Havo A deel 1 H2 Statistiek - Samenvatting Begrip 1. Staafdiagram Schetsje: zo ziet het er uit 2. Lijndiagram = polygoon 3. Cirkeldiagram = sectordidagram 4. Beeldiagram = pictogram 5. Stapeldiagram 6. Turfstaat 7. Frequentietabel 8. Histogram 1
9. Frequentiepolygoon 10. Steel-bladdiagram 11. Dubbel steel-bladdiagram 12. Cumulatieve relatieve frequentiepolygoon 13. Boxplot 14. Kruistabel 15. Dotplot 16. Spreidingsdiagram 2
Begrip Omschrijving 1. Legenda Tabelletje waarin staat wat welke kleur betekent 2. Relatief Ten opzichte van het totaal, uitgedrukt in procenten 3. Cumulatief Bij elkaar opgeteld 4. Frequentie Hoe vaak iets voorkomt, aantal waarnemingen 5. Klasse Groep bij elkaar horende waarnemingen 6. Kwalitatieve gegevens Geven een eigenschap of kwaliteit weer, bv. kleur 7. Kwantitatieve gegevens Eigenschap wordt uitgedrukt in een getal, bv. temperatuur 8. Klassenmidden Midden tussen beide klassengrenzen 9. Modale klasse De klasse met de grootste frequentie 10. Mediaan Middelste waarneming 11. Eerste kwartiel = Q1 Mediaan van de eerste helft van de waarnemingsgetallen 12. Spreidingsbreedte Verschil tussen het grootste en kleinste waarnemingsgetal 13. Interkwartielafstand = Verschil tussen het derde en het eerste kwartiel kwartielafstand 14. Standaardafwijking Meest gebruikte spreidingsmaat 15. Populatie De totale groep, bv. alle Nederlanders 16. Steekproef Een selectie uit de totale groep, bv. voor een onderzoek 17. Representatief De steekproef is een goede weergave van de hele populatie 18. Aselect Elk element uit de populatie heeft een even grote kans om in de steekproef voor te komen 19. Populatieproportie Het gedeelte van de populatie dat een bepaald kenmerk heeft 20. Steekproefproportie Het gedeelte van de steekproef dat een bepaald kenmerk heeft 3
Open vragen 1. Wanneer is een diagram misleidend? Geef tenminste één voorbeeld. Als er misverstanden kunnen ontstaan over de informatie die je uit het diagram kunt afleiden. Voorbeelden: * geen duidelijk opschrift boven het diagram * onvoldoende informatie bij de assen * geen legenda aanwezig * de verticale as begint niet bij nul en er is geen scheurlijn aanwezig. Zie blz. 48. 2. Hoe bereken je het gemiddelde? Gemiddelde = som van de waarnemingsgetallen Zie blz. 52. aantal waarnemingsgetallen 3. Hoe bereken je de mediaan bij een oneven aantal waarnemingen? Mediaan = de middelste waarneming Zie blz. 52 4. Hoe bereken je de mediaan bij een even aantal waarnemingen? Mediaan = de middelste twee waarnemingen Zie blz. 52 2 5. Hoe bereken je de modus? Modus = meest voorkomende waarneming Zie blz. 52 6. Waar begint en eindigt een gewone frequentiepolygoon? Begint op de horizontale as in het vakje voor de eerste waarneming en eindigt op de horizontale as in het vakje na de laatste waarneming. Zie blz. 54 Wat is het verschil tussen een gewone frequentiepolygoon en een relatieve frequentiepolygoon? Bij een gewone frequentiepolygoon staan op de verticale as de frequenties. Bij een relatieve frequentiepolygoon staan op de verticale as percentages. Zie blz. 54 7. Welke twee afspraken gelden er voor het maken van een klassenindeling? 1. Alle klassen hebben dezelfde breedte 2. Minimaal 5 en maximaal 10 klassen Zie blz. 56 8. Wat zijn de stappen om vanuit een frequentietabel te komen tot een cumulatieve relatieve frequentiepolygoon? 1. Voeg een kolom toe aan de tabel voor de cumulatieve frequenties. 2. Voeg nog een kolom toe aan de tabel voor de cumulatieve relatieve frequenties. 3. Teken de cumulatieve relatieve frequentiepolygoon. Zie blz. 58/59 9. Waar staan de punten bij een cumulatieve relatieve frequentiepolygoon die gebaseerd is op een frequentietabel met een klassenindeling? Bij de rechter klassengrens. Zie blz. 59 4
10. Wat zijn de voor- en nadelen van de modus als centrummaat? Voordelen: snel te vinden, enige centrummaat die bij kwalitatieve gegevens is te gebruiken. Nadelen: is er niet altijd, geeft weinig informatie, bij kleine verandering in onderzoeksgegevens krijg je soms een heel andere modus. 11. Wat zijn de voor- en nadelen van de mediaan als centrummaat? Voordelen: niet gevoelig voor uitschieters, weinig rekenwerk Nadelen: alleen de volgorde van getallen is van belang, niet de grootte van de getallen 12. Wat zijn de voor- en nadelen van het gemiddelde als centrummaat? Voordelen: alle gegevens worden gebruikt, is bij iedereen bekend Nadelen: gevoelig voor uitschieters en veel rekenwerk 13. Aan welke eisen moet een representatieve steekproef in het ieder geval voldoen? Moet voldoende groot zijn Aselect 5