Bepaling van het verbruik van bestrijdingsmiddelen in de Vlaamse landbouw



Vergelijkbare documenten
An Van den Bossche Dirk Van Lierde

An Van den Bossche Dirk Van Lierde

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

Rendabiliteit van sojateelt in Vlaanderen. Jef Van Meensel 23/11/2017 ILVO ILVO

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

De waalse landbouw in cijfers

Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

Attractie- barometer

Trendbarometer hotels 2012 Finaal rapport

De waalse landbouw in cijfers

Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

Analyse waterkwaliteit. Infosessie intermediairs Brugge 28/11/2013

Overlevingsstrategieën voor een multifunctionele landbouw in verstedelijkte gebieden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De waalse landbouw in cijfers

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 landbouw-breed CSPE BB minitoets bij opdracht 4

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

INTERREGIONALE LANDBOUWERS

Biologische landbouw: arealen en veestapels,

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

1 Wat houdt de vanggewasregeling in?... 2

Handleiding bij de BASsistent Mestproductie

2 BEMESTING WINTERTARWE

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

400 g/l pendimethalin

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES INITIËLE BUDGETTEN 2014

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE IN

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED

IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer

nr. 46 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 14 oktober 2014 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheques - Gebruikers

De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf

Landbouwenquête van mei

De waalse landbouw in cijfers

Belgisch areaal aardappelen 2015

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE N 2

Definitieve resultaten eindejaarscontroles

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse granen voor de korrel

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Informatievaardigheden Oefenboek MS-Excel Luk Gheysen - Caroline Neckebroeck Benedict Wydooghe met dank aan Marc Vangheluwe

Verfijning van de SEQ-indicator voor de evaluatie van het bestrijdingsmiddelengebruik in Vlaanderen

Boxer WG en aanbevelingen, N W.10 bij etiketinstructie versie 10

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid in België

1.21 ANALYTISCHE BOEKHOUDING

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

Definitieve resultaten Bob-eindejaarscontroles

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Agrarische grondprijzen in soorten en maten

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaamderen

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Handleiding online DTB-Registratiemodule. Algemeen. Versie Aanmelden

Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand. Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015

Analyse waterkwaliteit. Infosessie intermediairs Hasselt 2/12/2013

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Agrometeorologische Berichten Juni 2006

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,

Voorburg, 21 januari 197~ Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV

Evolutie van de Belgische voorraden

Suikerbieten. magazine

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid in België ( )

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Nieuw Kyleo MaxCel Rizolex 500 SC

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Vergroening ecologisch aandachtsgebied: praktisch op e-loket /

In deze rubriek vindt u per aanvraagde premie een prognose van het bedrag waarop u recht heeft.

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN. Vlaanderen is landbouw & visserij DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ JAAROVERZICHT 2015

PERSBERICHT 25 januari Definitieve resultaten eindejaarscontroles

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

Reken af met duist in stappen

plage-lestijden onderwijzer

TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN IN WEST VLAANDEREN

Infosessies nieuw GLB: Vergroening

IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen

Voorlopige resultaten van de perceelsaangiftes

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

HANDLEIDING IMA ATLAS

Verigal D TEGEN ONKRUIDEN. inhoud: 5 L e. Batch nr:

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitsopgave

Levensstandaard Fiscale statistiek van de inkomens

27288 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Advies Actualisatie bijlage J Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Sectorfoto PSC

Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven,

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

Trendbarometer hotels 2011

De regionale impact van de economische crisis

Transcriptie:

Bepaling van het verbruik van bestrijdingsmiddelen in de Vlaamse landbouw An Van den Bossche, Dirk Van Lierde Centrum voor Landbouweconomie (CLE) Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA MIRA/2002/05 juli 2002

Dit rapport verschijnt in de reeks MIRA Ondersteunend Onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij. Deze reeks bevat resultaten van onderzoek gericht op de wetenschappelijke onderbouwing van het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen. Dit rapport is ook beschikbaar via www.milieurapport.be Contactadres: Vlaamse Milieumaatschappij MIRA Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015/451 466 mira@vmm.be Wijze van citeren: Van den Bossche A., Van Lierde D. (2002), Bepaling van het verbruik van bestrijdingsmiddelen in een aantal teelten in de Vlaamse landbouw, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2002/05, Centrum voor Landbouweconomie.

VOORWOORD De gegevens van deze analyse zijn afkomstig van de land- en tuinbouwbedrijven uit het landen tuinbouwboekhoudnet van de afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor Landbouweconomie onder leiding van ir. L. Van Orlé. De gegevens in verband met het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen werden op deze bedrijven bekomen door een bijzondere enquête waarin werd gevraagd naar de gewasbeschermingsmiddelen en de hoeveelheden van deze middelen die op de bedrijven voor elk van de bestudeerde teelten werden gebruikt. De controle op deze gegevens werd uitgevoerd door ing. Jochen Flossie (voor 1998 en 1999) en ir. An Van den Bossche (voor 2000).

INHOUDSOPGAVE Inleiding 1 1. Gegevensverzameling en methode 3 1.1 Gebruik van het CLE boekhoudnet 3 1.2 Materiaal 3 1.3 Controle 4 1.4 Methode 4 1.4.1 Verbruiken per hectare en penetratiegraad 5 1.4.2 Verbruiken per landbouwstreek en voor Vlaanderen 6 1.4.3 Verbruiken per provincie en per arrondissement 9 1.4.4 Toelichting bij de tabellen 9 2. Wintergerst 11 2.1 Arealen 11 2.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 12 2.2.1 Herbiciden 12 2.2.2 Fungiciden 14 2.2.3 Insecticiden 14 2.2.4 Groeiregulatoren 15 2.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 15 2.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 16 2.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten wintergerst 16 2.6 Gegevenstabellen 18 2.6.1 Tabellen actieve stoffen wintergerst over het Vlaams Gewest 18 2.6.2 Tabellen actieve stoffen wintergerst per streek 21 2.6.3 Tabellen actieve stoffen wintergerst per provincie en per arrondissement 27 3. Blijvend grasland 29 3.1 Arealen 29 3.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 30 3.2.1 Selectieve herbiciden 30 3.2.2 Niet-selectieve herbiciden 31 3.2.3 Insecticiden 32 3.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 32 3.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 32 3.5 Kosten bestrijdingsmiddelen per hectare blijvend grasland 32 3.6 Gegevenstabellen 34 3.6.1 Tabellen actieve stoffen blijvend grasland over het Vlaams Gewest 34 3.6.2 Tabellen actieve stoffen blijvend grasland per streek 36 3.6.3 Tabellen actieve stoffen blijvend grasland per provincie en per 41 arrondissement

4. Tijdelijk grasland 43 4.1 Arealen 43 4.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 44 4.2.1 Selectieve herbiciden 44 4.2.2 Niet-selectieve herbiciden 45 4.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 45 4.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 45 4.5 Kosten bestrijdingsmiddelen per hectare tijdelijk grasland 45 4.6 Gegevenstabellen 47 4.6.1 Tabellen actieve stoffen tijdelijk grasland over het Vlaams Gewest 47 4.6.2 Tabellen actieve stoffen tijdelijk grasland per streek 48 4.6.3 Tabellen actieve stoffen tijdelijk grasland per provincie en per 50 arrondissement 5. Appelteelt 52 5.1 Arealen 52 5.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 53 5.2.1 Herbiciden 53 5.2.2 Fungiciden 55 5.2.3 Insecticiden 55 5.2.4 Acariciden 57 5.2.5 Groeiregulatoren 57 5.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken, provincies en 58 arrondissementen 5.4 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten appelen 58 5.5 Gegevenstabellen 59 5.5.1 Tabellen actieve stoffen appelteelt over het Vlaams Gewest 59 5.5.2 Tabellen actieve stoffen appelteelt per provincie en per arrondissement 64 6. Aardappel 66 6.1 Arealen 66 6.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 67 6.2.1 Fungiciden 67 6.2.2 Herbiciden 68 6.2.2.1 Onkruidbestrijding 68 6.2.2.2 Loofdoding 70 6.2.3 Insecticiden 70 6.2.4 Groeiregulatoren 70 6.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 71 6.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 72 6.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten aardappelen 72 6.6 Gegevenstabellen 74

6.6.1 Tabellen actieve stoffen aardappel over het Vlaams Gewest 74 6.6.2 Tabellen actieve stoffen aardappel per streek 80 6.6.3 Tabellen actieve stoffen aardappel per provincie en per arrondissement 91 7. Suikerbieten 93 7.1 Arealen 93 7.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 94 7.2.1 Herbiciden 94 7.2.2 Fungiciden 96 7.2.3 Insecticiden 97 7.2.4 Overige producten 98 7.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 98 7.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 98 7.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten suikerbieten 98 7.6 Gegevenstabellen 100 7.6.1 Tabellen actieve stoffen suikerbiet over het Vlaams Gewest 100 7.6.2 Tabellen actieve stoffen suikerbiet per streek 103 7.6.3 Tabellen actieve stoffen suikerbiet per provincie en per arrondissement 111 8. Groenteteelt onder glas 113 8.1 Arealen 113 8.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 115 8.2.1 Fungiciden 115 8.2.2 Herbiciden 116 8.2.2.1 Bladherbiciden 116 8.2.2.2 Bodemherbiciden 117 8.2.2.3 Bladgraminiciden 117 8.2.3 Insecticiden 117 8.2.4 Groeiregulatoren 118 8.2.5 Acariciden 118 8.2.6 Bodemontsmettingsmiddelen 119 8.3 Gebruik van middelen op niveau van de landbouwstreken, de provincies en de 119 arrondissementen 8.4 Kosten bestrijdingsmiddelen in de groenteteelt onder glas 119 8.5 Gegevenstabellen 120 8.5.1 Tabellen actieve stoffen glasgroenteteelt over het Vlaamse Gewest 120 8.5.2. Tabellen actieve stoffen glasgroenteteelt per provincie en per 125 arrondissement 9. Wintertarwe 127 9.1 Arealen 127 9.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 128 9.2.1 Herbiciden 128

9.2.2 Fungiciden 130 9.2.3 Insecticiden 131 9.2.4 Groeiregulatoren 131 9.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 132 9.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 133 9.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten wintertarwe 133 9.6 Gegevenstabellen 135 9.6.1 Tabellen actieve stoffen wintertarwe over het Vlaams Gewest 135 9.6.2 Tabellen actieve stoffen wintertarwe per streek 140 9.6.3 Tabellen actieve stoffen wintertarwe per provincie en per arrondissement 151 10. Maïs 153 10.1 Kuilmaïs 153 10.1.1 Arealen 153 10.1.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 154 10.1.2.1 Herbiciden 154 10.1.2.2 Insecticiden 156 10.1.2.3 Fungiciden 156 10.1.2.4 Groeiregulatoren 156 10.1.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 156 10.1.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 157 10.1.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten kuilmaïs 157 10.1.6 Gegevenstabellen 159 10.1.6.1 Tabellen actieve stoffen kuilmaïs over het Vlaams Gewest 159 10.1.6.2 Tabellen actieve stoffen kuilmaïs per streek 162 10.1.6.3 Tabellen actieve stoffen kuilmaïs per provincie en per 168 arrondissement 10.2 Korrelmaïs 170 10.2.1 Arealen 170 10.2.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 171 10.2.2.1 Herbiciden 171 10.2.2.2 Fungiciden 172 10.2.2.3 Insecticiden 172 10.2.2.4 Groeiregulatoren 173 10.2.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken 173 10.2.4 Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen 173 10.2.5 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten korrelmaïs 174 10.2.6 Gegevenstabellen 175 10.2.6.1 Tabellen actieve stoffen korrelmaïs over het Vlaams Gewest 175 10.2.6.2 Tabellen actieve stoffen korrelmaïs per streek 177 10.2.6.3 Tabellen actieve stoffen korrelmaïs per provincie en per 182 arrondissement

11. Laagstam Peer 184 11.1 Arealen 184 11.2 Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen 185 11.2.1 Herbiciden 185 11.2.2 Fungiciden 186 11.2.3 Insecticiden 187 11.2.4 Acariciden 188 11.2.5 Groeiregulatoren 189 11.3 Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken, provincies en 190 arrondissementen 11.4 Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten peren 190 11.5 Gegevenstabellen 191 11.5.1 Tabellen actieve stoffen perenteelt over het Vlaams Gewest 191 11.5.2 Tabellen actieve stoffen perenteelt per provincie en per arrondissement 196 12. Besluit 198

INLEIDING In opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij werd door het Centrum voor Landbouweconomie (CLE) een studie gemaakt over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in een aantal gewassen in Vlaanderen. Het doel is om voor een aantal teelten na te gaan welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en hoeveel van elk gewasbeschermingsmiddel wordt verbruikt. De handelsproducten worden omgezet tot de actieve stoffen die zij bevatten, vervolgens worden het gebruik en de gebruikte hoeveelheden actieve stoffen berekend. Er wordt nagegaan hoeveel bedrijven een bepaald product gebruiken, hoe groot de oppervlakte is die met het product wordt behandeld en hoeveel product er per hectare wordt gebruikt. Door gebruik te maken van een extrapolatiemethode worden de hoeveelheden geraamd die op niveau van Vlaanderen en de (Vlaamse) landbouwstreken door alle landbouwers die deze teelt in hun teeltplan hebben worden gebruikt. Verder wordt op provinciaal en arrondissementeel vlak bepaald hoeveel actieve stof er voor de bestudeerde teelten wordt verbruikt. Tenslotte wordt ook bepaald wat de verhouding is tussen de kosten voor bestrijdingsmiddelenverbruik en de geldopbrengst van de verschillende marktbare teelten. De waarnemingen hebben niet allemaal betrekking op hetzelfde teeltjaar. De waarnemingen worden gespreid over een periode van drie jaar, waarbij in elk jaar een aantal teelten worden behandeld. De periode die wordt behandeld komt telkens overeen met het teeltseizoen (dat tevens samenvalt met het boekjaar van de land- en tuinbouwbedrijven waarop de gegevens werden verzameld). Voor het boekjaar 1998-1999 werden volgende teelten bestudeerd : wintergerst, blijvend grasland, tijdelijk grasland en (laagstam)appel. Voor wintergerst heeft dit betrekking op de teelt die in het najaar van 1997 werd gezaaid en in de zomer van 1998 werd geoogst. Voor blijvend en tijdelijk grasland wordt in deze studie rekening gehouden met de gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt in de periode die samenvalt met het boekjaar, dit is de periode van 1 mei 1998 tot 30 april 1999. Voor de tuinbouwbedrijven valt het boekjaar samen met het kalenderjaar, de gewasbeschermingsmiddelen die in de studie worden opgevolgd voor de teelt van appelen hebben dus betrekking op deze die tijdens het kalenderjaar 1998 werden gebruikt. Voor het boekjaar 1999-2000 werden volgende teelten bestudeerd : aardappelen, suikerbieten en groenten onder glas. Voor aardappelen en suikerbieten hebben de gegevens betrekking op de teelt tijdens het teeltseizoen 1999. Voor de groenteteelt onder glas worden de middelen beschouwd die tussen 1 januari 1999 en 31 december 1999 werden gebruikt. - 1 -

Voor het boekjaar 2000 werden volgende teelten bestudeerd: wintertarwe, kuil- en korrelmaïs en laagstam peren (vanaf het boekjaar 2000 valt het boekjaar samen met het kalenderjaar, en dit zowel voor de landbouw- als de tuinbouwbedrijven). Voor elk van deze drie teelten wordt het teeltseizoen 2000 bestudeerd, dit beduidt dus dat voor wintertarwe de volledige teeltperiode 1999-2000 is opgenomen. De tien teelten, waarbij maïs wordt gesplitst in kuilmaïs en korrelmaïs, die in deze analyse worden bestudeerd bestrijken een groot deel van het Vlaamse landbouwareaal. Aangezien de studie over drie teeltjaren loopt, werden om het aandeel aan te geven van de oppervlaktes die door de tien bestudeerde teelten in de totale landbouwoppervlakte wordt ingenomen, de oppervlaktes van de betreffende teelten en de totale landbouwoppervlakte in Vlaanderen berekend als een gemiddelde over de drie bestudeerde jaren (gegevens afkomstig uit de landbouwtellingen van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, NIS). De gemiddelde oppervlaktes voor de laatste drie jaar zijn als volgt: wintergerst 10.728 ha 1,69 % blijvende weiden 203.122 ha 31,92 % tijdelijke weiden 59.500 ha 9,35 % laagstam appel 8.762 ha 1,38 % aardappelen 42.194 ha 6,63 % suikerbieten 35.518 ha 5,58 % groenten onder glas 1.075 ha 0,17 % wintertarwe 64.795 ha 10,18 % maïs: kuilmaïs 118.489 ha 18,62 % korrelmaïs 30.569 ha 4,80 % laagstam peer 4.836 ha 0,76 % totaal bestudeerde teelten 579.587 ha 91,07 % Totaal landbouwareaal Vlaanderen 636.394 ha 100,00 % In totaal wordt dus gemiddeld over de drie jaar genomen, meer dan 91 percent van het landbouwareaal in Vlaanderen vertegenwoordigd. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat niet voor al de bestudeerde teelten intensief gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen, en dat een aantal teelten die niet werden opgenomen intensiever gebruik maken van gewasbeschermingsmiddelen. De gegevens worden in tabellen per teelt vermeld. Bij elke teelt worden de stoffen gerangschikt volgens toepassingsgebied: herbiciden, fungiciden, insecticiden, acariciden, groeiregulatoren. - 2 -

1. GEGEVENSVERZAMELING EN METHODE 1.1. Gebruik van het CLE boekhoudnet Het CLE beschikt over een boekhoudnet dat als representatief kan worden beschouwd voor de land- en tuinbouw in het Rijk en de Gewesten. Het boekhoudnet omvat een 1.050 tal boekhoudingen van landbouwbedrijven en een 400-tal boekhoudingen van tuinbouwbedrijven. Hiervan zijn er een 550 tal landbouwbedrijven en een 350 tal tuinbouwbedrijven in het Vlaamse landsgedeelte gesitueerd. Algemeen wordt aanvaard dat dit boekhoudnet representatief is voor de populatie van de land- en tuinbouwbedrijven met een professioneel karakter in het Rijk en in de Gewesten. Het boekhoudnet van het CLE maakt trouwens deel uit van het Informatienet Landbouwboekhouding van de Europese Gemeenschap. In die hoedanigheid wordt zijn representativiteit en zijn kwaliteit van werken gecontroleerd en goedgekeurd door het Nationaal Comité waarin vertegenwoordigers van de overheid en de beroepsorganisaties vertegenwoordigd zijn. Het CLE heeft bovendien heel wat ervaring met de weging van boekhoudresultaten tot representatieve gegevens van de populatie of deelpopulaties (bedrijfstypes, landbouwstreken, enz.). In de bedrijfseconomische boekho udingen worden behalve financiële gegevens ook technische gegevens opgenomen. Gegevens over de gewasbeschermingsmiddelen zijn echter beperkt tot de waarde van de gewasbeschermingsmiddelen die op bedrijfsniveau worden gebruikt. In de landbouwboekhouding zijn deze kosten zelfs uitgesplitst per teelt. Er zijn echter geen aanduidingen over welke gewasbesche rmingsmiddelen gebruikt worden. In het kader van een project dat werd uitgevoerd voor het Fonds voor de grondstoffen werd gedurende drie jaar een bijkomende enquête uitgevoerd op de bedrijven van het boekhoudnet, waarbij voor een aantal teelten niet alleen de waarde van de bestrijdingsmiddelen werd gevraagd maar waarbij ook de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen werden gevraagd en de gebruikte hoeveelheden werden genoteerd. Deze gegevens werden na een bijkomende controle geëxtrapoleerd naar het niveau van het Rijk. De resultaten werden vervolgens geëvalueerd door de Wetenschappelijke Raad voor Fytofarmacie die toezicht had op de juistheid en het wetenschappelijk karakter van het onderzoek. Het is op basis van het aldus verzamelde omvangrijke gegevensmateriaal dat het voorliggende project voor de bepaling van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt uitgevoerd. Dit verklaart waarom de gegevens van dit project zich uitspreiden over drie jaar waarbij voor elk jaar enkele teelten worden behandeld. 1.2. Materiaal Zoals reeds werd vermeld zijn de gegevens afkomstig uit het boekhoudnet van het CLE. Om de analyse uit te voeren werden door de boekhouders aan de bedrijfsleiders een aantal bijkomende gegevens gevraagd. Er werd een softwareprogramma ontworpen waarmee de boekhouders voor elk van de bestudeerde teelten de oppervlakte en een aantal andere gegevens kunnen invoeren. Verder worden voor elk gewasbeschermingsmiddel dat voor een teelt wordt gebruikt, de hoeveelheden en de waarde van het gewasbeschermingsmiddel - 3 -

genoteerd. Dit laatste laat een goede controle toe bij de afsluiting van de boekhouding omdat de totale waarde van de gewasbeschermingsmiddelen die in de boekhouding wordt vermeld gelijk moet zijn aan de som van de waarden van de afzonderlijke gewasbeschermingsmiddelen die voor de betreffende teelt via het softwarepakket werden ingebracht. Ter informatie wordt ook de eenheidsprijs vermeld (zowel bij het invoeren op het scherm, als bij het maken van de listings achteraf) dit laat toe om fouten bij het inbrengen op te sporen (vooral fouten in verband met de gebruikte eenheden, of het vergeten van cijfers in een getal, of gewoon het vergeten invoeren van een product). Bij het inbrengen van de gegevens heeft de boekhouder de keuze uit de volledige officiële lijst van de erkende handelsproducten. Er is uiteraard ook een mogelijkheid voorzien om het eventueel gebruik van niet erkende producten, of recent erkende producten aan te geven. Deze laatste worden dan bij de latere verwerking verder geanalyseerd. 1.3. Controle De aldus verzamelde gegevens komen van bij de provinciale boekhoudbureaus naar de Centrale Dienst in Brussel waar zij door de verantwoordelijke voor het project worden geanalyseerd op hun juistheid. De controles bestaan er o.a. in dat er per teelt lijsten worden afgedrukt met voor elk bedrijf de naam van de verbruikte handelsproducten, de hoeveelheid die per hectare werd gebruikt, de waarde per hectare en de waarde per eenheid product. Deze gegevens worden op verschillende manieren gesorteerd zodat kan gecontroleerd worden of de opgegeven informatie correct is (de gegevens worden bijvoorbeeld gesorteerd volgens prijs per eenheid product waarbij onmiddellijk registraties met afwijkende prijzen opvallen, dit kan wijzen op fouten). In geval er onduidelijkheden zijn in de opgegeven informatie wordt de betrokken boekhouder verder ondervraagd. Via een ontworpen software worden de handelsproducten omgezet naar de actieve stoffen die zij bevatten waarbij de hoeveelheid van elke actieve stof wordt berekend. Deze omzetting is ook gebaseerd op de informatie die begrepen is in de officiële lijst van erkende producten. Ook deze gegevens worden andermaal gecontroleerd op hun juistheid. 1.4. Methode De aldus verwerkte en gecontroleerde gegevens worden vervolgens gebruikt in een analyse waarbij o.a. een aantal tabellen worden opgesteld met de gegevens in verband met het gebruik van de actieve stoffen per teelt. De elementen die een rol spelen in de voorstelling van de gegevens en de totale verbruiken die in de analyse worden berekend worden in volgende paragrafen toegelicht. - 4 -

1.4.1. Verbruiken per hectare en penetratiegraad In de tabellen die voor elke teelt worden opgesteld wordt een overzicht gemaakt van de actieve stoffen die door de landbouwers van de steekproef worden gebruikt. Hierbij worden de oppervlaktes van de percelen die met eenzelfde actieve stof worden behandeld samengeteld en wordt ook de totale hoeveelheid van de actieve stof samengeteld. Er wordt dan berekend welke hoeveelheid van de actieve stof wordt gebruikt per hectare. De gegevens hebben dus betrekking op de hoeveelheden per hectare van de actieve stof die door de bedrijven van de steekproef wordt gebruikt, dit uitgedrukt per hectare teelt die met de stof werd behandeld. Op basis van deze gegevens kan ook de penetratiegraad van de actieve stof worden bepaald, deze is dan het percentage van de landbouwers in de steekproef die de betreffende stof hebben gebruikt. Er kan ook worden bepaald op welk deel van het areaal t.o.v. het totale areaal in de steekproef de betreffende actieve stof werd gebruikt. Aangezien de landbouwers een ruime keuze hebben aan te gebruiken handelsproducten, en deze handelsproducten samen een groot aantal actieve stoffen kunnen bevatten is het duidelijk dat in een enquête geen volledig beeld kan worden gegeven van het totale gebruik van alle actieve stoffen die kunnen worden ingezet. Het is dan ook mogelijk dat een aantal weinig gebruikte actieve stoffen niet zullen worden teruggevonden op de bedrijven van de steekproef omdat de bedrijfsleiders andere middelen hebben gebruikt. Om volledig representatief te zijn voor alle actieve stoffen die kunnen gebruikt worden zou de steekproef bijna moeten worden uitgebreid tot al de bedrijven van de populatie, wat zeer kostelijk zou zijn en uiteindelijk weinig meerwaarde zou geven. Bij het beoordelen van de resultaten op basis van een enquête moet men er rekening mee houden dat activiteiten met een lage penetratiegraad ook slechts met een lage frequentie zullen voorkomen in de steekproef. Hoewel de representativiteit op het niveau van de populatie goed is, kan niet meer hetzelfde worden gezegd over de representativiteit op een lager aggregatieniveau. Dit houdt in dat de geografische representativiteit minder nauwkeurig wordt. Indien bijvoorbeeld een bepaalde toepassing door minder dan 1 pct. van de landbouwers in de populatie wordt toegepast, dan zal dit resulteren in enkele gebruikers in de steekproef. Het lijkt echter vrij onwaarschijnlijk dat deze paar gebruikers op een volledig representatieve wijze over de verschillende aggregaatscellen zullen verdeeld zijn. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten van deze studie, vooral omdat de penetratiegraad van het gebruik van sommige producten of behandelingen zeer klein is. - 5 -

1.4.2. Verbruiken per landbouwstreek en voor Vlaanderen In een aantal gelijkaardige (buitenlandse) studies worden de gegevens die verzameld worden op de bedrijven verwerkt en wordt er voor de extrapolatie naar de grotere aggregaten van uit gegaan dat al de bedrijven in de populatie dezelfde middelen verbruiken per hectare als deze in de steekproef. Uit voorgaande studies van het Fonds voor de grondstoffen weet men echter dat, om op eenzelfde gewas eenzelfde ziektebeeld of parasiet te bestrijden, de bedrijfsleiders de keuze hebben uit een groot aantal verschillende actieve stoffen. Het gebruik van bepaalde stoffen kan regionaal meer verspreid zijn dan in een andere regio (o.a. afhankelijk van de publiciteit en de inzet van de regionale verdelers van gewasbeschermingsmiddelen). Ook kan afhankelijk van de grondsoort en plaatselijke omstandigheden de infectiedruk voor een bepaalde parasiet groter of kleiner zijn dan in een andere streek. Dit betekent dat het niet voldoende is om een voldoende representatief aantal bedrijven in de steekproef te hebben voor de populatie maar dat het ook aanbeveling verdient om voor bijvoorbeeld de populatie, en dus ook de steekproef, in te delen tot op het niveau van de landbouwstreken. Indien mogelijk is het zelfs aangewezen om binnen een bepaalde landbouwstreek de geografische representativiteit te verbeteren door een verdere aggregatie. Aangezien het aantal bedrijven in de steekproef beperkt is, werd een aangepast extrapolatiemodel opgesteld dat eventuele correcties kan doorvoeren. Hoe het ontwikkelde extrapolatiemodel werkt, wordt toegelicht aan de hand van het voorbeeld van blijvend grasland in de Zandstreek (zie figuur 1). De Zandstreek strekt zich uit over vier provincies : West-Vlaanderen, Oost- Vlaanderen, Antwerpen en Brabant. Het gebied waarover deze streek zich uitstrekt is dan ook vrij groot en men zou kunnen veronderstellen dat in deze streek heel wat variatie voorkomt in behoefte aan middelen (omwille van o.a. verschillende infectiedruk). Om dit zo goed en nauwkeurig mogelijk weer te geven werd de Zandstreek ingedeeld in verschillende strata of cellen. Aangezien de strata voldoende observaties moeten bevatten om de verbruiken per hectare goed te kunnen inschatten werden de strata bepaald als de gebieden van een landbouwstreek die behoren tot eenzelfde provincie. In het voorbeeld zijn dit dus de gebieden van de Zandstreek die bij eenzelfde provincie behoren. Binnen elk van de aldus gevormde cellen, en dat zijn er in dit voorbeeld dus vier, werd vervolgens het aantal bedrijven uit de steekproef bepaald en werd het areaal blijvend grasland van de bedrijven in de steekproef bepaald. Dit werd vervolgens, cel per cel, vergeleken met het aantal bedrijven en het areaal die volgens de landbouwtelling in deze cellen voorkomen. Men kon dan de cijfers van de steekproef vergelijken met deze van de telling en nagaan of het areaal in de steekproef voldoende groot was in verhouding met dit in de telling om betrouwbaar te zijn. Was het areaal in de steekproef te klein, of waren er in het geheel geen waarnemingen, dan werd overgegaan tot een hergroepering met de naburige cel. Deze hergroepering bleef beperkt tot cellen van dezelfde landbouwstreek. Na hergroepering werd opnieuw nagegaan of het areaal van de steekproef voldoende groot was in vergelijking met het areaal van de populatie; indien dit niet het geval was werden opnieuw cellen toegevoegd. Vervolgens werd het verbruik van - 6 -

middelen per hectare berekend op basis van de gegevens van de bedrijven van de steekproef in de cel, of de gehergroepeerde cellen. Tenslotte werden voor elke cel de aldus bekomen gemiddelden per hectare vermenigvuldigd met het areaal dat volgens de landbouwtelling in de betreffende cel voorkomt om aldus het totale verbruik aan middelen voor een bepaalde teelt (in dit geval blijvend grasland) in de landbouwstreek te bekomen. Door een sommatie te maken over alle Vlaamse landbouwstreken bekomt men vervolgens het totale verbruik voor Vlaanderen. Figuur 1. Ligging van de zandstreek in de vier provincies In het voorbeeld van het blijvend grasland van de Zandstreek was het areaal in de populatie en het aandeel van het areaal van de steekproefbedrijven tot dit areaal als volgt: Provincie areaal aandeel bedrijven populatie steekproef ------------------------ --------------- -------------------- Antwerpen 6.755 ha 4,8% Brabant 1.911 ha 1,8% West-Vlaanderen 20.326 ha 0,6% Oost-Vlaanderen 33.058 ha 2,5% Men kan vaststellen dat voor de belangrijke provincie West-Vlaanderen in de steekproef slechts 0,6 pct. van het areaal vertegenwoordigd is. Om een betrouwbaarder beeld te krijgen van het verbruik voegt men deze cel samen met de dichtstbijzijnde cel, dit is in dit - 7 -

geval de Zandstreek in Oost-Vlaanderen. Er wordt van uit gegaan dat het middelenverbruik in de aangrenzende cel dit van de cel zelf dicht benadert. Bij de berekening gaat men te werk alsof ook de bedrijven van de steekproef in Oost-Vlaanderen in de cel van West-Vlaanderen zouden liggen. Men berekent dan voor elke actieve stof de verbruikte hoeveelheden van de steekproefbedrijven van Oost- en West-Vlaanderen samen. Men berekent dan de gemiddelde verbruiken per hectare, en om het totaal voor de cel West-Vlaanderen te kennen vermenigvuldigt men deze verbruiken met 20.326, dit is het aantal hectare in de Zandstreek van West-Vlaanderen. Op deze manier bekomt men een betere raming voor het verbruik in deze cel. Aangezien wordt aangenomen dat in de drie andere cellen het areaal in de steekproef voldoende vertegenwoordigd is, worden voor deze drie cellen de verbruiken berekend op basis van de bedrijven uit deze cellen in de steekproef (voor Oost-Vlaanderen worden dus opnieuw de bedrijven uit de steekproef van de Zandstreek van Oost-Vlaanderen gebruikt). In feite komt het erop neer dat men getracht heeft om een beter representatief beeld te krijgen van de Zandstreek in West-Vlaanderen door het verbruik in deze cel gelijk te stellen aan het verbruik van de bedrijven uit de steekproef van Oost- en West-Vlaanderen Deze methode biedt als voordeel dat door dit systeem van extrapolatie optimaal rekening wordt gehouden met de regionale verdeling binnen een landbouwstreek. Nadeel is echter dat de som van de totale verbruiken vóór hergroepering lichte afwijkingen kan geven met de som van de verbruiken na hergroepering. Deze methode geeft echter de meest betrouwbare resultaten voor de totale verbruiken per landbouwstreek en voor Vlaanderen. Uit de gegevens van de tabellen blijkt dat tussen beide berekeningsmethoden voor de bestudeerde teelten weinig verschillen bestaan. Dit wijst op een goede spreiding van de steekproefbedrijven en een grote betrouwbaarheid van de resultaten. Anderzijds is het zo dat naarmate men naar kleinere aggregaten gaat, zoals de landbouwstreken, de methode van het hergroeperen een gepast algoritme is dat uitzonderlijke gevallen van slechte representativiteit automatisch opvangt. In de tabellen vindt men dan ook naast de kolommen met de gebruikte hoeveelheden per hectare die vóór hergroepering worden berekend (zie punt 1.4.1.) de totale hoeveelheden van de stoffen die in de betreffende landbouwstreek of in Vlaanderen werden gebruikt. Bij de berekening van deze totalen werd in een aantal gevallen overgegaan tot hergroepering van de strata om meer betrouwbare gemiddelde verbruiken per hectare te bekomen. Doordat gehergroepeerd wordt, speelt het toeval van de samenstelling van de steekproef een kleinere rol omdat het systeem er voor heeft gezorgd dat indien er te weinig bedrijven zijn in een stratum de betrouwbaarheid van de gegevens wordt vergroot door het aantal waarnemingen groter te maken en dit door samenvoeging met een verwant stratum. Deze samenvoeging heeft slechts tot doel de betrouwbaarheid van het berekende totaal verbruik te verhogen. Uiteindelijk hebben de twee methoden hun eigen voor- en nadelen afhankelijk van het gebruik dat men wil maken van de vermelde cijfers. Het leek aangewezen beide gegevens op te nemen in de tabellen zodat er een maximum aan informatie ter beschikking komt. - 8 -

Voor het bepalen van de penetratiegraad, dit is het percentage van de bedrijven dat de actieve stof gebruikt, werd er geen hergroepering doorgevoerd van strata. Tenslotte kan worden opge merkt dat in het Vlaamse Gewest zes landbouwstreken worden onderscheiden, namelijk Duinen-Polders, Zandstreek, Kempen, Zandleemstreek, Leemstreek en de (Luikse) Weidestreek. Het Vlaamse deel van de (Luikse) Weidestreek wordt gevormd door de Voerstreek en beslaat slechts een relatief kleine oppervlakte. 1.4.3. Verbruiken per provincie en per arrondissement Een arrondissement vormt op landbouwvlak slechts een klein gebied. Voor de verschillende arrondissementen in Vlaanderen werd bepaald hoeveel actieve stof er per hectare van de verschillende teelten wordt gebruikt. Voor deze bepaling werden de totale oppervlaktes van de bestudeerde teelt bepaald die in elke landbouwstreek van het arrondissement voorkomen. Vervolgens werden op basis van de verbruiken in de betreffende landbouwstreken de hoeveelheden berekend die in elk van de landbouwstreken van het arrondissement worden verbruikt. Door samenvoegen van de gegevens per arrondissementele landbouwstreek werden de totale verbruiken per arrondissement berekend. Door samenvoegen van de verbruiken van de arrondisseme nten worden vervolgens de verbruiken per provincie bekomen. Het opzet van de berekening is dus een idee te geven van de verbruikte hoeveelheden actieve stof per arrondissement. Hierbij wordt rekening gehouden met de samenstelling van het areaal volgens landbouwstreek waarbij het gemiddeld verbruik van actieve stof van de landbouwstreek wordt verondersteld gelijk te zijn aan het verbruik in het arrondissement. Dit houdt in dat er geen rekening is gehouden met eventuele bijzondere situaties in een arrondissement (bijvoorbeeld een waterwinningsgebied e.d.). Om hiermee rekening te houden zou een meer uitgebreide studie op plaatselijk vlak dienen uitgevoerd te worden. 1.4.4. Toelichting bij de tabellen De tabellen waarin de gebruikte actieve stoffen van de teelten voor Vlaanderen of voor de verschillende landbouwstreken worden gegeven zijn op dezelfde manier opgebouwd. Op de eerste lijn staat het areaal dat op de bedrijven van de steekproef aanwezig is, daarnaast wordt het areaal opgegeven van de populatie in Vlaanderen of de landbouwstreek (bron Nationaal Instituut voor de Statistiek). Vervolgens worden voor elk van de actieve stoffen die werden gebruikt door de bedrijven uit de steekproef de oppervlakte gegeven die door deze bedrijven met de actieve stof werd behandeld. In de kolom daarnaast wordt aangegeven hoeveel percent van het areaal - 9 -

in de steekproef werd behandeld met deze actieve stof. In de twee kolommen daarnaast worden het aantal gebruikers aangegeven die in de steekproef het middel hebben toegepast evenals het percentage van het aantal bedrijven in de steekproef die de actieve stof hebben gebruikt. In de volgende kolom wordt aangegeven welke dosering, in kilogram per hectare, gebruikt werd per actieve stof op de oppervlakte in de steekproef waarop het werd aangewend. Boven deze kolom staat de vermelding vóór hergroepering, dit duidt aan dat het gegeven werd berekend door gewoon al de gegevens van de waarnemingen bij elkaar op te tellen. In de laatste kolom staat het totaal verbruik van de actieve stof in Vlaanderen of in de landbouwstreek. Boven deze kolom staat de vermelding na hergroepering, dit duidt er op dat de gegevens werden bekomen na de extrapolatie zoals die hiervoor werd beschreven. In deze extrapolatie wordt een raming gemaakt van het verbruik per hectare in elke aggregaatscel. Als er te weinig waarnemingen zijn dan worden cellen gehergroepeerd, vandaar de benaming na hergroepering. Tenslotte wordt onderaan de tabel het gemiddelde gebruik per hectare vermeld. - 10 -

2. WINTERGERST 2.1. Arealen Op basis van de gegevens van de landbouwtelling van het Nationaal Instituut voor de Statistiek bedraagt het totale areaal wintergerst in 1998 in Vlaanderen 12.773 hectare, deze teelt komt voor op 5.244 bedrijven. Het aandeel van het Vlaamse areaal bedraagt iets meer dan één kwart van het totale areaal van het Rijk dat 48.675 hectare bedraagt. In België zijn er 10.605 bedrijven die in 1998 wintergerst telen. Per Vlaamse landbouwstreek is de verdeling van het areaal als volgt : Oppervlakte (ha) aantal bedrijven Duinen - Polders 553,90 209 Zandstreek 1.710,95 987 Kempen 667,09 261 Zandleemstreek 6.050,71 2.672 Leemstreek 3.780,81 1.112 Weidestreek 9,94 3 Vlaanderen 12.773,40 5.244 De verdeling per provincie ziet er uit als volgt : Oppervlakte (ha) aantal bedrijven Antwerpen 219,60 112 Vlaams-Brabant 5.985,14 1.924 West-Vlaanderen 1.387,53 737 Oost-Vlaanderen 2.420,26 1.493 Limburg 2.760,87 978 Totaal Vlaanderen 12.773,40 5.244 In Vlaanderen is de teelt van wintergerst vooral van belang in de Zandleemstreek (47 pct.) en in de Leemstreek (30 pct.). In deze twee streken vindt men 77 pct. van het totale Vlaamse areaal. Verder kan de Zandstreek (13 pct.) nog worden vermeld. Voor de Vlaamse bedrijven met wintergerst in het teeltplan bedraagt het gemiddeld areaal wintergerst per bedrijf 2,4 hectare, dit is veel minder dan op het niveau van het Rijk waar het gemiddeld - 11 -

areaal per bedrijf 4,6 hectare bedraagt. Het grootste areaal per bedrijf vindt men in de Vlaamse Leemstreek met gemiddeld 3,4 hectare. De belangrijkste provincie is Vlaams Brabant met 47 pct. van het Vlaamse areaal, dan volgen Limburg met 22 pct. en Oost-Vlaanderen met 19 pct.. De gegevens die in deze analyse voor wintergerst worden vermeld hebben betrekking op het teeltjaar 1997-1998, dus gezaaid in 1997 en geoogst in 1998. In de volgende tabellen worden de verbruiken van de actieve stoffen vermeld. Eerst wordt een overzicht gegeven van de gebruikte actieve stoffen voor gans Vlaanderen, waarbij achtereenvolgens de herbiciden, fungiciden, insecticiden en de groeiregulatoren worden vermeld. Na de tabellen met de overzichten van gans Vlaanderen worden de tabellen met dezelfde gegevens maar per landbouwstreek gegeven, enkel de landbouwstreken waar de teelt van wintergerst belangrijk is worden vermeld. Tenslotte wordt voor de verschillende provincies en arrondissementen de hoeveelheden actieve stoffen vermeld die voor de teelt van wintergerst worden verbruikt en wordt ingegaan op de kosten van de gewasbeschermingsmiddelen en de opbrengsten van wintergerst. 2.2. Gebruik van middelen op het niveau van Vlaanderen Voor de teelt van wintergerst, voor de teelt 1997-1998, werden in Vlaanderen per hectare gemiddeld voor 122,36 gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. In totaal wordt 3,380 kilogram actieve stof per hectare wintergerst gebruikt, dit is minder dan het gemiddelde van het Rijk dat 3,788 kilogram actieve stof per hectare bedraagt. Twee derden van deze actieve stoffen zijn herbiciden. Het gebruik van insecticiden in wintergerst is zeer miniem en komt in het bestudeerde teeltjaar slechts op een paar bedrijven voor. Voor gans Vlaanderen bedraagt het gebruik aan actieve stof in de teelt van wintergerst 43.172 kilogram. De verdeling over herbiciden, fungiciden, insecticiden en groeistoffen wordt hierna gegeven. 2.2.1. Herbiciden Het aantal actieve stoffen met herbicide werking die door de bedrijven van de steekproef in wintergerst worden gebruikt bedraagt 28. Per hectare wordt gemiddeld 2,112 kilogram actieve stof met herbicide werking gebruikt. Dit is ongeveer evenveel als het gemiddelde verbruik in het Rijk dat 2,259 kilogram per hectare bedraagt. Globaal genomen werden voor 50,17 herbiciden per hectare wintergerst gebruikt. Voor gans Vlaanderen bedraagt het gebruik aan actieve stof met herbicide werking 26.983 kilogram. De belangrijkste actieve stof is isoproturon die gebruikt wordt op het einde van de winter tegen eenjarige grassen en tweezaadlobbigen. De actieve stof wordt op 41,4 pct. van het areaal gebruikt door 42,9 pct. van de wintergersttelers. Men vindt isoproturon terug in een - 12 -

groot aantal handelsproducten. Het wordt ook veel samen gebruikt met diflufenican in tweetot vierledige mengsels. Diflufenican wordt toegepast op 23,2 pct. van het areaal en wordt door 23,4 pct. van de telers gebruikt. Het wordt nooit alleen toegepast maar steeds samen met andere actieve stoffen zoals isoproturon, ioxynil en mecoprop-p. Prosulfocarb wordt gebruikt ter bestrijding van eenjarige grassen en tweezaadlobbigen (o.a. muur en kleefkruid); het wordt toegepast op 35,5 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 23,4 pct. Om een betere doeltreffendheid te krijgen tegen kamille, ereprijs, dovenetel en akkerviooltje wordt prosulfocarb meestal samen gebruikt met isoxaben. Prosulfocarb en isoxaben worden duidelijk meer ingezet in wintergerst dan in wintertarwe. De reden hiervoor is dat wintergerst vroeger wordt uitgezaaid met een snellere onkruidkieming tot gevolg bij nog hogere temperaturen. Isoxaben wordt vooral kort na zaaien ingezet tegen tweezaadlobbige onkruiden, en meer in het bijzonder tegen onkruiden die gemakkelijk ontsnappen aan de ureumverbindingen. Het wordt toegepast op 24,7 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 18,2 pct. Een opmerkelijk verschil tussen de wintergerstteelt in Vlaanderen en het Rijk is de intensiteit van het gebruik van chloortoluron. Op het gemiddeld bedrijf met wintergerst in België komt het gebruik van chloortoluron op de tweede plaats, het wordt toegepast op 31,3 pct. van het areaal door 24,6 pct. van de telers. In Vlaanderen komt chloortoluron slechts op de zesde plaats en wordt het toegepast op 16,3 pct. van het areaal door 16,9 pct. van de telers. Chloortoluron wordt vooral kort na het zaaien gebruikt tegen eenjarige grassen en tweezaadlobbige onkruiden. Het komt voor in heel wat enkelvoudige handelsproducten. Trifluralin (4,6 pct. van het areaal) en pendimethalin (6,2 pct. van het areaal) worden soms bij chloortoluron toegevoegd om een betere werking tegen kleefkruid, muur, ereprijs, dovenetels en akkerviooltje te bekomen. Van de herbicide groeistoffen valt vooral fluroxypyr te vermelden, Het wordt toegepast op 27,4 pct. van het areaal en wordt gebruikt door 29,9 pct. van de wintergersttelers en is daarmee het derde belangrijkste herbicide dat in de Vlaamse wintergerstteelt wordt gebruikt. Ook mecoprop-p en mecoprop ( samen 6,3 pct. van het areaal en 9,1 pct. van de gebruikers) met analoog werkingsspectrum (kleefkruid, muur) zijn belangrijk. MCPA (14,7 pct. van het areaal en 11,7 pct. van de gebruikers) en clopyralid (15,0 pct. van het areaal en 14,3 pct. van de gebruikers) worden in handelsmengsels vooral tegen distels en wikken ingezet. Van de contactherbiciden zijn ioxynil (13,7 pct. van het areaal en 18,2 pct. van de telers) en carfentrazon-ethyl (resp. 4,3 pct. en 3,9 pct.) in diverse formuleringen nuttig tegen probleemonkruiden zoals ereprijs, dovenetels, akkerviooltje en kleefkruid. - 13 -

Van de specifieke bladgraminiciden wordt het meest beroep gedaan op imazamethabenz-methyl (8,1 pct. van het areaal en 6,5 pct. van de telers). 2.2.2. Fungiciden In wintergerst geoogst in 1998, werden op de bestudeerde Vlaamse bedrijven in totaal 20 verschillende actieve stoffen met fungicide werking gebruikt. Gemiddeld werd per hectare 0,608 kilogram actieve stof fungicide gebruikt, dit is beduidend minder dan het verbruik per hectare op het gemiddeld bedrijf van het Rijk dat 0,840 kilogram actieve stof fungicide bedraagt. De kosten van fungiciden die per hectare werden toegepast bedragen 55,53. Voor gans Vlaanderen bedraagt het gebruik van actieve stof met fungicide werking 7.764 kilogram. De meest gebruikte actieve stof is propiconazool dat gebruikt wordt tegen witziekte, roest en bladvlekkenziekte. Het wordt op 38,7 pct. van het bestudeerde areaal toegepast, 31,2 pct. van de landbouwers gebruiken het. Deze cijfers liggen beduidend lager dan deze die op het niveau van het Rijk werden vastgesteld en waar deze actieve stof op 52,6 pct. van het areaal werd toegepast en werd gebruikt door 42,0 pct. van de landbouwers. Op nationaal vlak kon worden vastgesteld dat propiconazool meestal samen met cyprodinil werd toegepast, dit is echter niet het geval op de Vlaamse bedrijven. Cyprodinil werd slechts op 4,5 pct. van het Vlaamse wintergerstareaal toegepast (41,2 pct. op niveau van het Rijk) en werd door slechts 5,2 pct. van de telers gebruikt (30,8 pct. op niveau van het Rijk). Tebuconazool is in Vlaanderen het tweede belangrijkste fungicide in de teelt van wintergerst; het wordt gebruikt tegen bladvlekkenziekten, 35,5 pct. van het areaal wordt ermee behandeld en 27,3 pct. van de telers gebruiken het. Ook fenpropidin wordt veel gebruikt, het wordt toegepast op 28,2 pct. van het areaal en door 20,8 pct. van de telers. Epoxiconazool wordt gebruikt tegen netvlekkenziekte, bladvlekkenziekte, roest en witziekte. Het wordt ook samen gebruikt met kresoxim-methyl. Epoxiconazool wordt, in al zijn mengsels of alleen, gebruikt op 21,0 pct. van het areaal, door 20,8 pct. van de landbouwers. Azoxystrobin wordt vooral gebruikt tegen roest, 20,5 pct. van het areaal wordt behandeld met producten die azoxystrobin bevatten en de actieve stof wordt door 16,9 pct. van de landbouwers gebruikt. 2.2.3. Insecticiden Net zoals op het gemiddeld bedrijf van het Rijk worden op de Vlaamse bedrijven weinig insecticiden gebruikt in de teelt van wintergerst. Er zijn slechts een paar bedrijven die insecticiden gebruiken en er worden slechts 6 verschillende actieve stoffen met insecticide werking gebruikt op de bedrijven van de steekproef. Het gebruik van insecticiden is vrij beperkt, per hectare wordt gemiddeld slechts 0,008 kilogram actieve stof gebruikt. De kosten - 14 -

voor de insectengewasbeschermingsmiddelen bedragen slechts 1,21 per hectare. Voor gans Vlaanderen bedraagt het gebruik van actieve stoffen met insecticide werking 96 kilogram. 2.2.4. Groeiregulatoren In de teelt van wintergerst wordt op de bedrijven van de steekproef gebruik gemaakt van in totaal vijf verschillende groeiregulatoren die een halmverkortende werking hebben zodat het legeren wordt tegengegaan. Gemiddeld worden 0,652 kilogram groeiregulatoren per hectare gebruikt voor een totaal bedrag van 15,47. Voor gans Vlaanderen wordt er 8.328 kilogram actieve stof groeiregulatoren gebruikt. De belangrijkste groeiregulator is ethefon dat op 76,2 pct. van het areaal wordt toegepast door 58,4 pct. van het aantal wintergersttelers. Als groeiregulator wordt ook veel gebruik gemaakt van chloormequat dat op 26,0 pct. van het areaal wordt toegepast door 27,3 pct. van de telers. Het wordt soms samen gebruikt met ethefon. Verder valt ook mepiquatchloride te vermelden, dat op 11,2 pct. van het areaal wordt toegepast door 13,0 pct. van de wintergersttelers. Het wordt gebruikt gemengd met ethefon en chloormequat. 2.3. Gebruik middelen op niveau van de landbouwstreken Bij de bespreking van de gewasbeschermingsmiddelen per streek wordt enkel nog de aandacht gevestigd op waarnemingen die een uitschieter vormen die afwijkt van wat bij de bespreking voor gans Vlaanderen werd vermeld. Een aantal streken, waar onvoldoende of geen gegevens van beschikbaar zijn, worden niet behandeld. Het betreft volgende streken: de Duinen+Polders, de Kempen en de Weidestreek, In de Zandstreek met een relatief beperkt aantal bedrijven in de steekproef kan worden vastgesteld dat de meest gebruikte actieve fungicide stof epoxiconazool is. Deze stof heeft een werking tegen witziekte, roest en septoria en ze wordt door 45,5 pct. van de gebruikers toegepast op 70,1 pct. van het areaal. Hieruit kan worden afgeleid dat de grotere telers een voorkeur hebben voor producten op basis van deze actieve stof. Het tweede belangrijkste fungicide is azoxystrobin, het wordt door 18,2 pct. van de telers toegepast op 32,9 pct. van het areaal. Azoxystrobin wordt voornamelijk gebruikt bij de bestrijding van roest. Bij de herbiciden en de groeiregulatoren is er weinig of geen verschil met wat kon worden vastgesteld voor gans Vlaanderen. Ook in deze groepen treft men respectievelijk isoproturon, chloortoluron, diflufenican en prosulfocarb aan als belangrijkste actieve stoffen met herbicide werking en ethefon, chloormequat en mepiquatchloride met een werking als groeiregulator. Op de bedrijven in de steekproef worden in de Zandstreek geen insecticiden toegepast, waarschijnlijk is er een lage infectiedruk van virusziektes zoals het dwergvergelingsziekte. - 15 -

De Zandleemstreek is een echte akkerbouwstreek en heeft een groot areaal aan wintergerst. De belangrijkste producten bij de herbiciden, fungiciden en de groeiregulatoren zijn dezelfde als bij het overzicht van Vlaanderen. Alleen bij de insecticiden is er een verschil. In de Zandleemstreek is bij de insecticiden bifenthrin de actieve stof die het meest courant wordt toegepast. Toch blijft het gebruik zeer beperkt, deze stof wordt immers door amper 2,6 pct. van de bedrijven toegepast op 3,7 pct. van het areaal. Het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen in de Vlaamse Leemstreek vertoont grote gelijkenis met dit in gans Vlaanderen. Opvallend is dat de belangrijkste actieve herbicide stof prosulfocarb is, daar waar dit in de andere streken isoproturon is. Verder valt ook het gebruik van imazamethabenz-methyl op, dit herbicide is vrij onbelangrijk in de andere landbouwstreken. 2.4. Gebruik middelen op niveau van de provincies en de arrondissementen Op basis van arealen wintergerst in de verschillende landbouwstreken die in elk arrondissement voorkomen werd een raming gemaakt van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per provincie en per arrondissement. In de tabel worden de hoeveelheden van de verschillende groepen van bestrijdingsmiddelen vermeld. 2.5. Kosten bestrijdingsmiddelen en opbrengsten wintergerst Op basis van de boekhoudkundige gegevens van 1998 kan een overzicht worden gegeven voor de verschillende landbouwstreken en provincies van de kilogramopbrengsten van wintergerst, van de geldopbrengsten (hoofd- en bijproduct) en van de kosten van de bestrijdingsmiddelen en het aandeel van de bestrijdingsmiddelen in de totale geldopbrengsten. Al deze criteria worden in volgende tabel uitgedrukt per hectare. Landbouwstreken Per hectare kilogram geld- kosten ( ) aandeel in opbrengst ( ) bestrijding % kosten ------------ -------------- ------------- ------------- Polders 7.286 951,69 126,60 13,3% Zandstreek 6.244 846,88 101,84 12,0% Kempen 5.956 768,97 81,93 10,7% Zandleemstreek 6.850 885,67 122,41 13,8% Leemstreek(*) 7.176 918,32 144,92 15,8% (*) gegevens van de volledige Leemstreek - 16 -

Provincie Per hectare kilogram geld- kosten ( ) aandeel in opbrengst ( ) bestrijding % kosten ----------- ------------- ------------ ------------- Antwerpen 5.697 788,13 97,03 12,3% Vlaams-Brabant 6.883 882,58 118,67 13,4% West-Vlaanderen 7.245 959,57 132,38 13,8% Oost-Vlaanderen 5.920 816,44 94,65 11,6% Limburg 6.778 812,30 140,28 17,3% Men kan vaststellen dat de kosten van de bestrijdingsmiddelen ongeveer 13 % bedragen van de totale geldopbrengsten van de wintergerst. - 17 -

2.6.3. Tabellen actieve stoffen wintergerst per landbouwstreek, provincie en arrondissement Tabel 1. Verbruik per landbouwstreek en provincie van actieve stof gewasbeschermingsmiddelen in wintergerst (teeltjaar 1998-1999) oppervlakte herbiciden fungiciden insecticiden groeistoffen totaal hectare kg kg kg kg kg Landbouwstreek Duinen+Polders 553,90 59,10 82,08 0,00 157,60 298,78 Zandstreek 1.710,95 3.384,20 403,67 0,00 740,59 4.528,46 Kempen 667,09 496,00 358,99 0,00 308,10 1.163,09 Zandleemstreek 6.050,71 13.928,54 3.829,50 25,69 4.213,82 21.997,55 Leemstreek 3.780,81 9.091,51 3.081,65 70,45 2.900,50 15.144,19 Luikse Weidestreek 9,94 23,90 8,10 0,19 7,63 39,82 Totaal Vlaanderen 12.773,60 26.983,25 7.764,01 96,33 8.328,26 43.171,89 Provincie Antwerpen 219,60 284,41 78,91 0,00 95,19 458,51 Vlaams Brabant 5.985,16 13.737,40 3.957,31 49,88 4.177,42 21.922,00 West-Vlaanderen 1.387,53 2.138,05 574,84 3,95 721,05 3.437,89 Oost-Vlaanderen 2.420,26 5.072,72 1.119,48 6,53 1.401,41 7.600,14 Limburg 2.760,87 5.750,73 2.033,48 35,97 1.933,18 9.753,36-27 -