Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E020 22 april 2009, 9.00-12.00 uur



Vergelijkbare documenten
Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E april 2009, uur

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C120 7 april 2010, uur. Het gebruik van een (grafische) rekenmachine is toegestaan.

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren 8C april 2011, 09:00-12:00

Dit tentamen bestaat uit vier opgaven verdeeld over drie bladzijden. U heeft drie uur de tijd.

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 31 januari 2008 van 9:00 tot 12:00 uur

Theorie elektriciteit - sem 2

Trillingen & Golven. Practicum 1 Resonantie. Door: Sam van Leuven Jiri Oen Februari

Tentamen Lineaire Schakelingen, 2 e deel (EE1300-B)

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-I

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 29 januari 2009 van 14:00 tot 17:00 uur

EXAMENFOLDER maandag 26 januari 2015 OPLOSSINGEN. Vraag 1: Een gelijkstroomnetwerk (20 minuten - 2 punten)

Netwerkanalyse, Vak code Toets 2

EE 2521: Digitale Signaalbewerking

Toets 1 IEEE, Modules 1 en 2, Versie 1

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Formuleblad Wisselstromen

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 26 oktober 2010 van 14:00 tot 17:00 uur

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) Oefententamen

Eindexamen vwo natuurkunde pilot I

PROEF 1. FILTERS EN IMPEDANTIES. Naam: Stud. Nr.: Doos:

Exponentiële vergelijkingen en groei

Uitwerking studie stimulerende toets Embedded Signal Processing (ESP)

Tentamen Systeemanalyse (113117)

HerSE4 6V Natuurkunde 1 Periode Versie 10/4/2008

Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde

Hertentamen Lineaire Schakelingen (EE1300)

Deeltentamen Lineaire Schakelingen (EE1300), deel B

Meten aan RC-netwerken

z 1 Dit tentamen bestaat uit zes opgaven (50 punten) Opgave 1 (8 punten) Gegeven het volgende systeem:

Correcties en verbeteringen Wiskunde voor het Hoger Onderwijs, deel A.

Een mogelijke oplossing verkrijgen we door het gebruik van gyratoren. In de volgende figuur zien we het basisschema van een gyrator.

Naam: examennummer:.

1. Een magnetische levitatie systeem is schematisch weergegeven in figuur 1. r-- ~ rail

9.2 Bepaal de harmonische tijdsfuncties die horen bij deze complexe getallen: U 1 = 3 + 4j V; U 2 = 3e jb/8 V; I 1 =!j + 1 ma; I 2 = 7e!jB/3 ma.

Aanwijzingen. Figuur 1 LDR (NORP12) Weerstand - lichtsterkte grafiek (Let op: Logaritmische schaal) Nakijkmodel

1. Opgave. We gebruiken de bilineaire transformatie om een digitaal laagdoorlaatfilter H(z) te ontwerpen met de volgende parameters:

LES 3 Analoog naar digitaal conversie

Tentamen Analoge- en Elektrotechniek

Uitwerkingen 1. Opgave 2 a. Ueff. 2 b. Opgave 3

2. Hoelang moet de tweede faze duren om de hoeveelheid zout in de tank op het einde van de eerste faze, op de helft terug te brengen?

Figuur 1: Laag-doorlaat. /j Res +1. b) Veronderstel de tijdsconstante van 2 seconden. Ret inputsignaal U1 (t), in Volt, is de functie:

Toegepaste wiskunde. voor het hoger beroepsonderwijs. Deel 2 Derde, herziene druk. Uitwerking herhalingsopgaven hoofdstuk 7.

Schriftelijke zitting Regeltechniek (WB2207) 3 november 2011 van 9:00 tot 12:00 uur

Hoofdstuk 8 - Periodieke functies

Examen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C120, 11 april 2012, uur

Universiteit Twente EWI. Practicum ElBas. Klasse AB Versterker

Bijlage 2: Eerste orde systemen

Benodigdheden Gloeilampje, spoel, condensator, signaalgenerator die een sinusvormige wisselspanning levert, aansluitdraden, LCR-meter

Systeemtheorie. Hoofdstuk Signalen aan de ingang

Antwoorden bij Deel 1 (hfdst. 1-8)

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 31 oktober 2006 van 14:00 tot 17:00 uur

Practicum complexe stromen

Het thermisch stemmen van een gitaar

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C juni 2010, uur

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning.

Noordhoff Uitgevers bv

Cijfer = totaal punten/10 met minimum 1

Digitale systemen. Hoofdstuk De digitale regelaar

7,6. Samenvatting door A woorden 12 april keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde Systemen. Systemen

EXAMENONDERDEEL ELEKTRONISCHE INSTRUMENTATIE (5GG80) gehouden op woensdag 27 juni 2007, van tot uur.

De transferfunctie of de versterkingsfactor van een schakeling is gelijk aan de verhouding van de uitgangsspanning op de ingangsspanning.

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: WISKUNDE B 1,2 EXAMEN: 2001-I

Zelf een hoogspanningsgenerator (9 kv gelijkspanning) bouwen

Bepaal van de hieronder weergegeven spanningen en stromen: de periodetijd en de frequentie, de gemiddelde waarde en de effectieve waarde.

Meetfouten, afronding, voorvoegsels en eenheden

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Tentamen Golven en Optica

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2003-I

5.1 De numerieke rekenmethode

x a. y b. y c. y

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

1. Gegeven x Y, waaraan is de fouriergetransformeerde gelijk? f g 1

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

VOORBLAD SCHRIFTELIJKE TOETSEN

Tentamen Meten van Fysische Grootheden 2016

opgave 1. (2 pt) kies het juiste antwoord; motiveer kort je antwoord s b) de overdrachtsfunctie van een systeem is H( s) =

Opgave 1 Golven op de bouwplaats ( 20 punten, ) Een staalkabel met lengte L hangt verticaal aan een torenkraan.

Examen Regeltechniek Take Home derde examenperiode

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-I

Eindexamen wiskunde B vwo I

NATUURKUNDE. Bepaal de frequentie van deze toon. (En laat heel duidelijk in je berekening zien hoe je dat gedaan hebt, uiteraard!)

Repetitie Elektronica (versie A)

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2001-I

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2006-I

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 maandag 15 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Fig. 2. Fig ,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 U (V) 0, temperatuur ( C)

Tentamen Functies en Reeksen

Trillingen en geluid wiskundig

Transcriptie:

Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E april 9, 9. -. uur Dit tentamen bestaat uit opgaven. Indien u een opgave niet kunt maken, geeft u dan aan hoe u de opgave zou maken. Dat kan een deel van de punten opleveren. Het gebruik van een (grafische) rekenmachine is toegestaan. Bijlagen: formuleblad en domeinentabel. Veel succes!. Twee regentonnen zijn door middel van een waterslang met elkaar verbonden. Voor beide tonnen gel dat de opening naar de slang zich vlakbij de bodem bevin. Er zit een kraan in de slang. Normaal gesproken is de kraan gesloten. Na een flinke regenbui is de eerste regenton helemaal vol met water. De tweede regenton is slechts halfvol. De kraan wor opengedraaid zodat na verloop van tijd het waterpeil in beide tonnen gelijk wor. (a) Geef een uitdrukking voor het drukverschil over de slang als functie van het waterpeil in beide tonnen en laat zien dat de eenheden kloppen (hint: [N] [kg m s ]). De weerstand van de slang is gelijk aan 7 Ns/m 5. NB: Dit was een fout in de opgave. De weerstand van de slang is gelijk aan 7 Ns/m 5. Uiteraard zijn correcte antwoorden met weerstand 7 Ns/m 5 goedgerekend. (b) Geef een uitdrukking voor de hoeveelheid water die per seconde door de slang stroomt (debiet) als functie van het drukverschil. Beide regentonnen zijn precies m hoog. De eerste regenton heeft een inhoud van liter, terwijl de tweede regenton een inhoud heeft van liter. De kraan wor opengedraaid op tijdstip t. (c) Geef een differentiaalvergelijking voor het verschil in waterpeil tussen de twee tonnen. (d) Geef een differentiaalvergelijking voor het debiet en laat zien dat dit een e orde systeem is. (e) Geef de exacte formule van het debiet als functie van de tijd. (f) Schets het verloop van het waterpeil van de twee tonnen als functie van de tijd. (g) Bereken het tijdstip waarop het verschil in waterpeil tussen de twee tonnen precies gehalveerd is.

Antwoord: (a) Voor het drukverschil p [N/m ] gel p p A p B ρ h A g ρ h B g ρ g (h A h B ), waarbij ρ de soortelijke massa van water ( kg/m ), g de zwaartekrachtversnelling (9.8 m/s ) en h A en h B [m] het waterpeil in de regentonnen. Controle van de eenheden: [N m ] [kg m s m ] [kg m ] [m s ] [m]. We hebben hier gebruik gemaakt van de hint [N] [kg m s ]. (b) In de domeinentabel vinden we de relatie R p/φ, met R [Ns/m 5 ] de weerstand, p [N/m ] de druk en Φ [m /s] het debiet. Dus voor het debiet gel Φ p/r, waarbij R 7 Ns/m 5. NB: In de oorspronkelijke opgave stond dat de weerstand gelijk is aan 7 Ns/m 5. Dit moet dus zijn 7 Ns/m 5. Uiteraard zijn correcte antwoorden met weerstand 7 Ns/m 5 goedgerekend. (c) De differentiaalvergelijking voor het verschil in waterpeil is d(h A h B ) d(v A/O A V B /O B ) dv A dv B O A O B Φ Φ O A O ( B Φ + ) O A O B ( Φ. + ). Φ( + 5) 5 Φ Hierin zijn V A en V B de inhoud van de regentonnen en O A en O B het oppervlak. Beide regentonnen zijn m hoog, dus gegeven dat V A liter. m en V B liter. m, vinden we dat O A V A /. m en O B V B /. m. (d) In opgave (a) vonden we voor het drukverschil p de uitdrukking p ρ g (h A h B ). In opgave (b) vonden we voor het debiet Φ de uitdrukking Φ p R ρ g R (h A h B ). Met behulp van de differentiaalvergelijking van opgave (c) vinden we de volgende differentiaalvergelijking voor het debiet Φ: dφ ρ g R d(h A h B ) 5 ρ g R Φ. Deze differentiaalvergelijking is van de e orde (R, ρ en g zijn constant).

(e) Om het debiet als functie van de tijd uit te drukken, moeten we de differentiaalvergelijking van opgave (d) oplossen. De algemene oplossing is Φ(t) A exp( t/τ) + B, waarbij τ R/(5 ρ g) 7 /(5 9.8) 68 s. Voor t gel dat de eerste regenton helemaal vol is en dat de tweede regenton halfvol is, dus h A m en h B.5 m. Dus Φ() A + B ρ g R (h A h B ) 9.8 7 (.5).9 [m /s]. Verder gel Φ( ) B. Hieruit volgt A.9 en B. Hoogte [m].95.9.85.8.75.7.65.6.55 Opgave Hoogte A Hoogte B.5 5 6 Tijd [s] (f) Voor h A gel dh A dv A En voor h B gel dv A O A. dv A Φ. dh B dv B dv B O B. 5 dv A 5 Φ. Het waterpeil in de eerste regenton daalt dus twee keer zo snel als dat het waterpeil in de tweede regenton stijgt. Aanvankelijk was het verschil in waterpeil.5 m, dus uiteindelijk zal het waterpeil in de eerste regenton. m gedaald zijn en in de tweede regenton.7 m gestegen. Het uiteindelijke waterpeil in beide regentonnen is dus.67 m. De tijdconstante is gelijk aan τ 68 s (opgave (e)). Hiermee hebben we voldoende informatie om het verloop van het waterpeil voor beide tonnen te schetsen (zie bovenstaande figuur).

Omdat we de tijdconstante τ kennen, kunnen we h A en h B ook als functie van de tijd bepalen: h A (t) A A exp( t/τ) + B A, waarbij h A () m en h A ( ).67 m, dus A A + B A en B A.67. Hieruit volgt A A. en B A.67. Voor h B gel h B (t) A B exp( t/τ) + B B, waarbij h B ().5 m en h B ( ).67 m, dus A B + B B.5 en B B.67. Hieruit volgt A B.7 en B B.67 (zie bovenstaande figuur voor het exacte verloop van h A en h B ). (g) Voor de halveringstijd t / gel: exp( t / /τ).5. Hieruit volgt t / τ ln(.5) 68.69 7 s. Je kunt de halveringstijd t / ook berekenen met behulp van de functies h A (t) en h B (t) zoals hierboven gedefinieerd: h A (t / ) h B (t / ) (h A() h B ()) (A A A B ) exp( t / /τ) + B A B B ( ) (A A A B ) exp( t / /τ) B A + B B exp( t / /τ) B A + B B A A A B t / /τ ln B A + B B A A A B t / τ ln B A + B B A A A B t / τ ln + 6 t / τ ln τ ln ( ) 68.69 7 [s].

Opgave Spanning [V] 6 8 Tijd [ms]. Het verloop van een spanning U(t) wor gegeven door bovenstaande figuur. (a) Geef met behulp van de grafiek de uitdrukking van U(t) tussen t en t ms. (b) Wat is de gemiddelde spanning? (c) Wat is de effectieve spanning? (d) Geef de Fouriergenalyseerde van U(t), d.w.z. bepaal a en algemene uitdrukkingen in n voor a n en b n. (e) Teken het Fourierspectrum van U(t) (tot en met n ) Antwoord: (a) Tussen t en t s gel U(t) a+bt. Met U() en U( ) vinden we a en b. De spanning U(t) kan dus worden beschreven met U(t) t. (b) De gemiddelde spanning is U gem U(t) [t t t ] (6 8 ) V. Je kunt de gemiddelde spanning ook bepalen door het oppervlak van de driehoek te bepalen: U gem ( ) 8 V. 5

(c) De effectieve spanning is U eff 6 U (t) ( t) 6 8 t + 6 t [ 6t t + 6 t ( 6 6 + 6 ] ) 6 6. V. (d) a / is gelijk aan U gem uit opgave (b), dus a U gem V. Voor a n gel a n U(t) cos nπt ( t) cos ( t) cos [( t) sin nπ ( ) + [ nπt nπt nπt ] nπt sin nπ ] nπ sin nπt nπt (nπ) cos ( (nπ) cos(nπ) ) (nπ) cos ( (nπ) ) (nπ) In deze berekening hebben we gebruik gemaakt van het feit dat cos(nπ) voor n,,,.... 6

Voor b n gel b n U(t) sin nπt ( t) sin nπt ( t) sin [( t) cos nπ nπt nπt ] nπt cos nπ ( ) cos nπ nπ cos nπt [ ] 8 nπt nπ (nπ) sin ( nπ (nπ) sin(nπ) ) (nπ) sin nπ In deze berekening hebben we gebruik gemaakt van het feit dat sin(nπ) voor n,,,.... (e) De frequenties voor n zijn:, 5, 5, 75, en Hz. Bij elk van deze frequenties (n) bereken je a n en b n. Voor het Fourierspectrum van de amplitude gel dan: 5 pieken bij de frequenties, 5, 5, 75, en Hz met hoogte a n + b n, respectievelijk de waardes, π, π, π en π [V]. Voor het fasespectrum vul je bij de betreffende frequenties in arctan(b n /a n ) en dat levert op, π, π, π en π [rad]. Teken dit in twee staafdiagrammen en je krijgt de figuur op de volgende pagina. 7

Amplitude Fourier spectrum Amplitude [V] 5 5 75 Fase Fourier spectrum Fase [rad].5.5 5 5 75 Frequentie [Hz]. Gegeven is de spannings-overdrachtsfunctie H( jω) H ( jω) H ( jω) jω L R + jω L R + jω L R (a) Teken de Bode Plots van deze overdrachtsfunctie als R kω en L mh. (b) Wat voor soort filter is dit (hoogdoorlaatfilter / laagdoorlaatfilter / bandpassfilter)? Motiveer je antwoord. Aan deze schakeling staat een ingangsspanning U(t) 5 sin( t) + cos( 6 t) + 7 sin( 9 t + π) +. (c) Hoe ziet de spanning aan de uitgang er uit? (d) Teken het Fourierspectrum van ingangs- en uitgangssignaal. (e) Schets een schakeling waarmee deze overdrachtsfunctie gerealiseerd kan worden en laat zien dat deze schakeling ook daadwerkelijk deze overdrachtsfunctie realiseert. 8

Antwoord: Bode Diagram Magnitude (db) 5 9 Phase (deg) 5 5 9 5 6 7 8 Frequency (rad/sec) (a) Vul de waarde R [Ω] en L [H] in in de overdrachtsfunctie H: H( jω) jω 6 + jω 6 + jω 6 Beschouw het gedrag van H, dat wil zeggen, bereken H en ϕ H voor ω, ω ω 6 en ω. In onderstaande tabel is H( jω) H ( jω) H ( jω), zodat H H H en ϕ H ϕ H + ϕ H. ω H H H ϕ H ϕ H ϕ H π π π ω π π π π π π π π π π Maak nu grafieken van log H en ϕ H uitgezet tegen log ω (zie bovenstaande figuur). (b) Dit is een bandpassfilter, want zowel lage frequenties (ω ) als hoge frequenties (ω ) worden ernstig verzwakt, terwijl tussenliggende frequenties (ω ω ) veel minder verzwakt worden doorgelaten. (c) Alleen de component cos( 6 t) wor enigszins verzwakt doorgelaten. De overige componenten liggen allen ver van ω en verdwijnen. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de amplitude van de component cos( 6 t) wor versterkt met een factor, terwijl de fase onveranderd blijft. De uitgang wor dus U uit.5 cos( 6 t). 9

Je mag het ook exact uitrekenen voor de afzonderlijke componenten, bereken daarvoor H en ϕ H bij de betreffende frequenties (,, 6 en 9 ). Vermenigvuldig dan de uitkomst van H bij de frequentie met de amplitude aan de ingang bij die frequentie. Dat product is dan de amplitude van die frequentie aan de uitgang. De waardes van ϕ H bij een bepaalde frequentiecomponent tel je dan op binnen de haken. (d) Het amplitude Fourierspectrum van het ingangssignaal U(t) heeft pieken bij ω, ω, ω 6 en ω 9. Het fase Fourierspectrum heeft pieken bij ω en bij ω 9. Zie onderstaande tabel. ω H ϕ H 5 π 6 9 7 π Het amplitude Fourierspectrum van het uitgangssignaal U uit (t) heeft slechts piek bij ω ω 6. De hoogte van deze piek is.5. Het fasespectrum van U uit (t) heeft geen pieken. De fase bij ω is gelijk aan de fase bij ω van het ingangssignaal ( ), omdat bij ω geen fasedraaiing plaatsvin. (e) Deze overdrachtsfunctie kan worden gerealiseerd met twee in serie geschakelde filters. De eerste is een hoogdoorlaatfilter bestaande uit een in serie geschakelde weerstand en spoel (spanning aflezen over de spoel). De tweede is een laagdoorlaatfilter bestaande uit een in serie geschakelde spoel en weerstand (spanning aflezen over de weerstand). Het ingangssignaal van de tweede filter is het uitgangssignaal van de eerste (zie figuur). R L U L R U uit

. Gegeven is het volgende spanningssignaal (Volt): ( S (t) + 6 cos(57t) +. sin 98t + π ). (a) Geef aan uit welke Fouriercomponenten dit signaal bestaat. Geef van elk van de componenten de amplitude, fase en frequentie (in Hz). Dit signaal wor bemonsterd en gedigitaliseerd met behulp van een AD converter. De bemonsteringsfrequentie f s is 5 Hz. (b) Wat is de Nyquist frequentie f nyq? (c) Welke frequenties neem je waar aan de uitgang van de AD converter? Het signaal S (t) dient gedigitaliseerd te worden met behoud van de oorspronkelijke frequenties. (d) Maak een gefundeerde schatting van de minimaal benodigde bemonsteringsfrequentie en het minimaal benodigd aantal bits resolutie dat nodig is om signaal S (t) zonder noemenswaardig verlies digitaal te kunnen vastleggen. (e) Geef aan wat bij het gekozen aantal bits de uiteindelijke resolutie is. Antwoord: (a) Frequentie Hz: amplitude en fase. Frequentie 57/(π) Hz: amplitude 6 en fase. Frequentie 98/(π) 7 Hz: amplitude. en fase π/. (b) f nyq f s / 5/ 5 Hz. (c) Voor de eerste componenten gel dat de sample frequentie hoog genoeg is. Deze componenten komen er onvervormd uit. De derde component wor door aliasing vervormd. Er gel f s < f in < f s, dus f uit f in f s 7 5 Hz. Het uitgangssignaal bevat dus de frequenties en Hz. (d) De minimaal benodigde bemonsteringsfrequentie is maal 7 Hz, dus Hz. De grootste amplitude is die van de tweede component en is gelijk aan 6 Volt. De kleinste amplitude is die van de derde component en is gelijk aan. Volt. De gelijkspanningscomponent is Volt, dus het signaal varieert tussen. en +9. Volt. Een mogelijke keuze voor de minimale stapgrootte is de helft van de kleinste amplitude, dus.5 Volt. Aangezien het signaal zowel positief als negatief kan zijn kiezen we voor een bipolaire AD converter. Een bereik van ± Volt volstaat in dit geval. Het minimaal aantal benodigde stapjes is dan gelijk aan /.5. Naast het tekenbit zijn er dus minstens 8 ( 7 8 en 8 56) bits nodig. In totaal dus 9 bits. (e) In het geval van een bipolaire AD converter bij een bereik van ± V is de uiteindelijke resolutie met 9 bits gelijk aan 9.9 [V]. 5