WAT IS ZINGEN? HOE WERKT ZINGEN FYSIEK?

Vergelijkbare documenten
Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint:

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen.

Yogales maart 2019!! Bewust staan

Ik ga je wat vertellen, je hoeft alleen maar te volgen wat ik zeg, mijn stem is nu het enige wat voor jou belangrijk is om te volgen.

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

ADEMHALING GAAT OVER INGAANDE LUCHT, VOORDAT JE ZINGT OF SPREEKT ADEMSTEUN IS DE CONTROLE OVER DE UITGAANDE LUCHT, TIJDENS HET ZINGEN OF SPREKEN

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

CD Liggende Yoga oefeningen (Joke Hellemans) tekstuitwerking

1. De Fiets De zijkant van de buikspieren worden nog wel eens vergeten bij workouts. Met deze oefening richt je je juist op deze groep spieren.

( Hoe moet deze oefeningen doen? )

Oefeningen. Uitademen als u kracht zet, inademen als u ontspant.

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren

Oefeningen nekklachten. Paramedischcentrum Landauer

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

Les 4. De vrouw is tussen de 25 en 30 weken zwanger.

Succes en veel plezier toegewenst!

Aanvulling: Om de oefeningen wat uitdagender te maken kun je je handen op je borst leggen ipv naast je lichaam op de grond.

Yogales mei Ademoefening Prana Mudra!

2. De V-Beweging De V-Beweging of V-sit is een oefening waarmee je vrijwel alle buikspieren goed kunt trainen.

Zelfmassage: Kloppen langs meridianen

10 OEFENINGEN VOOR THUIS

Ontspannen met progressieve relaxatie

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

10 minuten training 1 Total Body

In balans door. centreren

De aanzet. De plaats waar de punt van de tong tegen de achterzijde der boventanden geplaatst moet worden, is afhankelijk van:

Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag.

Yogaworkshop 14 juni 2015

ONTSPANNINGSOEFENINGEN

Ontspanningsoefeningen Patiënten informatie

Adem in, en til het rechterbeen iets op, hou even vast, en laat hem op de uitademing weer zakken.

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Complete Zangtechniek in vier bladzijden

Adviezen na een keizersnee

TIPS EN OEFENINGEN OM UW RUG STERK EN FIT TE MAKEN

De vijf Tibetaanse Riten

Adviezen en oefeningen in het kraambed

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles!

Calcimatics start steeds met een opwarming. Zo is de overgang dan niet-bewegen naar actief worden niet te bruusk en voorkom je letsels.

Cambridge Health Plan Benelux BV

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking

rugpijn Flexicream Praktische tips tegen

Patiënteninformatie. Bewegen bij gewrichtsklachten. Aanbevolen door de reumatoloog

Adviezen en oefeningen voor zwangeren met bedrust

TRAININGSPLAN STABILITEIT

Zwanger (geweest)? Spieren rondom uw bekken trainen? Klachten voorkomen en/of verminderen? voorkom bekkenpijn FYSIOHOLLAND

Stemwerkschrift. Inhoud

De 5 Tibetanen. Inleiding tot de 5 Tibetanen

Houdingscorrectie Hoofd-nek-schouders-rug

Fitnessbal training. Kern training / Core stability

CD-1 Bodyscan totaal +/- 40 min. (Fragment 1. ongeveer 3:40 min.) Inleiding.

7 fijne yogahoudingen

OEFENSCHEMA HARTREVALIDATIE

7 HEERLIJKE ONTSPANNINGSOEFENINGEN

Adviezen na een keizersnee

Relaxatie als manier om met stress en pijn om te gaan

Oefenbundel Einde. Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG. Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma

Informatie Oefeningen na de bevalling

O m t e b e g i n n e n : V e i l i g h e i d s r e g e l s : G e n i e t e n f o r c e e r n i e t s!

CD Staande Yoga oefeningen (Joke Hellemans) tekstuitwerking

Het Dansende dierenbos

Handout Stiltewandeling 6 april 2019

Instructies: Instructies:

Uitgeverij Schoolsupport ww.schoolsupport.nl

13. MICROBEWEGINGEN VOOR IN DE BADKAMER

Lage Rugpijn, Aspecifieke Lage Rugpijn, Lumbago, Spit,

Handleiding bij werkbladen uitspraak

Oefeningen voor de bekkenbodem

RUGOEFENINGEN MOBILISEREND

Yoga ebook. Starten met yoga

Spanningshoofdpijn, Spierspanningshoofdpijn, Tension Headache, Cervicogene Cephalia

De 7 ademhalingsopeners

Yoga les bovenbouw: Zonnegroet: Klassieke zonnegroet

Ademhaling. Yoga Oefeningen

Oefeningen bij bekkenklachten

Mobiliserende oefeningen voor thuis

April Suryanamaskara

2] Rekoefening zittend 10 X Zittend, natuurlijke rugkromming, voeten op grond Armen gekruisd onder schouders. f) IDEM ander arm.

Hernia met een radiculair syndroom in de lage rug Adviezen & oefeningen. Afdeling Fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis

Meer Bewegen huiswerk oefeningen longrevalidatie

Alleen de mens die zich leert te ontspannen, kan creatief zijn en in zijn geest komen de ideeën op met de snelheid van de bliksem.

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen

Statische stretching

Simpele oefeningen voor een platte buik. Werk aan uw centrale spieren met deze oefeningen en verbeter uw kracht, houding en stabiliteit.

Fysiotherapie en ademhaling

Algemene instructies oefeningen

Geachte klant, Vriendelijke groet, Medipreventiecentrum. Telefoon: (klantenservice)

Beginnen met mediteren

Oefenschema MCI CWK. Deze oefening is voor het verbeteren van precisie en controle, en NIET voor het verbeteren van kracht.

DE PLEGER TECHNIEKEN AANLEREN OM DE ESCALATIE VAN AGRESSIE TE VOORKOMEN: OEFEN- EN GEVARENZONE, ONTSPANNING. 1

Oefenen na een keizersnede

Woord vooraf...9. Inleiding

Hou je rug en nek gezond! Oefeningen om rug-, buik-, en nekspieren in goede conditie te houden

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik.

Houd een oogje op de bodem!

MASSAGECENTRUM DE KRACHTBRON RUGSPIEROEFENINGEN

GYNAECOLOGIE. In overleg met de gynaecologen hebben wij een oefenschema opgesteld om u zo snel mogelijk na de operatie te activeren.

Train your Core Stability with energy lab

Transcriptie:

WAT IS ZINGEN? Zingen is een vocale muzikale verklanking van wat er leeft in ons hart en in onze ziel. Vocaal betekent: met de stem. Zingen is een belangrijke drager van onze cultuur en een uiting van ons menszijn. Het is het oudste muziekinstrument. Mensen zijn de enige wezens op aarde die kunnen zingen, dat heeft te maken met de unieke vorm van ons strottenhoofd en de vorm van onze mond, mondholte en keelholte. En.zingen is heerlijk om te doen! Dit schrijven kun je gebruiken als naslagwerk naast de zanglessen, of gewoon doorlezen als je het interessant vindt! HOE WERKT ZINGEN FYSIEK? Bij zingen kun je drie systemen onderscheiden die met elkaar samenwerken: het ademhalingssysteem (luchttoevoer), het klinkend systeem (de stem) en het resonerend systeem (versterkt het geluid en geeft de stem zijn unieke klankkleur). Als dit geheel fysiek en in muzikaal opzicht samenwerkt ontstaat zang. Een toon maken begint altijd bij een klankvoorstelling in je hoofd en de zin om die in geluid om te zetten. Zonder dat gebeurt er niets! Lucht wordt aangevoerd vanuit de longen via de luchtpijp naar het strottenhoofd. Daar wordt de lucht door de gesloten stembanden of stemplooien gestuurd, waardoor deze in trilling worden gebracht. De in trilling gebrachte lucht vervolgt zijn weg door de keel-neus en mondholte en verlaat het lichaam via neus en lippen. In ons gehoor worden de trillingen opgevangen en door de hersenen worden ze vertaald naar geluid. De ademdruk bepaalt de toonsterkte, de lengte van de stemplooien bepaalt hoe hoog en hoe laag iemand kan zingen en het resonerend systeem zorgt dat de klank versterkt wordt en de unieke klank krijgt die bij die ene persoon hoort. Bij het resonerend systeem hoort ook de articulatie, de uitspraak van klinkers en medeklinkers. Het lichaam als geheel en je emotie geven samen de expressie aan je zang.!1 2015 Paula Bär-Giese

afb. 1 HET ADEMHALINGSSYSTEEM Ademhalen is essentieel om te leven! Daarom hebben wij een ademreflex. Dat wil zeggen dat er constant, onder welke omstandigheden ook, altijd wordt gezorgd dat wij ademen. Ook als we slapen, onder spanning staan of bewusteloos raken. Het is belangrijk je dit te realiseren: voor de adem wordt gezorgd! Adem stroom in via de mond en neus, door de luchtpijp in de longen. Zuurstof wordt uit de lucht gefilterd en in het bloed opgenomen, koolzuurgas wordt uitgeademd. De longen kunnen zelf niet ademen, ze worden beademd doordat de ademspieren de borstholte groter maken. De longen zitten aan de borstholte vast en bewegen mee. Daardoor ontstaan er onderdruk in de longen wanneer de borstholte ruimer wordt met als gevolg dat de lucht vanzelf naar binnen stroomt. Daarna ontspannen de ademspieren zich weer, de borstholte wordt kleiner en de lucht wordt a.h.w. naar buiten gedrukt. Het lijkt een beetje op het functioneren van een blaasbalg.!2 2015 Paula Bär-Giese

Zoals gezegd gaat dit proces automatisch al kunnen we er wel invloed op uitoefenen. Dat gaan we ook zeker doen bij het zingen, maar we maken ook gebruik van de natuurlijke ademreflex. De werking van de ademspieren De grootste ademspier is het middenrif of diafragma. Het is een peesplaat met een rand van spieren die de borst- en buikholte van elkaar scheidt. Het middenrif ligt als een soort koepel in de romp. De randen van het middenrif zijn verbonden aan de onderzijde van de ribben. Aan de voorkant zit het middenrif vast aan de onderkant van het borstbeen en aan de achterkant lopen er nog pezen door naar beneden, tot aan het heiligbeen. Het middenrif ligt aan de voorkant dus wat hoger dan aan de achterkant. Wanneer je inademt daalt het middenrif, de koepel wordt platter en de randen gaan naar buiten. Net als bij een paraplu die half open en helmaal open gaat. Deze beweging kun je goed voelen, je buikwand komt wat naar voren en je wordt breder in de taille. Als het goed is kun het het ook aan de achterkant voelen bij de onderrug, want ook daar gaat de rand van het middenrif naar buiten. Omdat de organen in de buikholte plaats moeten maken voor het dalende middenrif voel je ook dat je buikwand wat naar voren komt. Deze manier van ademen heet buikademhaling. Natuurlijk gaat de lucht niet naar je buik maar als je je het wel zo voorstelt helpt het je om laag in te ademen, dus het middenrif actief te gebruiken. Het middenrif wordt geholpen door andere ademspieren, de tussenribspieren, de buik en rugspieren. De tussenribspieren zorgen ervoor dat de ribbenkast wijder en smaller wordt. De buik en rugspieren helpen bij het uitademen. En -zoals we straks zullen zienspelen ze een belangrijke rol in het reguleren van de adem bij het zingen. Wanneer je vooral je tussenribspieren gebruikt -en het middenrif wat mindervoel je bij het inademen voornamelijk de flanken uitzetten. Je kunt ook hoog inademen, zodat je borst omhoog komt. Nu blijft het middenrif vrijwel geheel passief en moet al het werk gedaan worden door de tussenribspieren en de halsspieren. Dit geeft een gespannen ademhaling die weinig lucht oplevert en veel moeite kost. Bovendien geeft het spierspanning rond het keelgebied. Dat kunnen we niet gebruiken als we gaan zingen of spreken.!3 2015 Paula Bär-Giese

De meest ideale ademhaling is een gecombineerde midden-lage ademhaling (activiteit van resp. de tussenribspieren en het middenrif). Zo krijgen we ruim voldoende lucht binnen met relatief weinig moeite en veel beheersing. In het begin concentreren we ons vooral op het lage inademen, dus op het middenrif. afb. 2 DE STEM De stemplooien Het ademen gaat over de luchttoevoer. Zonder adem geen zang en geen leven! Maar het geluid wordt geproduceerd door de stembanden, beter stemplooien genoemd. Zij zitten in het strottenhoofd. Het strottenhoofd zit bovenaan de luchtpijp. Bij mannen kun je goed lokaliseren waar de stemplooien ongeveer zitten, namelijk bij het meest úitstekende deel van de adamsappel. Bij vrouwen is dat ook zo maar dat is natuurlijk minder goed zichtbaar. Mannen hebben een groter strottenhoofd en langere stemplooien, tussen de 17-21 mm. Vrouwen hebben een kleiner strottenhoofd en stemplooien russen de 11-15 mm. Kinderen hebben iets kortere stemplooien dan vrouwen. Als jongens in de pubertijd raken gaat het strottenhoofd vrij plotseling groeien, dan ontstaat de baard in de keel. In ongeveer in 2 jaar tijd gaat de stem ongeveer 8 tonen (een octaaf) lager klinken.!4 2015 Paula Bär-Giese

Ook meisjes maken zo n ontwikkeling door maar het verschil in hoogte met de kinderstem is veel kleiner dan bij jongens (hij gaat ongeveer een terts, 3 tonen lager klinken). En zij doen er veel langer over, een jaar of 4. Jongensstemmen zijn niet per sé lager dan meisjesstemmen en hoge kinderstemmen kunnen lage volwassen stemmen worden, alle combinaties zijn mogelijk. afb. 3 afb. 4 afb. 5 Op afbeelding 3 en 4 is de ligging van de stemplooien te zien. Afbeelding 5 toont de stemplooien in actie.!5 2015 Paula Bär-Giese

De twee stemplooien bestaan uit verschillende lagen: elke stemplooi heeft een stemplooispier, daaroverheen elastisch bindweefsel, een vliesje en dit alles wordt bedekt door een slijmvlieslaag. Het vliesje zit vast aan een bekervormige kraakbeentje dat kan kantelen, schuiven en draaien. Zo kunnen de stemplooien openen en sluiten. Dit bekerkraakbeentje maken ook deel uit van de stemplooi, voor plm. 2/5 van de totale lengte. Het zachtere deel beslaat plm. 3/5 van de totale lengte. Stemplooien liggen horizontaal in het strottenhoofd, aan de voorkant zitten ze vast aan het schildkraakbeen en aan de achterkant met de twee bekervormige kraakbeentjes op het ringkraakbeen, bovenaan de luchtpijp. De gesloten stemplooien liggen netjes tegen elkaar aan. Als ze geopend zijn liggen ze in een V vorm, vooraan dicht en achter open, dit is de stand bij ademhalen. Bij geeuwen staan de stemplooien extra ver open. Boven de zogenaamde ware stemplooien bevinden zich de valse stemplooien, die de ware stemplooien beschermen. Als je veel kracht zet bij bijvoorbeeld tillen sluiten zowel de ware als de valse stemplooien zich. Met de valse stemplooien kun je niet zingen, wel grommen. Klank maken Wanner je klank gaat maken (foneren) bewegen de stemplooien zich naar elkaar toe. Vanuit de luchtpijp wordt lucht aangevoerd die a.h.w. tussen de stemplooien naar buiten wordt geblazen, de stemplooien worden in trilling gebracht. De lucht ontsnapt in kleine plofjes lucht, er ontstaat een toon. Hoe sneller de stemplooien trillen, hoe meer plofjes' lucht er per seconde ontsnappen en hoe hoger de toon klinkt (het aantal Hz, trillingen per seconde). Hoe langer de stemplooien zijn, hoe trager ze zullen trillen, hoe lager de stem klinkt en vice versa. De stemplooien kunnen aangespannen worden waardoor de toon hoger wordt. Net als bij een elastiekje: als je dit strak trekt en aan tokkelt klinkt een hogere toon dan bij een slapper gespannen elastiekje. Hoe de stemplooien zich openen en sluiten bepaalt voor een deel de klank: langere sluiting en kortere opening geeft een luidere toon, kortere sluiting en langere opening geeft een zachter toon, een tragere sluiting geeft een omfloerst geluid, abrupte sluiting geeft een helder geluid. Registers Een stem heeft twee registers. Dat wil zeggen dat de stemplooien op twee verschillende manieren geluid kunnen produceren waardoor er ook een heel andere klank ontstaat.!6 2015 Paula Bär-Giese

Hoge register Het kraakbenige gedeelte van de stemplooien blijft gesloten, dus de stemplooien trillen maar over 3/5 deel van hun lengte. Dat geeft een hogere toon. De stemplooispier blijft ontspannen waardoor de stemplooien dun blijven. Daardoor klinkt de stem ook lichter en zachter. Hoe hoger de toon wordt, hoe strakker de stemplooien gespannen worden en hoe meer ze alleen aan de randjes trillen. Bij vrouwen is dit het register waarin meestal gezongen wordt, behalve bij lage tonen. Mannen gebruiken dit register bijna nooit, maar kunnen het wel aanspreken, bijvoorbeeld als een man een vrouwenstem nadoet. De zogenaamde countertenor of altus zingt juist weer wel in dit register, behalve in de laagte. De counterstem lijkt een beetje op een vrouwenstem maar heeft een eigen klankkleur. In dit register heb je meer stemplooi- opening dan sluiting per trilling. Dit register wordt kopstem of falset genoemd. Lage register Het kraakbenige gedeelte van de stemplooien doet mee bij de opening en sluiting dus de stemplooien trillen over hun gehele lengte: de toon wordt lager. De stemplooispier spant zich waardoor de stemplooien dikker worden. Daardoor trillen ze langzamer en wordt de toon voller en luider van klank. Meer massa betekent meer luchtverplaatsing en dus meer klank. Vrouwen zingen alleen in dit register als ze laag zingen. De lage vrouwenstemmen zingen dus meer in dit register dan de hoge vrouwenstemmen. Mannen zingen bijna altijd in dit register behalve de eerder genoemde counter tenor of altus, die voornamelijk in het hoge register zingt. Bij het praten wordt dit register meestal gebruikt zowel door mannen als door vrouwen. In dit register heb je langere stemplooisluiting dan opening per trilling. Dit register wordt borststem of modaal genoemd. afb. 6 afb. 7 afb. 8!7 2015 Paula Bär-Giese

Op afbeelding 6 t/m 8 zie je hoe de bekerkraakbeentjes de stemplooien openen en sluiten. Fluisteren Je kunt ook nog fluisteren, dat is eigenlijk ook een register. Dit doe je door het kraakbenige deel van de stemplooien open te houden en het andere deel gesloten te houden. Dat is dus eigenlijk het omgekeerde stemgebruik vergeleken met de kopstem of de falset. Omdat de meeste druk op het meer kwetsbare deel van de stemplooien komt is fluisteren op den duur niet zo goed voor je stem, dit geldt vooral bij heesheid. Heesheid komt meestal door een verkoudheid of door overbelasting van de stemplooien. Ze worden geïrriteerd en zwellen op waardoor ze niet goed meer kunnen sluiten. De lucht die tussen de aangedane stemplooien door ontsnapt maakt dat de toon hees klinkt. En gezwollen stemplooien klinker lager doordat ze trager trillen Passage De omslagpunt of passage van het ene naar het andere register ligt rondom de toon e1. Dat is de middelste e op de piano. Rondom deze e1 zit een groep van plm. 5 tonen waar de passage plaatsvindt. Dit geldt voor zowel vrouwen als mannenstemmen. Dat houdt in dat de register overgang bij vrouwenstemmen in het laagste deel van de stem omvang zit en bij mannen in het hoogste deel. Voix mixte en stembreuk Het gebied van die 5 tonen rondom de stemovergang wordt ook wel eens een gemixte stem of voix mixte genoemd. Deze term klopt niet, je zingt òf in het hoge òf in het lage register. Maar door aanpassingen betreffende toonsterkte en klankvorming kun je deze registerovergang wel heel soepel laten verlopen. Wanneer dat niet het geval is en de stem een heel duidelijke omslag maakt noem je dat een stembreuk. Dit geldt vooral voor de vrouwenstemmen, omdat de mannen het hoge register meestal niet gebruiken of juist (bijna) uitsluitend gebruiken. Gelukkig is er in dat geval niets gebroken, maar hoor je alleen een heel duidelijke plotselinge overgang van de ene klankkleur naar de andere. Als je snel van het ene naar het andere register schakelt hoor je een jodel geluid. In het overgangsgebied kun je bewust aansturen of je het hoge of lage register gaat zingen of spreken. Maar we kunnen de stemspiertjes zelf niet bewust aansturen. Bij Hoogteverschillen lees je meer over het stemgebruik betreffende stembreuk, passage, voix mixte etc.!8 2015 Paula Bär-Giese

Op afbeelding 9 een overzicht van de registers van de stemplooien. De stippellijntjes geven aan waar de lucht ontsnapt. afb. 9 Toonhoogte maken Doordat de stem twee registers heeft krijg je dus twee verschillende soorten klank: de lage, luide en volle klank (borststem of modaal genoemd) en de hogere, zachtere en lichtere klank, (kopstem of falset). Als je dit bij jezelf bemerkt weet je dus dat het van nature bij de stem hoort! Binnen deze registers kun je heel precies de toonhoogte maken. Dit gebeurt door het meer of minder spannen van de stemplooispier en ook door het kantelen van het strottenhoofd, waardoor de stemplooien nog meer uitgerekt worden (voor hoge tonen). Zie de afbeeldingen 10 en 11 op blz. 10. Dit proces gaat onbewust, wij denken een toon en de stemplooien maken de toonhoogte. Er gebeurt dus heel wat in het strottenhoofd om al die verschillende tonen te kunnen maken. Daarom is het ook zo belangrijk dat er geen extra spierspanning op de keel komt door bijvoorbeeld een verkeerde houding of hoge ademhaling.!9 2015 Paula Bär-Giese

afb. 10 afb. 11 HET RESONEREND SYSTEEM De in trilling gebrachte lucht komt in de mond- keel en neusholte terecht en golft verder tot aan de plaats waar de lucht het lichaam verlaat. Dit deel vanaf de stemplooien tot lippen noemt men wel de stemweg of het aanzetstuk. De toonhoogte wordt gemaakt door de stemplooien, en de hoeveelheid uitstromende lucht bepaalt de toonsterkte. In het aanzetstuk wordt de klank versterkt en krijgt de stem zijn unieke eigen klankkleur. Het aanzetstuk resoneert Je kunt het aanzetstuk goed vergelijken met de toeter of beker van een blaasinstrument. Elk blaasinstrument heeft een eigen vorm en is van een bepaald materiaal gemaakt. Daardoor heeft een hobo een heel andere klank dan een dwarsfluit en een trompet klinkt heel anders dan een klarinet. De vorm is daarbij de belangrijkste factor. De toeter van een blaasinstrument werkt net zoals de klankkast van bijvoorbeeld een gitaar of viool: de klank wordt versterkt, doordat delen van de klankkast gaan meetrillen of: resoneren.!10 2015 Paula Bär-Giese

Zo gaan ook in het aanzetstuk bepaalde delen resoneren. Hierdoor wordt de klank versterkt en gekleurd. Bij mensen is het zo dat de toeter van het zanginstrument van vorm kan veranderen. Dit doen we door een bepaalde houding aan te nemen, onze mond, verhemelte, kaak, tong, lippen etc. op een bepaalde manier te bewegen. Als je een toon zingt kun je die heel rond of hol laten klinken maar ook heel snerpend, om twee voorbeelden te noemen. De vorm bepaalt dus de klank! En natuurlijk is het zo dat geen twee mensen precies gelijk zijn gebouwd, dus de vorm (en dus de klank) van elk aanzetstuk is uniek. Dat laatste geldt uiteraard ook voor de stemplooien. Op afbeelding 12 zie je de vorm van de menselijke toeter de stemweg of het aanzetstuk, met daaronder de stemplooien en daaronder weer de luchtpijp. De luchtpijp resoneert ook mee en heeft daarmee invloed op de registerovergang. afb. 12!11 2015 Paula Bär-Giese

Boventonen Om te begrijpen hoe resonans werkt eerst even een technisch verhaaltje over tonen en boventonen. Een toon heeft een bepaalde toonhoogte. Maar in die ene toon klinken heel zachtjes meerdere tonen mee, de zogenaamde boventonen of harmonischen. De boventonenreeks is een vaste reeks van tonen die meeklinkt in de grondtoon, zonder dat we dat bewust horen. En zoals het woord al doet vermoeden zijn de boventonen hoger dan de grondtoon (voor de kenners: resp. een octaaf, een kwint, een kwart, een grote terts etc, in een verhouding 1:2, 1:3, 1:4 etc. t.o.v. de grondtoon). De ene boventoon klinkt luider mee dan de andere en dat bepaalt voor een belangrijk deel het timbre, de kleur van een toon. In de regel is een boventoonrijke toon prettiger om naar te luisteren dan een boventoonarme toon. Denk voor dat laatste maar aan de piep van een elektronische wekker. Boventoonrijke tonen klinken meer sprankelend of warm. Een toon klinkt ook prettiger wanneer de consonante (goed samenklinkende) boventonen -t.o.v. de grondtoon- meer mee resoneren en de dissonante (niet goed samenklinkende) boventonen minder. Door de vorm van het aanzetstuk worden sommige boventonen versterkt, anderen niet of zelfs afgezwakt. Door de vorm van het aanzetstuk te veranderen worden weer andere boventonen versterkt of verzwakt en ontstaat een ander timbre. Op deze manier maken wij ook onze klinkers! Of we een OO een AA of een IE produceren is dus een kwestie van boventonen. En dat alles doen we geheel onbewust al vanaf het moment dat we gaan spreken. In het aanzetstuk bevinden zich 5 gebiedjes waar deze resonantie plaatsvindt, ze heten formanten. Zij formeren a.h.w. de klinkers doordat zij de frequenties versterken die die klinkers maken. Onze oren spelen (uiteraard) een essentiële rol in het vormen van de klanken die we maken. Volgens sommige methodes horen de oren dan ook bij het aanzetstuk.!12 2015 Paula Bär-Giese

Articulatie Hiermee zijn we gelijk bij de articulatie beland. Articuleren betekent verbinden, de ene klank met de andere klank verbinden in dit geval. Je articuleert met het aanzetstuk en de daarin aanwezige tong, verhemelte en lippen. Hoe beter je uitspreekt hoe beter je verstaanbaar bent. Beter uitspreken betekent: het aanzetstuk zo vormen dat je een duidelijk verstaanbare klinker of medeklinker maakt. Dit is nodig voor een goede dictie, de kunst van het goed uitspreken van de tekst. Bij zingen is dit zo belangrijk omdat bij zingen de klank veel meer wordt uitgerekt in de tijd dan bij het spreken, waarbij we de woorden veel sneller uitspreken dan bij een zangstuk, waar de woorden op de melodische lijn worden geplaatst. Zingen doe je op de klinkers (het woord zegt het al), op de medeklinkers kun je meestal niet zingen. Het zijn dus vooral de klinkers die verlengd worden bij zingen. Verder bepaalt de articulatie ook mede hoe een toon klinkt en of hij vrij klinkt. Duidelijk uitspreken klinkt logisch maar is in de praktijk lastiger dan het lijkt. Dat komt enerzijds omdat we niet gewend zijn de vorm langer vast te houden van een klinker, of zelfs uit te vergroten, anderzijds is het ook zo dat de toonhoogte en de articulatie elke hun eigen belang hebben.op een hoge toon is het makkelijker om de mond verder open te hebben, dus de klank AA is dan het prettigste om te zingen. Bij lage tonen is een kleine mondstand comfortabeler, dus bijvoorbeeld een OE of een IE. Maar zo komt het helaas niet altijd uit en dan wordt het schipperen tussen makkelijker zingen en verstaanbaarheid. Ook kan het duidelijk articuleren spanningen veroorzaken in het aanzetstuk die het zingen bemoeilijken. De kunst is dus de juiste spieren te gebruiken en de andere spieren zoveel mogelijk met rust te laten.!13 2015 Paula Bär-Giese

Een multifunctionele ruimte De articulatie vindt dus plaats in het aanzetstuk. Dit deel van het menselijk lichaam is niet alleen bedoeld om te spreken en te zingen, het speelt ook een essentiële rol in het verwerken van voedsel. Het aanzetstuk is dus een multifunctionele ruimte. Voedsel wordt in de mond vermalen en daarna doorgeslikt, het strotklepje zorgt ervoor dat voedsel in de slokdarm terecht komt door bij het slikken de luchtpijp af te dekken. Komt er toch iets in de luchtpijp dan verslik je je en met de hoestreflex wordt het naar binnen gedrongen voedsel weer snel naar buiten gewerkt. Er zijn dus mechanismen die de gevoelige longen moeten beschermen tegen het binnendringen van zaken van buitenaf. Zo zijn er ook spieren die de luchtpijp kunnen vernauwen en de keel dicht knijpen. Deze reflexen kunnen makkelijk zingen tegenwerken omdat zij zijn gericht op naar buiten werken en vernauwen. Dat is precies wat je niet moet hebben als je makkelijk en vrij wilt zingen. Door ontspanning en suggestie van geeuwen en een gevoel van verbazing of glimlachen kan het ruim maken van de keelholte weer gestimuleerd worden. Door te slikken stijgt en zakt het strottenhoofd wat ontspannend werkt. Probeer het maar eens!!14 2015 Paula Bär-Giese

DE ZANGER IN ACTIE HOUDING Inmiddels hebben we gezien dat je zingt met je hele lichaam. Daarom is het zo belangrijk dat je een lichaamshouding aanneemt die dit proces ondersteunt en niet tegenwerkt. Als je alle betrokken lichaamsdelen van je voeten tot je kruin goed boven elkaar stapelt kunnen de verschillende lichaamsdelen goed samenwerken. Een goede houding betekent: inspanning daar waar het moet en ontspanning daar waar het kan. Een slappe houding lijkt heel relaxed maar betekent dat voor bepaalde delen van het lichaam het werk onevenredig zwaar wordt omdat andere delen verzaken hun werk te doen. De ademhalingsspieren kunnen alleen goed functioneren met een juiste lichaamshouding. Ook de ademreflex wordt hierdoor ondersteund. Hier ga ik bij de ademoefeningen verder op in. Alle processen in het strottenhoofd, van en rondom de stemplooien, wil je zonder extra spanningen in dat gebied plaats laten vinden. Extra spierspanning of druk in dat gebied maakt dat de bewegingen die de stemplooien en het strottenhoofd moeten maken voor het zingen niet vrij gemaakt kunnen worden. De stem kan dan geknepen gaan klinken (en aanvoelen), met name in de hogere of lagere regionen van de stemomvang. We weten nu ook hoe belangrijk de vorm van de stemweg of het aanzetstuk is. De vorm bepaalt de klank! Een hele kleine wijziging in de lichaamshouding verandert de vorm van het aanzetstuk al en dus de klank van de stem. Goed articuleren valt of staat bij een goede lichaamshouding en ondersteunt de expressie van de zanger. Uitgangspunten -Om te beginnen is een houding nooit star, en is geen lichaam gelijk aan een ander lichaam. Een zekere losheid en beweeglijkheid zijn prettig en goed voor het zingen. De beste houding is de volgende houding! -De wervelkolom is als een kapstok waar de andere skeletdelen aan opgehangen zijn: schoudergordel, ribbenkast, armen etc. De wervelkolom wordt gesteund door het bekken en de benen met de voeten en bovenop de wervelkolom rust het hoofd als een halve bal (bovenop de atlas en de draaier). Wees je hiervan bewust.!15 2015 Paula Bär-Giese

De onderste helft van je lichaam steunt de bovenste helft waardoor de bovenste helft zijn werk kan doen. -Sta je in een goede houding dan is er een minimum aan inspanning nodig om te blijven staan en een maximum aan bewegingsvrijheid. Door de welving van de wervelkolom zit er veerkracht in. Richtlijnen voor een optimale zangers houding: 1- Voeten op heupbreedte (niet te ver uit elkaar), gewicht gelijk verdeeld over links en rechts. 2- Gewicht iets meer op de voorvoet dan op de hiel (verhouding ongeveer 2/3 en 1/3). Eventueel de ene voet iets voor de andere zetten alsof je wilt gaan lopen. Voeten ietsje uitgedraaid. 3- Knieën ietsje gebogen, los, niet overstrekt. 4- Heupen losjes, bekken in de middenpositie, niet naar achteren en niet naar voeren gekanteld (dus geen bolle of holle rug). 5- De borst gewoon rechtop houden, niet overstrekken. 6- Schouders en armen en handen los laten hangen. Schouderbladen licht naar elkaar toe trekken. 7- Nek lang, kruin omhoog richten, kin beetje intrekken alsof je iets op je hoofd balanceert. 8- Richt je naar voren en houd goed bodemcontact. 9- Houd een mooie trotse houding als een koning of bodybuilder! Stel je voor dat je hoofd op de plaats van het kruin aan een touwtje vastzit en aan dat touwtje aan het plafond hangt. Je zult merken dat het lichaam op deze suggestie gaat reageren door het hoofd met een subtiele beweging naar boven uit te strekken zonder je bewuste inmenging. Het gevolg is dat de wervelkolom mee strekt en dat de overige skeletdelen als vanzelf op de juiste plaats terechtkomen: de borst richt zich op, maar niet teveel, de schouders vallen op hun plaats, enigszins naar achteren-omlaag, de nek is lang en recht, de kin is lichtjes ingetrokken. Kijk alsof je over een leesbril heen kijkt. Je kunt je een lijn voorstellen van het kruin (dat naar boven weg strekt van het lichaam) naar de hielen. De hielen en het kruin gaan uit elkaar, en je ervaart een iets schuine lijn van achter (hielen) naar voren (kruin). Essentie van het verhaal is dat het lichaam zich aan de achterzijde uitstrekt (lang maakt) en aan de voorkant daardoor relatief ontspannen is, zodat de spieren en organen vrij zijn om te doen wat ze moeten doen met zingen.!16 2015 Paula Bär-Giese

Door je enigszins schuin naar voren uit te strekken activeer je de lange rugspieren, de bovenbenen en de kuiten, en ontspannen de spieren van hals en buik, vitaal voor het zingen. Overigens kun je ook uitstekend zittend zingen. Ga goed vooraan op de stoel zitten. Als je je handen onder je billen legt voel je de zitknobbels goed. Steun ook op de voeten die je een eindje uit elkaar neerzet. Zorg dat de rug niet hol of bol is en houd het bovenlichaam en het hoofd net als in de staande uitgangspositie, ietsje naar voren gericht. Denk het stuitje en het kruin van elkaar weg, houd de kin in. Wanneer je inademt voor zingen zul je je wat meer uitstrekken dan bij een uitademing. Bij de uitademing veer je weer terug maar zakt de wervelkolom niet in elkaar. Hieronder zie je een aantal voorbeelden van een verkeerde houding. Vb. 1: hangen in de rug, bovenlichaam is teveel naar achteren t.o.v. het onderlichaam. Vb. 2: de holle rug met daarbij overstrekte knieën. Deze houding ontstaat makkelijk bij het dragen van hoge hakken. Vb. 3: de ronde bovenrug met ingezakte borst en ingekorte nek. Vb. 4: de nek is ingekort en de hals is overstrekt: kameel. Vb. 5 geeft de goede houding weer. Het is de enige houding waarbij het gewicht meer op de voorvoeten komt dan op de hielen. En de enige houding waarbij het middenrif zowel naar voren als naar achteren optimaal kan expanderen bij inademing! Het is ook belangrijk om symmetrisch te staan, het gewicht goed verdeeld over de beide voeten en de ruggegraat en het hoofd mooi rechtop naar boven gericht. Het hangen in één heup is een hele slechte houding! afb. 13!17 2015 Paula Bär-Giese

Houdingsoefeningen Begin steeds in uitgangspositie tenzij anders vermeld. Neem vooral de tijd voor een oefening. Doe liever één oefening met aandacht dan tien zonder aandacht. Neem een alerte maar ontspannen lichaamsgevoel als uitgangspunt. Balansoefening 1- Beweeg het lichaam naar voren en achteren in één rechte lijn. Voel de spierspanningen voor en achter wisselen en vind het midden. 2- Beweeg nu van links naar recht in één recht lijn, niet doorbuigen in de taille. Voel ook hier de spiergroepen aan- en ontspannen. Doe dit ook met het loslaten van de voet waar het lichaamsgewicht niet is. Verklein de beweging en vind tenslotte het midden. 3- Draai rondjes, alsof je met een rechtopstaand potlood op je hoofd een cirkel op het plafond schrijft. Tast af hoe ver je kunt gaan, maak de cirkels dan steeds kleiner en eindig in het midden. Bekkenoefening 4- Maak door middel van het kantelen van het bekken de rug bol en hol. Voel na wat het doet met de rest van het lichaam: spierspanningen, houding etc. 5- Dit kan ook voor een deur: ga met de rug tegen een deur of muur staan, de voeten iets van de deur af en de knieën gebogen. Het hoofd niet tegen de deur aan, anders houd je het te ver achterover. Voel het holletje van de rug met de hand. Plat nu het holletje af door het bekken te kantelen. Een paar keer doen. Stapeloefening 6- Laat het hoofd hangen. Stel je voor dat er een zware kogel in je voorhoofd zit die je hoofd rechtstandig naar beneden laat vallen Voel wervel-voor-wervel de rug afrollen (langzaam-aan dus) totdat je beneden bent, tot zover als het nog prettig aanvoelt (het is geen rekoefening). Voel alle spierreacties. Ga weer wervel voor wervel omhoog, laat steeds het hoofd en alles wat laag hangt ook werkelijk hangen. Duw vanaf de voeten het lichaam weer omhoog, totdat het kruin het hoogste punt is (en niet verder naar achteren doorbuigen ). Voel na hoe je nu staat er vergelijk met voor de oefening. Aardingsoefening Dit zijn oefeningen om goed contact met de grond en de voeten te maken. 7- Vanuit de uitgangspositie de romp en het hoofd in één rechte lijn schuin naar voren houden en de knieën iets verder doorbuigen, armen los laten hangen Dit noem ik de oerang oetang houding. Veer een beetje in de knieën en voel goed het lichaamsgewicht in de voeten. Ook een goede uitgangspositie voor ademoefeningen en resonans oefeningen, zie aldaar. Schouder/nek-oefening 8- Bij spanningen in de schouders en nek helpt het vaak om nog meer aan te spannen (de schouders naast de oren ) en dan te ontspannen (schouders laten hangen). Door het contrast tussen de spanning en de ontspanning is het vaak makkelijker om te ontspannen. 9- Doe de bovenarmen opzij en één onderarm in een hoek van 90 graden omhoog en de ander omlaag. Doe de lage arm nu omhoog en de hoge omlaag, dit afwisselen. Doe het voor de spiegel, het is niet gemakkelijk! Goed voor de schouders en schouderbladen.!18 2015 Paula Bär-Giese

10- Het bovenlichaam naar één kant draaien, heupen echt houden. Dan de schouder van de ingedraaide kant laten hangen; buig het bovenlichaam een beetje mee, houd dit even vol. Voel hoe de schouder reageert. Daarna de andere kant. Neem de tijd voor deze oefening. 11- Het hoofd heel langzaam van links naar rechts bewegen (nee knikken). Houd de kin altijd ingetrokken. 12- Een aantal oefeningen (bekken- en een paar schouder-nek oefeningen) kunnen ook zittend uitgevoerd worden. Ga om de zitknobbels goed te voelen eerst op de handen zitten en schuif de handen dan langzaam weg. ADEMEN EN ZINGEN De grootste ademspier, het middenrif, wordt ondersteund door andere spiergroepen als de buikspieren, rugspieren, tussenribspieren etc. Alle bewegingen en spieren beïnvloeden de andere delen. De luchtpijp is een elastische buis die aan het middenrif vast zit, met aan de bovenzijde het strottenhoofd, het tongbeen met daaraan weer de tongwortel. Het strottenhoofd kan stijgen en dalen, het middenrif ook. Een goede daling van het middenrif heeft direct invloed op de stand van het strottenhoofd (en vice versa), net zoals de tong- en kaakbewegingen daarop invloed hebben. Daarom is het goed om bij de inademing de kaak te laten vallen, dan zakt het strottenhoofd ook, en de luchtpijp en het middenrif. Zo valt de lucht direct laag naar beneden tot in het bekken en voelt de keel vrij en open. afb. 14!19 2015 Paula Bär-Giese

Ademsteun Wanneer we gaan zingen willen hebben we een langere uitademing nodig om een muzikale zin (frase) uit te zingen. Hiervoor is een ademtechniek nodig die ook wel ademsteun wordt genoemd. Hoe werkt dat? Normaliter gaat het ademen als volgt: na de inademing veert het middenrif weer terug in de ontspannen stand en stroomt de lucht uit. Dan zijn we ook snel door onze lucht heen. Om langer te kunnen uitademen willen we het middenrif gecontroleerd laten terugveren om een constante(re) luchtstroom onder de stemplooien te krijgen. Nu komen de buik- en rugspieren ook in actie. Zij helpen, -samen met de tussenribspieren- het middenrif om zoveel mogelijk in de inademstand te blijven. Voor je gevoel houd je je lichaam breed en open terwijl je uitademt/ zingt. Natuurlijk adem je al zingend toch uit en komt het middenrif wel naar boven maar nu gebeurt het langzaam en gecontroleerd. En zo kun je een langere frase zingen. Als je laag inademt voel je de lucht a.h.w. onder het middenrif tot in de bekkenbodem. Je hele onderbuik houd je wijd en open. Door de uitstromende lucht merk je dat je vanaf je lage onderbuik toch aan wijdte verliest en dit gaat door totdat je zo n 5 à 7 cm onder je borstbeen bent. Dan laat je de adem gaan. Er blijft dus een kleine buffer met lucht over voordat je uitademt. afb. 15!20 2015 Paula Bär-Giese

afb. 16 In de afbeeldingen 15 en 16 kun je zien hoe het voelt: Fase 1 geeft het begin van de ademsteunfase aan waarbij je voor je gevoel je hele onderbuik vult met lucht. Bij fase 2 zie je hoe de buffer van lucht kleiner wordt (stippellijn komt hoger te liggen maar je blijft hem laag denken, zodat hij langzaam omhoog komt en niet snel. Bij fase 3 zie je de laatste fase van de ademsteun: tot hier kun je het middenrif wijd houden, daarna lukt het niet meer. De buffer mag niet kleiner worden, anders zou je middenrif instorten en kun je je toon niet meer goed afmaken. Dit is het moment om de ademsteun te ontspannen waarna je automatisch zult inademen door de ademreflex en je komt vanzelf weer in fase 1 terecht. Deze cyclus kun je blijven herhalen tot het einde van het muziekstuk. Gedurende de ademsteunfases houd je contact met de lage onderbuik, net boven het schaambeen. Dat gebiedje heet hara of zonnevlecht (zie stippel pijl bij 2 en 3). Van daar af spannen de spieren zich langzaam meer aan. Daardoor kunt je de uitstroom van lucht blijven beheersen.!21 2015 Paula Bär-Giese

Adembeheersing en ademreflex Een belangrijk misverstand bij zingen is dat je veel lucht nodig zou hebben. Dat is niet waar. Als je jezelf helemaal volpompt met lucht kun je het middenrif niet meer goed beheersen en ben je juist snel door de lucht heen. Bovendien geeft het spanning rond de keel. Goed uitademen is essentieel voor een goede inademing. De inademing wordt na de uitademing vanzelf verzorgd door de ademreflex. En zo kun je achter elkaar door zingen: na elke frase ontspan je de buik en de inademing is alweer gebeurd. Dit noem je ook wel Abspannen. Door het functioneren van de ademsteun en de ademreflex wordt het uitademen een actief proces en wordt het inademen juist het moment van ontspanning. Neem de uitgangspositie in, ontspannen maar alert. -Blaas voor elke oefening eerst uit. Hoe hoog, veel of gespannen je ook hebt ingeademd, als je uitblaast blaas je dat alles ook weg. -Wacht rustig tot het lichaam weer wil inademen. -Doe ademoefeningen nooit lang achter elkaar, zeker in het begin niet. Omdat je het nog niet gewend bent kun je duizelig worden of gaan hyperventileren. Doe altijd dat wat goed voelt. -Laat de adem gul stromen, ga niet sparen. Hoe meer je geeft hoe meer je krijgt! Ademoefeningen In eerste instantie begin je altijd met het lage ademgevoel, de ribben ademhaling komt er als vanzelf later bij. 1- Laat na de uitademing de kaak vallen en neem een hapje lucht. Meestal zal die laag instromen: het middenrif reageert zo op de vallende kaak. Blaas weer uit en trek de buik actief in. Ontspan de buik en kaak daarna weer: inademing volgt vanzelf. 2- Ruik intens alsof je aan een heerlijk ruikende bloem ruikt. Ook hierbij reageert het middenrif meestal met daling. Blaas weer krachtig uit en trek de buikspieren in. Ontspan de buik en kaak daarna weer: inademing volgt vanzelf. Bij bovenstaande ademoefeningen voel je goed hoe de buikspieren helpen bij het uitademen en hoe je als reactie vaak vanzelf laag zal inademen. Let op: geen adem bijhappen als je al laag ingeademd hebt! Je hebt nu voldoende lucht om te zingen. Bij onderstaande ademoefening doe je het omgekeerde met de buik: je probeert het lichaam juist wijd en open te houden tijdens het uitademen. Daardoor veert het middenrif langzamer terug en kun je gecontroleerd en langer uitademen, dus zo train je ademsteun. Als je voelt dat de adem zo n beetje op is de buik ontspannen, hij zal vanzelf terugveren en de inademing volgt ook vanzelf. Pers jezelf niet leeg, op is op.!22 2015 Paula Bär-Giese

3- Als 1 en 2 maar nu een op langere uitademing uitblazen op PFFFFF. Maak er een duidelijk hoorbare, gelijkmatige luchtstroom van. 4- Idem als 1 en 2 en nu uitblazen op korte stootjes PFF-PFF of KSST. Voel hoe de buikspieren werken. 5- Als 3. Zet één hand op de handpalm naar beneden voor de buik ter hoogte van de maag. De andere hand met de handpalm naar boven onder de eerste hand. Bij de inademing de onderste hand laten zakken alsof een luchtzakje tussen de handen in opgeblazen wordt. Bij uitblazen de onderste hand weer naar boven laten komen maar niet tegen de bovenste hand aan. Er moet nog een beetje ruimte overblijven om te voorkomen dat het lichaam leeg geperst wordt. Dan zakt de ruggengraat in elkaar. Let op dat je de schouders niet optrekt. Voel ook hoe je romp bij deze ademoefening breder wordt bij het inademen, zet daarvoor je handen in je zij. Varianten op bovenstaande ademoefeningen. Alle bovenstaande ademoefeningen kunnen ook zittend uitgevoerd worden, een alternatief als je moe of benauwd bent. Liggend op een matje op de grond kunnen deze oefeningen ook. Doe wel een kussentje onder het hoofd zodat de nek recht ligt. De beweging van het bekken bij inademing is goed voelbaar op de grond: de holte van de rug zal afnemen. Nog een mogelijkheid: staande tegen een deur of de muur: buig door de knieën en zorg dat de rug recht tegen de wand aan leunt en het hoofd rechtop houden (niet tegen de achterwand houden maar vrij). In de oerang-oetang-houding snuif lucht in en voel de adem naar de rug gaan. Deze houding is: staande met gebogen knieën, de hele rug inclusief het hoofd schuin naar voren houden. Wel de wervelkolom recht houden, dus geen ronde of holle rug maken. Houd het hoofd in het verlengde van je rug. Laat de armen losjes bungelen. De volgende ademoefeningen zijn om de adembeweging ook in de rug goed te ervaren. De sfinx-houding en de varianten daarop: -Ga op de knieën op de grond zitten, hielen op de billen. Buig het bovenlichaam naar voren met de ellebogen vóór de knieën, de handen recht vooruit. Het hoofd in het verlengde van de romp. Adem in, de lucht kan niet naar de buik, hij zal naar de rug gaan. -Wanneer deze houding niet prettig is kan de oefening ook zittend uitgevoerd worden: het bovenlichaam naar voren gebogen, ellebogen op de knieën. -Nog een variant is: Liggen op de buik, handen plat onder het voorhoofd, ellebogen naar buiten. Adem laag in en voel de rug omhoog komen. Een hulpmiddel kan zijn: je handen plaatsen op de onderbuik en tegendruk geven tijdens het inademen. Met je inadem spieren geef je weerstand tegen je duwende handen. Dit volhouden tijdens het uitademen stimuleert de ademsteun. Dit zelfde kan ook met de handen in je zij. In het begin zal de ademsteun lastig zijn, oefen het vaak en kort en het wordt vanzelf meer eigen.!23 2015 Paula Bär-Giese

KLINKEN Mooi al die (adem)oefeningen maar we hebben nog geen toon gezongen! We gaan nu ook de stemplooien gebruiken. De stem opwarmen voor het zingen noemen we inzingen. Alle betrokken spiergroepen worden geactiveerd en de stemplooien worden opgewarmd. Het is ook fijn om de concentratie op te roepen en de dagelijkse dingen even achter je te laten, want zingen vergt aandacht. De oefenruimte -Om lekker te kunnen (leren) zingen is het fijn als je een ruimte hebt waarin je je vrij voelt om geluid te maken. Voel je je beschroomd dan zal dat onmiddellijk effect hebben op de gevoelige stem: je zult niet vrij kunnen zingen en oefenen en dat geeft spanningen op de stem. Het helpt als het een ruimte is die akoestisch prettig is: een beetje galm is heel stimulerend. Daarom zingen mensen zo lekker in de badkamer! -Het is belangrijk om iets te hebben waar je de toonhoogte mee kunt vaststellen, een muziekinstrument of een ander hulpmiddel. Je kunt daarvoor ook een app downloaden op je smartphone of een programma op je computer. -Het is nuttig als je een (grote) spiegel in de ruimte hebt hangen om je bewegingen te zien en waar nodig bij te sturen. -Als je een muziekstandaard gebruikt, zet hem dan op de juiste hoogte en zorg dat je goed licht hebt. Tips voor inzingen -Als je gaat inzingen begin je altijd op een toonhoogte die makkelijk en prettig aanvoelt. De uitdaging zoeken in hogere en lagere tonen komt daarna pas. -Houd de oefeningen eenvoudig: hoe minder je hoeft na te denken hoe beter je de oefening kunt uitvoeren. -Zing nooit te lang achter elkaar, zeker niet als je net begint. Oefen kort en geconcentreerd, liever kort en vaak oefenen dan een enkele keer heel lang. -Ga nog niet teveel af op dat wat je mooi vindt klinken. Je kunt jezelf niet horen zoals ieder ander je hoort, dat komt omdat je jezelf ook van binnen uit hoort. Ga vooral af wat fysiek prettig aanvoelt. Dat is meestal ook de goede manier van zingen. -Begin iedere zangoefening zoals iedere ademoefening: met actief uitademen, waarna een lage inademing als vanzelf volgt (kaak laten zakken). En geen extra lucht bijhappen.! Vertrouw erop dat je voldoende lucht hebt ingeademd om te zingen.!24 2015 Paula Bär-Giese

-De kaak losjes houden, niet aanspannen. In de mond: de tong op de mondbodem laten liggen, vooral achter in de keel niet aanspannen. De punt van de tong ligt tegen de ondertanden aan. In de mond houd je een gevoel van losheid, kiezen een stukje van elkaar houden (ook bij gesloten mond) alsof je een bonbon in je mond hebt. -Houd de keel open. Denk aan een licht gevoel van verbazing of een hele lichte geeuwstand, dan opent de keel zich en zakt het strottenhoofd een beetje, dat geeft ruimte in de keel. Glimlach van binnen. Af en toe slikken of geeuwen geeft ontspanning en ruimte in de keel. -Durf geluid te maken, wees niet te voorzichtig. Laat de adem vrij stromen, haal liever een extra keertje adem dan dat je gaat sparen. -En durf te experimenteren, niet elke klank moet mooi zijn. Probeer allerlei geluiden uit, hard zacht, trek gekke bekken alles om je klank te ervaren en hoe het aanvoelt. Dagelijkse klanken als uitgangspunt Het is heel ontspannen en leuk om klanken te maken die je al kent uit het dagelijks leven om de stem op te warmen. Denk aan roepen, zuchten, sirenegeluiden, hoog laag, harder, zachter probeer maar wat uit en merk wat je stem allemaal kan. Overigens gebruik je ook vaak het spreekgevoel bij zingen vooral als je lagere tonen moet zingen. Neem de uitgangshouding aan en maak de nek lang en trek de kin een beetje in. De kaak kiept naar het kuiltje van je hals. De kaak nooit naar voren steken. afb. 17!25 2015 Paula Bär-Giese

Klankoefeningen Roep oefeningen 1- Roep Joehoe!! (alsof je iemand van verre begroet, Hééé (alsof je verontwaardigd bent) en Hoohoo (alsof je iemand wilt tegenhouden). Doe dit krachtig en op verschillende toonhoogten. Voel hoe de buik actief is, hoe het hele lichaam meewerkt aan de klankproductie. Vrije klank oefeningen 1- Maak glissandi (glijtonen) van hoog naar laag op OE. Denk hierbij aan een dalend vliegtuig, dat geleidelijk landt. Laat je vliegtuig niet naar beneden storten. 2- Idem van laag naar hoog en dan heen-en-weer (denk aan de sirene op maandagochtend). 3- Zuchten met geluid, geeuw geluiden maken alsof je net wakker wordt. 4- Maak een FFFOOEE geluid: hoog en zacht Als je op een vaste toonhoogte gaat zingen is het prettig om op één toon te beginnen op een makkelijke toonhoogte, op een makkelijke klinker (probeer maar uit welke dat voor jou is). Maak een mooie lange toon die constant is van toonsterkte. Daarna kun je variëren met twee of drie tonen. Begin met de hoogste toon en ga dan naar beneden. Varieer wat in toonhoogte. Als dat goed gaat zing je vijf tonen. Probeer de tonen mooi vloeiend aan elkaar te zingen ( legato ) en er geen hobbeltjes h tjes of duwtjes in te laten sluipen. Denk aan een glijbaan waarop je soepel naar beneden gaat. Vorm de klinkers met zo ontspannen mogelijke mondhoeken, dus maak de mond niet te breed en houd de lippen zoveel mogelijk ontspannen. Je kunt ook naar het puntje onder je neus toezingen, dat ontspant de kaak en voorkomt een te brede mondstand. Oefeningen: 1- De OO is een makkelijke klinker, vooral voor vrouwen, voor mannen kan de AA ook prettig zijn. Deze klinker combineren met J M of N voor resonantie en plaatsing voorin (zie resonansoefeningen). Bijvoorbeeld NONO/ JOJO/ MOMO op één (makkelijke) toonhoogte of een stijgende en dalende kwint (Boer daar ligt een kip...). Als tussenstap tussen op één toon zingen en op een tonen reeks kunnen er ook glissandi (glijers) gemaakt worden op de klinker. 2- Overgaan op andere klinkers als de OE, Ò, À, È 3- Dan op IE, UU, EU 4-Twee klinkers combineren op één toon en ervaren hoe het aanzetstuk verandert, als AA-EE IE-UU, OE-OO.!26 2015 Paula Bär-Giese

De steminzet en een toon afronden Zoals eerder gezegd zing je op de klinkers en kunnen de medeklinkers helpen. Als je een toon moet inzetten op een klinker voel je soms een klein plofje in je keel. Dat komt omdat de stemplooien gesloten zijn en je de lucht er doorheen duwt. Dit noem je een stemplooiklap of glottisklap/glottis-slag. Een glottisklap is niet erg en hoort van nature bij de steminzet, bijvoorbeeld als je Amsterdam zegt. Maar probeer het klap niet te hard te maken. Om deze harde steminzet te voorkomen kun je een H voor de toon zingen of denken, of je denkt aan lichte verbazing als je inzet, alsof je de toon naar binnen haalt i.p.v. naar buiten gaat zingen. Als je de luchtstroom en de vorming van de klank precies op elkaar afstemt heb je een simultane steminzet. Om een toon mooi af te ronden is het belangrijk om de ademstroom dóór de denken, a.h.w. tot ná de gezongen toon. Anders heb je kans dat de toon voor het einde afgeknepen wordt. Het helpt om bij een langere toon een voortdurend crescendo te denken, dus de toon geleidelijk aan steeds ietsje luider zingen. In feite werkt het afronden van een toon net zo als de steminzet. De klinkerdriehoek Zoals we gezien hebben worden de klinkers of vocalen gevormd door de positie van het aanzetstuk. Wij kunnen zelf de wijdte (punt 1, 2 en 3) en de lengte (punt 4 en 5) van de stemweg beïnvloeden: 1- Mate van kaakopening en tongstand (hoog-laag) 2- Horizontale beweging van de tong (welving van de tongrug kan voor, midden of achter in de mond zitten). De tong is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de vorm van het aanzetstuk in de mondholte. 3- Stand van het zachte gehemelte (opgetrokken of hangend) en de huig 4- Vorm van de lippen: open, gerond, getuit 5- Dalen/stijgen van het strottenhoofd 1- De lage-midden en hoge klinkers ontstaan (zie klinkerdriehoek) 2- De voor-, midden- en achterlinkers ontstaan (zie klinkerdriehoek) 3- Nasale en niet-nasale klinkers ontstaan 4- Ongeronde en ronde klinkers ontstaan 5- Klankkleur van alle klinkers verandert, bij dalen wordt de klank donkerder. Klinkers kunnen ook ingedeeld worden in open klinkers of gesloten klinkers. Dit correspondeert met de opening van de mond, zie 1.!27 2015 Paula Bär-Giese

In de klinkerdriehoek van Hellwag (zie afbeelding 18) is goed te zien waar de klinkers in de mond gevormd worden en hoe de ene klinker uit de andere kan voortkomen door verandering van één van de articulatoren: -Van voor naar achter, verandering van de lipstand : IE- UU-OE (verticaal: hoog) EE-EU- OO (verticaal: midden-hoog) Ì-Ù- stomme E- Ò (verticaal: midden) È- EU (van freule) - À of Ò (verticaal: midden-laag) Hoe meer de klinker achter in de mond zit, hoe donkerder hij klinkt. -Van boven naar onder, verandering van de kaak en tongstand : IE -EE- Ì- È- (AA)(horizontaal: van voor naar midden) UU- EU- Ù- EU -(AA) (van freule) (horizontaal: midden) OE- OO- Ò -À- AA (horizontaal: van achter naar midden) Alle klinkers komen beneden-midden uit op de AA, de luidste klinker. Hoe lager de klinker in de mond zit, hoe makkelijk hij is te zingen op hoge tonen, en vice versa. afb. 18!28 2015 Paula Bär-Giese

De minst gedefinieerde klinker is de zogenaamde schwa, de klank die je maakt wanneer je gedachteloos uhuh zegt. Deze klank is de basis voor alle andere klinkers. Vanuit de schwa kunnen alle andere klinkers gevormd worden door de articulatie aan te scherpen. In afbeelding 19 kun je zien dat alle klinkers bij hele hoge tonen uitkomen op de AA, omdat dat de enige klinker is die nog gezongen kan worden. Dit geldt vooral voor de hoogste vrouwenstem. Dus hoe hoger je zingt, hoe meer de klinkers naar elkaar toe kleuren en hoe lastiger het is om verstaanbaar te zingen. afb. 19 Klinker-egalisatie Bij het zingen probeer je de klinkers dusdanig te vormen dat je steeds verbinding houdt met de schwa. Dus je vormt de klinkers niet te extreem, maar wel duidelijk. Daardoor blijft de stem door de tekst heen eenzelfde soort klank houden en schiet hij niet van de ene klank (bijvoorbeeld scherp) naar de andere (bijvoorbeeld dof). Dit noem je klinker-egalisatie.!29 2015 Paula Bär-Giese

Klinker-egalisatie oefeningen: 1- Oefen de klinker-rijtjes uit het bovenstaande overzicht en ervaar waar de klinkers gevormd worden en hoe de ene klinker uit de andere voort kan komen. Merk welke articulatoren je constant kunt houden en welke gaat veranderen. Doe dit op een makkelijke toonhoogte. 2- Probeer ook eens van het ene uiterste naar het andere uiterste te gaan, bijvoorbeeld van de IE naar de AA en merk hoe de stand van het hele aanzetstuk verandert. Doe dit heel extreem en probeer het daarna te doen via de schwa. Bemerk het verschil. 3- Zing een klinker op een makkelijke toonhoogte en probeer dan een andere klinker uit. Welke toonhoogte is dan prettig, blijft dat hetzelfde of verandert het? Articulatie van de medeklinkers en de klinkers Medeklinkers kunnen soms helpen om een toon te zingen, soms is het juist lastig om ze uit te speken, vooral als het meerdere medeklinkers achter elkaar betreft. -In de regel is het goed om de medeklinkers heel kort en scherp uit te spreken, klank maken doe je verder op de klinkers. -Bij verbuigende klinkers (zogenaamde diftongen, denk aan woorden als eeuw, kieuw, aai) is het belangrijk de toon voor het overgrote deel op de klinker te zingen waarheen accent op komt, de andere klinker houd je kort (dus aai wordt zingend aaaaaaaai). -Gebruik de tongpunt-r, maak een dunne L en N klank (dicht achter de voortanden)en maak de harde G minder hard door hem niet ver achter in de keel aan te zetten maar tegen het zachte verhemelte. Daardoor komt de klank beter naar voren en blijft de keel vrij. -Een anders belangrijk uitgangspunt is dat je de lippen niet te breed maakt, de mondhoeken ontspannen houdt, alsof de mondhoeken niet voorbij de neusvleugels mogen komen. Medeklinkers onderbreken de klank, maar doen dat op heel verschillende manieren. Je kunt ze indelen in groepen, waarbij je kijkt naar de plaats waar ze gevormd worden, hoe ze tot klinken gebracht worden of je verdeelt ze in stemloze en stemhebbende medeklinkers. Bij de laatste groep doen de stemplooien mee bij het maken van de medeklinker (zoals de Z, V, B, D, L), bij de stemloze medeklinkers blijven de stemplooien in rust (zoals de P, S, T, F). Articulatie oefeningen Articulatie-oefeningen voor de kaak Voor een goede articulatie moet de kaak niet gespannen zijn en goed opengaan. 1- Schudt het hoofd zodat de kaak vanzelf losjes heen-en-weer geschud wordt. 2- Masseer met de handen het kaakgewricht, dat zit vlak voor je oren 3- Laat de kaak langzaam en goed open- en dichtgaan, kin naar het kuiltje van de hals. 4- Beweeg de kaak van links naar rechts, laat hem losjes heen-en-weer gaan. 5- De kaak rondjes laten draaien, links- en rechtsom 6- Klapper de kaak open en dicht, kan ook op WAWA of BWABWA.!30 2015 Paula Bär-Giese