Grammatica Woordbenoemen 1. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Vergelijkbare documenten
Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 5 en 6

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

16. En nu vakantie! Vakantie. Waar ga jij het liefst naar toe op vakantie? Schrijf dat op. Wat doe jij het liefste in de vakantie? Schrijf dat ook op.

NAAM: Instructies in de klas Voer de opdrachten uit. 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

instapkaarten taal verkennen

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 7 en 8

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

1b nr. 1 Wie of wat?

Werkwoorden. in uitvoering. Deel B: Werkwoorden in zinnen

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

Grammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

zelfstandig naamwoord

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 5 Eten

Miauw! Miauw!

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Grammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 7 en 8

Grammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 7 en 8

Kopieer dit e-boek en stuur het door naar anderen.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Teken de versiering op de taart.

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

BEGINNERSCURSUS DAG 8

1c nr. 1: zinnen maken

1. De tuin wordt opgeruimd

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Bureau Bijles. werkwoord werkwoord. Bureau Bijles

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Het allerleukste meisje

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

SPELLING VAN WERKWOORDEN

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

REGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin.

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

Ontkenning niet of geen

Melkweg. Hoe gaat het? Lezen Alfa A. De dokter

Ontkenning niet of geen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Mijn computer is leuk!

Auditieve oefeningen bij het thema: opa en oma

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

Woordsoorten. Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden

Eetgewoonten van schoolkinderen Vragenlijst voor kinderen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

Juf is Ziek boekje. Groep 8

Adam en Eva eten van de boom

Taal Spelling & leestekens

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Dinie Ea van Oort Verhaalland Taalleerlijn

inhoud blz. 1. Donker 3 2. Dikke jas 4 3. Het vriest 5 4. Sneeuw 6 5, Dieren in de winter 8 6. Bomen Winterkost Beweeg 12 9.

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

Voor jou. Verhalen van mantelzorgers. Anne-Rose Hermer

Voeten in de lucht. sofie! brult Donny. zeg dat het niet waar is! roept Donny.

Naam:... 1

Lente. groep 3, 4 en 5

B-b-b-b-eroemdheid Wie is beroemd en heeft het altijd koud? Antwoord: Justin Bibber.

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

EEN GOED BEGIN Tekstenboek

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Thema In en om het huis.

Kids. &Go. Informatieblad speciaal voor kinderen

Melkweg. Van kop tot teen. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Het lichaam

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

3 Jij gaat toch volgende week verhuizen? Je mag het... van mijn vriendin wel gebruiken! a bus b busje

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

inhoud 1. Mmmmm lekker zoet 2. Waar komt suiker vandaan? 3. Suiker vind je overal 4. Nog meer suiker 5. Te veel suiker 6. Hoe word je te dik?

Leesboekje eten en drinken

Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet. Hallo! Ik ben Oek.


Leesboekje de kleding

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 1 groep 3. Thema 9 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Inhoud Woorden lijst 1 lijst 2 lijst 3 lijst 4 lijst 5 lijst 6 lijst 7 lijst 8 lijst 9 lijst 10 lijst 11 lijst 12

Vragenkaartjes voor onderweg!

Woorden herkennen. blauw brr chocomel december dooien glijden haard hagel jas. koude pegel pepernoot rood schaatsen sinterklaas sjaal sneeuw storm

Melkweg. Iedereen fit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Sporten en bewegen

bruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou

z w aai t n ooi t extra oefenen les 2 thema 4 1 Vul het woord in. 2 Schrijf het goede woord op. Een woord met aai of ooi.

Transcriptie:

Grammatica 1 Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Inhoudsopgave Werkwoorden 4 Hulpwerkwoord 7 Voltooid deelwoord 8 Hulpwerkwoord en voltooid deelwoord 9 Lidwoord 10 Zelfstandig naamwoord 13 Bijvoeglijk naamwoord 16 Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 19 Bijvoeglijke naamwoorden gemengd 21 Voorzetsels 22 Antwoorden 26

Werkwoorden Naam: Kruis aan of het werkwoord is omcirkeld in de zin. Zo niet, schrijf dan het werkwoord van die zin op. Groep: 1. Mijn meester verft de muur met een kwast. 2. Ozzy filmt de gorilla s in de dierentuin. 3. Yo en Josh spelen met de poppen. 4. Vanmiddag sneeuwt het niet meer. 5. Boet aait de kleinste hond. 6. Ik eet van de heerlijke taart. 7. De jongens voetballen op het grasveld. 8. De man zingt een beetje vals. 9. De hond rent snel naar de kat. goed fout Wat zijn de? Zet hier een zwart rondje om. 1. Mijn oma bakt altijd de lekkerste koeken. 2. We rijden morgen naar het Dolfinarium. 3. Kirsten smult van de heerlijke pizza met zalm. 4. De bakkers versieren alle gebakjes. 5. Koop jij kleding online? 6. Opa leest een oude brief uit de oorlog. 7. Mijn kleine neefje tekent een huis. 8. Loes roert met een lepel in de soep. 4

Naam: Groep: Onderstreep het zelfstandig naamwoord met zwart. Schrijf op in de puzzel. het zelfstandig naamwoord 1 1. De puzzel is opgelost. 2 2. Wij hebben de beker gewonnen. 3 3. De lampen zijn kapotgegaan. 4. Ik eet een druif. 5. Zit jij in die paskamer? 6. De straten zijn natgeregend. 7. Ik zit op handbal. 8. Ze eten een banaan. 9. Ik bak de lekkerste broden. 10. Het kind moet huilen. 11. Er zwemt een gans. 12. Dat is een mooie plant! 13. Ze draagt een sjaal. 14. De appel is rot. 15. De moeder gaat winkelen. 16. Ik doe een wens. 17. Hij draagt een mooie oorbel. 18. Mijn oma is erg lief! 19. Ik laat mijn baard staan. 20. Mijn vader gaat motorrijden. 4 6 9 12 19 5 8 13 20 7 10 17 11 14 15 16 18 Wat lees je onder de pijl? 15

Werkwoorden Kruis aan of het werkwoord is omcirkeld in de zin. Zo niet, schrijf dan het werkwoord van die zin op. Omcirkel de met zwart. 1. De bruine beer kijkt naar de maan. 1. Mijn meester verft de muur met een kwast. 2. Ozzy filmt de gorilla s in de dierentuin. 3. Yo en Josh spelen met de poppen. 4. Vanmiddag sneeuwt het niet meer. 5. Boet aait de kleinste hond. 6. Ik eet van de heerlijke taart. 7. De jongens voetballen op het grasveld. 8. De man zingt een beetje vals. 9. De hond rent snel naar de kat. goed fout filmt spelen sneeuwt aait eet voetballen rent 2. Jeroen snoept van een chocoladereep. 3. De tandarts boort in mijn kies. 4. Lopen Laura en Nico door de stad? 5. Oscar werkt op donderdag in het restaurant. 6. Vandaag schrijf ik mijn spreekbeurt. 7. Tim belt zijn lieve moeder. 8. De postbode bezorgt een pakket. 9. Diede fietst op de fiets van Linde. 10. Mijn vader sport elke avond in de sportschool. 11. Mijn vader timmert een konijnenhok. Wat zijn de? Zet hier een zwart rondje om. 1. Mijn oma bakt altijd de lekkerste koeken. 2. We rijden morgen naar het Dolfinarium. 3. Kirsten smult van de heerlijke pizza met zalm. 4. De bakkers versieren alle gebakjes. 5. Koop jij kleding online? 6. Opa leest een oude brief uit de oorlog. 7. Mijn kleine neefje tekent een huis. 8. Loes roert met een lepel in de soep. 12. De gevlekte koe loeit in de wei. 13. Michelle breit een prachtige sjaal. 14. Op donderdag wandelen wij altijd naar het bos. 15. Morgen zwemmen we in het meer. 16. Scott rijdt met de trein naar Amsterdam. 17. De bijzondere vogel vliegt naar het zuiden. 18. Mijn grappige opa vertelt een leuk verhaal. 19. Zij gooit haar afval in de prullenbak. 20. De kinderen springen van blijdschap. 4 5 Hulpwerkwoord Omcirkel het werkwoord met zwart. Schrijf op in de puzzel. Zet een oranje stippellijn onder het hulpwerkwoord. 1. Vorige winter h e e ft het streng gevroren. het hulpwerkwoord 1. De bladeren waaien van de bomen. 2. Ik werk in de keuken van het dure hotel. 3. Hij wrijft met zijn handen over zijn gezicht. 4. Oma koopt voor ons de nieuwste computerspellen. 5. Ik woon aan het water. 6. Mijn lieve opa en oma horen niet meer zo goed. 7. Mirco voetbalt bij een grote club in Engeland. 8. Mijn zusje rammelt met de rammelaar. 9. Alle kinderen in de klas dansen. Wat lees je onder de pijl? werkwoord 1 w aa i e n 2 w e rk 3 w r ij ft 4 koopt 5 w oon 6 h o ren 7 v o etbal t 8 r a mm e l t 9 d ansen 2. Ik ben met de slee naar beneden gegleden. 3. Christine en Manouk hebben gisteren gefietst. 4. Loes h e e ft op haar werk voor het eerst koffie gedronken. 5. Het meisje h e e ft een prachtige jurk gekregen. 6. Cars en Leon zijn naar de stad gelopen. 7. H e e ft de hond de brokken gegeten? 8. De piraten hebben de schatkist naast de boom begraven. 9. Voor de toneelles hebben de leerlingen een filmpje opgenomen. 10. Sammie wordt door opa naar school gebracht. 11. Mijn meester h e e ft alles netjes opgeschreven. 12. Het team h e e ft elke wedstrijd gewonnen. 13. De schommel is door mijn vader gemaakt. 14. H e e ft Jan de berg in Frankrijk beklommen? 15. Vandaag h e e ft het nog niet geregend. 16. Marc h e e ft lekkere koffie voor ons gezet. 17. De geblesseerde speler wordt na de wedstrijd onderzocht. 18. Hebben Victor en Reinier de hele dag films gekeken? 19. Zijn Melle en zijn vrienden naar het zwembad geweest? 20. Wordt hij binnenkort gehuldigd? 26 6 7