Richting geven is vooruitkijken. Methodiek voor strategische personeelsplanning in het VO Handleiding voor procesbegeleiders



Vergelijkbare documenten
Richting geven is vooruitkijken Een methodiek voor strategische personeelsplanning

Richting geven is vooruitkijken. Strategische personeelsplanning in het

Strategische Personeelsplanning voor het primair onderwijs

RICHTING GEVEN IS VOORUITKIJKEN STRATEGISCHE PERSONEELSPLANNING IN HET PO

Strategisch Personeelsbeleid & Scenariomodel PO

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

RICHTING GEVEN IS VOORUITKIJKEN STRATEGISCHE PERSONEELSPLANNING IN HET PO

OVER SPP DOEL VAN SPP

Richting geven is vooruitkijken. Strategische personeelsplanning in het PO. Handleiding rekenmodel

Eindrapportage maatregel 8 uit de aanpak lerarentekort Rotterdam

De omslag van operationeel en tactisch naar strategisch. Hoe Strategische Personeelsplanning concurrentievoordeel oplevert

Stappenplan strategische personeelsplanning

Programma 4 april. Aanpak en valkuilen SPP van theorie en onderzoek Break SPP in de praktijk door Ilse Huizinga (PWN)

Strategisch Opleidingsbeleid

Functie Unitleider Salarisschaal Werkterrein Activiteiten Context

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Leeftijdbewust personeelsbeleid Ingrediënten voor een plan van aanpak

Strategische personeelsplanning aanpak, methodiek en tooling

Stappenplan Strategische Personeelsplanning

Competenties directeur Nije Gaast

1. De methodiek Management Drives

HR in control. In 7 stappen de inzet van Human Capital optimaal. Dominica Diensten

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Verdiepingsdocument Spiegel Personeel & School

1. De Spiegel wat is het?

Evenredige verdeling man / vrouw bij het Veenplaspersoneel

NIEUWE RONDE, NIEUWE KANSEN. Middelen (en mensen) echt verbinden aan de strategie & de routekaart naar goed financieel management

Leergang Opleidingsmanagement

KNLTB Stappenplan. beleidsplan tennisvereniging X

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

P&O doet mee, met Strategische Personeelsplanning

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case

Handleiding Startwijzer

Concretere eisen om te (kunnen) voldoen aan relevante wet- en regelgeving zijn specifiek benoemd

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

Strategisch BeleidsPlan en nu verder

Checklist duurzame inzetbaarheid

Zo ga je aan de slag met: Mijn verhaal

Samen. stevige. ambities. werken aan.

Van weerstand naar dialoog: SPP bij Maastricht UMC. Roel Olivers

Meten = Weten Inventarisatie van leeftijdsgerelateerde personeelscijfers in uw onderneming

Excellente leerkracht basisonderwijs OPTIMUS primair onderwijs 1

Masterclass. Strategisch Arbeidsmarktbeleid voor de gehandicaptenzorg

De motor van de lerende organisatie

In dit onderzoek is onderzocht wat er vanuit het Jan van Brabant college nodig is voor havo en vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en

Bedrijfsopleidingsplan (BOP) Format

Organisatie- en functieprofiel. Achterhoek VO. Lid college van bestuur - Doetinchem met focus op bedrijfsvoering

de aantrekkelijkste werkomgeving van Nederland

Capaciteitsvitaminen 1

Handleiding bij de LOB-scan voor het mbo

Informatiepakket vacature roostermaker sector havo/vwo

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

Aan de slag met het. Leren Inhoud Geven

Introductie in de Spiegel. Inzichtelijk krijgen van de huidige staat van het HR-beleid

Eindrapportage Interactieve Leerlijnen. Auteur(s) : Annemarieke Schepers Versienummer : januari Kennisnet.

QUICKSCAN STRATEGISCHE PERSONEELSPLANNING DOEL VAN SPP

HONOURS VOOR HAVO ALGEMENE INFORMATIE OVER HET HONOURS PROGRAMMA BIJ HET BATAAFS LYCEUM

Personeelsverloop / - planning. EFAA conventie mei 2009

Voor stichting SOM zijn in ieder geval de volgende invalshoeken van belang:

Partnerselectie ketensamenwerking: succesfactoren en leerpunten

ROUTEKAART STRATEGISCHE PERSONEELSPLANNING

Stappenplan: Scenarioplanning in de zorg

Convenant OCW-SBO. Aanpak van het Lerarentekort

Ondernemend werken in welzijnsorganisaties

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn:

REFLECTIE-INSTRUMENT BIJ SAMENWERKING TUSSEN ORGANISATIES

REFLECTIE-INSTRUMENT BIJ SAMENWERKING TUSSEN ORGANISATIES

Waarom Wetenschap en Techniek W&T2015

Themabijeenkomst SPP. 14 november Marieneke Bijleveld

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei

Antreum RAPPORT TALENTENSPECTRUM. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 02 Sep de heer Consultant

Deze geaccrediteerde master ontwikkelt en ondersteunt de professionalisering van onderwijskundige leiders in het vo en mbo. In samenwerking met:

Medewerker mobiliteit

1. Arbeidsmarktvraagstukken 2. Professionele werkomgeving 3. Kenniscentrum

Directeur Markland College Zevenbergen

ERVAREN WERKDRUK IN HET MBO

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie?

Artikel 7 Opdracht Stichting Onderwijs Primair heeft de opdracht uitgewerkt naar vijf kernwaarden:

Visie op Loopbaanoriëntatie en begeleiding

RAPPORT VAN BEVINDINGEN NADERONDERZOEK. IJburgcollege

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Inge Test

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Inspirerend Management. in de zorg. Een modulaire aanpak gericht op de ontwikkeling van nieuw leiderschap

EmployabilityDriver. Waarom een strategische discussie over employability beleid?

Samen voor onderwijs in Apeldoorn

Inleiding. Begrippenkader

DE NETWERKTHERMOMETER LEERLINGEN INSTRUCTIE

BluefieldFinance Samenvatting Quickscan Administratieve Processen Light Version

De rol van de schoolleider bij het systematisch gebruiken van data voor onderwijsverbetering

dit gaat over mij en mijn vak het is snel en gemakkelijk en je ziet wat je hebt bereikt

Medewerkers. Leiderschap. Strategie & Beleid. Processen. Instrumenten. Zijn medewerkers duurzaam inzetbaar?

STRATEGISCH BELEID STICHTING KINDANTE

Inhoudsopgave. 1. Inleiding Missie en kernwaarden Ambitie en speerpunten Doorvertaling organisatie...6

Rapport Management i360. Test Kandidaat

Beroepscollege Parkstad Limburg sectordirecteur Brandenberg

Transcriptie:

Richting geven is vooruitkijken Methodiek voor strategische personeelsplanning in het VO Handleiding voor procesbegeleiders

Deze handleiding kwam tot stand in opdracht van het sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt, Den Haag, november 2010 KOCK strategie management organisatie Jeroen Koppens Rob van de Ven Gé Keizers

2

Voorwoord Onderwijsinstellingen realiseren zich in toenemende mate dat het belangrijk is om verder en strategischer vooruit te kijken. Professionalisering, functiedifferentiatie door de functiemix en demografische ontwikkelingen zijn enkele van de belangrijke factoren die invloed hebben op lange termijnbeleid. Bij planning en beleidsontwikkeling gaat het natuurlijk om kwantiteit, maar vooral ook om kwaliteit. Wat is de (onderwijs)visie, welke ontwikkelingen en vernieuwingen staan in de komende jaren op stapel en welke consequenties heeft dat voor de samenstelling van het personeel, de competenties van de leraren? Strategische personeelsplanning begint met visie: een koers uitzetten voor de toekomst van de school is nodig om te kunnen (be)sturen. Daarbij hoort een verkenning van ontwikkelingen in de omgeving: veranderingen in de bevolkingssamenstelling van stad of regio, andere scholen die komen of verdwijnen, ontwikkelingen op de onderwijsarbeidsmarkt. De samenstelling van het team van medewerkers is beslissend voor de realisatie van de ambities van een school. Passen de ambities en groeimogelijkheden van medewerkers bij de toekomstplannen van de school? Voor het voortgezet onderwijs (vo) is al enkele jaren de methodiek voor strategische personeelsplanning 'Richting geven is vooruitkijken' beschikbaar. Deze methodiek werd in 2005 ontwikkeld in opdracht van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) en PLANA VO. PLANA VO is een platform voor samenwerking van schoolbesturen in de regio's Liemers, Achterhoek, Nijmegen, Arnhem. Met deze methodiek kan de schoolleiding vaststellen: wat over vijf jaar de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte is; hoe de personeelsomvang zich in die vijf jaar ontwikkelt; welke interventies noodzakelijk zijn om discrepanties op te heffen en ambities te realiseren. De toepassing van de methodiek wordt ondersteund met een bijbehorende rekentool. In de afgelopen jaren hebben gebruikers ervaring opgedaan met de methodiek en de rekentool. Deze ervaring heeft geleid tot vernieuwing van handleiding en de rekentool. Wij vertrouwen erop dat de nieuwe versie van de methodiek bestaande en nieuwe gebruikers zal helpen om goed (nog beter) vooruit te kijken en daarmee richting te geven aan de verdere ontwikkeling van hun school. Tom Fluitsma senior adviseur HRM SBO 3

I n h o u d s o p g a v e Pagina 1 Inleiding 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Uitgangspunten 8 1.3 De methodiek in vogelvlucht 9 1.4 Toepassing 12 1.5 Toepasbaarheid 13 1.6 Tips, adviezen en ervaringen 14 2 Strategische verkenning 15 2.1 Inleiding 15 2.2 Stap 1: Beleidsanalyse 17 2.3 Stap 2: Opstellen van de essenties strategische verkenning 18 2.4 Stap 3: Aanvullende strategische verkenning 18 2.5 Tips, adviezen en ervaringen 19 3 Analyse 21 3.1 Inleiding 21 3.2 Stap 1: Kwantitatieve analyse 22 3.3 Stap 2: Kwalitatieve analyse 25 3.4 Stap 3: Definitie strategische personeelsvraagstukken 28 4 Speerpunten van beleid 30 4.1 Inleiding 30 4.2 Stap 1: Selectie van vraagstukken 30 4.3 Stap 2: Oplossingsrichtingen verkennen 30 4.4 Stap 3: Benoemen speerpunten 33 4.5 Tips, adviezen en ervaringen 34 Bijlage A Instrument voor beleidsanalyse 35 Bijlage B Aanvullende strategische verkenning 35 Bijlage C Doelboom 39 Bijlage D Handleiding voor gebruik rekenmodel 40 Bijlage E Voorbeelduitwerking kwalitatieve analyse 47 Bijlage F Voorbeeld Brainwriting 49

1 Inleiding 1.1 Achtergrond Het is belangrijk dat scholen het vraagstuk van personeelsvoorziening strategisch benaderen. Diverse ontwikkelingen zijn van invloed op de toekomstige kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte. Fluctuaties in de instroom van leerlingen zijn bijvoorbeeld zeer bepalend voor de toekomstige personele bezetting. Daarnaast vragen onderwijsvernieuwingen van docenten nieuwe competenties en leiden ze tot herbezinning op de gewenste inzetmix in het primaire proces. Maar of een school in de eigen personeelsbehoefte kan voorzien, is door vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt ook voor een belangrijk deel extern bepaald. Alle reden dus om het blikveld te verruimen en vooruit te kijken. Deze kijk op personeelsvoorziening is relatief nieuw voor veel schoolorganisaties. De neiging is groot om van jaar tot jaar te redeneren. Dit lijkt makkelijker planbaar en beter beheersbaar. Op de langere termijn zijn veel zaken natuurlijk onzeker, maar ze zijn daarom niet per definitie onvoorspelbaar. Het is mogelijk de toekomst zodanig te voorzien, dat een aantal gerichte maatregelen ten aanzien van instroom, doorstroom en uitstroom van personeel in gang kan worden gezet. Dit is de essentie van strategische personeelsplanning. Gesprekken op scholen over personeelsvoorziening leiden tot reacties. Een aantal daarvan vermelden we hieronder met een korte toelichting. Eerste reacties op toekomstige personeelsvoorziening De toekomst is onzeker ; een onzekere toekomst maakt het voor een school juist noodzakelijk om vooruit te kijken om de consequenties van toekomstige ontwikkelingen in te schatten. We kunnen niet vijf jaar vooruitkijken ; strategieontwikkeling is geen statisch proces; het is best mogelijk om een strategie in de loop van de tijd te heroverwogen. Planning? Kan dat wel ; personeelsplanning is een verwarrende term, want het gaat eerder om het verkennen van verschillende scenario s. Echter, een planning is wel richtinggevend. Personeelsplanning geeft richting aan het HR-beleid voor de komende beleidsperiode. Nadenken over personeelsvoorziening als we maar genoeg personeel kunnen krijgen ; voldoende personeel is inderdaad belangrijk, maar strategische personeelsplanning gaat verder dan het in kaart brengen van het lerarentekort en is zeker geen oplossing voor dit tekort. Het geeft aan wat op basis van de gekozen strategie de komende vijf jaar de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte is en waar dan precies fricties zitten.

In deze publicatie wordt een methodiek voor strategische personeelsplanning beschreven waarmee scholen kunnen vaststellen: wat over vijf jaar de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte is; hoe de personeelsomvang zich in die vijf jaar ontwikkelt; welke interventies noodzakelijk zijn om eventuele discrepanties op te heffen. 1.2 Uitgangspunten Aan de methodiek ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag: De methodiek is uitgewerkt voor toepassing op schoolniveau. Het is daarbij van belang het systeem af te bakenen waarop de methodiek wordt toegepast. De methodiek werkt het best als wordt gekozen voor die opleidingen binnen school die gebruik (kunnen) maken van dezelfde groep docenten (gedeelde capaciteit) en waar van docenten vergelijkbare (kern)competenties worden verlangd. Voor de toepassing van de methodiek is het noodzakelijk dat de personeelsgegevens van deze afgebakende groep docenten eenvoudig uit het personeelsinformatiesysteem te halen zijn. De methodiek is te positioneren op het snijvlak van strategie en beleid (zie figuur 1). De aanpak gaat ervan uit dat de school een uitgewerkt strategisch beleidsplan heeft of dat ze voornemens is een dergelijk plan op te stellen. Een strategisch beleidsplan heeft een bereik van drie tot vijf jaar, gaat over het wat en bevat uitspraken over: Missie Onderwijsvisie Marktvisie Organisatie- en besturingsvisie HRM- en arbeidsmarktvisie Strategische keuzes. Figuur 1: Positionering methodiek De methodiek helpt om de strategische keuzes van de school te vertalen in personele consequenties. Deze analyse leidt uiteindelijk tot beleidsvoornemens op het gebied van personeelsmanagement ( het hoe ). Het strategisch beleid kan ook worden uitgewerkt in andere beleidsplannen, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteit, financiën (meerjarenbegroting), huisvesting, etc. Onder budget ten slotte vallen de jaarlijkse begrotingen en formatieplannen ( het waarmee ). De methodiek gaat over strategische personeelsplanning en hanteert een scope van vijf jaar. Dit betekent dat op schoolniveau (op hoofdlijnen) een analyse wordt gemaakt. Toepassing van de methodiek maakt niet duidelijk 8

in welke afdeling precies personeelstekorten ontstaan of aan welke vakdocenten nu precies behoefte is. Het strategisch personeelsplan dat het resultaat is van de toepassing van deze methodiek vormt het kader voor jaarlijkse formatie- en team- of afdelingsplannen. De methodiek zet aan tot een strategisch denkproces waarin een school kritisch kijkt naar haar positie in de omgeving, naar (noodzakelijke) beleidskeuzes en de consequenties hiervan voor personeelsvoorziening en ontwikkeling. Dit is een cyclisch proces. Als bijvoorbeeld blijkt dat de consequenties voor de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsvoorziening zeer ingrijpend zijn, moeten beleidskeuzes wellicht worden heroverwogen. De methodiek richt zich voornamelijk op de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsvoorziening in het primaire proces. Onderwijsondersteunend personeel dat direct betrokken is bij het onderwijsproces (LIO s, TOA s, onderwijsassistenten) wordt meegenomen in de methodiek. Wat dit betekent voor het zogenaamde facilitair onderwijsondersteunend personeel (conciërges, en dergelijke) valt buiten de scope van deze methodiek. 1.3 De methodiek in vogelvlucht De methodiek bestaat uit drie fasen (zie figuur 3): 1. Strategische verkenning; 2. Analyse; 3. Speerpunten van beleid. In deze inleiding wordt de methodiek in vogelvlucht beschreven. In de hoofdstukken na deze inleiding wordt iedere fase gedetailleerd uitgewerkt. 1.3.1 Strategische verkenning In deze fase wordt vastgesteld hoe de school er over vijf jaar uitziet ( school van de toekomst ). Welke ontwikkelingen in de omgeving van de school zijn relevant, hoe wil de school zich verhouden tot deze ontwikkelingen, welke essentiële strategische keuzes worden op basis van deze inzichten gemaakt ten aanzien van het profiel en de positionering, het onderwijs en de organisatie en besturing en welke consequenties hebben deze keuzes voor de personeelsformatie en samenstelling, de gewenste competenties van docenten? 9

In onderstaande figuur staan vijf essentiële vragen waarop de school antwoord moet vinden in de fase van strategische verkenning. Figuur 2: School van de toekomst Om deze vragen te verkennen, worden in eerste instantie bestaande beleidsdocumenten bestudeerd. Als deze documenten onvoldoende informatie bevatten, zijn aanvullende strategische verkenningen nodig. Aan het einde van deze fase wordt een document opgeleverd waarin de antwoorden op de bovenstaande vragen zijn verwoord. Dit document vormt de essentie van de strategische verkenning. 1.3.2 Analyse In deze fase wordt vastgesteld wat gezien de strategische verkenning over vijf jaar de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte van de school is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een geïnstrumenteerde kwantitatieve en kwalitatieve analyse. In de kwantitatieve analyse worden de personele consequenties van strategische keuzes en alternatieven doorberekend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Excel-bestand met het rekenmodel voor strategische personeelsplanning. Doel van de kwalitatieve analyse is het bepalen van de kwalitatieve discrepanties in het personeelsbestand: presteren docenten al goed op de competenties die vanuit de positionering in de toekomst vereist zijn en in hoeverre zijn deze competenties verder ontwikkelbaar? De verschillende analyses in deze fase maken duidelijk voor welke uitdagingen de school staat. Dit levert een opsomming op van strategische personeelsvraagstukken. 10

1.3.3 Speerpunten van beleid In deze fase wordt onderzocht welke beleidsmaatregelen nodig zijn om de uitdagingen waarvoor de school staat het hoofd te kunnen bieden. Dit kunnen maatregelen zijn op het gebied van personeelsbeleid, maar het kan ook nodig zijn om bepaalde ambities bij te stellen of om op ander vlak (organisatie, onderwijs) maatregelen te nemen. Figuur 3: Procesmodel strategische personeelsplanning De diepgang en nauwkeurigheid waarmee de stappen per fase worden doorlopen, bepalen de uiteindelijke kwaliteit van het eindproduct. De voorspellende waarde van de analyses in fase 2 is groter als in fase 1 een stevig fundament is gelegd. De essentie van de strategische verkenning, de personeelsanalyses, de strategische personeelsvraagstukken en de speerpunten van beleid kunnen worden beschouwd als hoofdstukken van een strategisch personeelsplan. Door de methodiek toe te passen, worden deze hoofdstukken als het ware gevuld met bevindingen en conclusies. Het is verstandig om bij de start van het traject direct een format voor het eindrapport te maken. Hieronder staat een voorbeeld van een inhoudsopgave voor een strategisch personeelsplan. 11

Voorbeeld inhoudsopgave strategisch personeelsplan 1. Inleiding 2. Essentie strategische verkenning 2.1. Marktvisie (positionering) 2.2. Onderwijsvisie 2.3. Visie op docentschap (functie-invulling, inzet en competenties) 3. Personeelsanalyses 3.1. Scenario s 3.2. Resultaten kwantitatieve analyses 3.3. Resultaten kwalitatieve analyses 4. Strategische personeelsvraagstukken 5. Speerpunten van beleid 1.4 Toepassing 1.4.1 Werken met een werkgroep Het toepassingstraject kan op twee verschillende manieren worden verricht. 1) De toepassing kan worden verricht als een exercitie om personele consequenties zichtbaar te maken op basis van het huidige strategisch beleidsplan. Deze uitwerking kan in een kleine inhoudelijke werkgroep worden verricht met daarin bijvoorbeeld het strategisch management (bijvoorbeeld rector/directeur en conrectoren/adjunct directeuren) en een strategisch personeelsadviseur. Gedurende het proces kan deze werkgroep op onderdelen besluiten gebruik te maken van de expertise en inbreng van bijvoorbeeld middenmanagement, beleidsmedewerkers, PMR en ondersteuning. 2) De toepassing kan ook worden gebruikt als onderdeel van een strategische heroriëntatie met een veranderkundig doel. In dit geval wordt dit traject verricht door een grotere inhoudelijke werkgroep met daarin wat meer managementleden van de school en een lid van de PMR, waarbij de gehele PMR als klankbordgroep dient. 1.4.2 Procesbegeleiding De werkgroep wordt begeleid door een procesbegeleider (bijvoorbeeld een strategisch personeelsadviseur of een extern adviseur). Het is verstandig om te werken met een procesbegeleider die een zekere afstand kan bewaren tot de schoolorganisatie en kritische vragen kan stellen. Als de procesbegeleider te veel verbonden is met de schoolorganisatie, bestaat het gevaar dat hij of zij de blinde vlekken deelt. De methodiek is geschreven vanuit het perspectief dat een procesbegeleider de toepassing binnen een school ondersteunt. Deze moet bekend zijn met 12

strategieontwikkeling binnen schoolorganisaties en met aspecten en instrumenten van personeelsbeleid. In de bijlagen zijn formats bijgevoegd die de methodiek ondersteunen. De procesbegeleider stelt op basis van de fasen en stappen in deze methodiek, in overleg met de werkgroep een projectplan op. Belangrijk is dat het projectplan met de schoolleiding wordt overeengekomen. In onderstaand kader staat een voorbeeld van een projectplan. Ingrediënten projectplan 1) Aanleiding 2) Doelstelling(en) 3) Bijdrage school en adviseur 4) Uitgangspunten aanpak 5) Aanpak in stappen 6) Planning en projectuitvoering 7) Tijdsinvestering 1.4.3 Schakelen naar bestuursniveau De methodiek werkt toe naar een strategisch personeelsplan voor de school. Indien een aantal scholen van hetzelfde bestuur de methodiek toepast, ontstaat de mogelijkheid de uitkomsten van de afzonderlijke plannen te koppelen. Door middel van een kwalitatieve meta-analyse krijgt het bestuur zicht op: wenselijke en mogelijke interne loopbaanpaden (mobiliteit); collectieve HR-interventies (schaalvoordelen). Deze opschaling van plannen lukt alleen als de HRM-beleidskeuzes van de school passen binnen het HRM-beleid van het bestuur. Het is daarom van belang belangrijke bestuurlijke HRM-uitgangspunten bij de start van de methodiek in kaart te brengen en mee te nemen in de analyses. 1.5 Toepasbaarheid De methodiek is in principe op iedere school toepasbaar; de toepassing is eenvoudiger als de school: de relevante ontwikkelingen in de omgeving in beeld heeft; deze ontwikkelingen op een consistente wijze heeft vertaald in strategische keuzes ten aanzien van positionering, onderwijs en organisatie; scherp heeft wat de consequenties van deze beleidskeuzes zijn voor de gewenste personeelssamenstelling en competenties; de beschikking heeft over een toegankelijk en up-to-date personeelsinformatiesysteem; 13

de beschikking heeft over een uitgewerkt en beproefd personeelsinstrumentarium. Bovenstaande factoren zijn bepalend voor de doorlooptijd van de methodiek. Als scholen een uitgewerkt en doordacht strategisch plan hebben, is de methodiek in een kort tijdsbestek te doorlopen. De doorlooptijd is aanzienlijk langer als in de eerste fase blijkt dat aanvullende strategische analyses nodig zijn of als gegevens over de opbouw en kostenstructuur van het personeelsbestand niet eenvoudig oproepbaar zijn. 1.6 Tips, adviezen en ervaringen Uit eerdere ervaringen met strategische personeelsplanning blijkt dat: commitment van de scholen belangrijk is. Een school moet weten waaraan het begint en moet realistische verwachtingen hebben van de methodiek. Een gezamenlijke intake (werkgroep met de procesbegeleider), het maken van een nauwkeurige inschatting van de startsituatie en het opstellen van een projectplan kunnen hierbij behulpzaam zijn. het belangrijk is om een duidelijke rolverdeling af te spreken tussen de schoolleiding en de procesbegeleider. De schoolleiding blijft verantwoordelijk voor het project, terwijl de begeleider binnen de kaders van het project enige mate van vrijheid heeft. de procesbegeleider een aantal kwaliteiten bezit die het proces vergemakkelijken. Deze moet conceptueel kunnen denken, waarbij een creatief en analytisch denkvermogen gewenst is. Bovendien moet deze kunnen zorgen voor scherpte, diepgang en samenhang in het proces. de methodiek het best werkt in een relatief stabiele situatie. In een zeer turbulente situatie of als er veel onrust is, bestaat het gevaar dat discussies blijven hangen bij de problemen die de school op dat moment ervaart; het werken met deze methodiek goede introductie behoeft, waarbij verwachtingen worden gemanaged; het wenselijk is de bijeenkomsten met de werkgroep kort op elkaar in te plannen, anders verliezen deelnemers gemakkelijk de rode draad uit het oog of worden discussies onnodig herhaald; de methodiek kan op twee manieren worden gebruikt: beeldvormend, verkennend: de methodiek helpt om bestaande ideeën te delen en aan te scherpen; actiegericht: de methodiek zet aan tot het formuleren van concrete beleidsmaatregelen. 14

2 Strategische verkenning 2.1 Inleiding De methodiek start met een strategische verkenning. Na afloop van deze verkenning zijn de volgende vragen beantwoord? 1. Welke externe ontwikkelingen zijn de komende vijf jaar van invloed op de school? Een school opereert in een omgeving, die eisen stelt aan het onderwijs en de organisatie. Biedt de regio een groeiende of krimpende leerlingeninstroom? Welke keuzemotieven van ouders en leerlingen zijn dominant? Is er behoefte aan een breed aanbod op kleine afstand, of zijn er onderwijsniches? Welke maatschappelijke thema s spelen er en moeten of kunnen onderwijsorganisaties hier iets mee? Hoe ontwikkelt de regionale arbeidsmarkt zich? Welke ontwikkelingen doen zich voor bij toeleverende scholen en vervolgopleidingen? Wat gaan concurrenten doen? 2. Welke strategie kiest de school op basis van deze inzichten? Hoe een school zich tot deze externe ontwikkelingen wil verhouden, is een positioneringkeuze. Wil de school onderscheidend zijn en waarin dan en wat is de betekenis van deze keuze voor de inrichting van het onderwijs en de organisatie. Stelt de school leerlingbegeleiding centraal en kiest ze daarom voor kernteams? Richt de school zich ook op zorgleerlingen? Wil de school zich profileren met science-klassen of tweetalig onderwijs? 3. Wat zijn de consequenties van deze strategie? Welke keuzes een school ook maakt, ze kunnen gevolgen hebben voor het personeel, de gewenste competenties en het onderwijs (bijvoorbeeld verwachte instroom van nieuwe leerlingen). Excurs over positioneren Scholen krijgen steeds vaker te maken met sterke fluctuaties in de leerlingeninstroom, zowel kwantitatief als kwalitatief. Directies en besturen hebben de neiging om hierop impulsief te reageren door: sportklassen in te voeren; plusvakken te introduceren; tweetalig onderwijs te realiseren; evenementen te organiseren; PR-campagnes te intensiveren. Voordat allerlei initiatieven worden ontplooid om nieuwe of andere instroom aan te boren, is het goed te analyseren waardoor de fluctuaties ontstaan. Het antwoord is vaak te vinden in de afstemming tussen de binnen- en buitenkant van de school. Zijn beide nog in balans? Past het aanbod nog wel bij de wensen en behoeften van leerlingen en ouders of klopt het profiel van de school wel met datgene wat intrinsiek in de school 15

zit (bij docenten, management en ondersteunend personeel)? Bevat het beleid van de school echte keuzes of zijn het sociaal wenselijke uitspraken die vaker terugkomen zoals de leerling centraal, kennismaatschappij of midden in een snelveranderende maatschappij? Figuur 4: Positioneringdriehoek Om een school te positioneren in de omgeving kan gebruik worden gemaakt van bovenstaande positioneringdriehoek die is gebaseerd op het model van Treacy & Wiersema 1. Er zijn drie mogelijke posities die een school kan innemen, namelijk de positionering "onderwijskenmerken", "schoolklimaat", en "niveau van de school". De achterliggende gedachte bij deze positioneringdriehoek is dat een school zich kan positioneren door op één van de assen onderscheidend te zijn ('best of class') en door op de andere assen 'marktconform' te presteren. "Onderwijskenmerken" betekent dat je vernieuwend bent in het onderwijs, voorop loopt. "Schoolklimaat" wil zeggen dat er veel aandacht is voor leerlingen, bijvoorbeeld door coaching, leerlingbegeleiding, etc. "Niveau van de school" houdt in dat je als school er naar streeft uitstekende resultaten te scoren, door onder meer goede examenresultaten. Bij positioneren gaat het om het (her)kennen van de eigen kracht en deze te vertalen naar een samenhangende propositie naar leerlingen en ouders. Het is daarbij van belang vanuit de eigen kracht waarde toe te voegen aan het onderwijsaanbod. De meeste scholen bieden immers goed onderwijs. Dat alléén is niet meer onderscheidend. 1 Treacy, M. en Wiersema, F. The Discipline of Market Leaders, Basic Books, 1997. 16

Voorbeeld 1 Op een school is een strategische discussie gaande over de toekomst van de school. De school staat voor een belangrijke positioneringskeuze. Kiest de school ervoor om het VMBO-T los te koppelen van de opleidingen HAVO/VWO en onder te brengen bij een VMBO-school binnen het hetzelfde bestuur of behoudt de school de huidige koppeling? Voor beide positioneringen valt wat te zeggen. Het blijkt dat sommige ouders niet kiezen voor een HAVO/VWO-opleiding, omdat deze gekoppeld is aan een VMBO-T opleiding. Anderzijds blijkt deze school juist uit te blinken in het realiseren van doorstroming van VMBO-T naar HAVO. Een koppeling van het VMBO-T aan VMBO B/K heeft weer positieve effecten op de doorstroming van de beroepsen kadergerichte leerweg naar de theoretische leerweg. Waar doet deze school goed aan? De strategische verkenningsfase bestaat uit drie stappen: Beleidsanalyse Het opstellen van de essenties van de strategische verkenning Aanvullende strategische verkenning 2.2 Stap 1: Beleidsanalyse Wellicht heeft de school al antwoorden gevonden op de vragen uit de inleiding. Daarom start de strategische verkenning met een analyse van relevante beleidsdocumenten. Alle relevante informatie verkregen uit deze documentenstudie wordt opgenomen in het format voor de beleidsanalyse (zie bijlage A). De beleidsanalyse verloopt aan de hand van de volgende stappen: Inventariseer de beleidsdocumenten die voor deze methodiek het meest relevant zijn en noteer deze in het format. Voorbeelden hiervan zijn: Schoolplan Strategisch beleidsplan van de stichting/het bestuur waartoe de school behoort Strategienota HRM-beleidsplan Formatieplan Marktonderzoek Tevredenheidsonderzoek onder leerlingen en ouders Lees de documenten door. Bekijk of de documenten uitspraken bevatten over de thema s die in het format voor de beleidsanalyse aan bod komen. Noteer op ieder afzonderlijk thema de inhoudelijke boodschap. 17

Noteer eventuele constateringen met in het achterhoofd de volgende vraag: geeft de inhoudelijke boodschap van de documenten voldoende antwoord op het bijpassende thema? Een voorbeeld van een constatering kan zijn: de gewenste functiemix is niet gebaseerd op de (huidige) strategie. De beleidsanalyse kan ook op een andere manier worden aangepakt. Hieronder in het kader staat een alternatieve manier beschreven. Werken met doelbomen Een andere manier om een beleidsanalyse uit te voeren, is door te werken met doelbomen. Met een doelboom kan het beleid van de school worden uiteengezet in doel-middelrelaties. Hoe zit het huidige beleid in elkaar? Is het beleid een logisch geheel van maatregelen om doelen te behalen? Door het beantwoorden van deze vragen kunnen lacunes worden ontdekt binnen het bestaande beleid. Duidelijk wordt wat er precies moet veranderen om de beleidsdoelen te bereiken en welke positieve gevolgen het behalen van een doel kan hebben. In bijlage C staat een doelboom die is uitgewerkt door een van de scholen die gebruik hebben gemaakt van deze alternatieve beleidsanalyse. 2.3 Stap 2: Opstellen van de essenties van de strategische verkenning Stap 2 bestaat uit het schrijven van het tweede hoofdstuk van het strategisch personeelsplan op basis van de informatie uit de beleidsanalyse. In feite bevat dit hoofdstuk de essenties van de strategische verkenning. Het gaat dan om de antwoorden op de volgende vragen: Op welk aantal leerlingen rekent u? Welke essentiële keuzes maakt u en waarom? In hoeverre verandert de inrichting van uw onderwijs? Wat is uw visie op docentschap? Met welke kwaliteiten maakt u uw visie op onderwijs waar? 2.4 Stap 3: Aanvullende strategische verkenning Indien de informatie uit de bestaande beleidsdocumenten ontoereikend is en/of het lastig is om de vijf bovenstaande vragen te beantwoorden, dan is een aanvullende strategische verkenning noodzakelijk. Deze wordt bijvoorbeeld verricht als: er geen externe analyse is gemaakt of als de externe analyse zeer intuïtief of kwalitatief van aard is. keuzes ten aanzien van positionering, onderwijs en de inrichting van de organisatie niet zijn afgeleid van de conclusies uit de externe analyse. 18

er geen logisch verband bestaat tussen het strategisch beleid van de school en de speerpunten in het personeelsbeleid (geen verticale integratie). De aanvullende strategische verkenning heeft de volgende opbouw: 1. Marktvisie (positionering) 2. Onderwijsvisie 3. Visie op docentschap In bijlage B staan richtvragen voor de aanvullende strategische verkenning. Deze kunnen bijvoorbeeld worden besproken in de werkgroep. Inhoudelijke deskundigen, zoals HR-professionals, controllers en beleidsmedewerkers kunnen de bevindingen van de werkgroep toetsen, uitbreiden en/of onderbouwen. Vervolgens kan de werkgroep de conclusies ter toetsing voorleggen aan het personeel. Hoeveel tijd met de aanvullende verkenning gemoeid is, is sterk afhankelijk van de vraag: hoe diepgaand de aanvullende verkenning moet zijn; of de werkgroep andere partijen binnen de school wil laten participeren in deze analyse. 2.5 Tips, adviezen en ervaringen De documentenstudie uit de eerste stap wordt uitgevoerd door de procesbegeleider en kan desgewenst worden aangevuld met diepteinterviews met leidinggevenden, medewerkers en PMR, om: de strategische beleidslijnen diepgaander te verkennen; te toetsen of er draagvlak is voor het strategisch kader van de school. De procesbegeleider bespreekt de uitkomsten met de werkgroep om vast te stellen of de informatie uit de documentenstudie toereikend is. Als dit niet het geval is, is een aanvullende strategische verkenning noodzakelijk. De werkgroep kan onder begeleiding van de procesbegeleider deze verkenning het best voorbereiden. Indien een aanvullende strategische verkenning nodig is, is het in ieder geval goed een pas op de plaats te maken. Het is belangrijker om essenties van het denkproces te doorgronden dan up tempo de fasen en stappen te doorlopen. Bovendien is het waardevol om bij de externe analyse al af en toe stil te staan bij de gevolgen voor de strategie van de school. Het blijkt een valkuil om bij de strategische verkenning meteen oplossingsgericht te denken. Bijvoorbeeld: het gaat nu goed, we hebben geen concurrentie. Vanuit dat besef maak je andere keuzen en houd je onvoldoende rekening met een eventuele concurrentie in de toekomst. Start met het perspectief over 5 jaar! Redeneer niet vanuit vandaag. Het doen van een strategische verkenning is een deductief proces waarbij de strategie een logisch gevolg is van de externe analyse en de consequenties logisch volgen op de gekozen strategie. Dit vraagt om consistente en beargumenteerde gevolgtrekkingen. Het is gevaarlijk af te 19

gaan op aannames, intuïtie of tacit knowledge, omdat de strategische verkenning input is voor de analysefase. Uit ervaringen met deze methodiek blijkt dat het maken van een samenvatting van de strategische verkenning geen eenvoudige opgave is. Het uitvoeren van een gestructureerde externe analyse is relatief nieuw. We wisten niet dat onze leerlinginstroom als gevolg van demografische ontwikkelingen de komende vijf jaar met 10 procent zou afnemen. Dan hebben we de effecten van de toegenomen concurrentie nog niet eens meegerekend. Keuzes ten aanzien van positionering, onderwijs en organisatie zijn niet ingebed in een omgevingsanalyse. Dit is de eerste keer dat we omgevingsfactoren meenemen in discussies over het schoolbeleid. Dat is al winst. Keuzes ten aanzien van positionering, onderwijs en organisatie zijn niet of in beperkte mate vertaald in vereiste competenties en gewenste personeelssamenstelling. Het valt niet mee om een strategische scope vast te houden. Er wordt (te) snel de vertaling gemaakt naar de context van de dagelijkse praktijk. Overige tips zijn: Er is winst te behalen door macro-ontwikkelingen (ontwikkelingen op technologisch vlak, wettelijk kader en regelgeving) en regionale demografische ontwikkelingen centraal in beeld te brengen als de methodiek binnen een stichting/bestuur wordt toegepast. In een toepassingstraject is een begeleidingsteam samengesteld dat bestaat uit een interne en externe begeleider. Dit is zeer waardevol gebleken. Hierdoor wordt daadkracht in de organisatie gecombineerd met een frisse blik van buiten. 20

3 Analyse 3.1 Inleiding De analysefase van de methodiek geeft antwoord op de volgende vragen: 1. Wat is gezien de uitkomsten van de strategische verkenning de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte (OP en OOP) van de school over vijf jaar? Om inzicht te krijgen in de kwantitatieve personeelsbehoefte wordt in deze methodiek een kwantitatieve analyse uitgevoerd met behulp van een Excel-bestand. Door variabelen naar eigen inzicht te wijzigen, kunnen diverse toekomstscenario s worden verkend. Het is verstandig te starten met het meest waarschijnlijke scenario. Dit is het scenario waarin de conclusies van de strategische verkenning worden doorberekend. Door variabelen te wijzigen, krijgt de school inzicht in factoren die bepalend zijn voor de kwantitatieve personeelsvoorziening. Om de kwalitatieve personeelsbehoefte vast te stellen kiest de school voor drie à vier kerncompetenties die doorslaggevend zullen zijn in het waarmaken van de strategische keuzes. 2. Hoe verhoudt deze toekomstige personeelsbehoefte zich tot het te verwachten personeelsaanbod over vijf jaar? In de kwantitatieve analyse wordt met behulp van het rekenmodel doorberekend wat het personeelsaanbod over vijf jaar zal zijn bij ongewijzigd beleid. De kloof tussen de personeelsbehoefte en het personeelsaanbod wordt uitgedrukt in het aantal vacatures voor de komende vijf jaar per functiecategorie. De discrepanties in de kwalitatieve personeelsvoorziening worden vastgesteld met een kwalitatieve analyse. Hierin wordt onderzocht hoe docenten op dit moment presteren op de gekozen kerncompetenties (van de toekomst) en wordt bekeken in hoeverre deze competenties ontwikkelbaar zijn. 3. Wat zijn de strategische personeelsvraagstukken? Door de toekomstige personeelsbehoefte te vergelijken met het te verwachten personeelsaanbod over vijf jaar ontstaat inzicht in de strategische personeelsvraagstukken. De analysefase bestaat uit drie stappen: Kwantitatieve analyse. Kwalitatieve analyse. Definitie strategische personeelsvraagstukken. 21

3.2 Stap 1: Kwantitatieve analyse In de strategische verkenningsfase zijn de consequenties van strategische keuzes op een kwalitatieve manier in beeld gebracht. In de analysefase wordt met een rekenmodel berekend wat de conclusies van de strategische verkenning betekenen voor de toekomstige personeelsbehoefte (t+5). Vervolgens vindt de confrontatie plaats met het toekomstige personeelsaanbod over vijf jaar bij ongewijzigd beleid. Dit is in feite een extrapolatie van het huidige personeelsaanbod. Strategische verkenning Marktvisie Onderwijsvisie Personeelsbehoeft e (t+5) Verwacht aantal leerlingen Onderwijsmix Visie op docentschap Inzetmatrix Personeelsaanbod functiemix (t) Gewenste functiemix Personeelsaanbod functiemix (t+5) Confrontatie en analyse Figuur 5: Basisgedachte rekenmodel De kwantitatieve analyse start vanuit de drie visievraagstukken die in de strategische verkenning aan bod zijn gekomen. Deze vraagstukken marktvisie, onderwijsvisie en visie op docentschap geven input om de personeelsbehoefte over vijf jaar te berekenen: Vanuit de marktvisie kan worden bepaald hoeveel leerlingen er de komende jaren worden verwacht op de school. Is dit een stijging of een daling? Dit maakt een wezenlijk verschil voor de personeelsbehoefte (t+5). Op basis van de onderwijsvisie kan worden vastgesteld welke mix van onderwijsvormen (zoals klassikaal onderwijs, projectonderwijs, werkpleinen, individuele coaching) op het rooster van de toekomst staat. In de inzetmatrix bepaalt de school welke functiecategorieën in welke verhouding op welke onderwijsvormen worden ingezet. Dit is een

getalsmatige vertaling van de visie op docentschap die in de fase van strategische verkenning is vastgesteld. Het verwacht aantal leerlingen, de onderwijsmix (de wijze waarop de school het onderwijs wil inrichten) en de inzetmix (de wijze waarop de school docenten wil inzetten) zijn samen bepalend voor de toekomstige personeelsbehoefte. In het rekenmodel wordt deze behoefte weergegeven in een zogenaamde functiemix. Dit is de mix van functies die de school nodig heeft om het onderwijs conform de geformuleerde visie uit te voeren. Deze functiemix kan afwijken van de door de overheid vastgestelde functiemix. Het is interessant om beide mixen te vergelijken, zodat bij afwijkingen aanpassingen moeten worden verricht in de toekomstige onderwijsmix en/of inzetmix om uit te komen bij de door de overheid vastgestelde functiemix. Om de kwantitatieve analyse te verrichten, wordt gebruik gemaakt van een Excel-bestand dat het rekenmodel bevat. De handleiding voor gebruik staat in bijlage C. Het Excel-bestand heeft uitgeschreven de volgende routering: Figuur 7: Routering rekenmodel 23

Tips, adviezen en ervaringen kwantitatieve analyse Voordat de kwantitatieve analyse start, is het goed de werkgroep in een korte bijeenkomst te informeren over de ins en outs van het rekenmodel. Het is belangrijk dat de werkgroepleden doorgronden wat er precies in de personele en financiële berekening gebeurt. Bij de kwantitatieve analyse kan de procesbegeleider met behulp van het rekenmodel een aantal scenario s voorbereiden. Deze vormen de input voor een workshop met de werkgroep. Doel van deze workshop is de scenario s te bespreken en om strategische personeelsvraagstukken te benoemen. Het rekenmodel is een strategisch instrument. Het geeft geen inzichten op een meer gedetailleerd niveau, wat betreft inzet van mensen en kosten. Een eerste verkenning met de rekenmodule behoeft nadere doorrekeningen om definitieve keuzes te maken, om definitieve beslissingen te nemen. Andere ervaringen: Zeker als het rekenmodel over de jaren heen vaker wordt toegepast, is het van belang om bij de dataverzameling robuuste afspraken te maken over definities. Het rekenmodel nodigt uit tot het spelen met getallen. Het is echter goed in de voorbereiding de mogelijkheden en verwachtingen te kennen en door te nemen. Het gevaar is namelijk dat er veel gespeeld wordt, maar dat er weinig vragen beantwoord zijn. Het rekenmodel is bedoeld als benadering van de werkelijkheid. Het vergt van deelnemers dat ze zich hiervan bewust zijn en niet blind varen op details in de uitkomsten. Het gaat om de strategische verbanden die te leggen zijn. 24

3.3 Stap 2: Kwalitatieve analyse Voor de toekomst van de school is niet alleen de omvang van de formatie van belang, maar tevens de kwaliteit ervan. In de strategische verkenning is duidelijk geworden wat de onderwijskundige keuzes zijn, hoe de school deze wil borgen in de organisatie en wat dit betekent voor de gewenste competenties. Door het huidige personeelsbestand te scoren op de gewenste competenties, worden kwalitatieve discrepanties zichtbaar en wordt duidelijk waar de focus in personeelsontwikkeling moet komen te liggen. Dit heet in deze methodiek een vlootschouw. 2 GROEP: KERNCOMPETENTIE: Prestatie Onvoldoende Bevredigend Goed Excellent Totaa Grenzen van groei bereikt l Groeive r wachting Potentie te groeien binnen de functie Potentie om in de organisatie door te groeien Talentvol Totaa l Figuur 8: Vlootschouw De vlootschouw verloopt aan de hand van de volgende stappen: 1. Bepaal welke drie à vier competenties doorslaggevend zijn voor het welslagen van de onderwijskundige visie van de school. 2. Maak per competentie een analyse. Bepaal in hoeverre iedere docent de potentie heeft om zich te ontwikkelen in deze competentie en hoe iedere docent op dit moment presteert op deze competentie. Plaats op basis van de bevindingen de docenten in het analyseschema (zie hierboven). 3. Met de analyse kunnen twee zaken worden onderzocht. 3.1. Het kleurenraster bepaalt voor welke groep docenten welke ontwikkelaccenten gelden. Reden van disfunctioneren bepalen, individuele actie op ondernemen Taakgericht en procesgerichte ondersteuning, complimenteren, begeleiden, motiveren Bevorderen van de ontwikkeling Inzetten op hun kwaliteiten, ruimte bieden voor verdere ontwikkeling 2 De kwalitatieve analyse is gebaseerd op het HR3P-model van Evers, G.H.M. en Verhoeven, C.J. Human Resource Planning: een integrale benadering van personeelsplanning, Alphen aan de Rijn, Kluwer, 1999.

3.2. Daarnaast kan de school uitspraken doen over het niveau waarop de school over vijf jaar wil presteren (zie voorbeeld 2). Voorbeeld 2 Dit voorbeeld gaat over een VMBO-school gelegen in een grote stad. Het is een school die recent is gefuseerd en op één locatie is samengebracht. Dit is een tussenstap naar de volgende fase, waarin de school verhuist naar een nieuw te bouwen locatie. Met het betrekken van het nieuwe gebouw wil de school zich profileren als een omgeving waarin de leerling gemotiveerd wordt zelfstandig door het leerveld te navigeren. Kinderen mogen binnen hun eigen interesses en talenten projecten ontwikkelen, waarin ze met hun begeleiders aan de eigen leerdoelstelling vormgeven. Docenten worden coach en gaan leerlingen begeleiden in de zoektocht naar hun talenten en interesses. Door de fusie en de ontwikkeling van de nieuwe leermethode is de situatie erg onrustig. Veel medewerkers zijn in nieuwe teams terechtgekomen. Medewerkers en leidinggevenden moeten elkaar opnieuw leren kennen. Daarnaast moeten de verschillende vakdisciplines nieuwe leermethoden en lesstof ontwikkelen en vakoverstijgend met elkaar gaan samenwerken. De kwalitatieve analyse is door de directeur en de afdelingsleiders met veel enthousiasme opgepakt, omdat het een mogelijkheid is om de kennis en ervaring over de medewerkers met elkaar te delen. De afspraak die bij het invullen is gemaakt luidt: de discussies over iedere medewerker mag per competentie niet langer dan eén minuut duren. De analyse in dit voorbeeld (zie bijlage E) gaat over de kerncompetentie betrokkenheid. Een medewerker is gescoord op de prestatie die bij de competentie wordt geleverd en de groeiverwachting die men daarbij heeft. Omdat het hier gaat om de kerncompetentie die noodzakelijk is om de ambitie van de school te realiseren, is de maatstaf om een 80/20 verhouding te realiseren: 80% van de medewerkers moet minimaal goed presteren, 20 % mag onder de maat presteren, maar moet positieve groei vertonen. Uit de analyse is duidelijk te zien dat een grote groep naar maximaal vermogen presteert. De school trekt de volgende conclusies: Medewerkers die meer potentie hebben dan ze laten zien, verdienen een extra stimulans. Voornamelijk de groep die bevredigend presteert kan gemotiveerd worden meer te laten zien. Drie medewerkers blinken uit. Zij kunnen de school helpen groei door te maken op de kerncompetentie betrokkenheid. Door hen een kartrekkersrol 26

te geven in de ontwikkeling van de kerncompetentie, bereikt de organisatie naast groei van de school tevens dat een positief signaal wordt gegeven aan de rest van het personeel. Een belangrijke conclusie die door de school op basis van de analyse is getrokken, en misschien wel de belangrijkste: Als de school de geformuleerde ambities echt wil waarmaken, verdienen de kerncompetenties (in het voorbeeld betrokkenheid) veel meer aandacht en waardering. Tips, adviezen en ervaringen kwantitatieve analyse De kwalitatieve analyse kan het best worden uitgevoerd door middenmanagers (afdelingsleiders, teamleiders). Het is belangrijk dat de procesbegeleider hen in een informatiebijeenkomst goed instrueert: het gaat om een inschatting en niet om een beoordeling van personeel. De uitkomsten van de kwalitatieve analyse worden ook besproken in een workshop met de werkgroep ten einde strategische vraagstukken te kunnen vaststellen. Het is belangrijk om de gekozen kerncompetentie goed in beeld te houden bij de uitvoering van de vlootschouw. Anders ontstaat het gevaar dat van de kern wordt afgeweken. Het is niet verstandig om bij de vlootschouw competenties te kiezen die dicht bij elkaar liggen. Het werkt gemakkelijker om onderscheidende competenties te gebruiken. Deze kwalitatieve analyse is ook toepasbaar op niet-onderwijsgevende en/of leidinggevende functies. Als referentiekader kunnen de gekozen competenties voor onderwijsgevende functies worden gebruikt (zeker als het om kerncompetenties gaat, is dit goed mogelijk). De vlootschouw is intersubjectief te maken door de kwalitatieve analyse door meerdere teamleiders uit te laten voeren. Dit verhoogt de objectiviteit van de analyse. De vlootschouw geeft direct feedback over het eerder gevoerde personeelsbeleid. Overige ervaringen: Het doen van een kwalitatieve analyse aan de hand van de vlootschouw is voor afdelingsleiders/teamleiders vaak een gevoelig onderwerp. De indruk kan ontstaan dat het om een beoordeling gaat. Dat ligt gevoelig. Zorg daarom voor een goede toelichting, instructie. Ben scherp op het feit dat het gaat om de kerncompetenties van de school. waar wil de school over vijf jaar staan op de genoemde competenties (zie voorbeeld 2)? Is de score bevredigend goed genoeg? 27

3.4 Stap 3: Definitie strategische personeelsvraagstukken De kwantitatieve en kwalitatieve analyse leveren de belangrijkste strategische personeelsvraagstukken op ten aanzien van instroom, doorstroom en uitstroom van functies binnen het primaire proces. Het definiëren van strategische personeelsvraagstukken is een iteratief proces van de confrontatie tussen ambities van de school en de personeelsanalyses. Een handig hulpmiddel om de strategische personeelsvraagstukken scherp te formuleren, is het zoeken naar spanningen met behulp van bijvoorbeeld de vraag: hoe kunnen we de huidige ambities waarmaken, terwijl we in de personeelsanalyses bepaalde constateringen doen. Bovenstaande spanning wordt verduidelijkt met onderstaande figuur. Voorbeeld 3 Figuur 9: De confrontatiebox Een school die gewerkt heeft met deze methodiek heeft na het vlootschouwonderzoek gebruik gemaakt van bovenstaand hulpmiddel bij het inventariseren van strategische personeelsvraagstukken Een eerste vraag die zij formuleerden, was de volgende: hoe kunnen we als school op alle competenties een score van 80% bij goed/excellent (vlootschouw) halen, terwijl ruim 60% van de docenten hieraan niet voldoet? Dit vraagstuk bleek te algemeen om gericht beleid op te kunnen maken. De vragen zijn om die reden gecategoriseerd naar de vier competenties die de school gebruikt heeft voor de vlootschouw. 28

1. Prikkelend en uitdagend vermogen Hoe kunnen we ons verbeteren als school in het aanbieden van activerende didactiek, terwijl ruim 60% van de docenten volgens de vlootschouw onvoldoende toegerust is? 2. Samenhang en verbinding (nadruk op samenwerken in teams) Hoe kunnen we de samenwerking binnen een afdelingsteam verbeteren, terwijl de docenten nog onvoldoende scoren op de benodigde competentie(s)? 3. Van goed naar excellent (inhoudelijk ontwikkelen en innoveren) Hoe neemt de medewerker meer verantwoordelijkheid voor zijn/haar functioneren, terwijl de cultuur van de school nog niet zo is? 4. Transparant en overzichtelijk (bijdrage aan schoolorganisatie) Hoe kunnen we alle leerlingen en medewerkers in beeld houden, terwijl de school gegroeid is? Hiermee bedoelen we het transparant en overzichtelijk houden van de school met als doel veiligheid en kleinschaligheid te blijven bieden, ondanks dat de school groter geworden is. We zien hier een grote rol weggelegd voor de docent als mentor. Tips, adviezen en ervaringen bij strategische personeelsvraagstukken Het formuleren van strategische personeelsvraagstukken vraagt veel van de procesbegeleider, zeker als dit interactief moet gebeuren. Handiger is om een bijeenkomst over strategische personeelsvraagstukken voor te bereiden als procesbegeleider. Eerst eigen beelden vormen en daarna het gesprek aangaan. Bij het formuleren van vraagstukken is het goed om op zoek te gaan naar de dilemma s waar de school zich voor gesteld weet. Scholen hebben snel de neiging om naar oplossingen te zoeken of raken verstrikt in de hier-en-nu-problemen. Kernvraag is dan of deze problemen het strategisch succes belemmeren. Het komen tot strategische personeelsvraagstukken is onderdeel van de analysefase. Uit ervaringen met het toepassingstraject blijkt dat het goed is om de in een eerdere fase geformuleerde strategische personeelsvraagstukken terug te halen in de analysefase en deze verder uit te werken. 29

4 Speerpunten van beleid 4.1 Inleiding De methodiek eindigt met het benoemen en uitwerken van speerpunten van beleid. Deze fase geeft antwoord op de volgende vragen: Welke HR-interventies zijn nodig als antwoord op de strategische personeelsvraagstukken uit de vorige fase? In hoeverre behoeft de strategie herijking? Deze fase bestaat uit drie stappen Selectie van vraagstukken Oplossingsrichtingen verkennen Benoemen speerpunten 4.2 Stap 1: Selectie van vraagstukken In de analysefase zijn verschillende strategische personeelsvraagstukken gedefinieerd, waarschijnlijk te veel om tegelijkertijd aan te pakken. Daarom is het goed te prioriteren. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een top-5 samen te stellen. Het is belangrijk overeenstemming te hebben over de criteria die bepalend zijn voor prioriteitstelling. Gedacht kan worden aan: De mate waarin het oplossen van een vraagstuk van doorslaggevend belang is voor het realiseren van de keuzes uit het strategisch beleidsplan (belang). De mate waarin de school reeds maatregelen heeft genomen om het vraagstuk op te lossen (urgentie). 4.3 Stap 2: Oplossingsrichtingen verkennen Oplossingen voor geselecteerde personeelsvraagstukken liggen in het anders managen van in-, door- en uitstroom van personeel. In figuur 10 staan diverse aspecten die daarbij een rol spelen, zoals werving en selectie, loopbaanontwikkeling, scholing e.d. 3 3 Dit model is ontleend aan Lange, W. de en Koppens, J. De duurzame arbeidsorganisatie. Zwolle, Netwerkpers, 2004. 30

Figuur 10: Managen van in- door en uitstroom Bij de verkenning van oplossingsrichtingen zijn diverse technieken in te zetten. In deze methodiek worden er twee beschreven: brainwriting en mindmapping. 4.3.1 Brainwriting Brainwriting is een variant op brainstorming. Het grote verschil is dat de onderlinge discussie bij brainwriting tot een minimum beperkt blijft, want tijdens de brainwriting wordt niet met elkaar gesproken. Er wordt met vier deelnemers gewerkt. Ieder krijgt een formulier voor brainwriting (zie voorbeeld in figuur 11). Figuur 11: Formulier voor brainwriting Iedere deelnemer neemt een van de geselecteerde personeelsvraagstukken voor zijn rekening en noteert dit vraagstuk bovenaan de pagina. In de eerste 31

brainwritingronde bedenkt iedere deelnemer voor zijn vraagstuk binnen vijf minuten drie oplossingsrichtingen. Hierna wordt het formulier doorgeschoven naar de persoon aan de linkerzijde. Alle deelnemers vullen vervolgens drie oplossingsrichtingen aan (eerste associatie bij de ideeën van de buurman). Na maximaal vijf minuten schuiven de deelnemers het papier weer door naar de persoon aan de linkerzijde. Deze procedure herhaalt zich totdat iedereen weer het eigen formulier onder ogen heeft. Vervolgens omcirkelen de deelnemers op het eigen formulier de meest interessante ideeën. Voorbeeld 4 Dit voorbeeld gaat over een school voor VMBO-T, HAVO en VWO. Op basis van de verkenningen en analyses in de eerste twee fasen van de methodiek heeft de school de volgende strategische personeelsvraagstukken geformuleerd: Hoe kunnen we de doorstroom van LB naar LC en LD open houden voor onze medewerkers, terwijl we op dit moment een overschot aan LDfunctionarissen hebben? Hoe voorkomen we ongewenst verloop, want het is niet handig om de achterdeur open te laten staan, terwijl het werven van nieuw personeel zo moeilijk is? Wat kunnen we doen om jongere docenten aan te trekken? Het personeelsbestand vergrijst, terwijl we een evenwichtige personeelsopbouw nastreven: wat is hier aan te doen? Met het brainwriting-instrument heeft de school oplossingsrichtingen verkend voor deze vraagstukken. In Bijlage F staat een voorbeelduitwerking die betrekking heeft op het derde vraagstuk. De dik omlijnde blokken zijn door de school als interessant aangemerkt. 4.3.2 Mindmapping Mindmapping is een techniek om gedachten over een complex vraagstuk schematisch op papier te ordenen. Dit schema heet de mindmap. Het wordt een soort landkaart van wat er zich over dat onderwerp afspeelt in het denken van individuen of groepen. Mindmapping is ontwikkeld als een slimme manier om informatie uit brainstormsessies vast te houden. Maar het werkt ook als die "brainstorm" in het eigen hoofd plaatsvindt. Elke aanvullende gedachte kan op elk moment worden toegevoegd aan het schema. Mindmapping kent geen beperkende spelregels. Concreet wordt het geselecteerde vraagstuk in het midden geplaatst, en worden daar omheen verbindingen toegevoegd. 32