Schriftelijke mededelingen VRU Afdeling BJZC Inlichtingen Lia van Rooijen 030-240 4481 bz@vru.nl 7 juni 2010 Onderwerp Schriftelijke mededelingen Mededeling 1: Toetsing lokale uitwerking gemeentelijk crisisbeheersingsplan Van alle gemeenten is het resultaat van de provinciale toetsing van de lokale uitwerkingen van het gemeentelijk crisisbeheersingsplan in afschrift ontvangen. Op grond van artikel 7 van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) is de lokale uitwerking van het gemeentelijk crisisbeheersingsplan getoetst. Geconstateerd is dat de lokale uitwerking (deel 4) van het gemeentelijk crisisbeheersingsplan van de gemeenten, met uitzondering van de gemeente Eemnes, voldoet aan het gestelde in de Wrzo. Inmiddels heeft de provincie met de gemeente Eemnes afspraken gemaakt over de te nemen maatregelen om de achterstand in te lopen. 1 van 5 Bijlage(n) Mededeling 2: Nieuwe bluswaterputten Provincie Utrecht, VRU en acht Utrechtse gemeenten hebben opdracht gegeven om 45 waterputten te slaan op de Utrechtse Heuvelrug. De brandweer kan de putten gebruiken om snel grote hoeveelheden grondwater te onttrekken en dat als bluswater te gebruiken. Op 22 april jl. zijn deze waterputten officieel in gebruik genomen in aanwezigheid van onder meer de commissaris van de Koningin, de heer Robbertsen. De VRU gaat zorg dragen voor het beheer van de bluswaterputten. Mededeling 3: Binding in roerige tijden Enquête onder beroepspersoneel In de eerste maanden van 2010 heeft de Veiligheidsregio Utrecht een bindingsonderzoek uit laten voeren onder de bijna 700 (toekomstige) medewerkers van de VRU. Dit onderzoek vond plaats in navolging van het onderzoek dat in 2009 is uitgevoerd onder alle brandweervrijwilligers van de VRU. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door het gerenommeerde onderzoeksbureau TNS NIPO. Over de uitslagen van het vrijwilligersonderzoek is het bestuur eerder op de hoogte gebracht; hieronder wordt dieper ingegaan op de uitslagen van het beroepsonderzoek.
2 van 5 Bindingsonderzoek TNS NIPO heeft in opdracht van de VRU de binding van de medewerkers met hun huidige werkgever (de VRU cq. een in de VRU participerend gemeentelijk korps) in kaart gebracht. Deze binding bestaat uit twee aspecten: de werknemerstevredenheid en de mate waarin de werknemer een motiverende werkomgeving ervaart. Methodologische aspecten worden verder uitgewerkt in hoofdstuk 1 van de bijgevoegde rapportage. Bindingsindex en bindingsspecificatie TNS NIPO indexeert de binding van de onderzoekspopulatie als sterke binding. Een specificatie naar leeftijd laat zien dat werknemers die korter van twintig jaar in dienst zijn doorgaans meer gebonden zijn dan werknemers die langer in dienst zijn. Een andere specificatie laat zien dat werknemers met zowel koude als warme werkzaamheden aanzienlijk meer gebonden zijn dan werknemers met louter niet-repressief werk. Redenen tot (on)tevredenheid Vervolgens heeft TNS NIPO een aantal redenen geabstraheerd om tevreden of ontevreden te zijn met het werk dat de geënquêteerde doet. Redenen tot tevredenheid: - Afwisselend werk, zowel warm/warm, warm/koud als koud/koud en leuke werkzaamheden; - Fijne collega s; - Waardering door leidinggevenden; - Goede arbeidsvoorwaarden. Redenen tot ontevredenheid: - Gebrek aan uitdaging; - Tekort aan doorgroeimogelijkheden; - Manier van leidinggeven; - Regionalisering / plaatsingsprocedure. Daarbij wordt opgemerkt dat het tijdstip van de enquête lag vóórdat de plaatsing opnieuw is gedaan. Overigens geeft 56% van de geënquêteerden aan zeer tot volkomen tevreden te zijn met het werk bij een hulpverleningsorganisatie. Vervolg De VRU onderzoekt momenteel welke handelingen kunnen en moeten volgen uit de aandachtspunten van het rapport. Daarnaast worden de uitkomsten gebruikt als nulmeting bij een vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek kan worden uitgevoerd bij de algehele evaluatie in 2012. Het rapport ligt ter inzage of wordt op verzoek toegestuurd. Mededeling 4: Crisismanagement tijdens Giro d Italia
3 van 5 De tweede etappe van de Giro d Italia door de regio Utrecht op zondag 9 mei is ook uit het oogpunt van de hulpverleningsdiensten prima verlopen. Deze conclusie werd aan het einde van de dag gezamenlijk getrokken in het Regionaal Operationeel Team (ROT). De evaluatie zal zich met name richten op de gezamenlijke preparatie van de hulpdiensten. De lessen hieruit zullen betrokken worden bij de voorbereidingen op andere grootschalige evenementen in de regio. Mededeling 5: VRU ondertekent convenant project netcentrisch werken Het oorspronkelijke convenant over netcentrische werken is op aandringen van de VRU inhoudelijk aangepast. Op 27 april heeft voorzitter Aleid Wolfsen namens de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) vervolgens zijn handtekening gezet onder het convenant project Netcentrisch Werken. In het convenant spreken de veiligheidsregio s af deel te nemen aan het project Netcentrisch Werken en na afloop de aangeboden voorzieningen gezamenlijk in beheer te nemen. Participatie van alle veiligheidsregio's is een essentiële voorwaarde voor het slagen van het project Netcentrisch Werken en de professionalisering van crisisbeheersing en rampenbestrijding in Nederland. Het project Netcentrisch Werken heeft als doel het verbeteren van multidisciplinaire informatievoorziening bij crisisbeheersing, rampenbestrijding en grootschalige evenementen in Nederland. Mededeling 6: Samenvatting van het advies (april 2010) van de Raad voor de financiële verhoudingen aan de Minister BZK inzake de financiële gevolgen van de invoering van de Veiligheidsregio s. Aanleiding Ten gevolge van een verschil van inzicht tussen BZK enerzijds en VNG, NVBR en GHORNL anderzijds over de financiële gevolgen van de invoering van de Wet Veiligheidsregio s heeft BZK aan de Raad voor de financiële verhouding (verder: de Raad) gevraagd dit verschil van inzicht te beoordelen. Het verschil van inzicht BZK stelt dat met een structurele verhoging van de BDUR met 42 miljoen de gevolgen van de invoering van de wet Veiligheidsregio s opgevangen kunnen worden. Andere partijen menen dat de meerkosten totaal 80 miljoen bedragen. Het verschil van inzicht omvat derhalve 38 miljoen euro. Visie van de Raad 1. De Raad meent dat de structurele verhoging met 42 miljoen vooralsnog voldoende substantieel is om de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing op orde te brengen en het naar behoren kunnen functioneren van de Veiligheidsregio s. 2. De Raad meent dat de structurele verhoging BDUR voorziet in de meerkosten van het Besluit Personeel veiligheidsregio s volgens het Cebeon rapport (13,5 miljoen)en 12,5 miljoen ten behoeve van piketregelingen functionarissen, adviseur Gevaarlijke stoffen, netcentrisch werken, CBRN steunpunten en kosten Raad MIV.
4 van 5 3. Voor de resterende 16 miljoen (eventueel te verhogen) stelt en adviseert de Raad: a. Dat de kosten voor de ARBO wet en duikopleidingen voor rekening van het Rijk dienen te komen. b. Nader onderzoek te verrichten naar de meerkosten voor de ARBO wet en de duikopleidingen en deze ten laste van het Rijk te laten komen. c. Nader onderzoek te verrichten naar de meerkosten van kwaliteitszorg en financiële bepalingen (=kostenevaluatie en visitatie) en de Minister een keuze te laten maken over de wijze van bekostiging. d. Dat de Minister BZK aangeeft waaruit de kosten voor het paging netwerk en de kosten van het Veiligheidsberaad betaald moeten worden. 4. Een BDUR budget is per definitie niet kostendekkend, gelet op een additioneel gemeentelijk aandeel. Of het gemeentefonds van voldoende omvang is om het resterend aandeel te voeden is geen onderwerp van het advies van de Raad. Voorts beveelt de Raad aan opdracht te krijgen om nader onderzoek te verrichten naar de kostenstructuur (algemeen). Ook komt dit advies voort uit het oordeel van de Raad dat de kosten van kwaliteitszorg en financiële bepalingen het gevolg zijn nieuwe of gewijzigde taken van de Veiligheidsregio s. Ook meent de Raad dat sommige claims onvoldoende onderbouwd, dan wel twijfelachtig of niet waarachtig zijn (bv t.a.v. meldkamer). Tenslotte houdt de Raad vast aan haar eerder ingenomen standpunt om de hybride financieringsstructuur (Rijk en Gemeenten) los te laten en te vervangen door: - of volledige bekostiging vanuit het Gemeentefonds - of volledige bekostiging door het Rijk Mededeling 7: Voortgang implementatie Wet Ambulancezorg Korte samenvatting historisch verloop Aanvankelijk had het ministerie van VWS het voornemen om d.m.v. een publiekrechtelijke procedure 25 vergunningen te verlenen voor het verrichten van ambulancezorg voor 25 regio s. Aan het verlenen van de vergunningverlening ligt het voldoen aan een Programma van Eisen (PvE) ten grondslag. Het zou een open procedure betreffen, waarbij een ieder kon meedingen naar een vergunning. In april 2009 is begonnen met het consulteren van alle betrokkenen bij de ambulancezorg over het PvE, de beleidsuitgangspunten en over de procedure tot vergunningverlening. Bij brief van 18 september 2009 nodigde de Minister VWS het Bestuur VRU/GHOR uit advies te geven over het PvE en het kenbaar maken van aanvullende regiospecifieke eisen. Over deze materie is de adviescommissie GHOR gehoord. Bij brief van 26 oktober 2009 heeft het Bestuur aan de Minister haar reactie gegeven.
5 van 5 Recente ontwikkelingen Op 11 maart 2010 is in overleg tussen de 2 e Kamer en de Minister VWS een koerswijziging van de procedure tot vergunningverlening overeen gekomen. Naar aanleiding daarvan moest het Besluit ambulancezorg en het landelijk PvE aangepast worden. Een belangrijk onderdeel van deze herziening is dat bij de start van de vergunningverlening niet iedereen een aanvraag kan indienen voor een vergunning zoals eerder gemeld werd - maar alleen de bestaande vervoerder in een regio of, indien er in een regio meerdere bestaande vervoerders zijn, een samenwerkingsverband van deze bestaande vervoerders. Eveneens is de oorspronkelijke gedachte om over te gaan tot periodieke aanbesteding van de vergunningen, die telkens voor 4 jaar zouden worden verleend, verlaten. Aan de vergunningverlening worden wel voorwaarden gesteld inzake: - efficiency taakstelling - prestatieafspraken - bijdragen door AZN aan het ontwikkelen van een benchmark systematiek. Het is mogelijk dat de regio het landelijk PvE zonodig aanvult met regiospecifieke eisen. Deze worden dan beschreven in een met de RAVU overeen te komen convenant. Het basismodel van een dergelijk convenant is thans in ontwikkeling tussen GHOR Nederland en AZN. Planning Vooralsnog gaat VWS uit van: - 1 e helft 2010 afronden PvE (waaronder het regiospecifieke deel) - 2 e helft 2010 beoordeling aanvragen - 1 e kwartaal 2011 overgangsfase