STAGEWENSEN VAN MANNELIJKE PABO-STUDENTEN



Vergelijkbare documenten
INVENTARISATIE STAGEWENSEN ALLOCHTONE PABO-STUDENTEN

Resultaten van de eerste bevraging van het Studentenpanel

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Paboys in de praktijk

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Juridische medewerker

Leerlingtevredenheidsonderzoek

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Evaluatie Beeld en beroep

BINDEN VAN PABO-AFGESTUDEERDEN Evaluatie Stimuleringsregeling Binden van (academische) Pabo-afgestudeerden. november 2014

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Eindverslag SLB module 12

Nationaal Studentenonderzoek Stageplaza.nl

Reflectiegesprekken met kinderen

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Evaluatie Sport Mobiliteit Centrum 2014

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Werkdruk in het onderwijs

Samenvatting tevredenheidsmeting ouders

Cursus werkbegeleiding

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven

Waarom stage? Regels stage Interview 1+2 Stage eindverslag 1+2

Verslag snuffelstage week St. Aloysiuscollege. 12 t/m 16 oktober Naam: Klas 3:

Wat heeft dit kind nodig?

Test: Je ouders als studie oriëntatiecoach

POP Martin van der Kevie

Factsheet persbericht. Helft allochtone stagiairs vermoedt discriminatie bij sollicitatie

Onderwijs en vluchtelingenkinderen

Bijlagen. Tevredenheid van potentiële werknemers

Feedback Project Ergonomisch Ontwerpen

Nationaal studentenonderzoek Stageplaza.nl

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Onderzoek Passend Onderwijs

Taal & Rekenen ThiemeMeulenhoff

Enquête leerlingtevredenheid onderbouw DL jan.15

Centrum voor Onderwijsinnovatie en Onderzoek. Fontys Hogescholen. Ivonne Jürgens Click Coaching&Consult

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Doel van deze presentatie is

OBS A.M.G. Schmidt 7 februari 2014

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

6.1 De Net Promoter Score voor de Publieke Sector

Rubriek. Leerlingbegeleider. Kantine Computers en studiehoeken Mediatheek. Zelf kiezen Theorie en praktijk. Afwisselende werkvormen Samenwerken

Openingstijden Stadswinkels 2008

Introductie 1. Waarvoor hebben de studenten een mentor nodig? 2. Wie kan mentor worden? Iemand die:

Eindreflectie. Taakbekwaam bovenbouw. Anouk Bluemink Vr2B Datum: 21 mei 2014 SLB er: Agnes Hartman

Tilburg en Kunst. Onderzoek Jongerenpanel Tilburg. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg. DIMENSUS beleidsonderzoek November 2013

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Mei 2016 Wout Neutel. Rapportage van het onderzoek naar de ervaringen met en mening over huisbezoeken in het onderwijs

Maatschappelijke stage op het Trias 1. Verschil tussen maatschappelijke stage en beroepsoriënterende stage 2. Tips voor ouders 3

Omgekeerd Inzamelen. Datum: 11 augustus Versie 3.0. drs. S. Buitinga & de heer R. Sival, BSc. Mevr M. Stam

Blok 1 - Introductie

WELKOM!! Workshop Het vervolg van matching: doorstroom naar studieloopbaanbegeleiding. Indra Newton Willem Vrooland

TRAINING WERKBEGELEIDING

De respons op het onderzoek was 57% en is daarmee representatief. Het aantal respondenten was 171 van de 300 genodigden.

SPEELWIJZE LEIDERSCHAPSSPEL

Draaiboek Maatschappelijke stages voor stagebieders De Vrijwilligerscentrale Deventer, oktober Inhoud

Vragenlijst diepteonderzoek naar stages in de tweede fase

3 Hoogbegaafdheid op school

maandag 11 mei inleveren! STAGE BOEK 2015 VAN.AFDELING...

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Het Nationale Stage Onderzoek 2012

Verslag participatiedebat deel 2. Het werknemersperspectief

Rapport. Alles wel? Quick Scan naar de behoefte aan informatie en ondersteuning van maatregelen tegen agressie en geweld in welzijnsorganisaties

Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord

Reflectieverslag. Jeroen Tennis Today

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Evaluatierapport. Workshop ADHD. Fontys PABO Limburg. Drs. Arno de Poorter Drs. Anne van Hees

Zorg voor je carrière. Neem gerust contact op of maak een afspraak. Telefoon: (030) of

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Ouderbetrokkenheid: interviewschema

V e r k l a r i n g t e r m e n e n b e g r i p p e n

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Jeroen Dusseldorp

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Gebruik ICT binnen Content and Language Integrated Learning

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Hoe begeleid ik mijn kind bij het maken van een passende STUDIEKEUZE? Gundalyn Hemmink

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Nikki van der Meer. Stage eindverslag. Stage Cordaan Thuiszorg.

Inge Test

Dorpsschool Rozendaal 7 februari 2014

Pieter Jonkers Studentnummer:

Rapportage Medewerkersonderzoek 2013 de DCW medewerkers gedetacheerd

Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender

E-BOEK: DE STUDIEKEUZE KOMT ERAAN!

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Anne: Onderwijsassistent (MBO niveau 4) Lisa: Onderwijsassistent (MBO niveau 4)

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012

Onderzoeksresultaten. Pensioenbeleving deelnemers Stichting BMS Pensioenfonds. april Towers Watson. All rights reserved.

Samenvatting Beginmeting Monitor-en evaluatieonderzoek subsidieregeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Aflevering 2: Solliciteren

Transcriptie:

ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers STAGEWENSEN VAN MANNELIJKE PABO-STUDENTEN Rapport november 2012 Regionale intervisiegroepen 1

Het CAOP is hét kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken en arbeidsmarktvraagstukken in het publieke domein. CAOP Research & Europa is het onderzoeken adviesteam van het CAOP op het gebied van arbeidsmarktvraagstukken in de publieke sector in Nederland en op Europees gebied. CAOP Research & Europa, november 2012 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, CD, internet of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Stagewensen van mannelijke pabostudenten Drs Miranda Grootscholte Den Haag, november 2012 CAOP Research en Europa, uw partner bij arbeidsmarktvraagstukken in het publieke domein

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1 2 MANNEN EN HUN STAGE-ERVARINGEN 5 2.1 Beleving van de opleiding 5 2.2 Begeleiding vanuit de pabo 7 2.3 Begeleiding stageschool 9 2.4 Praktijkopdrachten 10 2.5 Kenmerken van de stage 11 2.6 Stage ervaring en effect op beroepskeuze 12 3 VERBETERSUGGESTIES 15 3.1 Verbetersuggesties aan de opleiding 15 3.2 Verbetersuggesties aan de stageschool 18 SAMENVATTING EN CONCLUSIES 21

1 INLEIDING Achtergrond Het aandeel mannen dat voor de klas staat in het basisonderwijs is laag. In 2010 was 13,4% van de leerkrachten in het basisonderwijs een man, in 2003 lag dit percentage nog op 17,4 1. Dit lage percentage wordt ten eerste veroorzaakt door het feit dat slechts een kleine groep mannen kiest voor de pabo. Vervolgens valt van deze kleine groep mannen ook weer een relatief groot deel uit, zonder diploma. In het eerste jaar valt namelijk 39,3% van de mannen uit tegenover 25,9% van de vrouwen. Er komen dus relatief weinig mannen beschikbaar voor het basisonderwijs. De verwachting is dat het aandeel mannen de komende jaren nog verder daalt. Binnen nu en tien jaar stromen namelijk veel leerkrachten die de pensioensgerechtigde leeftijd bereiken uit, onder hen zijn relatief veel mannen 2. De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de achtergronden van de relatief lage instroom en hoge uitval van mannen op de pabo 3. Bekend is dat bij mannen de status van het beroep een sterke rol speelt bij de studiekeuze. Het lerarenberoep heeft relatief weinig status en wordt gezien als iets voor vrouwen. De pabo is voor veel jongens dan ook niet de eerste keuze. Is de keuze voor de pabo gemaakt, dan wordt deze vaak niet ondersteund door de peergroup. Ook naar de uitvalredenen is onderzoek gedaan. Redenen zijn bijvoorbeeld een minder uitgebreide oriëntatie voorafgaand aan de keuze voor de opleiding, weinig steun vanuit de peergroup en weinig mannelijke collega-studenten op de opleiding. Ook het feit dat de opleiding niet altijd aansluit bij de wensen en behoeften van de mannen speelt een rol. Uit hetzelfde onderzoek 3 komt ook naar voren dat de confrontatie met de praktijk een belangrijke rol speelt bij de keuze te stoppen of door te gaan met de opleiding. De stage is het moment van de waarheid voor veel (mannelijke) studenten. Tijdens de stage ontdekken sommige (mannelijke) studenten dat hun beeld van het beroep niet overeenkomt met de werkelijkheid, waardoor de stage tegenvalt. Ook komt het voor dat deze groep tijdens de stage ontdekt dat ze niet de capaciteiten in huis hebben om voor de klas te staan. De jongens op de pabo voelen zich minder goed voorbereid op wat er tijdens de stage van hun wordt verwacht dan de meisjes op de pabo 4. Vaak is een opleiding tot leerkracht niet iets waar de jongens al op jonge leeftijd van dromen, in tegenstelling tot de meisjes op de pabo. Hierdoor is de pabo niet altijd de eerste keuze geweest van de mannen en hebben ze zich minder goed georiënteerd op de opleiding. Dit alles kan er voor zorgen dat ze zich pas tijdens de eerste stage realiseren dat dit niet het beroep is dat ze willen uitoefenen. De stage lijkt dus cruciaal te zijn, als het gaat om het afmaken van de opleiding. Immers het is voor veel studenten de eerste confrontatie met de onderwijspraktijk, waarin het beroepsbeeld wordt getoetst en waarin ze aan den lijve kunnen ervaren 1 www.stamos.nl 2 Diversiteitsmonitor, SBO 2010. 3 Paboys gezocht! SBO 2004. 4 Paboys gevonden? SBO 2009. 1

wat het betekent om leraar te zijn. Als een stage slecht verloopt, kan dit demotiverend zijn en een goede stage is juist een enorme stimulans om de opleiding af te maken. Om een goed beeld te krijgen van de stagewensen van mannelijke studenten heeft het CAOP hier, namens de sociale partners in het primair onderwijs, onderzoek naar gedaan. Dit rapport bevat de resultaten van dit onderzoek. Tevens is onderzoek gedaan naar de stagewensen van allochtonen studenten op de pabo. De resultaten van dat onderzoek zijn te vinden in het rapport Inventarisatie stagewensen allochtone pabo-studenten. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is een actueel inzicht te verkrijgen in de stagewensen van mannelijke pabo-studenten, zodat pabo s en stagescholen op basis hiervan (en specifiek voor deze groep) hun stagebeleid verder kunnen aanscherpen. Onderzoeksvragen De volgende onderzoeksvragen stonden centraal in het onderzoek Welke ervaringen hebben mannelijke studenten met het lopen van stage vanuit de pabo? In hoeverre zijn deze studenten van plan om na hun opleiding daadwerkelijk in het onderwijs te werken? In hoeverre heeft de stage een positieve dan wel negatieve invloed gehad op de wens om in het onderwijs te gaan werken? Welke suggesties hebben mannelijke studenten om de huidige stages te verbeteren voor de pabo? Welke suggesties hebben mannelijke studenten om de huidige stages te verbeteren voor de stagescholen? Onderzoeksopzet en -verantwoording Om zicht te krijgen op de ervaringen en de wensen van mannelijke pabo-studenten is gebruik gemaakt van het studentenpanel van het SBO. De vragenlijst die is uitgezet onder mannelijke en vrouwelijke pabo-studenten is gebaseerd op eerdere onderzoeken rond dit thema, zoals Paboys gezocht en Paboys gevonden 5. De vragenlijst is medio 2011 uitgezet onder 456 studenten. In totaal hebben 217 studenten (48%) gereageerd, voornamelijk tweedejaarsstudenten. Van alle respondenten was 14% man 6, in absolute aantallen ging het hierbij om in totaal dertig mannen. Percentueel gezien komt het in de buurt van het aantal mannen op de pabo, daardoor kunnen we er vanuit gaan dat het onderzoek representatief is. Echter doordat het aandeel mannen op de pabo laag is, is het absoluut aantal mannen dat heeft meegewerkt dus klein. Dit gegeven dient bij de interpretatie van de enquêteresultaten mee te worden genomen. Tevens dient de lezer zich te realiseren dat de resultaten voornamelijk betrekking hebben op de ervaringen met de stages in het eerste en tweede leerjaar. Verder viel bij de analyse van de resultaten op dat de vrouwelijke studenten, bij de meeste vragen met een vijfpuntschaal, vaker de middencategorie kiezen. De mannelijke studenten hebben een wat meer uitgesproken mening. Hierdoor kan het gebeuren dat binnen een vraag de mannen zowel het meest tevreden als het meest ontevreden zijn. 5 Beide uitgevoerd in opdracht van het SBO door SCO Kohnstamm. 6 Gemiddeld bestaat het studentenbestand op een pabo voor 17% uit mannen. 2

Na analyse van de resultaten zijn twee groepsgesprekken georganiseerd met mannelijke studenten van drie vestigingen van twee verschillende pabo s. In totaal hebben 14 mannen aan de gesprekken deelgenomen. In de gesprekken is vooral in gegaan op de knelpunten en verbetersuggesties die naar voren zijn gekomen uit het kwantitatieve onderzoek. Aangezien de deelnemers aan de groepsgesprekken slechts afkomstig waren van twee pabo s zijn hun opmerkingen mogelijk niet altijd generaliseerbaar naar alle andere pabo s. Echter hun uitspraken geven, zeker in combinatie met de enquêteresultaten, wel inzicht in wat er onder deze doelgroep leeft. Tevens is, doordat we alleen mannen hebben gesproken, niet uit te sluiten dat de ervaringen van vrouwelijke pabo-studenten vergelijkbaar zijn. Door de gegevens uit de groepsgesprekken te combineren met de enquêteresultaten is het wel mogelijk hier uitspraken over te doen. Tot slot zijn de belangrijkste resultaten uit deze rapportage in een expertmeeting voorgelegd aan een tiental vertegenwoordigers van pabo s. De resultaten van zowel de enquête als de groepsgesprekken zijn in deze rapportage verwerkt. De belangrijkste bevindingen uit de expertmeeting zijn verwerkt in de aanbevelingen. 3

4

2 MANNEN EN HUN STAGE-ERVARINGEN In dit hoofdstuk zetten we stage-ervaringen van (mannelijke en vrouwelijke) pabostudenten op basis van de resultaten uit de enquête op een rij, aangevuld met de bevindingen uit de groepsgesprekken met mannelijke pabo-studenten. In paragraaf 2.1 kijken we naar de beleving van de volgende aspecten van de opleiding: de moeilijkheidsgraad, de intensiteit en de verhouding theorie en praktijk. In paragraaf 2.2 zoomen we in op de begeleiding tijdens de stage vanuit de pabo, in paragraaf 2.3 staat de begeleiding vanuit de stageschool centraal. Paragraaf 2.4 heeft als onderwerp de praktijkopdrachten. De kenmerken van de stage (bijvoorbeeld lengte en frequentie) komen aan de orde in paragraaf 2.5 en tot slot geeft paragraaf 2.6 inzicht in het effect van de stage op de loopbaan. Voor alle paragrafen geldt dat we de resultaten van de mannelijke studenten vergelijken met de antwoorden van de vrouwen 7. Voor de interpretatie van de bevindingen uit de groepsgesprekken dient in het achterhoofd te worden gehouden dat er geen gesprekken met vrouwelijke studenten hebben plaatsgevonden. De informatie over de vrouwelijke studenten is volledig afkomstig uit de enquête. 2.1 Beleving van de opleiding Voordat we inzoomen op de stagewensen van mannelijke pabo-studenten, staan we even kort stil bij de verschillen in beleving van de opleiding tussen mannelijke en vrouwelijke pabo-studenten. Aan de studenten is gevraagd wat ze van de moeilijkheidsgraad van, de intensiteit van en het aandeel theorie en praktijk in de opleiding vinden. Figuur 1 laat zien dat het merendeel van de studenten de opleiding (zeer) intensief maar niet van een te hoog of te laag niveau vindt. Meer vrouwen (81%) dan mannen vinden de opleiding intensief (73%). Mannen vinden de opleiding vaker van een laag niveau (23% versus 16% van de vrouwen). Ook uit de groepsgesprekken bleek dat de mannen over het algemeen de opleiding veel werk vinden. Vooral het bijhouden van vakdossiers en het maken van verslagen kost veel tijd, aldus de mannen. 7 Bij deze vergelijking moet de lezer zich wel, zoals eerder aangegeven, realiseren dat slechts 30 mannen hebben meegedaan aan het onderzoek. 5

Figuur 1 Intensiteit en moeilijkheidsgraad opleiding Moeilijkheidsgraad De intensiteit (Zeer) intensief Niet weinig, niet veel werk (Zeer) weinig werk (Zeer) hoog niveau Geen hoog, geen laag niveau (Zeer) laag niveau 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Man (30) Vrouw (187) De meeste studenten zijn het er over eens dat ze binnen de opleiding (zeer) veel praktijk krijgen, 53% van de mannen geeft dit aan tegenover 57% van de vrouwen (zie figuur 2). Ook het aandeel theorie in de opleiding wordt door de meesten als veel of precies goed ervaren. Slechts 10% van de mannen en 12% van de vrouwen geeft aan dat in de opleiding relatief weinig theorie voorkomt. Figuur 2 Aandeel praktijk en aandeel theorie in de opleiding Aandeel theorie Aandeel praktijk (Zeer) veel praktijk Niet veel, niet weinig praktijk (Zeer) weinig praktijk (Zeer) veel theorie Niet veel, niet weinig theorie (Zeer) weinig theorie 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Man (30) Vrouw (187) 6

Uit de groepsgesprekken blijkt echter dat de mannen vinden dat de praktijk binnen de opleiding (nog) meer aandacht behoeft. Zij zouden graag langere periodes achter elkaar stage lopen (zie ook paragraaf 2.5), ook zouden ze willen dat de opleiding meer belang hecht aan de stage. Hier komen we in hoofdstuk 3 op terug. 2.2 Begeleiding vanuit de pabo Aan de studenten is een aantal vragen gesteld over de begeleiding vanuit de pabo voorafgaand aan en gedurende de stage. De voorbereiding Bijna tweederde van de pabo-studenten is tevreden over de voorbereiding op de stage. Mannelijke studenten zijn vaker (16%) ontevreden dan vrouwelijke studenten (10%). Uit de groepsgesprekken bleek echter dat de jongens vooral de eerste stage ervaren als een black-box. Ze hebben op dat moment nog onvoldoende een beeld van wat ze op een school kunnen verwachten en hoe ze zich daar op kunnen voorbereiden. Ook uit het onderzoek Paboys gevonden blijkt dat de mannen zich vaak maar moeilijk een beeld kunnen vormen van wat er in de stage van hen wordt verwacht. Zij voelen zich om die reden dan ook vaak slecht voorbereid door de pabo. De voorbereiding beperkte zich vaak tot een klassikale uitleg van een stagecoördinator. In een enkel geval werd er een kennismakingsspel gemaakt dat ze tijdens de stage konden gebruiken. Ook is er vaak een boek/reader beschikbaar ter voorbereiding op de stage, echter niet alle studenten lezen dit document. De jongens hebben wel het idee dat de opleiding steeds meer aandacht heeft voor de voorbereiding op de stage. Er is bijvoorbeeld bij een van de pabo s onlangs ingesteld dat alle studenten tijdens hun stageperiode, vanuit het project Sturen op Studiesucces, een coach uit een hoger jaar krijgen. Het zoeken van de stageplaats Beide groepen studenten geven aan gemakkelijk een stageplaats te hebben gevonden. Ook uit de groepsgesprekken blijkt dat de meeste studenten nauwelijks moeite hoeven te doen om een stageplaats te zoeken. De opleiding regelt dit namelijk voor hen. Er zijn afspraken over stageplaatsen gemaakt met een aantal besturen. Voor de LIO-stage 8 moeten de studenten wel solliciteren. Overigens vinden niet alle studenten het even prettig dat ze nauwelijks invloed hebben op de keuze van een stageplaats. Zij zouden graag sollicitatie- /kennismakingsgesprekken met een of meerdere scholen voeren. De school weet dan op voorhand wat voor vlees ze in de kuip heeft en de student weet beter wat hij kan verwachten, aldus de studenten. Soms krijgen scholen studenten die niet gemotiveerd en passief zijn. Die zitten de hele dag maar op hun telefoon te kijken en doen niets extra s uit zichzelf. Ook voor de studenten is een sollicitatiegesprek goed want zo worden we gedwongen ons goed te presenteren. 8 De lio(leraar in opleiding)-stage is een langdurige en aaneengesloten stage in het laatste jaar van de opleiding. Tijdens deze stage draait de student volledig mee in de basisschool en heeft min of meer zelfstandig de zorg voor een groep. 7

Begeleiding tijdens de stage De studenten is in de enquête een aantal vragen gesteld over de begeleiding tijdens de stage door de stagebegeleider van de opleiding. Uit figuur 3 blijkt dat ongeveer de helft van de studenten tevreden is over de totale stagebegeleiding. Positieve punten zijn vooral het geven van feedback en de mogelijkheid tot vragen stellen en het bespreken van problemen. Minder tevreden zijn de studenten over het aantal overlegmomenten, de communicatie met de stageschool, de stagebezoeken aan de stageschool en de beschikbare tijd. De mannen zijn vaker tevreden dan de vrouwen over de feedback van de stagebegeleider en de communicatie tussen de stageschool en de stagebegeleider. Overigens zijn over het laatste punt ook meer mannen ontevreden (36% versus 22%), mannen lijken over dit onderwerp dus een meer uitgesproken mening te hebben. De vrouwelijke studenten zijn vaker tevreden over de mogelijkheid om vragen te stellen en problemen aan de stagebegeleider voor te leggen. Ook zijn ze vaker tevreden over de tijd die de stagebegeleider voor ze heeft en de stagebezoeken van de begeleider aan de stageschool. Figuur 3 Aandeel studenten, dat (zeer) tevreden is over stagebegeleiding vanuit de opleiding De feedback Mogelijkheid voor vragen en bespreken problemen De totale begeleiding Het aantal overlegmomenten De communicatie met stageschool De stagebezoeken aan stageschool Beschikbare tijd 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Man (30) Vrouw (183) Uit de groepsgesprekken blijkt dat het grootste knelpunt ligt bij het contact tussen de stageschool en de opleiding. De mannen zijn zeer ontevreden over het feit dat er nauwelijks contact is tussen de opleiding en de stageschool. Ook zijn zij ontevreden over het feit dat de stagebegeleider vanuit de opleiding slechts één keer komt kijken en op dat moment gelijk een oordeel velt over de prestaties van de student. Volgens de studenten wordt in deze beoordeling onvoldoende de mening van de begeleider vanuit de stageschool meegenomen. Overigens geven de mannen in de groepsgesprekken aan, dat ze verwachten dat hun vrouwelijke medestudenten hun mening delen. Wanneer er een verschil is tussen de beoordeling van de pabo-begeleider en de schoolmentor, wordt hier geen aandacht aan besteed ook al is het verschil heel groot. Bijvoorbeeld dat de schoolmentor zegt goed en de andere begeleider geeft je een krappe voldoende. De beoordeling van de pabo-begeleider telt. De studenten zijn overigens over het algemeen wel tevreden over de contacten die ze hebben met de studieloopbaanbegeleider (slb er). 8

2.3 Begeleiding stageschool Ook zijn vragen gesteld over de mate waarin de studenten tevreden zijn over een aantal aspecten van de begeleiding door de stagementor op de stageschool. Uit figuur 4 blijkt dat meer studenten tevreden zijn over de begeleiding vanuit de stageschool dan over de begeleiding vanuit de opleiding zelf, dit geldt zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Als we het totaalplaatje bekijken zien we dat de mannelijke stagelopers vooral tevreden zijn over de mogelijkheid om vragen te stellen en problemen te bespreken. Ook over de observatie en evaluatie van lessen en opdrachten en de feedback zijn ze vaker tevreden dan hun vrouwelijke collega s. De vrouwelijke stagiaires zijn juist weer vaker tevreden over de introductie op school en de tijd die de stagementor beschikbaar heeft. Tot slot blijkt dat de vrouwelijke studenten zich iets vaker thuis voelden op de stageschool dan hun mannelijke collega s (77% versus 73%). Figuur 4 Aandeel studenten dat (zeer) tevreden is over stagebegeleiding vanuit de stageschool Mogelijkheid voor vragen en bespreken problemen Observatie, evaluatie van lessen/opdrachten De feedback De totale begeleiding Aantal overlegmomenten Beschikbare tijd Informeren/adviseren bij voorbereiding lessen Inhoudelijke afspraken vooraf met school Introductie op de stageschool 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Man (30) Vrouw (181) Ook uit de groepsgesprekken blijkt duidelijk dat de studenten vaker te spreken zijn over de begeleiding vanuit de stageschool dan vanuit de pabo. Over het algemeen hebben de jongens positieve verhalen over de manier waarop ze op de school zijn ontvangen en de manier waarop ze worden begeleid door hun mentor. Overigens blijkt uit de groepsgesprekken dat het contact met de mentor cruciaal is voor de mening van de stagiair over de stage. Uit de groepsgesprekken kwam ook naar voren dat de jongens liever geen mentor hebben die net van de pabo komt. De jongens vinden dat de pabo een minimaal aantal jaar werkervaring als eis voor de begeleider moet stellen. Zij geven echter ook aan dat een minimaal aantal jaar werkervaring geen garantie geeft op goede begeleiding. Of de begeleiding wordt gewaardeerd hangt sterk af van de klik met en de competenties van de mentor. Een ander kritiekpunt is dat stagescholen zich niet altijd goed voorbereiden op de komst van een stagiair. Het gaat hierbij volgens de jongens vooral om het niet vooraf doornemen van de informatie die door de pabo aan de school is verstrekt. Tot slot is het commentaar dat niet alle stagementoren directe feedback geven. Sommige sparen dit op tot het einde van de stage, waardoor de studenten geen mogelijkheid meer hebben om zichzelf lopende het stagetraject te verbeteren. 9

2.4 Praktijkopdrachten De praktijkopdrachten maken een belangrijk deel uit van de stage. Uit figuur 5 blijkt dat de tevredenheid met de verschillende aspecten van de praktijkopdrachten niet heel hoog is. Echter veel studenten geven op deze vragen aan dat ze noch tevreden noch ontevreden zijn (minimaal een vijfde). Er kan dus niet zonder meer worden gezegd dat de studenten hier uitgesproken ontevreden over zijn. Het valt op dat relatief gezien meer mannen dan vrouwen tevreden zijn over de begeleiding vanuit de stageschool, de mogelijkheid om de opdracht af te stemmen op de persoonlijke interesse en/ of op de situatie op de stageschool en de inhoud van de stageopdracht. De vrouwelijke stagiaires zijn het meest tevreden over de koppeling tussen theorie en praktijk en het minst vaak tevreden over de begeleiding vanuit de opleiding. Echter over dit laatste aspect zijn ze nog altijd meer tevreden dan hun mannelijke collega s. Figuur 5 Aandeel studenten dat (zeer) tevreden is over aspecten van de praktijkopdrachten De begeleiding vanuit de stageschool Mogelijkheid afstemmen opdracht op persoonlijke interesses Mogelijkheid afstemmen opdracht op situatie stageschool De inhoud stageopdracht Koppeling theorie en praktijk Duidelijkheid beoordelingscriteria Duidelijkheid opdracht De begeleiding vanuit opleiding 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Man (30) Vrouw (178) Tijdens de groepsgesprekken zijn deze onderwerpen ook aan de orde geweest. In beide gesprekken geven de studenten aan voornamelijk tevreden te zijn over de mate waarin ze de stageopdrachten kunnen aanpassen aan hun stageschool. Vaak kunnen ze een les voor meerdere opdrachten gebruiken. Dit komt overeen met de bevindingen uit de enquête, echter uit de Paboys-onderzoek uit 2004 en 2009 bleek dat de studenten van mening waren dat de opdrachten onvoldoende aangepast konden worden aan de praktijk. Er lijkt wat dit betreft een verbetering te zijn opgetreden. Wel geven ze aan dat ze de opdrachten te vaak teveel afgekaderd vinden, waardoor er minder ruimte blijft om te improviseren. Deze bevinding komt overeen met bevindingen uit de eerder genoemde Paboys-onderzoeken. Ook vindt een deel van de jongens de opdrachten soms onnodig moeilijk geformuleerd. Dit roept bij een van de jongens de uitspraak op: al die moeilijke woorden op Hbo-niveau, nergens voor nodig, die hebben we later toch niet meer nodig. Overigens zijn niet alle opdrachten voor iedereen in een keer helder, maar zoals een van de jongens aangeeft: als ik feedback heb gekregen op mijn opdracht gaat het vaak in de herkansing wel goed, dus dat is geen probleem. 10

Een ander kritiekpunt is het feit dat vaak pas na de eerste helft van de stageperiode de opdrachten duidelijk worden, hierdoor moeten studenten in een relatief korte periode de opdrachten op hun stageplaats uitvoeren. Uit de gesprekken blijkt verder dat de jongens vinden dat er meer met de opdrachten gedaan kan worden. Tot slot het knelpunt dat de opdrachten aan het eind van een stageperiode moeten worden opgeleverd. Als dan blijkt dat een opdracht niet goed is gedaan, volstaat een aanpassing op papier. Een student hoeft dan dus niet opnieuw voor de klas de opdracht uit te voeren. Dus zoals een van de jongens het omschreef: ik zuig het zo uit mijn duim en dan is het goed. Het lijkt erop dat de meeste genoemde knelpunten zich vooral voordoen in het eerste en (soms ook in) het tweede jaar. Het is op dat moment voor de jongens vaak nog onduidelijk wat er tijdens de stage en in de opdrachten van ze wordt verwacht. Naarmate de jongens vaker stage hebben gelopen weten ze beter wat ze kunnen verwachten en hoe ze met bepaalde opdrachten moeten omgaan. 2.5 Kenmerken van de stage Aan de respondenten is gevraagd wat ze van de lengte en de frequentie van de stage vinden en van de keuzevrijheid met betrekking tot onder-, midden- of bovenbouw. Over het algemeen zijn zowel de mannen als de vrouwen tevreden over de lengte van de stage (68%), de frequentie (70%) en de keuzevrijheid (58%). Overigens vindt wel ruim een vijfde van de mannen en de vrouwen de stage te kort. Mannen zijn vaker van mening dat er te weinig stage wordt gelopen (27% versus 22%). De keuzevrijheid met betrekking tot onder-, midden- of bovenbouw vinden mannelijke studenten vaker beperkt dan de vrouwelijke studenten (40% versus 33%). Ook in de eerder genoemde andere onderzoeken en tijdens de groepsgesprekken is de beperkte keuzevrijheid met betrekking tot het niveau waarop stage wordt gelopen een struikelblok gebleken. In de groepsgesprekken gaf bijvoorbeeld een aantal mannen aan dat het niet motiverend werkt als de eerste stage verplicht in de onderbouw moet worden gelopen. Absoluut de eerste stage in de bovenbouw. Toen ik begon aan de opleiding, bleek dat de eerste stage in de onderbouw was. Dat was even schrikken. In de bovenbouw krijg je meer een idee van wat onderwijs is. Je kunt meer kennis overbrengen. Ook uit andere onderzoeken blijkt dat dit een risicofactor is. Echter er zijn ook mannen op de pabo die juist bewust kiezen voor de onderbouw. Tevens is gevraagd wat de studenten vonden van de verhouding stagedagen versus schooldagen tijdens de stageperiode. De mannelijke stagelopers zijn duidelijk een andere mening toegedaan dan de vrouwen. Van de mannen geeft een derde aan dat er te weinig stagedagen zijn, slechts een vijfde van de vrouwen vindt dit. De mannen geven in de groepsgesprekken aan dat ze vinden dat ze te weinig achter elkaar op de stageschool komen. Soms kan het zijn dat door een studieweek of een terugkomdag de jongens een paar weken niet op de stageplaats zijn. Dit is niet bevorderlijk voor de binding met de stageschool, de leerkrachten en de leerlingen, aldus een respondent. De mannen vinden dat de stage meer aandacht en waardering zou mogen krijgen binnen de opleiding. Ze geven daarbij aan dat er in de loop der jaren wel een stijgende lijn zit in het belang van de stage, echter zij zijn van mening dat het belang vanaf de eerste dag groter zou moeten zijn (zie ook hoofdstuk 3). De jongens vinden 11

het bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat de stage die zo belangrijk is slechts 10 studiepunten (van de 60) oplevert en dit dus volledig gebaseerd is op een eenmalige korte beoordeling. Het kan dus zo zijn, aldus een van de jongens: dat je op papier heel goed bent maar voor de klas niet en je toch heel ver komt in de opleiding. En andersom kan ook dat je de opleiding niet haalt omdat je niet goed met de verslagen om kunt gaan, bijvoorbeeld omdat je dyslectisch bent, maar wel een goede docent bent. Uit de enquête blijkt dat vooral de mannen kritisch zijn over de mate waarin de theorie die ze tijdens de opleiding hebben gehad aansluit bij de stages. Een vijfde van de mannen geeft aan dat ze de aansluiting tussen theorie en praktijk slecht vinden. Van de vrouwelijke studenten deelt slechts 9% deze mening (zie figuur 6). Figuur 6 Aansluiting theorie en stage (Zeer) goed Neutraal (Zeer) slecht 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (Man = 30) (Vrouw =178) 2.6 Stage-ervaring en effect op beroepskeuze Uit eerdere onderzoeken blijkt dat de stage-ervaring een belangrijke bepaler is voor de keuze om de opleiding al dan niet voort te zetten. Uit de gehouden enquête blijkt dat de mannelijke en vrouwelijke pabo-studenten hun stage anders beleven. Van de mannen geeft 73% aan een positieve stage-ervaring te hebben, bij de vrouwen is dat 85%. 10% van de mannen geeft aan een negatieve stage-ervaring te hebben, tegenover 3% van de vrouwelijk studenten 9. De overige studenten beschrijven hun stage-ervaringen tot dan toe noch positief noch negatief. Uit de enquête komt een aantal factoren naar voren die bijdragen aan een positieve stage-ervaring. Door zowel mannen als vrouwen worden de volgende elementen genoemd: sfeer/ cultuur op de stageschool (81%), de begeleiding vanuit de stageschool (68%) en de professionaliteit (werkwijze) van de school (54%). Aangezien het aantal mannen en vrouwen met een negatieve stage-ervaring in de enquête klein is, kunnen we hier geen uitspraken doen over de factoren die bepalend zijn voor een negatieve ervaring. 9 In totaal gaat het hierbij om acht personen (mannen en vrouwen) in de enquête. 12

Opvallend is dat de stage vaker van invloed is op de mening van de mannelijke stagiair over een loopbaan als leraar, vooral in negatieve zin, zie figuur 7. Van de 30 mannen geven er zeven (23%) aan dat hun beeld negatief is beïnvloed, van de 178 vrouwen zijn dat er 27 (15%). Ook in groepsgesprekken geven de mannen aan dat de stage erg belangrijk is. De stage is voor de kennismaking met het vak heel belangrijk. Het is belangrijk dat je vanaf het eerste jaar gelijk stage loopt. Pas na een stage kun je een goed beeld hebben van het beroep. Toen ik de eerste keer stage liep wist ik: dit is waar ik heen wil. Figuur 7 leraar? 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Ben je door de stage anders gaan denken over een loopbaan als Negatiever Hetzelfde Positiever Man (30) Vrouw (178) Aan alle studenten is gevraagd op een schaal van 0 tot 100% aan te geven hoe groot ze de kans achten dat ze na hun opleiding daadwerkelijk aan de slag gaan als leraar. Het gemiddelde voor de mannen lag op 88% en voor de vrouwelijke studenten op 85%. 13

14

3 VERBETERSUGGESTIES Uit hoofdstuk 2 is gebleken dat relatief veel studenten (mannen en vrouwen) niet tevreden zijn over de begeleiding die ze krijgen. Vooral over de begeleiding vanuit de opleiding zijn de studenten niet altijd tevreden. Ook over de vorm en de inhoud van de praktijkopdrachten zijn niet alle studenten even tevreden. In dit hoofdstuk gaan we in op de verbetersuggesties die zowel uit de enquête als uit de groepsgesprekken naar voren zijn gekomen. 3.1 Verbetersuggesties aan de opleiding Uit de enquête en de groepsgesprekken zijn verschillende verbetersuggesties naar voren gekomen voor de pabo s. In deze paragraaf gaan we in eerste instantie in op de algemene verbetersuggesties uit eerdere onderzoeken en op de verbetersuggesties die uit de enquête naar voren zijn voortgekomen. Vervolgens zoomen we in op verbetersuggesties (uit de enquête en de groepsgesprekken) rondom een drietal specifieke onderwerpen, namelijk de voorbereiding op de stage, de verhouding theorie en praktijk en de praktijkopdrachten. Algemeen Niet alleen in dit onderzoek is gekeken naar manieren om ervoor te zorgen dat minder jongens de pabo verlaten door een negatieve stage-ervaring. Ook in eerdere onderzoeken is hier aandacht aan besteed. In een van de pilots, de pilot seksebewust stagebeleid, vanuit het project Paboys is bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan de stages. In deze pilot stond de vraag centraal: Wat zijn de succesfactoren bij de begeleiding van mannen tijdens de stage?. Uit de evaluatie van deze pilot bleek dat er sprake was van minder voortijdig uitval van deze studenten 10 (23 procent tegenover 50 procent landelijk). Deze aanpak bleek dus effectief. De pilot is op zes scholen, waar mannelijke eerstejaars stage liepen, uitgevoerd. Bewust zijn hierbij scholen geselecteerd waar veel mannelijke docenten werkzaam waren, zodat de jongens een mannelijke mentor kregen of te maken hadden met andere mannelijke docenten. In deze pilot is de volgende aanpak gehanteerd: een accent op werken in de bovenbouw mannelijke stagiairs mochten volledige lessen voorbereiden en uitvoeren stageopdrachten waren meer gestructureerd mannelijke studenten werden, afhankelijk van hun interesses en talenten, ingezet bij groepsoverstijgende activiteiten en bij het techniekonderwijs, computeronderwijs, bij dramalessen en bij muzieklessen. Dit bleek dus effectief. Het kan voor pabo s dus zinvol zijn om binnen het stagebeleid aandacht te besteden aan deze elementen. Verder komen de volgende meer algemene verbetersuggesties uit eerdere onderzoeken rond dit thema, ze zijn terug te vinden in de Diversiteitsmonitor van het SBO. Stel stage in de onderbouw niet langer verplicht. 10 Paboys gevonden, SBO 2010. 15

Zorg voor kortere stages, deze maken betere afstemming mogelijk tussen theorie en praktijk 11. Laat praktijkopdrachten aansluiten bij interesses en hobby s van jongens. Bied variatie in werkvormen, opdrachten, beoordelingsvormen en andere manier van reflectie. Zorg voor een intensievere begeleiding bij de studievoortgang en bij het werken met een portfolio, jongens hebben hier baat bij. Op basis van bovenstaande bevindingen is in de enquête ook een aantal verbetersuggesties aan de studenten voorgelegd. De volgende zaken worden het meest gekozen door de pabo-studenten: duidelijkere stageopdrachten (36%), de stageopdrachten beter aan laten sluiten bij de praktijk in de school (35%), meer contact tussen de opleiding en de stageschool (28%), een betere verhouding tussen theorie en praktijk in de opleiding (26%), duidelijkere beoordelingscriteria voor de stageopdrachten (19%). Opvallend is dat vooral vrouwen aangeven dat de kwaliteit van de stages kan verbeteren door de stageopdrachten duidelijker te maken. Mannen geven dit minder vaak als tip (38% versus 23%). Wel wil een groter deel van de mannen duidelijkere beoordelingscriteria (23% versus 18%). Mannen vinden het ook belangrijker dat er meer contact is tussen de opleiding en de stagiair (27% versus 3%) en dat er meerdere stagiaires op een school worden geplaatst (17% versus 6%). In de volgende subparagrafen gaan we in op verschillende onderdelen waarop de studenten verbetermogelijkheden zien. Voorbereiding op de stage Uit de groepsgesprekken is gebleken dat de mannen graag een betere voorbereiding willen op hun eerste stage. Volgens de respondenten moet de stagecoördinator de volgende zaken bespreken: Wat doe je de eerste dagen op je school? Moet je direct voor de klas of mag je eerst even meekijken? Wat moet je regelen? Hoe moet je omgaan met je mentor op school? Hoe kan je het beste contact leggen met diegene? Hoe stem je wederzijdse verwachtingen af? Welk vak moet je op welke manier geven? Een introductie in vakdidactiek, zodat je beter weet hoe je voor de klas moet staan. Het advies geven om te beginnen met methodelessen 12. Op deze manier kun je rustig opstarten. 11 Uit de groepsgesprekken die wij hebben gevoerd, bleek juist dat de mannen behoefte hadden aan langere stages dan wel meer stagedagen in de stageperiode. 12 Dit zijn lessen waarvan de methode al is vastgelegd in een boek, lessen dus die je niet zelf hoeft te ontwikkelen. 16

Uit de groepsgesprekken kwam ook een aantal dingen naar voren die specifiek lijken te zijn voor de mannelijk studenten. Deze zaken hebben vooral betrekking op het overbrengen van kennis. De mannelijke pabo-studenten hebben behoefte aan meer begeleiding bij hoe je dingen moet uitleggen. Het volgende citaat illustreert dat: Wij krijgen vanuit de opleiding vaak opdrachten als bedenk leuke spelletjes met breuken. Ik wil geen leuke spelletjes bedenken, ik wil weten hoe ik de stof goed aan de kinderen kan overbrengen. Ook uit eerder onderzoek bleek de voorbereiding op de stage, vooral voor jongens, belangrijk. De suggestie die in dat onderzoek werd gedaan is het werken met een voorlichtingsvideo. Verhouding theorie en praktijk Uit de enquête kwam naar voren dat de mannelijke studenten vinden dat er zowel veel theorie als veel praktijk in de opleiding is opgenomen. Echter meer mannen dan vrouwen geven aan dat ze meer stagedagen zouden willen hebben. Overigens is dit in tegenspraak met de tip die uit eerder onderzoek naar voren kwam, namelijk om de stages korter te maken (met als doel theorie en praktijk beter op elkaar af te stemmen). Echter uit de groepsgesprekken kwam naar voren dat de mannen graag langer periodes achter elkaar stage lopen. Kortom de stages kunnen qua doorlooptijd wel worden ingekort, maar het aantal dagen dat de studenten aaneengesloten op een school zijn zou volgens de mannen moeten worden verhoogd. Uit de groepsgesprekken kwam ook naar voren dat de mannen graag zouden zien dat de stage meer gewaardeerd zou worden binnen de opleiding. Ze denken daarbij aan meer begeleiding vanuit de opleiding, langere periodes achter elkaar kunnen stagelopen, meer aandacht voor de voorbereiding, zorgvuldigere begeleiding en beoordeling en meer studiepunten voor de stage. De slb er zou een grotere rol bij de beoordeling mogen krijgen. Contact opleiding en stageschool Uit de enquête komt naar voren dat vooral mannen het versterken van het contact tussen de opleiding en de stagiair, als verbeterpunt zien. Ook uit de groepsgesprekken komt duidelijk naar voren dat de begeleiding vanuit de pabo tijdens de stage belangrijker moet worden. Op dit moment vindt er volgens de mannen eigenlijk geen begeleiding plaats 13 vanuit de opleiding. Het enige moment dat er contact is tussen de student, de begeleider en de mentor is het moment waarop de begeleider voor het assessment naar de stageschool komt. Zoals eerder aangegeven wordt de student op basis van een uur observatie beoordeeld. De gesproken mannen zijn van mening, dat dit onvoldoende is om een goed beeld te krijgen van de vooruitgang die zij geboekt hebben tijdens de stage. Zij zouden graag willen dat de beoordeling frequenter plaats vindt. Op deze manier kunnen ze laten zien dat ze ook echt iets hebben geleerd. Ze vinden het ook belangrijk dat het oordeel van de mentor vanuit de stageschool sterker wordt meegewogen in de beoordeling door de stagebeleider vanuit de pabo. Hiervoor is het, volgens de geïnterviewden, van belang dat de stageschool en de opleiding regelmatig telefonisch overleg met elkaar hebben. Ook is niet iedere stagiair tevreden over de manier waarop de begeleiding plaatsvindt vanuit de stageschool zelf. Zij zien in de verbetering hiervan ook een rol 13 Aangezien slechts pabo-studenten van een beperkt aantal pabo s zijn gesproken is niet te zeggen of deze uitspraken voor alle pabo s gelden. 17

weggelegd voor de opleiding. De opleiding zou betere afspraken moeten maken met de school over wat wel en niet verwacht mag worden van een stagiair en welke eisen een stagiair aan een stageschool mag stellen. Er wordt ook geopperd dat alle begeleiders van een stageschool gecoacht moeten worden vanuit de opleiding. Praktijkopdrachten De praktijkopdrachten maken een belangrijk deel uit van de stage. Zowel uit de enquête als uit de groepsgesprekken kwamen op dit punt een aantal verbetersuggesties naar voren. Uit de enquête kwam naar voren dat ruim een derde van de studenten duidelijkere stageopdrachten wil, die beter aansluiten bij de praktijk in de school. Ook geeft bijna een vijfde van de bevraagde studenten aan behoefte te hebben aan duidelijke beoordelingscriteria voor de stageopdrachten. Uit de groepsgesprekken blijkt verder dat de studenten graag eerder willen weten welke opdrachten ze tijdens de stage voor een vak moeten doen. Een andere verbetersuggestie is meer met de gemaakte opdrachten doen. Bijvoorbeeld de opdrachten met elkaar bespreken, zodat samen lessen kunnen worden getrokken uit waarom dingen goed of minder goed zijn gegaan. Een andere verbetersuggestie heeft betrekking op de wijze van rapporteren. Voor sommige mannen is de manier van rapporteren op de pabo, veel schriftelijk in verhalende vorm, lastig. Bij de respondenten bestaat de indruk dat als hiervoor creatievere manieren zouden worden bedacht, minder mannen zouden afvallen. Suggesties die gedaan worden zijn: met foto s of een film aantonen dat je het kunt. Ook is het bij een van de pabo s binnen een bepaalde minor mogelijk om al je opdrachten op een zelfgebouwde website te zetten. Binnen deze minor mogen er geen verslagen ingeleverd worden, aldus een respondent. Volgens de andere mannen zou het daar echt naar toe moeten. Mannen zijn nu eenmaal beter in vertellen dan in opschrijven. 3.2 Verbetersuggesties aan de stageschool Algemeen Zoals ook al in paragraaf 2.3 bleek zijn meer studenten tevreden over de begeleiding vanuit de stageschool dan over de begeleiding vanuit de pabo. Het verbaast dan ook niet dat relatief veel studenten aangeven geen verbetersuggesties te hebben voor de begeleiding vanuit de stageschool (30% van de mannen en 43% van de vrouwen). Voor de opleiding heeft bijna elke student een verbetersuggestie gegeven. Toch zijn er ook voor de stageschool nog wel verbetersuggesties te benoemen: stagiair meer betrekken bij de dagelijkse gang van zaken (31%), meer moeite doen om de stagiair zich ook echt thuis te laten voelen (21%), meer contact tussen stagiair en personeelsteam (19%), meer contact tussen stageschool en de opleiding (16%). Vooral mannen hebben er behoefte aan meer betrokken te worden bij de dagelijkse gang van zaken (47% versus 29%). Ook willen ze vaker dat er meer moeite wordt gedaan om ervoor te zorgen dat ze zich thuis voelen (27% versus 20%). Vrouwen zoeken de oplossing vaker in het vergroten van het contact tussen de stagiair en het personeelsteam (20% versus 10%). In de volgende subparagrafen gaan we in op een aantal concrete verbetersuggesties, voornamelijk uit de groepsgesprekken. 18

De mentor In de groepsgesprekken kwam naar voren dat, doordat er weinig begeleiding is vanuit de pabo, de studenten heel afhankelijk zijn van de mentor op de stageschool voor feedback en begeleiding. De klik met de mentor is daarom erg belangrijk. Een sollicitatiegesprek/ kennismakingsgesprek op de school kan er voor zorgen dat gelijk duidelijk is of deze klik er ook daadwerkelijk is. Verder wordt door de studenten meegegeven, dat ze het belangrijk vinden dat een stageschool een duidelijk stagebeleid heeft. Een ander punt van aandacht is het trainen van mentoren in het begeleiden van stagiaires. Ook kwam uit de gesprekken een aantal kenmerken naar voren die volgens de studenten van belang zijn voor een goede mentor. Bijvoorbeeld het goed kunnen reflecteren op de lessen van de student. Ook moet een mentor bereid zijn regelmatig feedback te geven, zodat de student zich kan ontwikkelen tijdens de stage. Voorkomen moet worden dat pas achteraf duidelijk wordt dat de stagiair zaken niet goed heeft aangepakt. Tevens is het belangrijk dat de mentor de student de ruimte geeft om zaken uit te proberen in de klas. Een begeleider moet het leuk vinden om stagiaires te begeleiden en moet weten hoe te motiveren. Ook wordt als eis gesteld dat een mentor minimaal een aantal jaar werkervaring moet hebben. Verder zijn in de groepsgesprekken de volgende competenties en kenmerken genoemd: flexibiliteit, persoonlijke interesse, inlevingsvermogen en vertrouwen geven (aan kinderen en stagiair). Deze competenties spelen naast de persoonlijke klik een belangrijke rol. Een gemengd team en mannelijke rolmodellen Schoolbesturen doen er goed aan hun mannelijke stagiaires te plaatsen in een team met nog meer mannen en bijvoorkeur ook een mannelijke mentor te geven. Studenten ervaren dat het in een team met alleen vrouwen soms lastig is om ertussen te komen wanneer de gesprekken gaan over onderwerpen als zwangerschappen en koken. Dan hang je er maar een beetje bij. Met een man vind je dan toch meer aansluiting als jongen, je kunt gemakkelijker een praatje maken. Alhoewel dat natuurlijk niet voor iedereen opgaat. Ook geven de jongens aan het fijn te vinden een mannelijk rolmodel te hebben. Overigens wordt dit wel direct door de mannen genuanceerd, want natuurlijk klikt het niet met elke man Ze verwachten met hun mannelijke collega s over andere dingen te kunnen praten en ook wordt de mannelijke humor erg gewaardeerd. Verder wordt genoemd dat mannen waarschijnlijk beter begrijpen hoe de mannelijke stagiaires omgaan met hun papierwerk. Ze verwachten dat mannen het eerder goed vinden dat ze alles op hoofdpunten uitschrijven in plaats van in verhaaltjes, zoals de juffen willen. Ze hebben ook het idee dat de mannelijke leerkrachten vaker een aanpak hanteren waarin ze zich herkennen. Door de jongens wordt het ook zeer gewaardeerd als ze het vertrouwen krijgen om iets zelf voor de klas te doen, ook hierbij spelen mannelijke collega s een belangrijke rol. Juffen zijn perfectionistisch, mannen zijn flexibel. Als een kind iets wil doen waarvan de leerkracht twijfelt of het kind het aan kan, zal een meester eerder ja zeggen en een juf nee. De meester gaat daarna puin ruimen. Dit geldt ook voor de vrijheid die een stagiair krijgt. Een meester gooit een stagiair eerder in het diepe, een vrouw laat haar klasje niet zo snel los. 19

Overigens zijn deze twee zaken, een mannelijke collega s en/of meerdere mannen in het team, natuurlijk ook punten waarop de pabo zou kunnen sturen bij het regelen van stageplaatsen voor mannelijke studenten. De eigen houding De studenten die we hebben gesproken zijn niet alleen kritisch naar de opleiding en de stageschool maar kijken ook kritisch naar hun eigen groep. De eigen houding is ook belangrijk volgens de studenten. Je moet zelf ook gewoon relaxed zijn. Je moet zelf laten zien dat je gemotiveerd bent. Je moet gewoon meedraaien met het team, het werk zien dat er is en dit uit eigen initiatief oppakken. Bijvoorbeeld door s ochtends voor het starten van de les al aanwezig te zijn en uit jezelf tafels klaar te zetten. Je moet openstaan voor feedback en niet door de school lopen alsof je het allemaal al kan. 20

SAMENVATTING EN CONCLUSIES Om actueel inzicht te krijgen in de stagewensen van mannelijke pabo-studenten is een enquête 14 uitgezet onder zowel mannelijke als vrouwelijke pabo-studenten, tevens zijn er twee groepsgesprekken gehouden met mannelijke pabo-studenten. In dit rapport zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven uit dit onderzoek. Tevens is onderzoek gedaan naar de stagewensen van allochtone pabo-studenten. De resultaten van dat onderzoek zijn te vinden in het rapport Inventarisatie stagewensen allochtone pabo-studenten. Het onderzoek is uitgevoerd door het CAOP in opdracht van de sociale partners in het primair onderwijs. De volgende onderzoeksvragen stonden centraal bij de uitvoering van het onderzoek: Welke ervaringen hebben mannelijke studenten met het lopen van stage vanuit de pabo? In hoeverre zijn deze studenten van plan om na hun opleiding daadwerkelijk in het onderwijs te werken? In hoeverre heeft de stage een positieve dan wel negatieve invloed gehad op de wens om in het onderwijs te gaan werken? Welke suggesties hebben mannelijke studenten om de huidige stages te verbeteren voor de pabo? Welke suggesties hebben mannelijke studenten om de huidige stages te verbeteren voor de stagescholen? Stage-ervaringen en gevolgen toekomst Uit eerdere onderzoeken blijkt dat de stage-ervaring een belangrijke bepaler is voor de keuze om de opleiding al dan niet voort te zetten. Uit dit huidige onderzoek is gebleken dat bijna driekwart van de mannelijke pabo-studenten positief is over hun stage-ervaringen. Bij vrouwen ligt dit percentage hoger. De volgende elementen dragen positief bij aan een prettige stage-ervaring: positieve sfeer/ cultuur op de stageschool, goede begeleiding vanuit de stageschool en een professionele werkwijze van de school. Opvallend is verder dat de stage vaker van invloed is op de mening van de mannelijke dan van vrouwelijke stagiaires, over een loopbaan als leraar. Vooral in negatieve zin is deze invloed groter. Echter het gaat hierbij om relatief kleine aantallen. Overigens verwachten mannen en vrouwen bijna even vaak na hun opleiding als leerkracht in het basisonderwijs aan de slag te gaan, ze schatten de kans op respectievelijk 88% en 85%, Mogelijke verbeteringen 15 In het onderzoek is de studenten gevraagd om bepaalde elementen rondom de stage, zoals begeleiding vanuit de pabo, begeleiding van uit de stageschool en de praktijkopdrachten, te beoordelen en verbetersuggesties te geven. 14 In totaal hebben dertig mannen meegedaan met de enquête, hiermee moet bij de interpretatie van de resultaten rekening worden gehouden. 15 Voor de verbetermogelijkheden die in deze paragraaf worden genoemd, geldt dat ze natuurlijk ook van invloed kunnen zijn op de stage-ervaring van vrouwelijke studenten en daarmee hun uitvalpercentage ook omlaag kunnen brengen. 21

Leren in de praktijk De mannelijke studenten willen graag meer praktijk in de opleiding en ook willen ze dat er binnen de opleiding meer belang wordt gehecht aan de stage. Zij zouden graag langer achtereen voor meer studiepunten stagen willen lopen. Belangrijk daarbij vinden ze dat er ook meer aandacht voor de voorbereiding is en er sprake is van zorgvuldigere begeleiding en beoordeling. Zij willen het vak leren in de praktijk. Betere voorbereiding Een knelpunt rondom het stagelopen is dat de stagiaires nog onvoldoende beeld hebben van wat zij kunnen verwachten op een (eerste) stage. Een betere voorbereiding kan ervoor zorgen dat, doordat de mannen beter weten wat ze kunnen verwachten, deze groep minder snel afknapt op hun eerste stage-ervaring. Het kan bijvoorbeeld nuttig zijn om samen met een groepje lessen voor te bereiden en te oefenen, dit geeft meer zelfvertrouwen. Onderdeel van een goede voorbereiding kan ook een sollicitatiegesprek zijn op een school. Op deze manier leert de student zich presenteren en is eerder duidelijk wat hij wel of niet kan verwachten. Meer contact pabo en stageschool Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de studenten over het algemeen meer tevreden zijn over de begeleiding van de stageschool dan over de begeleiding vanuit de pabo. Knelpunt bij de begeleiding vanuit de pabo is dat er nauwelijks contact bestaat tussen de stageschool en de pabo zelf. Volgens de studenten zou de stagebegeleider vanuit de pabo vaker contact moeten hebben met de stageschool, vaker moeten observeren in de klas en ook de mening van de mentor mee moeten nemen in hun beoordeling. Ook zou de opleiding betere afspraken moeten maken met de stageschool over wat wel en niet van een stagiair mag worden verwacht en welke eisen een stagiair aan een stageschool mag stellen. Meer contact pabo en student De studenten geven niet alleen aan dat de pabo meer contact met de stageschool moeten hebben, ook vinden ze het van belang dat de pabo meer tijd steekt in de begeleiding van de stagiaires zelf. Ze willen dat de pabo meer tijd beschikbaar stelt voor de begeleiding tijdens de stage, bijvoorbeeld in de vorm van meer bezoeken aan de stageschool. Op deze manier krijgt de student regelmatiger feedback over zijn functioneren. Een andere suggestie is jongens in het eerste jaar in projectgroepjes bij elkaar zetten en op die manier extra begeleiding te bieden. Rol mentor cruciaal Voor een prettige ervaring op de stageschool is de mentor van cruciaal belang. Belangrijk is een klik tussen stagiair en mentor. De mentor dient over bepaalde competenties te beschikken en een minimaal aantal jaar werkervaring te hebben. De pabo s zouden ervoor moeten zorgen dat alle mentoren van stagescholen voldoen aan bepaalde voorwaarden. Tevens kan de pabo deze groep een training en/of coachingstraject aanbieden waarin handvatten worden gegeven voor het werken met stagiaires. Overigens geven de jongens aan bijvoorkeur een mannelijke mentor te hebben. Belangrijk is dat de mentor de stagiair betrekt bij de dagelijkse gang van zaken en moeite doet de stagiair zich echt thuis te laten voelen. 22