregelen, die noodzakelijk zijn om de riolering te laten voldoen aan de gestelde eisen, voorzien van een planning. Het is van belang dat inzicht wordt verkregen in de planning van zowel de nieuw bepaalde als de al eerder afgesproken maatregelen. De planning is voor het waterschap ook van belang om afstemming te kunnen verkrijgen met door het waterschap uit te voeren werkzaamheden. 2.8.5 Omgaan met regenwater De wijze waarop kan worden omgegaan met regenwater is sterk afhankelijk van lokale omgevingsfactoren. Deze bepalen daarom in belangrijke mate de wijze waarop een gemeente uitvoering kan geven aan het beleid. 2.8.6 (Dagelijks) beheer en onderhoud riolering De onderhoudstoestand van de riolering is sterk van invloed op emissies uit de riolering. Gestremde afvoer door bijvoorbeeld wortelingroei of slibophoping in de riolering kan leiden tot stankoverlast, aantasting van de riolering en extra overstortingen, die van grote invloed zijn op de waterkwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Ook storingen in gemalen zijn een bekende bron van onnodige emissies uit de riolering. Daarom is het van het grootste belang dat de gemeente als rioolbeheerder en het waterschap als beheerder van een groot aantal transportgemalen dit onderkennen en maatregelen nemen om het te voorkomen. Een goed in de organisatie verankerd beheer en onderhoudsbeleid is daarom een noodzakelijke voorwaarde. Om deze redenen moet in het vgrp een goed inzicht worden gegeven in de algemene onderhoudstoestand van riolen en gemalen, hoe deze wordt bepaald (inspectiebeleid), hoe de onderhoudstoestand op peil wordt gehouden cq. kan worden gebracht en hoe de financiële dekking voor één en ander wordt gerealiseerd.. Gemalen van gemeenten en waterschap dienen voorzien te Rioleringsbeleid - 23 -

zijn van adequate storingssignalering en registratie, zodat in geval van storingen snel ingegrepen kan worden om emissies naar oppervlaktewater te voorkomen. 2.8.7 Kwaliteit basisgegevens De beoordeling van het functioneren en van de kwaliteit van de riolering gebeurt op basis van in beheersystemen vastgelegde informatie. Als de vastgelegde informatie niet (goed) overeenkomt met de werkelijkheid, kan het zijn dat deze beoordelingen niet correct zijn. Als voorbeeld moet worden bedacht dat een beperkt aantal fouten in een beheerbestand (enkele procenten) al kan leiden tot grote afwijkingen in hydraulische en emissieberekeningen. Een belangrijk onderdeel hierbij vormt ook de informatie betreffende gemalen en persleidingen, die zowel bij de gemeente als bij het waterschap in beheer zijn. Wij pleiten er voor om metingen aan het rioolstelsel (riolering en gemalen) uit te voeren om zo de kwaliteit van de vastgelegde gegevens te waarborgen. 2.8.8 Basisrioleringsplan In een BRP vindt toetsing plaats van het hydraulische en milieutechnisch functioneren van het rioolstelsel. Dit gebeurt aan de hand van een rekenmodel dat wordt afgeleid van het rioolstelsel zoals dat in het beheerbestand is vastgelegd. Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden bepaald in hoeverre wordt voldaan aan de doelstellingen en welke maatregelen moeten worden getroffen als dat niet het geval is. De basisrioleringsplannen dienen bij voorkeur per gemeente te worden opgesteld; als dat niet mogelijk is, kan er voor worden gekozen het plangebied voor herberekening te beperken tot het afvoergebied naar één overnamepunt (waterschapsgemaal). Een andere mogelijkheid is om berekeningen uit te voeren per zuiveringskring. Maar soms voeren verschillende gemeenten af naar één zuiveringsinstallatie. In die gevallen zouden de betrokken gemeenten dus een gezamenlijk BRP moeten maken. Wij geven er de voorkeur aan al in vroegtijdig stadium overleg te hebben met de gemeente over het op te stellen BRP, zodat er een goede afstemming van de diverse belangen kan plaatsvinden. Hydraulische en milieutechnische berekeningen dienen te worden uitgevoerd volgens de uitgangspunten die genoemd zijn in module C2100 van de Leidraad Riolering. Indien wordt afgeweken van de modulevoorschriften dient dat goed gemotiveerd te gebeuren. De systeembelasting voor hydraulische toetsing wordt door de gemeente zelf voorgeschreven in het vgrp. Daarnaast willen wij graag de resultaten zien van een toetsing met bui08 uit de Leidraad Riolering. Als bijvoorbeeld met deze bui veel water-op-straat wordt berekend, zal moeten worden bepaald of op die locaties ook werkelijk water op straat wordt geconstateerd. Als dit in werkelijkheid niet optreedt, dan wijkt het rekenmodel (te) sterk af van de realiteit om nog met enige betrouwbaarheid emissieberekeningen uit te kunnen voeren. Nader onderzoek zal moeten worden uitgevoerd om het rekenmodel aan te kunnen passen. Verder willen wij dat gemeenten in hun BRP s een prognose opnemen voor de door het waterschap te verpompen afvalwaterdebiet voor een periode van 5, 10 en 15 jaar. Hierdoor kunnen wij tijdig onze zuivering technische werken op de juiste capaciteit brengen. Het verharde oppervlak wordt bij voorkeur op basis van de GBKN (grootschalige basiskaart Nederland) geïnventariseerd, waarbij bepaald moet worden welke oppervlakken op de riolering zijn aangesloten. In geval van twijfel kunnen luchtfoto s of controle in het veld noodzakelijk zijn. De inventarisatie dient te worden uitgevoerd conform de uitgangspunten uit module C2100 van de Leidraad Riolering. Rioleringsbeleid - 24 -